NL8502785A - Inrichting voor het scheiden van magen. - Google Patents

Description

♦ « ί VO 7443

Inrichting voor het scheiden van magen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden van magen, in het bijzonder voor het van elkaar scheiden van magen en ingewanden van geslacht gevogelte, welke inrichting twee evenwijdig aan elkaar aangebrachte, in tegengestelde richting 5 draaiende assen omvat, die aan de buitenzijde op overeenkomstige wijze schroefvormig geribd zijn met één of meer schroefvormige ribben die dienen voor het in voorwaartse richting transporteren van magen en ingewanden, waarbij bij voorkeur het verst gelegen einde van de assen, gezien in de transportrichting, overgaat in schroefvormige ribben met 10 een dichter opeengelegen spiraalstructuur.

Dergelijke inrichtingen voor het scheiden van magen zijn bekend.

De twee assen zijn in horizontale richting zodanig op afstand van elkaar gelegen dat de twee of meer tegenovergelegen stellen schroefvormige ribben op de assen elkaar niet raken,maar op afstand van elkaar ge-15 legen zijn,zodat de ingewanden die behoren bij het pakket ingewanden dat de maag omvat, welk pakket bijvoorbeeld wordt toegevoerd via een boven de assen opgestelde toevoertrechter, toegevoerd worden aan de ruimte tussen de twee assen en daartussen naar beneden kunnen vallen onder invloed van de schroefvormige ribben,die ten gevolge van hun 20 tegengestelde draairichting de magen, die niet tussen de assen naar beneden kunnen, in voorwaartse richting transporteren naar het gebied dat de dichter opeengelegen spiraalstructuur omvat.

Het gedeelte met de dichter opeengelegen spiraalstructuur kan zodanig uitgevoerd zijn dat dit op de twee assen zelf gevormd is, of 25 kan zijn uitgevoerd als afzonderlijk element. In de praktijk functioneert deze inrichting voor het scheiden van magen op de bedoelde wijze. Er bestaan echter toch problemen. Dikwijls blijven resten van ingewanden vastzitten aan de magen alsook steentjes, harde zaden en dergelijke die het gevogelte gegeten heeft. Een voldoend doelmatige 30 scheiding van de ingewandspakketten vindt daarbij derhalve nog niet plaats.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel te voorzien in een inrichting voor het scheiden van magen waarbij dit probleem op een doelmatige en goedkope wijze wordt opgelost.

SS 22 7 8 5 4 4 -2-

Volgens de uitvinding wordt daartoe voorzien doordat de dichter opeengelegen spiraalstructuur in de transportrichting overgaat in ten minste één daaropvolgende spiraalstructuur met een tegengestelde spoed.

De verbetering bij de inrichting volgens de uitvinding ontstaat 5 in hoofdzaak ten gevolge van het overgangsgebied tussen de twee laatstgenoemde spiraalstructuren. Gedurende het transport in voorwaartse richting van de magen,langs de langsas van de inrichting,zal de spiraalstructuur met de tegengestelde spoed, die in dezelfde richting rond-draaid als de bijbehorende langsas, functioneren als een soort voor-10 waarts transporterend remorgaan, en die gedeelten van de ingewanden die nog steeds vastzitten aan de magen beïnvloeden, hetgeen erin resulteert dat de resten ingewanden op doelmatige wijze van de magen worden gescheiden, terwijl de magen zelf hun voorwaartse beweging voortzetten naar bijvoorbeeld een maagopenings- of maagpelinrichting, die direkt 15 op de inrichting voor het scheiden van de magen volgt. De inrichting i voor het scheiden van magen kan vanzelfsprekend meer dan één stel van dergelijke dichter opeengelegen spiraalstructuren,die overgaan in een bij voorkeur dichter opeengelegen spiraalstructuur met een tegengestelde spoed,omvatten. In het algemeen is echter één stel voldoende om een 20 doelmatige scheiding te verkrijgen.

Er ontstaat in het bijzonder een doelmatig werkende inrichting voor het scheiden van magen wanneer volgens de uitvinding de spiraalstructuur met de tegengestelde spoed, die in de transportrichting volgt op de dichter opeengelegen spiraalstructuur, dezelfde opbouw en diameter 25 bezit als de dichter opeengelegen spiraalstructuur.

Voor praktische doeleinden is het derhalve voordelig wanneer de twee dichter opeengelegen spiraalstructuren,die behoren tot elk van de twee evenwijdige assen,door middel van de schroefvormige ribben in elkaar grijpen, dat wil zeggen dezelfde afmetingen van de spiraalstruc-30 tuur bezitten. Bijzonder in het overgangsgebied naar de volgende spiraalstructuur met een tegengestelde spoed wordt dan een bijzonder goede grip verkregen.

In hetzelfde opzicht is het voordelig wanneer volgens de uitvinding de diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur groter 35 is dan die van de spiraalstructuur op de assen die de magen en de inwanden toevoeren. Het is mogelijk dit op zodanige wijze uit te voeren fiS0 2 7 8 5 T * -3- dat een tussenruimte aanwezig is tussen de tegenover elkaar gelegen schroefvormige ribben op de twee toevoerassen- Opgemerkt wordt dat het beste effect verkregen wordt wanneer de assen star en niet veerkrachtig ten opzichte van elkaar gelegerd zijn. Dit stelt hogere eisen aan de 5 aandrijforganen voor de assen,omdat de aandrijfkracht zo groot moet zijn dat zelfs op voorwerpen uit hard materiaal, die aanwezig zijn tussen het toegevoerde materiaal, voldoende vermalen kunnen worden om te kunnen passeren tussen de wederzijds in elkaar grijpende schroefvormige ribben op de twee assen, zoals bij de dichter opeengelegen spiraal-10 structuren.

Om dit te bereiken is het volgens de uitvinding voordelig wanneer de diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur een toenemende diameter vertoont vanaf de toevoerende schroefvormige ribstruc- 4 tuur naar de dichter opeengelegen spiraalstructuur. Hiermee wordt be-15 doeld dat een dergelijk gedeelte,dat een toenemende diameter vertoont in de bedoelde richting,bijvoorbeeld een zodanige spoed zou kunnen bezitten dat de spiraalvormige ribben een hellingshoek van 30°-45° bezitten, zodat dit gedeelte van de dichter opeengelegen spiraalstructuur in langsrichting bijvoorbeeld 1/10 tot 1/3 van de lengte van de dichter 20 opeengelegen spiraalstructuur omvat.

In dit verband wordt een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding gekenmerkt doordat in de transportrichting de lengte van de dichter opeengelegen spiraalstructuur,die het gedeelte omvat met de tegengestelde spoed,korter is dan de dichter opeengelegen spiraalstruc-25 tuur met dezelfde spoedrichting als die van de toevoerende schroefvormige ribben. Zoals reeds vermeld is,is in het bijzonder het overgangsgebied tussen beide laatstgenoemde spiraalstructuren wezenlijk voor het goed functioneren van de scheidingsinrichting en er is minder materiaal nodig voor het vervaardigen van de inrichting, terwijl ook een 30 mogelijk verbindingselement voor het verbinden van één van de spiraalstructuren met het andere element, dat de andere spiraalstructuur draagt, in de praktijk gemakkelijker te fabriceren is zonder de werking van de inrichting nadelig te beïnvloeden, maar deze zelfs te verbeteren.

Door het aanbrengen van een opening in het ondersteuningselement, 35 dat kan dienen als ondersteuningselement voor deze organen alsook voor de toevoerassen, wordt een goedkope afvoeropening voor een op de in- 5502 785 __éi V v -4- richting volgende inrichting voor het openen en pellen van magen verschaft.

Door te voorzien in een ondersteuningselement zoals omschreven in conclusie 7 wordt de genoemde opening gecombineerd met een veerbe-5 laste of licht veerkrachtige ondersteuning van de assen die de spiraal-structuren dragen, zodat zeer harde steentjes of zaden, die aan de scheidingsinrichting worden toegevoerd,samen met de ingewandpakketten die de magen bevatten,en die zo hard zijn dat zij een stoppen van de inrichting veroorzaken omdat zij te groot zijn om tussen de tegenover-10 gelegen spiraalstructuren te passeren, het veerbelaste ondersteuningselement zullen dwingen de ruimte tussen de twee assen te vergroten, waardoor een veiliger werking van de inrichting,zonder onnodig stoppen of onnodige beschading van de inrichting,wordt verkregen.

i ' De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden beschreven • 15 aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekening, hierin toont: fig. 1 in perspectief een inrichting voor het scheiden van magen volgens de uitvinding? fig. 2 in perspectief een uitvoeringsvorm van assen met spiraal-20 structuren voor de inrichting volgens de uitvinding; fig. 3 een verticale dwarsdoorsnede door een bijbehorende draaiingsas met een spiraalstructuur; fig. 4 een verticale dwarsdoorsnede door een stel elementen met een dichtere spiraalstructuur die geschikt zijn om bevestigd te wor-25 den aan een as met schroefvormige toevoerribben; fig. 5 een dwarsdoorsnede door een instelbare bus die geplaatst kan worden tussen bijvoorbeeld elementen volgens fig. 3 en fig. 4, waarbij de bus getoond is als gelegen op een as 4; fig. 6 in perspectief uitsluitend de instelbare bus volgens 30 fig. 5, inclusief een instelschroef; en fig. 7 in perspectief een veerbelast ondersteuningselement.

Fig. 2 toont twee hoofdelementen voor een inrichting voor het scheiden van magen volgens de uitvinding in juiste positie ten opzichte van elkaar. De meer specifieke plaatsing van de twee hoofdelementen is 35 getoond in fig. 1.

De hoofdelementen omvatten twee evenwijdige assen of rollen 1 βδ 0 2 -5-

*· V

en 2 die aan de buitenzijde schroefvormige ribben 11 en 12 met een tegengestelde spoed dragen. Bij voorkeur raken de assen elkaar niet, maar zijn zij op zodanige afstand van elkaar geplaatst,dat magen en ingewanden, die van bovenaf via een trechter 100 worden toegevoerd, 5 die gezien in fig. 1 en 2 aan het linker einde van de assen 1 en 2 boven de tussenruimte tussen deze assen geplaatst is, enerzijds door de draaiende assen 1 en 2 naar rechts, gezien in de fig. 1 en 2, getransporteerd worden en anderzijds de ingewanden, maar niet de magen, naar beneden tussen de assen 1 en 2 kunnen passeren. Gedeelten van de 10 ingewanden worden hierdoor van de magen verwijderd. Bij de uitvoeringsvorm die getoond is in fig. 2 is êën van de assen, namelijk de as 1, zoals aangegeven door middel van een kromme pijl A, aangedreven door een niet getoond aandrijforgaan, dat bijvoorbeeld gekoppeld is met het aseinde 10A, dat tegelijkertijd dient als ondersteuningselement van de 15 as dat gestoken is in een ondersteuningsorgaan dat in fig. 2 niet getoond is, terwijl het andere aseinde 20A op eenvoudige wijze ondersteund wordt.

Aan het tegenovergelegen uiteinde gaan de assen 1 en 2 over in twee spiraalstructuren op de buitenzijden van de assen die een dichter 20 opeengelegen schroefvormige ribstructuur vertonen, namelijk de spiraalstructuren 13 en 14, die zijn gelegen,of door frezen gevormd zijn,op het onderliggende materiaal 3 en 4. De richting van de spoed van de spiraalstructuren is dezelfde als die van de enkele spiraalstructuur 11 resp. 12 op de bijbehorende assen 1 en 2. In fig- 2 is aangegeven 25 dat de dichter opeengelegen spiraalstructuur een diameter bezit die groter wordt naarmate deze verder gelegen is van de spiraalstructuren 11 en 12 op de assen 1 en 2. In het algemeen wordt ook een goede oplossing verkregen wanneer deze buitendiameter in het geheel dezelfde afmetingen bezit. Het is echter voordelig wanneer de buitendiameter 30 groter is naarmate deze verder gelegen is van de spiraalstructuren 11 en 12 over een eerste gedeelte daarvan, terwijl daarna de toename van de diameter hetzij een kleinere maar gelijkmatige toename vertoont of de diameter constant wordt gehouden. Uit praktische beproevingen is gebleken dat een bijzonder goed functioneren verkregen wordt wanneer 35 slechts één van de dichter opeengelegen spiraalstructuren een dergelijke diameter vertoont terwijl de andere structuur een scherpe toe- 3302735 _ ,i" >ί » -6- name naar een grotere diameter vertoont op het overgangsgebied van bijvoorbeeld spiraalstructuur 11 naar de dichter opeengelegen spiraalstruc-tuur 13, zoals getoond in fig. 2. De diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur is zo gekozen,dat de spiraalstructuren 13 en 14 5 bij voorkeur direkt in elkaar grijpen maar een open sleuf bestaat tussen de spiraalstructuren 11 en 12. De dichter opeengelegen spiraalstructuur, namelijk 13, 14, veroorzaakt een betere scheiding van de ingewanden van de magen. Volgens de uitvinding wordt een bijzonder goede verbetering verkregen wanneer de dichter opeengelegen spiraalstructuur, 10 zoals getoond in de fig. 2 en 1, overgaat in een overeenkomstige spiraalstructuur 15, 14, met een tegengestelde schroefdraad die gelegen is op» of gefreesd is uit,het onderliggende materiaal 5 en 6. Het hierdoor verkregen effect is reeds beschreven. De schroefvormige ribstructuren 15 en 16 bezitten bij voorkeur een kortere lengte, zoals in de figuur 15 getoond is, ten opzichte van de voorafgaande schroefvormige ribstructuren 13 en 14. De hoofdelementen kunnen verdere hoofdelementen,die aan de rechterzijde in fig. 2 getoond zijn,aandrijven, welke behoren tot een inrichting voor het opensnijden en pellen van magen, zoals de tot dergelijke inrichtingen behorende assen 8 en 9, die dan direkt aan-20 gedreven worden door de assen 1 en 2, waarbij de as 2 wordt aangedreven door het ingrijpen van de dichter opeengelegen paren spiraalstructuren 13, 14 en 15, 16.

Bij deze oplossing volgens de uitvinding ontstaat echter een probleem wanneer men wil bereiken dat de afzonderlijke spiraalstruc-25 turen met elkaar samenwerken, omdat het ten gevolge van praktische overwegingen niet nuttig is de getoonde hoofdelementen door frezen te fabriceren, bijvoorbeeld door elk daarvan uit een enkel stuk materiaal te frezen. In de praktijk moeten dus vier samenwerkende onderdelen verenigd worden, namelijk 30 respectievelijk de assen 1 en 8 met 3 en 5 als ook de assen 2 en 9 met 4 en 6. Omdat bij het eerste samenbouwen van de onderdelen een bepaalde mogelijkheid moet bestaan om een optimaal functioneren te verkrijgen, tonen de fig. 3, 4, 5 en 6 een oplossing voor dit probleem. Fig. 6 toont een bus 7 met een uitwendige in langsrichting gerichte sleuf 7D. In 35 dwarsrichting van de bus is een opening aanwezig met een breedte die voldoende is om bijvoorbeeld een instelschroef 20C van het unbrako-type

t* J W ώ. / it i J

„ *r * -7- op te nemen, dat wil zeggen bijvoorbeeld een schroef zonder kop maar met een zeshoekige opening aan het uiteinde,die een zeshoekig staaf-vormig gereedschap voor het vastzetten ervan kan opnemen- Deze instel-schroef is in een van schroefdraad voorziene opening in de zijkant van 5 een in langsrichting van een sleuf voorzien aseinde van ëên van de assen geschroefd. De bus past inwendig goed sluitend rond het aseinde, maar met een losgedraaide instelschroef is het mogelijk de bus rond de as te draaien. Met een vastgezette instelschroef worden de twee door de langssleuf van elkaar gescheiden gedeelten van het aseinde stevig 10 tegen de binnenzijde van de bus 7 gehouden. Evenals alle andere onderdelen kan de bus gefabriceerd zijn uit roestvast staal of een dergelijk materiaal. De sleuf 7D van de bus past rond een uitstekende inwendige ribbe aan de binnenzijde van het onderdeel 3 of het onderdeel 4.

De lengte van de bus 7 komt bijvoorbeeld overeen met de lengte vein het 15 aseinde, zoals bijvoorbeeld in fig. 3 getoond is. De binnenlengte van de delen 3 en 4 komen bij voorkeur bijvoorbeeld overeen met tweemaal de lengte van de bus,waardoor de onderdelen 3 en 4 in staat zijn om tegelijkertijd elk twee bussen 7 op te nemen, namelijk op een aseinde dat overeenkomt met het aseinde 20B, zoals getoond in fig. 3, als ook op 20 een overeenkomstig aseinde op as 8 of 9. Een dwarsdoorsnede door de bus 7 en het aseinde 20B is in fig. 5 getoond. Fig. 4 toont een langsdoor-snede door bijvoorbeeld de onderdelen 4 en 6, waarbij de onderdelen 4 en 6 getoond zijn als verbonden door een verbindingsbus 44 die door inpersen op zijn plaats gebracht is. In het inwendige van onderdeel 4 25 kunnen, zoals reeds vermeld is, twee bussen 7 en de bijbehorende aseinden opgenomen worden.

Het verbinden van de onderdelen vindt plaats door het niet al te vast aandraaien van de instelschroeven 20C. Op deze wijze kunnen de onderdelen inwendig ten opzichte van elkaar verdraaien. Wanneer de onder-30 delen in elkaar passen worden zij voorzichtig van elkaar afgetrokken,waarbij de bussen 7,gelegen op de bijbehorende aseinden,worden verwijderd en de schroeven 20C stevig worden vastgedraaid door middel van een spangereedschap. Hierna kunnen de onderdelen opnieuw worden samengebouwd en kunnen zij niet ten opzichte van elkaar verdraaien, zelfs niet wanneer 35 de krachten die bij het draaien van de assen worden uitgeoefend groot zijn, zodat nu mogelijke stenen tussen de onderdelen 3 en 4 resp. 5 en 6 naar beneden kunnen passeren.

g 0 tjj.su o _

Ir * ΐ) % -8- Ιη fig. 4 is een taps verlopend oppervlak 4A aan de linkerzijde van de spiraalstructuur getoond. Praktische beproevingen hebben getoond dat het een goede oplossing is om slechts één van de onderdelen 3 of 4 een dergelijk taps oppervlak 4 te laten bezitten. Dit is in het genoemde 5 gedeelte van het onderdeel aangegeven door middel van stippellijnen. Opgemerkt wordt dat het niet altijd noodzakelijk is een instelbare bus 7 geplaatst tussen een aandrijfas, hier as 1, en het element 3 op deze plaats toe te passen of enig andere vorm van overeenkomstige organen of elementen die dezelfde functie uitoefenen. Anderzijds kan 10 het aseinde dikker zijn en een sleuf bezitten, zoals de sleuf 7D van de bus 7. De andere assen 2 en mogelijk 8 en 9 kunnen dan op geschikte - wijze aangepast zijn om praktisch opdezelfde wijze te functioneren als wanneer de bus 7 zou zijn toegepast tussen de onderdelen 1 en 3.

In fig. 1 zijn de afzonderlijke onderdelen van de inrichting 15 gemakkelijk herkenbaar. Schermen 50 en 51 dienen ertoe om de magen en ingewanden beter naar de ruimte tussen de twee assen of rollen 1 en 2 te geleiden. Sproeiinrichtingen 70 en 71 voor het sproeien van water kunnen boven de assen gelegen zijn. Een mogelijk ondersteuningselement voor de onderdelen 5 en 6 kan een doorgang 90 voor magen naar de assen 20 8 en 9 bezitten. Het is belangrijk dat de inrichting vervaardigd kan worden zonder dat hoeken, waarin zich vuil kan verzamelen, bestaan.

De assen 1 en 2 kunnen 8 evenwijdige ribben bezitten en de onderdelen 3 en 4 12-18 evenwijdige ribben. De inrichting werkt ook goed in het geval wanneer kleine als ook zeer grote magen gemengd worden toegevoerd. 25 Als ondersteuningselement 80 kan een veerbelast element, zoals getoond in fig. 7, worden toegepast. Dit element heeft tot doel een geringe veerkracht te verschaffen aan de ruimte tussen de assen 1 en 2 zodat zeer harde kleine stenen of zaden kunnen passeren, zonder een mogelijk zeer grote plaatselijke belasting uit te oefenen 30 op de assen 1 en 2 of op de schroefvormige ribben daarvan. De assen zelf, zelfs wanneer deze vervaardigd zijn uit massief roestvast staal, zijn in het midden van hun lengte een weinig veerkrachtig in de zijwaartse richting, zodat in het algemeen de ondersteuning 80 aanwezig moet zijn. Door een ondersteuningselement zoals getoond in fig. 7 op 35 deze plaats toe te passen, kan het bestaande nadeel waarbij plaatselijk grote mechanische belastingen optreden, worden vermeden. Het ondersteu- 8502 73 ö -9- ningselement kan aan een gestel 99 bevestigd worden door middel van een hoekijzer 89 dat een zwaar blok draagt bestaande uit een bovengedeelte 88C en twee neerwaarts gerichte vaste armen 88A en 88B, die de opening 90, die reeds is beschreven, vormen. De armen dragen elk via 5 bouten 83 een zwenkbaar aan de bout 83 opgehangen arm 82, die aan het ondereinde een bus 81 omvat, die dient als ondersteuning voor resp. één van de assen 1 en 2. Elk van de zwenkarmen 82 bezit aan het boveneinde een oog 84 dat door middel van een ingestoken bout en moer 85 bevestigd kan worden aan het bovenste blokgedeelte 88C. Eén of beide 10 van deze bouten, die in een van schroefdraad voorziene opening in het blok 88C geschroefd zijn, kunnen b.v. één of meer sterke schijf veren, zoals 86, dragen. Wanneer de assen 1 en 2 blootgesteld worden aan een hoge mechanische belasting tengevolge van passerende stenen, kunnen de armen 82 door zwenken bewegen tegen de voorspanning van de genoemde 15 schijfveren in, en kan de ruimte tussen de assen 1 en 2 kortstondig een weinig toenemen wanneer dergelijke stenen passeren. Hierdoor kunnen onderbrekingen in de werking vrijwel vermeden worden en wordt de levensduur van de inrichting verlengd tengevolge van de kleinere belasting ervan.

S30 2 7 8 i

Claims (7)

1. Inrichting voor het scheiden van magen, in het bijzonder voor het van elkaar scheiden van magen en ingewanden van geslacht gevogelte, welke inrichting twee evenwijdig aangebrachte, in tegengestelde richting draaibare assen omvat, die op overeenkomstige wijze aan de buiten- 5 zijde schroefvormig geribd zijn, en ëën of meer schroefvormige ribben dragen, die elk dienen voor het in voorwaartse richting transporteren van magen en ingewanden, waarbij het voorste einde van de assen, gezien in de transportrichting, overgaat in schroefvormige ribben met een dichtere spiraalstructuur, met het kenmerk, dat de 10 dichtere spiraalstructuur (13, 14) in de transportrichting overgaat in ten minste één daaropvolgende spiraalstructuur (15, 16) met een tegen-stelde spoed.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spiraalstructuur met tegengestelde spoed (15, 16), die in de transportrichting 15 volgt op de dichter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14), inclusief de tegengestelde spoed, dezelfde opbouw en diameter bezit als de dichter opeengelegen spiraalstructuur.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14, resp. 20 15, 16) groter is dan die van de spiraalstructuur (11, 12) op de assen (1, 2) die de magen en de ingewanden toevoeren.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14) een toenemende diameter vertoont vanaf de toevoerende schroefvormige rib- 25 structuur (11, 12) naar de diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14 resp. 15, 16).

5. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat in de transportrichting de lengte van de dichter opeengelegen spiraalstructuur (15,16) met de tegengestelde spoed korter is dan die van de dich-30 ter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14) die dezelfde spoedrichting bezit als die van de schroefvormige toevoerribben (11, 12).

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de taps-vormig gelijkmatig toenemende diameter van de dichter opeengelegen spiraalstructuur (13, 14) slechts aanwezig is bij één van de dichter θ k 9 7 8 ? * + * * -11- opeengelegen spiraalstructuren (13 of 14).

7. Inrichting volgens conclusie 1, 2, 3, 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat de assen (1, 2),die de spiraalstructuren (11, 12, 13, 14, 15 en/of 16) dragen,gedragen worden door veerbelaste ondersteuningen 5 waarbij de richting van de veerkracht,die via de ondersteuning op de assen wordt uitgeoefend in hoofdzaak gericht is in het gemeenschappelijke vlak van de assen (fig. 7). » ' >3 £ Λ 7 7 $ * D ^ 'c# £ / 0 *j ____