NL8502508A - Gevelconstructie. - Google Patents

Description

4 * -1- 25019/cv/tj "

Korte aanduiding: Gevelconstructie.

De uitvinding heeft betrekking op een gevelconstructie, voorzien van staanders en liggers en aan deze staanders en liggers bevestigde ge-5 velplaten.

Gebouwen worden aan de buitenzijde in vele gevallen voorzien uit gevelplaten opgebouwde buitenwanden. Veelal is het daarbij echter moeilijk om een goede betrouwbare bevestiging van de gevelplaat te verkrijgen, in het bijzonder inHien de platen niet rechtstreeks aan de staan-10 ders en liggers kunnen worden bevestigd, zoals bijv. het geval is bij gebruikmaking van al dan niet dubbelwandige uit glas vervaardigde platen of ruiten.

Volgens de uitvinding is nu een gevelplaat aangebracht in een door profielen gevormd raam, welke profielen zijn voorzien van achter de 15 gevelplaten gelegen uitstekende ribben, die aanliggen tegen uitstekende ribben van de staanders of liggers, waarbij tegen elkaar aanliggende ribben aan elkaar zijn vastgezet met behulp van over deze tegen elkaar aanliggende ribben gedrukte, in doorsnede min of meer U-vormige klembeugels.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen 20 gevelplaten eenvoudig en snel worden aangebracht, terwijl toch een steviger verbinding tussen de gevelplaten en de staanders en liggers kan worden gewaarborgd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de 25 constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont in perspectief een tweetal haaks op elkaar staande en met behulp van een hoekstuk met elkaar verbonden profielen bestemd voor het opnemen van een gevelplaat.

Fig. 2 toont een horizontale doorsnede over een deel van een 30 gevelconstructie ter hoogte van een staander.

Fig. 3 toont een verticale doorsnede over een deel van een gevelconstructie ter hoogte van een ligger.

Fig. 4 toont een horizontale doorsnede over een deel van de gevelconstructie, waarbij gevelplaten een hoek met elkaar insluiten.

35 Sen raam voor een gevelplaat omvat een horizontaal verlopend on derste profiel 1, aan de uiteinden waarvan zich haaks op dit onderpröfiel omhoog uitstrekkende profielen 2 zijn bevestigd. De beide verticaal staande profielen 2, waarvan er in de fig. 1 slechts een is weergegeven en het de boveneinde van deze profielen verbindende en evenwijdig aan het de 3 "5 ' Λ *5» Λ ,-Λ ·- * V é ó ϋ 3 * -2- 25019/CV/tj profiel 1 verlopende profiel, dat evenmin in fig. 1 is weergegeven,hebben alle dezelfde doorsnedevorm, welke afwijkt van de doorsnedevorm van het onderste profiel 1, zoals duidelijk zal zijn uit fig. 1.

Zoals in fig. 1 is weergegeven heeft het horizontaal verlopende 5 profiel 1 van het raam een horizontaal verlopende flens 3 op een uiteinde waarvan een zich vanaf de flens 3 verticaal omhoog uitstrekkend lijf 4 aansluit. Op de flens 3 sluit verder een zich evenwijdig aan het lijf 4 uitstrekkende rib 5 aan. De boveneinden van het lijf 4 en de rib 5 zijn met elkaar verbonden door een gedeelte van een zich evenwijdig aan de flens 10 3 uitstrekkende flens 6 waarvan het zich tussen het lijf 4 en de rib 5 uit strekkende gedeelte dunner is uitgevoerd dan dat gedeelte, dat zich vanaf het lijf 4 uitstrekt in een richting tegengesteld aan de richting waarin de flens 3 zich vanaf het lijf 4 uitstrekt.

Aan zijn vrije uiteinde is de flens 6 voorzien van een zich naar 15 beneden uitstrekkende rib 7, waarvan het ondereinde de vorm van een halve cirkel heeft.

Het profiel 2 bezit een flens 8 op een uiteinde waarvan een zich haaks op de flens · 8 uitstrekkend lijf 9 aansluit. Op enige afstand van het lijf 9 sluit de flens 8 evenwijdig aan lijf 9 uitstrekkende rib 10 aan. 20 De van de flens afgekeerde uiteinden van het lijf 9 en de rib 10 zijn onderling verbonden door een zich evenwijdig aan de flens 8 uitstrekkend wanddeel 11.

Aan de van de flens afgekeerde zijde van het lijf 9 sluit op enige afstand van de aansluiting tussen de flens 8 en het lijf 9 een zich 25 evenwijdig aan de flens 8 uitstrekkende rug 12 aan op het lijf 9. Op het van het lijf 9 afgekeerde uiteinde van de rug 12 sluit een zich evenwijdig aan het lijf 9 uitstrekkende rib 13 aan.

Zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt neemt de dikte van de rib 13 in een van zijn aansluiting op de rug 12 afgekeerde richting ge-30 leidelijk in grootte af, terwijl aan het vrije uiteinde van de rib 13 een in doorsnede driehoekige, naar het lijf 9 gerichte neus 14 is gevormd.

Het zal· duidelijk zijn, dat zowel het profiel 1 als het profiel 2 een voor extruderen van de profielen, bijv. uit aluminium geschikte vorm hebben, zodat deze profielen op eenvoudige wijze in iedere gewenste 35 lengte te veraardigen zijn. Voor het aan elkaar bevestigen van de poofie-len kunnen deze, zoals uit fig. 1 blijkt, op gebruikelijke wijze in verstek worden afgezaagd en met elkaar verbonden met een hoek verbindingsstuk 15 waarvan de benen op gebruikelijke wijze kunnen worden opgenomen in de ' holle ruimtes begrensd door het lijf 4 en de rib 5 van het profiel 1 en 8502508 * φ .-% .

-3- 25019/CV/tj de flens 9 en de rib 10 van het profiel 2.

Een op bovenbeschreven wijze uit de profielen 1 en 2 vervaardigd raam is bijzonder geschikt voor het opnemen van een gevelplaat 16. Bij de in de figuren 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm wordt een dergelijke ge-5 velplaat 16 gevormd door een dubbele ruit op de gebruikelijk wijze opgebouwd uit een tweetal op afstand en evenwijdig aan elkaar opgesteld glasplaten 1? en 18, die met behulp van geschikte verbindingsorganen 19 op gebruikelijke wijze een luchtdichte ruimte begrenzen. Daarbij zijn de door de flenzen 3 en 3 omgeven en tegen de ribben 5 en 10 steunende ge-10 veiplaten 16 op voor ruiten gebruikelijke wijze met een geeigende kit 20 in de door de profielen 1 en 2 gevormde ramen vastgezet.

Het door de profielen gevormde raam met de daarin aangebrachte gevelplaat kan vooraf worden gereed gemaakt, waarbij de tussen de buitenranden van de gevelplaat en de flenzen 3 en 3 aangebrachte kit zich ^5 slechts tot aan de buitenranden van de flenzen 3 en 8 zal uitstrekken.

Zoals in fig. 3 is weergegeven kunnen tussen de onderzijde van de gevelplaat 16 en de flens 3 van het onderprofiel 1 nog ondersteunings-blokjes 21 zijn aangebracht.

De zo door profielen omgevende gevelplaten zijn bestemd om te 20 worden bevestigd aan een verbindingsconstructie gevormd door staanders 22 (fig. 2) en liggers 23 (fig. 3).

Zoals uit fig. 2 blijkt worden de staanders gevormd door een doorsnede rechthoekige kokervormige balk, waarbij aan de buitenzijde van een korte zijwand een een rechthoekige doorsnede bezittende verdikking 24 is 25 bevestigd. Zoals verder uit fig. 2 blijkt zijn in deze verdikking 24 zich langs de wand waarop deze verdikking aansluit uitstrekkende uitsparingen aangebracht waarvan het van de wand afgekeerde begrenzingsvlak een zelfde verloop heeft als het naar het lijf 9 toegekeerde begrenzingsvlak van de rib 13 van het profiel 2, zcdat de verdikking 24 is voorzien van in de 30 uitsparingen uitstekende neuzen 25. Verder sluit op de verdikking 24 nog een in doorsnede rechthoekig uitstekend deel 26 aan.

Zoals uit fig. 2 duidelijk zal zijn kunnen twee naast elkaar opgestelde door uit de profielen 1 en 2 opgebouwde, en de gevelplaat I6oogeven-de ramen zodanig in de gevelconstructie worden aangebracht dat het n i*· steken-35 de deel 26 ligt opgesloten tussen de ruggen 12 van twee verticale staande bij elkaar gelegen profielen 2 van naast elkaar geplaatste ramen. Daarbij is de uitvoering zodanig, dat tussen de naar elkaar toegekeerde zijkanten van de flenzen 3 van de desbetreffende profielen een kleine spleet aan- 3302308 -4- 25019/CV/tj wezig is.

In deze opstelling liggen de ribben 13 van de profielen 2 aan tegen de van neuzen 25 voorziene ribben van de staander 22, waarbij de ribben aan elkaar zijn vastgezet met behulp van een of meer klemprofielen 5 of klembeugels 27, die zich over een deel of over de gehele lengte van dat desbetreffende profiel uitstrekken.

Zoals uit de fig. 2 blijkt heeft een klembeugel een ü-vormige doorsnede, waarbij de zich loodrecht op het lijf 28 van een klembeugel uitstrekkende benen 29 aan hun naar elkaar toegekeerde zijden zijn voorzien 10 van uitstekende neuzen 30, die grijpen achter de neuzen 14 en 25 van de tegen elkaar aanliggende ribben van de profielen 2 en de staander 22.

Daarbij steekt het lijf 28, zoals uit fig. 2 blijkt, nog een weinig buiten de benen 29 uit om met dit uitstekende uiteinde aan te liggen tegen j i het lijf 9 van een naburig profiel 2. Ook de klemprofielen of klembeugels 15 27 kunnen worden geëxtrudeerd bijv. uit aluminium, en bezitten voldoende veerkracht om met hun uitstekende neuzen 30 over de neuzen 14 en 25 te kunnen worden gedrukt in de in fig. 2 weergegeven stand, waarin een stevige vastklemming van de verticaal staande profielen 2 aan de staander 22 is bewerkstelligd.

20 Zoals in fig. 3 is weergegeven omvat een ligger 23 een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen 31, die onderling zijn verbonden door een verbindingsstuk 32. Aan de van het verbindingsstuk 32 af gekeerde uiteinden van de benen 31 zijn naar elkaar toe uitstekende ribben 33 aangebracht. In de door de benen 31, het verbindingsstuk 32 en de 25 ribben 33 begrensde ruimte kan een verbindingsorgaan 35 worden opgenomen met behulp waarvan de ligger 23 op niet nader weergegeven wijze aan een staander 22 kan worden bevestigd.

Zoals verder uit fig. 3 blijkt is het bovenste gedeelte van het verbindingsstuk 32 dikker uitgevoerd dan het lager gelegen gedeelte van het ver-30 bindingsstuk 32 en aan zijn bovenzijde voorzien van een geschikte uitsparing 36 voor het opnemen van het uitstekende gedeelte van de flens 6 en de daaraan bevestigde rib 7 van het onderste profiel 1 van een een plaat 16 omgevend raam. Het zal duidelijk zijn dat zo een door het raam omgeven gevelplaat met zijn onderste profiel 1 gemakkelijk aan de boven-35 zijde van een ligger 23 kan worden aangehaakt en vervolgens met zijn bovenzijde in de richting van een hoger gelegen ligger 23 kan worden ver-zwenkt tot in de stand, waarin het een gevelplaat 16 begrenzende bovenste horizontaal verlopende profiel 2 de eveneens in fig. 3 voor een dergelijk profiel weergegeven stand inneemt.

8502508 Λ* -5- 25019/CV/tj

Zoals tevens uit fig. 3 blijkt is het verbindingsgedeelte 32 nabij zijn onderzijde voorzien van een uitsparing, waarvan een begrenzings-vlak een uitstekende neus 37 heeft. De uitvoering is hierbij zodanig, dat ook het bovenste horizontaal verlopende profiel 2 met behulp van een klem-5 lijst of klemprofiel 27 op de bovenomschreven wijze kan worden vastgezet.

Nadat de door de ramen omgeven gevelplaten op de bovenomschreven wijze aan de staanders 22 en de liggers 23 zijn opgehangen en vastgezet kan, zoals in de figuren weergegeven, de ruimte tussen de flenzen 8 van nabij elkaar gelegen profielen en de bij de vrije uiteinden van deze pro-10 fielen gelegen open ruimte tussen de gevelplaten 16 met kit worden opgevuld. Eventueel is het ook denkbaar om deze ruimte met een geschikt T-vor-mig profiel op te vullen.

Zoals verder nog uit fig. 3 blijkt is er tussen het bovenvlak van de rug 12 van het horizontaal verlopende bovenprofiel 2 van het raam 15 van een gevelplaat en het dikkere gedeelte van het verbindingsstuk 32 enige ruimte aanwezig, zodat het mogelijk is om de gevelplaat voor eventuele demontage enigszins omhoog te bewegen teneinde de rib 7 van het onderste horizontale profiel 1 van de desbetreffende gevelplaat uit de uitsparing 36 te kunnen lichten.

20 Indien de liggers vanaf de binnenkant van het gebouw zichtbaar zijn kunnen op deze liggers naar wens nog in doorsnede U-vormige kappen 38 worden geschoven, zoals afgebeeld in fig. 3.

Fig. 4 toont een met fig. 2 overeenkomende constructie, waarbij echter de gevelplaten niet in eèn vlak zijn gelegen, maar een hoek met el-25 kaar insluiten. In fig. 4 weergegeven onderdelen, die overeenkomen met in fig. 2 afgebeelde onderdelen zijn van dezelfde verwijzingseijfers voorzien als gebruikt in fig. 2.

Zoals uit fig. 4 blijkt kan bij een hoek met elkaar insluitende gevelplaten ook gebruik worden gemaakt van de hierboven beschreven construe-30 tie, waarbij echter bepaalde delen van de verticaal verlopende profielen 2 onder een aangepaste hoek ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.

8502303

Claims (15)

1. Gevelconstructie voorzien van staanders en liggers en aan deze staanders en liggers bevestigde gevelplaten, net het kenmerk, dat een ge- 5 velplaat is aangebraoht in een door profielen gevormd raam, welke profielen zijn voorzien van achter de gevelplaten gelegen uitstekende ribben, die aanliggen tegen uitstekende ribben van de staanders of liggers, waarbij tegen elkaar aanliggende ribben aan elkaar zijn vastgezet met behulp van over deze tegen elkaar aanliggende ribben gedrukte, in doorsnede min -of 10 meer U-vormige klembeugels.

2. Gevelconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een onderste profiel van een raam voor een gevelplaat is voorzien van een uitstekende flens met een aan het vrije uiteinde van de flens aangebracht naar beneden uitstekende rib, terwijl een ligger is voorzien van een uit- 15 sparing voor het opnemen van de rib.

3. Gevelconstructie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het ondereinde van de rib is afgerond.

4. Gevelconstructie volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de van een rib voorziene flens van het onderste profiel aansluit op de boven-20 zijde van een kokervormig deel van dit profiel,terwijl op de onderzijde van dit kokervormige deel een verdere horizontaal verlopende flens aansluit, die zich vanaf het kokervormige deel uitstrekt in een richting tegengesteld aan de van een rib voorziene flens en dient ter ondersteuning van de gevelplaat.

5. Gevelconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staande profielen en het bovenste horizontaal verlopende profiel van een raam van een gevelplaat ieder zijn voorzien van een rib, welke zich evenwijdig uitstrekt aan een kokervormig deel van het desbetreffende profiel, terwijl de ribben aan de naar het kokervormige profiel 30 toegekeerde zijde ieder zijn voorzien van een uitstekende neus,

6. Gevelconstructie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de rib met behulp van een verbindingsstuk aansluit op het kokervormige profiel op enige afstand van een uiteinde van het kokervormige profiel waarop een flens aansluit, welke aan de van de rib afgekeerde zijde 35 van het kokervormige profiel is gelegen en dient ter ondersteuning van de gevelplaat.

7. Gevelconstructie volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat een staander wordt gevormd door een kokervormig profiel, S 5 0 2 5 0 8 -7- 25019/CV/tj waarvan een zijkant is voorzien van zich evenwijdig aan de desbetreffende zijkant uitstekende ribben welke in de richting van het profiel uitstekende neuzen bezitten.

3. Gevelconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat de staander is voorzien van een tussen de ribben van twee naburige profielen gelegen verdikking waartegen de de ribben van de profielen met de overige delen van de profielen verbindende verbindingsstukken aanliggen.

9. Gevelconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat een ligger is voorzien van een uitstekend deel voor het ondersteunen van het onderste profiel van een een gevelplaat omgevend raam, waarbij het ondereinde van dit uitstekende deel op enige afstand is gelegen van de bovenzijde van het verbindingsgedeelte, dat een rib van een bovenste horizontaal profiel van een raam van een lager gelegen gevelplaat verbindt 15 met het overige gedeelte van dit bovenste profiel.

10. Gevelconstructie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het uitstekende deel aan zijn bovenzijde is voorzien van een uitsparing voor het opnemen van de rib van het onderste profiel van een een gevelplaat omgevend raam.

11. Gevelecnstrcutie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een gevelplaat wordt gevormd door een dubbele ruit, die met kit is vastgezet in het raam.

12. Gevelconstructie althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of in bijgaande figuren is weergegeven.

13. Profiel kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een gevel constructie volgens een der voorgaande conclusies.

14. Staander kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een gevelconstructie volgens een der conclusies 1-12.

15. Ligger kennelijk bestemd om te worden toegepast bij een gevel-30 constructie volgens een der conclusies 1-12. 8502508