<Desc/Clms Page number 1>
WANDELEMENT
De uitvinding heeft betrekking op een wandelement voor het vormen van het binnenspouwblad van een spouwmuur, omvattende: - een stijve buitenplaat; - een stijve binnenplaat; en - een daartussen aangebrachte isolatielaag van minerale wol, waarvan de vezels zich hoofdzakelijk dwars op het vlak van het wandelement uitstrekken, welk wandelement ten minste twee meter breed is en ten minste twee meter lang is.
Dergelijke bouwelementen zijn bekend uit DE-A-3. 315.901.
De uit dit document bekende wandelementen hebben relatief kleine afmetingen; zij zijn gedimensioneerd over de volle hoogte van een wand, maar strekken zich slechts uit over een breedte van meer dan één meter. Dit betekent nog altijd, dat bij het construeren van een wand het op de bouwplaats samenvoegen van een aantal van dergelijke elementen met zich meebrengt.
Dit vergt relatief veel handelingen op de bouwplaats, hetgeen in tegenspraak is met de de laatste tijd sterk voorschrijdende industrialisatie van de bouw. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van prefabbouwelementen, welke in een fabriek worden samengesteld en welke op de bouwplaats slechts behoeven te worden gemonteerd.
Het is gewenst om een dergelijk bouwelement te verschaffen, waarbij op de bouwplaats minder montagewerkzaamheden behoeven te worden uitgevoerd. Dit kan, doordat het wandelement ten minste twee meter hoog is en ten minste twee meter breed. Als gevolg van deze maatregelen is het mogelijk met een dergelijk wandelement in één maal een gehele binnenwand te plaatsen, welke bijvoorbeeld overeenkomt met een gevel of een wand van een kamer in het gebouw.
Hiermee wordt de hoeveelheid handelingen op de bouwplaats sterk beperkt.
Hierbij wordt opgemerkt dat er wel grotere bouwelementen
<Desc/Clms Page number 2>
bekend zijn, namelijk dragende elementen in de houtskeletbouw. Hierbij heeft het skelet van deze elementen een dragende functie. Dit betreft echter geen panelen met een binnen- en een buitenplaat. Overigens zijn bij de panelen uit de houtskeletbouw hoofdzakelijk schroefverbindingen toegepast.
Afhankelijk van de architectuur van het met het wandelement te vormen gebouw zullen in het wandelement ramen of deuren moeten worden aangebracht.
Volgens de uitvinding onderscheidt een wandelement zich, doordat in het wandelement tenminste een uitsparing voor een raam of een deur is aangebracht, dat aan de rand van de uitsparingen de binnenplaat en de buitenplaat met elkaar zijn verbonden en dat het materiaal waarmee de binnenplaat en de buitenplaat zijn verbonden ter plaatse van de uitsparingen hetzelfde materiaal is als het materiaal van de binnenplaat of de buitenplaat.
Met deze maatregel wordt op nieuwe en inventieve wijze bereikt dat dergelijke uitsparingen evenmin meer op de bouwplaats behoeven te worden aangebracht, maar dat zij van tevoren in de fabriek kunnen zijn aangebracht, waarbij bij het ontwerp van het wandelement daarmee rekening kan worden gehouden. Bovendien wordt materiaal bespaard doordat voor de verbinding tussen de platen gebruik wordt gemaakt van materiaal dat uit de uitsparingen is gezaagd. Ook deze maatregel leidt aldus tot een sterke vermindering van de op de bouwplaats te verrichten hoeveelheid handelingen.
In het algemeen behoeven dergelijke wandelementen geen constructieve functie te vervullen. Desondanks moeten zij voldoende stevig zijn voor transport en behandeling bij montage. Bovendien moeten zij, wanneer zij geplaatst zijn, bestand zijn tegen de door de winddruk of windzuiging opgewekte krachten.
Het is dan ook aantrekkelijk wanneer de isolatielaag door een hechtmiddel met het buitenblad en het binnenblad is verbonden.
Verder is het aantrekkelijk wanneer het binnenblad en het buitenblad aan ten minste twee tegenover elkaar liggende
<Desc/Clms Page number 3>
randen van het wandelement met elkaar zijn verbonden door een langwerpige structuur.
Ook deze maatregel leidt tot een vergroting van de stevigheid van het element, hetgeen niet alleen van belang is wanneer het wandelement zijn functie in zijn gebouw vervult, maar tevens bij de voorafgaande periode, en wel in het bijzonder tijdens het transport van de productieplaats naar de bouwplaats.
Andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige conclusies.
Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen : figuur 1: een schematisch, isometrisch aanzicht van de binnenspouwmuren van een huis, waarbij wandelementen volgens de uitvinding zijn toegepast; figuur 2 : gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een wandelement volgens de uitvinding; figuur 3: een gedetailleerd doorsnede-aanzicht volgens de lijn A-A in figuur 1; figuur 4: een gedetailleerd doorsnede-aanzicht volgens de lijn B-B in figuur 1; en figuur 5 : gedetailleerd doorsnede-aanzicht volgens de lijn C-C in figuur 1.
Het in figuur 2 afgebeelde wandelement 1 omvat een buitenplaat 2 die bij voorkeur van houtvezelplaat is vervaardigd en een binnenplaat 3 die bij voorkeur door gipskartonplaat wordt gevormd. Tussen de binnenplaat 3 en de buitenplaat 2 is een laag minerale wol 4 aangebracht.
De laag minerale wol 4 is hierbij zodanig aangebracht, dat de hoofdrichting van de vezels zich dwars op de richting van het wandelement uitstrekken. Alhoewel het in principe mogelijk is dit te bereiken door op de normale wijze gefabriceerde platen van minerale wol te verzagen tot stroken en deze stroken een kwart slag te draaien en deze aldus samen te voegen tot een nieuwe plaat minerale wol, is het aantrekkelijker gebruik te maken van platen van minerale wol, waarbij tijdens de productie de vezels al loodrecht op de
<Desc/Clms Page number 4>
richting van de plaat georiënteerd zijn.
Het is mogelijk, doch niet noodzakelijk, om de laag van minerale wol door middel van lijm te verbinden met zowel de buitenplaat 2 als met de binnenplaat 3.
Om vochtdoorslag te voorkomen is het aantrekkelijk wanneer tussen de laag minerale wol 4 en de gipskartonplaat een dampremmende laag 5 is aangebracht. Deze is bij voorkeur van aluminiumfolie of van papier vervaardigd.
Aan de randen van het paneel is de binnenplaat 3 met de buitenplaat 2 verbonden door een houten regel 6. Hiervoor wordt bij voorkeur een lijmverbinding toegepast, maar het is ook mogelijk een schroefverbinding toe te passen. Deze houten regel 6 draagt enerzijds zorg voor een onderlinge verbinding, maar zij dient tevens voor het vergemakkelijken van de montage van het wandelement in het gebouw, waarin het zijn functie moet vervullen. De houten regel kan worden vervangen door een kunststoffen regel of door een kunststoffen of metalen profiel.
Verder is de regel van belang in het traject tussen de plaats, waar het wandelement is vervaardigd, en de bouwplaats; enerzijds wordt hiermee voorkomen dat water in het inwendige van het wandelement binnendringt, terwijl tevens de constructie wordt verstevigd.
Uiteraard komen in wandconstructies veelal ramen en deuren voor. In het wandelement volgens de uitvinding zijn dan ook veelal uitsparingen aangebracht om plaats te bieden aan een raam, of, zoals overigens in de tekening niet is weergegeven, voor een deur.
Hierbij zijn de randen van dergelijke uitsparingen over een dikte van het element bij voorkeur voorzien van een aftimmering 8. Deze kan bijvoorbeeld worden gevormd door houten regels, maar ook bijvoorbeeld door stukken spaanplaat of gipskartonplaat, welke worden verkregen bij het uitzagen van de openingen. Veelal zal hierbij sprake zijn van een aftimmerling die zich over de gehele breedte uitstrekt ; is echter tevens mogelijk een spleet open te laten, die later door een kozijn wordt opgevuld.
De afmetingen van het wandelement 1 zijn zodanig, dat
<Desc/Clms Page number 5>
het wandelement overeenkomt met een gevel. Dit komt in de praktijk neer op een hoogte van 2,20 m - 2,80 m en een breedte tussen 4 m - 8 m. Dit biedt het voordeel dat dergelijke wandelementen in hun geheel in de fabriek kunnen worden vervaardigd, en vervolgens naar de bouwplaats kunnen worden vervoerd en aldaar kunnen worden gemonteerd zonder verdere zaag- of aanpassingswerkzaamheden.
Voor het met de reeds aanwezige constructie van het gebouw verbinden van de gevelelementen kan gebruik gemaakt worden van de verbindingsconstructies, waarvan de details zijn weergegeven in de figuren 3-5.
Zo toont figuur 3 een verticale doorsnede van de verbinding tussen twee wandelementen 10 en 11 met een betonnen binnenvloer 12. Het onderste wandelement 11 wordt aan zijn bovenzijde bevestigd door middel van een metalen beugel 13 die door middel van een bout 14 in de betonnen vloer 12 is bevestigd. Koppeling tussen de beugel 13 en het wandelement 11 vindt plaats door middel van een schroef 15 die zich door de beugel en een bovenste regel 6 uitstrekt.
Voor het maken van een afdichting wordt gebruik gemaakt van een kunststofprofiel 16. Dit kan worden afgetimmerd met een latje 17. Het bovenste wandelement 10 is aan zijn onderste regel 6 van een uitsparing 18 voorzien. Aan de vloer 12 is een drager 19 bevestigd, welke aan zijn einde van een omgebogen punt 20 is voorzien, welke past in de uitsparing 18. Hierbij kan de drager 19 zijn uitgevoerd als een staaf met een omgebogen einde, doch deze kan tevens zijn uitgevoerd als een zware metalen plaat, waarvan een rand is omgezet.
Hierbij wordt er op gewezen dat het wandpaneel met één deel al rust op de betonnen vloer 12, zodat de drager 19 slechts een fixerende werking in het horizontale vlak heeft.
Na het plaatsen van het wandelement 10 kan de vloer 12 van een afwerklaag 21 worden voorzien en kan een plint 22 worden aangebracht. Vervolgens kan uiteraard de buitenwand 23 van de spouwmuur worden geplaatst.
In figuur 4 is een horizontale doorsnede afgebeeld op een plaats, waarbij op een binnenmuur 24 twee wand-
<Desc/Clms Page number 6>
elementen 25, respectievelijk 26 aansluiten. Zoals uit de tekening blijkt, is in de houten regel 6 van elk van de wandelementen 25,26 een groef 27 aangebracht, waarbij na het plaatsen van de betreffende wandelementen een plaat 28 in de groeven kan worden geschoven, welke plaat 28 vervolgens door middel van een boutverbinding 29 wordt vastgeschroefd.
Voorafgaand aan het plaatsen van de wandelementen kunnen overigens aansluitprofielen 16 zijn geplaatst. De holte tussen de wandelementen kan worden opgevuld met een aparte hoeveelheid minerale wol 30. Ook hier kan vervolgens een aftimmering met latjes 17 plaatsvinden.
In figuur 5 is zichtbaar hoe een kozijn 31 is aangebracht in een uitsparing 7 van een wandpaneel 1. Hierbij wordt aanvankelijk een kozijn, waarvan een vertikaal deel 31 zichtbaar is in de tekening, tot in de uitsparing 7 geschoven, waarna door middel van fixatielatten 32, die zich uitstrekken tot in een in de kozijnlatten 31 aangebrachte uitsparing het kozijn 31 wordt gefixeerd. Hierbij is de fixatielat bijvoorbeeld door lijmen of door een anderssoortige verbinding verbonden met het buitenblad 2 van het wandelement 1. Overigens kan hiervoor ook gebruik gemaakt zijn van een schroefverbinding.
Aan de andere zijde van het kozijn is een soortgelijke constructie aangebracht, evenals aan de bovenzijde van het kozijn. Hierbij kan overigens de fixatielat 32 achterwege worden gelaten. Aan de onderzijde van het kozijn is een vensterbank 33 aangebracht, welke door middel van metselwerk of anderszins verbonden is met de buitenmuur 23. Hierbij rust dit kozijn 31 gedeeltelijk op de vensterbank.