BE1023201B1

BE1023201B1 - Bouwelement, wand, en gebouw

Info

Publication number: BE1023201B1
Application number: BE2015/5374A
Authority: BE
Inventors: Frans Vandenhove
Original assignee: Frans Vandenhove
Priority date: 2015-06-18
Filing date: 2015-06-18
Publication date: 2016-12-20
Also published as: BE1023201A1; EP3106582A1

Abstract

Een bouwelement (100) omvattende: een eerste paar evenwijdige platen (P1, P2) op een eerste afstand (d1) van elkaar; een tweede paar evenwijdige platen (P3, P4) op een tweede afstand (d2) van elkaar geplaatst; waarbij de platen van het eerste paar loodrecht staan op de platen van het tweede paar, en waarbij de platen onderling verbonden zijn door middel van verbindingsmiddelen en onderling gepositioneerd zijn zodanig dat twee platen (P3, P4) van het tweede paar uitsteken voorbij de platen van het eerste paar, en een eerste, holle ruimte (R1) vormen, en een tweede en een derde half-open ruimte (R2, R3).

Description

BOUWELEMENT, WAND, EN GEBOUW Technisch vakgebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied van bouwelementen. Meer bepaald heeft deze uitvinding betrekking op een bouwelement met een koker en uitstekende delen. De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een wand, en een gebouw dat minstens één zulk bouwelement bevat.

Achtergrond van de uitvinding

Er bestaan vele soorten bouwpanelen of bouwelementen die kunnen gebruikt worden voor het vormen van wanden of vloerplaten of daken van gebouwen. Zulke bouwelementen kunnen al dan niet gevuld zijn met een materiaal om thermisch en/of akoestisch te isoleren. US2007193169A1 beschrijft holle bouwelementen, voorzien om tegen elkaar gemonteerd te worden, om daarna gevuld te worden met beton. Beton is echter zwaar, en het is niet altijd wenselijk om voor ieder gebouw beton te gebruiken.

Er is altijd ruimte voor alternatieven en verbeteringen.

Samenvatting van de uitvinding

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een bouwelement te verschaffen dat gebruikt kan worden voor het vormen van wanden van gebouwen, zoals bv. woningen, appartementen, industriële gebouwen.

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om geprefabriceerde bouwelementen te verschaffen, die op de site niet hoeven gevuld te worden met beton of met een ander vulmateriaal.

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om geprefabriceerde bouwelementen te verschaffen, die op een eenvoudige en snelle manier aan elkaar kunnen verbonden worden voor het vormen van een wand.

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om geprefabriceerde bouwelementen te verschaffen, die eenvoudig en in hoge mate recycleerbaar zijn.

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om geprefabriceerde panelen te verschaffen met een relatief hoge structurele sterkte (bv. druksterkte en/of buigsterkte).

Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om bouwelementen te verschaffen voorzien om op eenvoudige wijze een buitenwand (bv. façade met bakstenen) en/of een binnenwand (bv. gyproc-wand) aan te bevestigen.

Deze en andere doelstellingen worden verwezenlijkt door een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding.

In een eerste aspect betreft de onderhavige uitvinding een bouwelement omvattende: een eerste paar platen omvattende een eerste plaat en een tweede plaat, waarbij de eerste plaat een eerste vlak segment en de tweede plaat een tweede vlak segment omvat, waarbij het eerste vlak segment en het tweede vlak segment een eerste lengte hebben en een eerste breedte, en waarbij het eerste vlak segment en het tweede vlak segment op een eerste afstand van elkaar en evenwijdig met elkaar staan; een tweede paar platen omvattende een derde plaat en een vierde plaat, waarbij de derde plaat een vlakke plaat is, en de vierde plaat een vlakke plaat is, op een tweede afstand van elkaar en evenwijdig met elkaar staan; waarbij het eerste vlak gedeelte en het tweede vlak gedeelte van het eerste paar platen loodrecht staan op de platen van het tweede paar; en waarbij de vier platen onderling verbonden zijn en onderling gepositioneerd zijn zodanig dat de eerste afstand kleiner is dan de tweede breedte voor het vormen van een eerste, holle ruimte tussen de vier platen, en voor het vormen van een tweede half-open ruimte tussen drie platen en een derde half-open ruimte tussen drie platen tegenover de tweede half-open ruimte.

Het is een voordeel van een dergelijk bouwelement dat ze een koker vormt met een vierkante of rechthoekige doorsnede. Zulke koker kan zowel harde balkvormige isolatiestructuren opnemen (bv. een baal stro, of een uitgehard schuimmateriaal), alsook vlakke isolatiestructuren (bv. schuimisolatieplaten zoals isomoplaten), alsook isolatievlokken of rotswol or glaswol of dergelijke). Zulke koker kan ook gevuld worden met een schuimisolatiemateriaal dat men laat uitharden in de koker zelf.

Het is een voordeel van een dergelijk bouwelement dat de derde en vierde plaat aan weerskanten van de balkvormige ruimte uitsteekt, omdat ze (1) toelaat op een eenvoudige manier twee dergelijke bouwelementen met elkaar te verbinden door middel van deze uitstekende delen voor het vormen van een wand, en omdat ze (2) kunnen fungeren als afstandshouder met een vooraf bepaalde afstand "H" ten opzichte van een raakvlak aan de uiteinden van de uitstekende delen (bv. om te fungeren als spouwmuur), en omdat ze (3) kunnen gebruikt worden om een externe wandstructuur (bv. een gyproc-plaat) te bevestigen tegen deze afstandshouders, zonder dat deze barsten of versplinteren, en (4) omdat ze daarbij tegelijk kunnen dienen als valse wand voor het opnemen van kabels of leidingen.

Het is een voordeel van een dergelijk bouwelement dat ze een groot buigmoment heeft, waardoor deze structuur bijzonder geschikt is als (opstaand) kolom-element, alsook als (liggend) vloerelement.

In een uitvoeringsvorm zijn de eerste en de tweede plaat geplooide metalen platen, en is de eerste ruimte gevuld met een schuimisolatiemateriaal dat opgeschuimd is en uitgehard is in de koker.

Het is een voordeel van een dergelijk bouwelement dat het schuimisolatiemateriaal zowel kan zorgen of ten minste kan bijdragen bij de onderlinge verbinding van de platen, alsook kan zorgen of ten minste kan bijdragen aan de structurele sterkte. Het is een bijkomend voordeel dat dankzij de geplooide platen, bijkomende verbindingsprofielen (bv. L-profielen) of balken (bv. vierkante balkjes) kunnen vermeden worden, aangezien het schuimmateriaal stevig kleeft aan de platen. Het is een belangrijk voordeel voor de mechanische sterkte als het schuimisolatiemateriaal uitgehard is in de koker zelf (zoals in deze uitvoeringsvorm) dan wel pas achteraf, als reeds uitgehard isolatiemateriaal wordt ingebracht in de koker (zoals in sommige andere uitvoeringsvormen).

In een uitvoeringsvorm is het schuimisolatiemateriaal polyurethaan (PUR) of polyisocyanuraat (PIR).

Het is een voordeel van PUR of PIR dat het een hoogwaardig isolatiemateriaal is, dat zowel goede mechanische sterkte heeft, alsook voor een goede thermische en akoestische isolatie kan zorgen.

In een uitvoeringsvorm zijn de platen verder verbonden door middel van bevestigingsmiddelen.

Het is een voordeel om de platen niet alleen te verbinden met het schuimisolatiemateriaal, maar ook bv. met schroeven of bouten en moeren.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van het bouwelement zijn de eerste en de tweede plaat vlakke platen, die onderling verbonden zijn door middel van verbindingsmiddelen.

In een uitvoeringsvorm, omvat het bouwelement verder een isolatie-materiaal, aangebracht in de eerste, holle ruimte.

Het is een voordeel om de holle ruimte te vullen met een isolatiemateriaal, zoals bv. natuurlijk isolatiemateriaal zoals stro-balen of hennep of kurk, of kunstmatig isolatiemateriaal zoals bv. glaswol, rotswol, of harde schuim-isolatieplaten, of EPS platen, of "isomo"-platen, of polystyreen-platen, of dergelijke, omdat ze de thermische geleidbaarheid van zulk bouwelement verder verlagen, en de akoestische isolatie sterk verbeteren. Op die manier wordt de thermische en akoestische isolatie van een wand die een veelheid van zulke panelen bevat verhoogd. In uitvoeringsvormen waarbij het bouwpaneel gesloten is door een vijfde en zesde paneel, is het zelfs mogelijk losse isolatiematerialen, bv. niet-samengeperst stro, of isomo-vlokken, of vlokken van gelijk welk voorgeschuimd isolatiemateriaal te gebruiken.

In een uitvoeringsvorm is het isolatie-materiaal gekozen uit de groep van: stro, glaswol, rotswol, een voorgeschuimd kunststofmateriaal.

Het is een voordeel wanneer een isolatie-materiaal met structurele sterkte wordt gebruikt, dat het de structurele sterkte van het bouwelement verder kan verhogen, en de kans op dichtvouwen sterk vermindert of zelfs elimineert. Het is een voordeel van stro, en met name een baal van geperst stro dat het eenvoudig verkrijgbaar is, goedkoop is, en een goede isolatiewaarde verschaft. Bovendien is het een natuurlijk product, dat biologisch afbreekbaar is wanneer men het bouwelement wenst te recycleren.

Het is een voordeel van voorgeschuimde platen, dat ze een hoge isolatiewaarde hebben in vergelijking met hun gewicht.

In een uitvoeringsvorm, omvat het bouwelement verder een vijfde en een zesde plaat voor het sluiten van de eerste, holle ruimte, waarbij de vijfde en zesde plaat loodrecht gepositioneerd is op het eerste en tweede segment en loodrecht op de derde en vierde plaat.

Het is een voordeel van een dergelijk bouwelement dat de eerste, holle ruimte aan zes zijden afgesloten is, zodat de ruimte kan gebruikt worden voor het opnemen van een isolatiemateriaal (thermisch, akoestisch, of ander), en zodat warmteoverdracht door convectie (bv. luchtstroming) doorheen de koker kan vermeden worden. De afsluiting kan, maar hoeft niet hermetisch gesloten te zijn. Indien gewenst, kan bv. silicone of kunnen dichtingstrips of andere middelen worden aangebracht om de dichting te verhogen.

In een uitvoeringsvorm zijn minstens de derde en vierde plaat vervaardigd uit een materiaal gekozen uit de groep van: hout, vezelplaat, kunststof, MDF, composietmateriaal, multiplex, OSB, of combinaties hiervan.

Het is een voordeel dat het bouwelement platen van één of meerdere van dergelijke materialen bevat, omdat in dergelijke materialen eenvoudig geboord en/of geschroefd kan worden, omdat ze tamelijk licht van gewicht zijn (in vergelijking met staal of beton), omdat ze vlot verkrijgbaar zijn in verschillende afmetingen, en omdat zulk materiaal geen goede thermische en/of elektrische geleider is, en dus geschikt is om een geïsoleerde wand te maken.

Het is een voordeel van minstens sommige uitvoeringsvormen van bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding dat ze een grote mate van recycleerbaarheid hebben, of zelfs 100% recycleerbaar zijn.

In een uitvoeringsvorm omvatten de verbindingsmiddelen minstens één profielelement dat zich uitstrekt in de lengterichting en dat minstens twee vlakke zones bevat die loodrecht op elkaar staan, en een veelheid van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het minstens één profielelement aan twee naburige platen.

Het bouwelement kan bv. vier dergelijke bevestigingsprofielen bevatten aangebracht buiten de eerste holle ruimte.

Het is een voordeel wanneer het profielelement zich nagenoeg over de ganse lengte van het bouwelement uitstrekt, omdat op die manier de verbinding tussen de platen kan verdeeld worden over een grotere oppervlakte.

Het is een voordeel dat het profielelement aldus aangebracht kan bijdragen aan de structurele sterkte van het bouwelement.

Het is een voordeel wanneer profielelementen over nagenoeg de ganse lengte worden aangebracht, omdat op die manier de uitstekende platen over nagenoeg hun ganse lengte stevig tegen elkaar worden geklemd, waardoor de kans op uit elkaar trekken, en/of scheeftrekken van een bouwelement, en/of het uitscheuren van een verbinding kan gereduceerd worden.

Het is tevens een voordeel dat door de uitstekende delen die tegen elkaar worden aangedrukt, een afstandshouder wordt gecreëerd waarin geschroefd kan worden in een dwarsrichting, zonder dat deze barst, en dat over de ganse lengte van het bouwelement (of hoogte van de wand). Dit laat ook toe dat een buitenwand (bv. facade-wand) of een binnenwand (bv. gyproc-wand) over de ganse lengte van het bouwelement kunnen bevestigd worden tegen de uitstekende gedeeltes.

Het is een voordeel dat er zowel aan de binnenkant van een dergelijke wand, alsook aan de buitenkant van een dergelijke wand uitstekende delen zijn, omdat dit toelaat naburige bouwelementen aan weerskanten van de te vormen wand te verbinden.

In een uitvoeringsvorm is het profielelement een L-profiel.

Het L-profiel kan een geplooide metalen strip zijn, bv. met een "afronding aan de buitenkant", wat voordelig kan zijn wanneer er bv. een afdichtingsmiddel zoals silicone of een hars (bv. mastiekhars) of dergelijke is aangebracht in de naad. Dankzij de afronding kan het L-profiel toch stevig met zijn vlakke gedeeltes tegen de platen bevestigd worden, zonder de afdichting te verstoren.

Het L-profiel kan ook een gewalst metalen profiel zijn (met een relatief scherpe buitenhoek).

In een uitvoeringsvorm zijn de profielelementen vervaardigd uit een metaal of metaallegering.

Geschikte metalen zijn bv. staal, roestvrij staal, of aluminium, of een aluminium-legering, vanwege hun relatief hoge sterkte, goede bewerkbaarheid (zagen, boren, ponsen), en relatief laag gewicht.

In een uitvoeringsvorm van het bouwelement, omvatten de verbindingsmiddelen minstens één houten balk die zich uitstrekt in de lengterichting en dat minstens twee vlakke zones bevat die loodrecht op elkaar staan, en een veelheid van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de minstens één houten balk aan twee naburige platen.

Het bouwelement kan bv. vier dergelijke balkjes bevatten aangebracht buiten de eerste holle ruimte.

In een uitvoeringsvorm zijn de bevestigingsmiddelen gekozen uit de groep van: nagels, nieten, bouten, moeren en schroeven.

In een tweede aspect betreft de onderhavige uitvinding een wand die minstens een eerste en een tweede bouwelement volgens het eerste aspect omvat, waarbij het eerste en tweede bouwelement evenwijdig en tegen elkaar gelegen zijn, en onderling verbonden zijn door middel van bevestigingsmiddelen die zich uitstrekken doorheen een uitstekend gedeelte van de derde plaat van het eerste bouwelement en doorheen een uitstekend gedeelte van de vierde plaat van het tweede bouwelement.

Het is een voordeel van zulke wand dat hij eenvoudig kan gevormd worden op de site, door het simpelweg naast en tegen elkaar plaatsen van twee (of meer) bouwelementen, en door deze op eenvoudige wijze aan elkaar te bevestigen (bv. door bouten en moeren aan te brengen in reeds aanwezige profiel-elementen, bv. L-profielen, of doorheen een vlak segment van een geplooide metalen plaat).

Het is een voordeel wanneer deze bevestigingselementen (bv. profielen of of balken) reeds voorgeboord of voorgeperforeerd zijn.

Het is een verder voordeel dat door deze bevestigingsmiddelen de twee bouwelementen stevig tegen mekaar kunnen getrokken worden, en dat twee uitstekend plaatgedeeltes ertussen geklemd worden, zodat het geklemde materiaal een totale dikte heeft gelijk aan de dubbele plaatdikte, waarin bv. in het geval van hout, eenvoudig in een dwarsrichting een schroef kan bevestigd worden tussen de profielen, zonder dat het hout barst of versplintert.

Afhankelijk van de specifieke uitvoeringsvorm van het bouwelement, meerbepaald de manier waarop de platen aan elkaar bevestigd zijn, strekken de verbindingsmiddelen zich tevens uit doorheen een verbindingsprofiel van het eerste bouwelement, en doorheen het verbindingsprofiel van het tweede bouwelement.

Indien het bouwelement zelf geen verbindingsprofielen bevat (zoals bv. getoond in FIG. 5(i)), dan is het voordelig om (voor de vorming van een wand) twee extra profielen (bv. vlakke profielen) te voorzien, en om de verbindingselementen daardoorheen aan te brengen, om de spankrachten om de bouwelementen tegen elkaar te trekken te verdelen, en te voorkomen dat de schroeven en bouten uitscheuren.

In een uitvoeringsvorm, bevat de wand minstens drie bouwelementen volgens het eerste aspect, en verder een deuropening of een raamopening.

In een derde aspect betreft de onderhavige uitvinding een gebouw dat minstens één bouwelement volgens het eerste aspect, of minstens één wand volgens het tweede aspect bevat.

In een uitvoeringsvorm omvat het gebouw minstens één bouwelement volgens het eerste aspect dat opstaand gepositioneerd is, en minstens één bouwelement volgens het eerste aspect dat liggend gepositioneerd is, waarbij het opstaand bouwelement en het liggend bouwelement met elkaar verbonden zijn.

Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.

Korte beschrijving van de figuren FIG. 1 toont een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding, dat vier vlakke platen of planken omvat, die onderling twee per twee verbonden zijn voor het vormen van een koker, en waarbij twee van de vier platen of planken aan weerszijden verder uitsteken dan de koker. FIG. 2 toont een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens FIG. 1, in dwarsdoorsnede, waarbij de binnenste ruimte een isolatiemateriaal bevat. FIG. 3 toont een specifieke uitvoeringsvorm van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding, waarbij vier platen of planken onderling verbonden worden door L-profielen en bouten met moeren. FIG. 4 is een schematische combinatie-tekening in explosie-aanzicht, waarbij vier verschillende verbindingselementen (3 profielen en 1 balk) samen worden getoond in één enkele tekening (voor illustratieve doeleinden). FIG. 5(a) tot FIG. 5(i) tonen schematisch diverse manieren waarop vier platen of planken onderling verbonden kunnen worden voor het vormen van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding. FIG. 6 en FIG. 7 tonen een uitvoeringsvorm van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding, met twee vlakke platen, en twee geplooide metalen platen, waarbij de koker gevuld is met polyurethaan, in perspectiefaanzicht en in dwarsdoorsnede. FIG. 8 en FIG. 9 tonen een variant van het bouwelement van FIG. 6 en FIG. 7. FIG. 10 toont een explosie-aanzicht van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bouwelement verder een vijfde en zesde plank of plaat omvat voor het sluiten van de koker (vooraan en achteraan in de figuur). FIG. 11, FIG. 12 en FIG. 13 tonen drie varianten van het bouwelement van FIG. 10. FIG. 14 toont schematisch een werkwijze en enkele tussenproducten die gebruikt kunnen worden bij de productie van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding. FIG. 15 toont een voorbeeld van hoe twee (of meer) bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding verbonden kunnen worden voor het vormen van een wand of een vloer of een dak van een gebouw. FIG. 16 toont een wand volgens FIG. 15, waarbij aan één kant van de wand een facade bevestigd is, gescheiden van de wand door een ruimte met lucht, en aan de andere kant van de wand een binnenwand bevestigd is (bv. een gyproc-paneel), eveneens gescheiden van de wand door een ruimte met lucht. FIG. 17 geeft in detail een voorbeeld weer van hoe een binnenwand van bv. gyproc aan de uitstekende delen van de wand van de onderhavige uitvinding kan bevestigd worden. In het geval van twee L-ijzers, is de beschikbare dikte om schroeven in te brengen twee keer de dikte van de platen. (de stippellijn geeft een gedeelte van een geplooide metalen plaat weer). FIG. 18 toont een variant van FIG. 17, waarbij geen L-profielen worden gebruikt als verbindingselementen, maar houten balkjes. In dit geval is de beschikbare dikte om schroeven in te brengen twee keer de dikte van de platen plus twee keer de dikte van de houten balkjes. FIG. 19 en FIG. 20 tonen dat twee bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding niet alleen parallel, maar ook dwars op elkaar kunnen geplaatst en verbonden worden. FIG. 21 toont een wand volgens de onderhavige uitvinding, gevormd door meerdere naast en tegen elkaar geplaatste bouwelementen. De getoonde wand heeft tevens een opening voor een raam. FIG. 22 toont een dwarsdoorsnede van een gebouw, waarbij bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding gebruikt kunnen worden als opstaande wandelementen en/of als horizontale liggers en/of als dakelementen.

De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal worden voorgesteld voor illustratieve doeleinden. Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken. In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of analoge elementen.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvormen

De huidige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen, echter de uitvinding wordt daartoe niet beperkt maar is enkel beperkt door de conclusies.

Verwijzing doorheen deze specificatie naar "één uitvoeringsvorm" of "een uitvoeringsvorm" betekent dat een specifiek kenmerk, structuur of karakteristiek beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in tenminste één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Dus, voorkomen van de uitdrukkingen "in één uitvoeringsvorm" of "in een uitvoeringsvorm" op diverse plaatsen doorheen deze specificatie hoeven niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoeringsvorm te refereren, maar kunnen dit wel doen. Voorts, de specifieke kenmerken, structuren of karakteristieken kunnen gecombineerd worden op eender welke geschikte manier, zoals duidelijk zou zijn voor een gemiddelde vakman op basis van deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.

Vergelijkbaar dient het geapprecieerd te worden dat in de beschrijving van voorbeeldmatige uitvoeringsvormen van de uitvinding verscheidene kenmerken van de uitvinding soms samen gegroepeerd worden in één enkele uitvoeringsvorm, figuur of beschrijving daarvan met als doel het stroomlijnen van de openbaarmaking en het helpen in het begrijpen van één of meerdere van de verscheidene inventieve aspecten. Deze methode van openbaarmaking dient hoe dan ook niet geïnterpreteerd te worden als een weerspiegeling van een intentie dat de uitvinding meer kenmerken vereist dan expliciet vernoemd in iedere conclusie. Eerder, zoals de volgende conclusies weerspiegelen, inventieve aspecten liggen in minder dan alle kenmerken van één enkele voorafgaande openbaar gemaakte uitvoeringsvorm. Dus, de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving zijn hierbij expliciet opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met iedere op zichzelf staande conclusie als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.

Voorts, terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige, maar niet andere, in andere uitvoeringsvormen inbegrepen kenmerken bevatten, zijn combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als gelegen binnen de reikwijdte van de uitvinding, en vormen deze verschillende uitvoeringsvormen, zoals zou begrepen worden door de vakman. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies kunnen eender welke van de beschreven uitvoeringsvormen gebruikt worden in eender welke combinatie.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, noch in rangorde of op enige andere wijze. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.

Bovendien, de termen bovenste, onderste, boven, voor en dergelijke in de beschrijving en de conclusies worden aangewend voor beschrijvingsdoeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities te beschrijven. Het dient te worden begrepen dat de termen die zo aangewend worden onder gegeven omstandigheden onderling kunnen gewisseld worden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven ook geschikt zijn om te werken volgens andere oriëntaties dan hierin beschreven of weergegeven.

Het dient opgemerkt te worden dat de term "omvat", zoals gebruikt in de conclusies, niet als beperkt tot de erna beschreven middelen dient geïnterpreteerd te worden; deze term sluit geen andere elementen of stappen uit. Hij is zodoende te interpreteren als het specificeren van de aanwezigheid van de vermelde kenmerken, waarden, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluit de aanwezigheid of toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, waarden, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Dus, de omvang van de uitdrukking "een inrichting omvattende middelen A en B" dient niet beperkt te worden tot inrichtingen die slechts uit componenten A en B bestaan. Het betekent dat met betrekking tot de huidige uitvinding, A en B de enige relevante componenten van de inrichting zijn.

In de hier voorziene beschrijving worden talrijke specifieke details naar voren gebracht. Het is hoe dan ook te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen zijn welgekende werkwijzen, structuren en technieken niet in detail getoond om deze beschrijving helder te houden.

In de onderhavige uitvinding worden de termen "planken" en "vlakke platen" als synoniem gebruikt.

In de onderhavige uitvinding wordt de term "koker" of "eerste, holle ruimte" als synoniem gebruikt.

In een eerste aspect verschaft de onderhavige uitvinding een bouwelement, zoals het bouwelement 100 getoond in FIG. 1. Het getoonde bouwelement 100 omvat vier vlakke platen of planken P1-P4, die onderling verbonden zijn, en die een koker vormen, of anders gezegd, die een balkvormige holle ruimte R1 omsluiten. Specifiek voor bouwelementen 100 volgens de onderhavige uitvinding is dat sommige platen P3, P4 verder uitsteken dan de balkvormige ruimte, wat zeer interessante voordelen biedt, zoals verder duidelijk zal worden.

Het bouwelement 100 getoond in FIG. 1 bevat een eerste paar evenwijdige platen P1, P2. Deze platen hebben een lengte L1, breedte B1, dikte T1, en staan op een afstand d1 van elkaar. Het bouwelement 100 bevat ook een tweede paar evenwijdige platen P3, P4. Deze platen hebben een lengte L2, breedte B2, dikte T2, en staan op een afstand d2 van elkaar. De platen P3, P4 staan loodrecht op de platen P1, P2. De dikte T1 kan dezelfde zijn als T2, en de uitvinding zal verder toegelicht worden aannemende dat T1=T2 of kortweg "T", maar dat is niet noodzakelijk voor de uitvinding, en uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn daartoe niet beperkt. Ook kan de plaatdikte van de platen P3, P4 gelijk zijn aan die van de platen P1, P2, of verschillend.

In principe kunnen de bouwelementen alle geschikte afmetingen hebben, maar voor de bouw kunnen bv. de volgende afmetingen gekozen worden, al is de uitvinding daartoe niet beperkt:

De lengte L1, L2 kan in het bereik liggen van 0,5 m tot 12,0 m, bv. in het bereik van 0,5 m tot 6,0 m, en kan bv. ongeveer 50 cm bedragen, of ongeveer 80 cm, of ongeveer 100 cm, of ongeveer 280 cm, maar andere lengtes kunnen eveneens gebruikt worden. De platen of planken P1 tot P6 kunnen bv. samengeperste platen zijn, of kunnen gelamineerde platen of planken zijn, waardoor zulke grote lengtes mogelijk zijn. Wanneer de bouwelementen opstaand gemonteerd worden (zoals bv. voor een opstaande wand), dan komt de lengte L1, L2 overeen met de hoogte van de wand. Deze hoogte is afhankelijk van de toepassing, en kan bv. de hoogte van één of meerdere verdiepingen van een gebouw zijn (bv. ongeveer 2,2 m tot 3,0 m per verdieping). Maar de bouwelementen van de onderhavige uitvinding kunnen ook horizontaal gemonteerd worden, als een ligger of als een vloerplaat (zie FIG. 19 en FIG. 20) of zelfs schuin (zie FIG. 22).

De breedte B1 kan in het bereik liggen van 0,2 m tot 2,0 m, bv. in het bereik van 0,35 m tot 1,5 m. De breedte B1 kan bv. ongeveer 35 cm zijn, of ongeveer 45 cm, of ongeveer 70 cm, of ongeveer 90 cm, of ongeveer 120 cm, of ongeveer 150 cm. Wanneer de bouwelementen gebruikt worden voor het vormen van een opstaande wand 1500, 1600, die een aaneenschakeling van meerdere bouwelementen 100 omvat (zie FIG. 15 en FIG. 16 en FIG. 21), dan is het voornamelijk de breedte B1 die bepalend is voor het aantal bouwelementen om een totale wandbreedte te bereiken.

De breedte B2 van de panelen P3, P4 komt overeen met de "dikte" van zulke opstaande wand, inclusief de dikte van de ruimte R2, R3 zoals getoond in FIG. 16.

Terug verwijzend naar FIG. 1, volgens een aspect van de onderhavige uitvinding is de afstand d1 bewust kleiner gekozen dan de breedte B2, zodat de platen P3, P4 uitsteken voorbij de platen P1, P2. In FIG. 1 bedraagt de afstand waarover de platen P3, P4 uitsteken "Hl" bovenaan de figuur, en "H2" onderaan de figuur. De afstand Hl en H2 kunnen gelijk zijn aan elkaar (aangeduid door de letter "H"), of kunnen verschillend zijn, maar volgens de onderhavige uitvinding zijn ze beiden verschillend van nul. Bij voorkeur liggen Hl en H2 in het bereik van 2,0 tot 20,0 cm, bv. in het bereik van 5,0 tot 15,0 cm. Wanneer Hl gelijk is aan H2, dan wordt deze hierin verder voorgesteld door "H", en kan een waarden hebben van bv. ongeveer 5 cm, of ongeveer 8 cm, of ongeveer 10 cm, of ongeveer 12 cm, maar de uitvinding is daartoe niet beperkt, en andere waarden zijn eveneens mogelijk. FIG. 16 toont enkele van de voordelen die geboden worden door de uitstekende delen van de platen P3, P4. Deze figuur toont hoe deze uitstekende delen de ruimtes R2 en R3 definiëren, die in dit voorbeeld gebruikt kunnen worden als "spouwmuur" (aan de buitenkant van een gebouw), en als "valse wand" (aan een binnenkant van een gebouw). Deze laatste kan bv. handig gebruikt worden voor het aanbrengen van bekabeling (bv. elektriciteitskabels, coaxkabel, telefoonkabels, enz.) en/of leidingen (bv. waterleiding), bv. verborgen achter een gyproc wand. Voor zover bekend bij de uitvinders, wordt dit voordeel niet geboden door bekende bouwelementen, en dienen er bijkomende afstandshouders aangebracht en gemonteerd te worden op het bouwelement om dit effect te bereiken. FIG. 17 is een uitvergroting van een gedeelte van FIG. 16, en toont een ander voordeel van de uitstekende delen U3, U4' van de platen P3, P4', met name wanneer de platen vervaardigd zijn uit een materiaal waarin kan geschroefd worden, zoals bv. hout, spaanderplaat, MDF, multiplex, OSB, en dergelijke. Zoals getoond worden de platen P3 van het ene bouwelement en P4' van het naburige bouwelement geklemd tussen de L-vormige profielen 11' van het ene bouwelement en 11" van het andere bouwelement, waardoor als het ware een houten balkje met dubbele plaatdikte 2xT wordt gecreëerd tussen de L-profielen 11', 11", waarin eenvoudig kan geschroefd worden, bv. met schroeven 33, met name in een dwarsrichting van de platen P3, P4, zonder dat deze platen barsten of versplinteren. Voor zover bekend bij de uitvinders, wordt dit voordeel niet geboden door bekende bouwelementen, en ligt het absoluut niet voor de hand om de platen P3, P4' daarvoor te laten uitsteken, omdat het een zeer bekend probleem is dat de platen zouden barsten wanneer er een schroef 33 zou ingebracht worden in een richting evenwijdig met het vlak van de plaat. Dit probleem wordt echter verrassend opgelost door de verbindingselementen (bv. verbindingsprofielen 11 in FIG. 17 of de verbindingsbalken 14 in FIG. 18) die de platen P3, P4' tegen elkaar drukken, waardoor het probleem van barsten of versplinteren niet optreedt. Tegelijkertijd zorgen de verbindingselementen voor een stevige verbinding tussen de verschillende bouwelementen, zodat de wand één stevig geheel vormt. Dus door de platen op deze manier tegen elkaar te klemmen, worden drie effecten bekomen: 1) de naburige bouwelementen worden met elkaar verbonden voor het vormen van een wand (zonder spleten), en 2) de uitstekende plaat kan niet barsten wanneer een schroef 33 zijdelings wordt ingebracht, en 3) door de verbindingselementen (bv. houten balken, of metalen profielen) onderling te verbinden, wordt de constructie aanzienlijk steviger. Dit zijn belangrijke voordelen van voorkeursuitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding. Hoewel FIG. 17 wordt getoond met L-vormige profielen 11, zal het duidelijk zijn dat het U-vormig profiel 12 en het L-vormig profiel 13 met afronding van FIG. 4 eveneens kunnen gebruikt worden, met dezelfde voordelen. FIG. 18 toont een variant van FIG. 17, waarbij geen L-profielen worden gebruikt als verbindingselementen 11, maar houten balkjes 14, bv. met een rechthoekige of vierkante doorsnede. Deze kunnen eveneens fungeren als afstandshouders, en kunnen zelfs handiger zijn om een gyproc-wand (of dergelijke) tegen te bevestigen, omdat de schroeven 33 dan niet ingebracht dienen te worden tussen de L-profielen (breedte 2xT, zie FIG. 17), maar de beschikbare breedte wordt dan vergroot met twee keer de dikte D van de balkjes tot 2xT+2xD (zie FIG. 18). Indien T=1,0 cm en D=5,0 cm, dan wordt de breedte van de strook waarin de schroeven 33 dienen ingebracht te worden dus vergroot van 2,0 cm naar 12,0 cm. Hierdoor is het nóg eenvoudiger om zulke schroeven 33 in te brengen. Ook in dit geval kunnen naburige bouwelementen aan elkaar bevestigd worden, en tegen elkaar getrokken worden door middel van bv. bouten 31 en moeren 32. FIG. 2 toont een uitvoeringsvorm van een bouwelement 200 volgens de onderhavige uitvinding, met de kenmerken zoals hierboven beschreven, maar met andere relatieve afmetingen, in dwarsdoorsnede, waarbij bovendien de binnenste ruimte R1 een isolatiemateriaal bevat (gearceerd weergegeven). Dit kan ieder soort isolatiemateriaal zijn, bv. rotswol, of een voorgeschuimd en uitgehard schuimmateriaal, in gepast formaat gesneden. Alternatief kunnen ook natuurlijke of biologische isolatiematerialen gebruikt worden, zoals bv. stro of hennep. In een specifieke uitvoeringsvorm wordt "geperst stro", bv. in de vorm van een zgn. "rechthoekige baal" gebruikt als isolatiemateriaal. In dit geval worden de afmetingen van de platen P1-P4 bij voorkeur gekozen volgens de standaard-afmetingen van zulke strobalen, bv. ongeveer 35 cm x 45 cm x 100 cm, of veelvouden hiervan, al is dat niet strikt noodzakelijk, want het is uiteraard ook mogelijk (doch omslachtiger) om een stro-baal in twee of meerdere delen te zagen, en bv. een halve stro-baal te gebruiken. Er kan echter veel tijd gewonnen worden bij de montage wanneer standaard-afmetingen worden gebruikt, zodat men niet hoeft te zagen. Alternatief is het eveneens mogelijk om los isolatiemateriaal, bv. ongeperst stro of hennep aan te brengen.

Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat de voordelige effecten van de uitstekende delen U3, U4 die dienen als afstandshouder voor binnenwand W2 en/of buitenwand W1, en die dienen om naburige bouwelementen onderling te verbinden, eveneens bereikt worden als het bouwelement niet geïsoleerd is, maar uiteraard is goede isolatie een bijkomend voordeel. Niet-geïsoleerde bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding kunnen bv. handig gebruikt worden voor een garage, of voor industriële gebouwen (bv. een magazijn), of dergelijke, terwijl geïsoleerde bouwelementen uiteraard beter geschikt zijn voor woningen en appartementen. FIG. 3 toont een voorbeeld van hoe de panelen PI - P4 met elkaar kunnen verbonden worden gebruik makend van verbindingsmiddelen. In dit geval bestaan de verbindingsmiddelen uit verbindingselementen 11, bv. vier of meer langwerpige profielen, en bevestigingselementen 21, 22, zoals bv. bouten en moeren, schroeven, nagels, nieten, enz. In een voorkeursuitvoeringsvorm worden vier L-profielen gebruikt die zich over nagenoeg de ganse lengte van de platen uitstrekken, maar dat is niet strikt noodzakelijk, en meerdere kortere L-profielen kunnen eveneens gebruikt worden (maar uiteraard is één lang profiel sterker en dus te verkiezen). De L-profielen hebben "vleugels" onder een hoek van 90°, die bij voorkeur even breed zijn als de afmeting "H" waarmee de platen uitsteken, bv. een L-profiel met twee vleugels van bv 30 mm, of bv. twee keer 40 mm, of twee keer 50 mm. Het L-profiel is bij voorkeur gemaakt uit een metaal, of metaallegering, bv. staal of een aluminium-legering. De metalen profielen kunnen voorgeboord of voorgeperforeerd zijn. In het voorbeeld van FIG. 3 werden overeenkomstige gaten geboord door de platen (bv. houten platen), en werden de opening in de platen verzonken voor het opnemen van een bout of schroef met conische kop (maar dat is niet strikt noodzakelijk). De bout 21 kan vastgemaakt worden door middel van een moer 22, al dan niet met een rondel (niet getoond), of op iedere andere geschikte wijze. Alternatief of bijkomend kunnen de profielelementen ook verbonden worden met één of twee platen door middel van lijm.

In het voorbeeld van FIG. 3 worden L-profielen gebruikt als verbindingselementen, maar andere verbindingselementen kunnen eveneens gebruikt worden, zoals bv. de verbindingsprofielen 11-13 en/of de houten balkjes 14 getoond in FIG. 4 (explosie-aanzicht), of combinaties van twee of meerdere van deze verbindingselementen. In het voorbeeld van FIG. 4 worden in één figuur vier verschillende profielen getoond om illustratieve redenen, te weten: een U-profiel 12, een L-profiel met scherpe hoek 11 (aan de buitenkant), een L-profiel met afgeronde hoek 13 (bv. verkregen door het plooien van een metalen strip), en een houten of kunststof balk 14 met vierkante of rechthoekige doorsnede. In de praktijk zal voor ieder bouwelement bij voorkeur slechts één type van verbindingselementen gebruikt worden, bv. vier L-profielen 11 of 13, of vier balken 14 met vierkante of rechthoekige doorsnede, en geen mix. Andere bevestigingsmiddelen 21, 22 dan een bout met moer zijn eveneens mogelijk. Zo kunnen de profielen van FIG. 3 en FIG. 4 ook bevestigd worden met schroeven (bv. zgn. houtschroeven), zoals bv. schematisch weergegeven in FIG. 5(a).

In voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de afstand d2 tussen de derde en vierde plaat P3, P4, dat zijn de platen met de uitstekende delen U3, U4, groter dan de afstand d1 tussen de eerste en tweede plaat P1, P2, bv. minstens een factor 1,2 keer groter, of minstens een factor 1,5 groter, of minstens een factor 2,0 groter. De reden hiervoor is dat, wanneer zulk bouwelement wordt gebruikt als wandelement (zie FIG. 15 en FIG. 16), de richting waarin de uitstekende delen U3, U4 zich uitstrekken de richting is die loodrecht staat op "de dikte" van het bouwelement gebruikt als wandpaneel, waarbij de breedte van het wandpaneel bij voorkeur veel groter is dan "de dikte" ervan. (dus bij voorkeur is B1 groter dan B2, en d2 groter dan d1).

In het voorbeeld van FIG. 3 en FIG. 4 bevinden de verbindingselementen 11-14 zich allen aan de buitenkant van de koker of holle ruimte Rl, maar dat is niet strikt noodzakelijk, en één of meerdere van de verbindingselementen kunnen zich aan de binnenkant van de koker bevinden. Hoewel niet getoond is het ook mogelijk om aan bepaalde of alle ribben verbindingselementen te voorzien zowel binnen de koker als buiten de koker. FIG. 5(a) tot FIG. 5(i) tonen enkele voorbeelden hoe vier platen of planken P1-P4 onderling verbonden kunnen worden voor het vormen van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding. FIG. 5(a) en FIG. 5(b) geven een eerste voorbeeld weer, waarbij initieel telkens één balk 14 wordt vastgemaakt aan elke plaat, waarna de platen aan elkaar worden bevestigd voor het maken van een bouwelement die een koker met uitstekende delen omvat, volgens de onderhavige uitvinding. Het wordt opgemerkt dat sommige van deze balken 14 zich (na montage) aan de binnenkant van de koker bevinden, waardoor een verbinding met bout en moer moeilijk wordt, zoniet onmogelijk, althans voor sommige van de ribben. Voor een verbindingselement dat zich binnen de koker bevindt, zoals bv. de balk 14 met vierkante doorsnede, kan dan bv. een schroef gebruikt worden, al dan niet verzonken, die kan ingebracht worden doorheen de plaat (zoals getoond). Wanneer dergelijke bouwelementen aan elkaar worden bevestigd (zoals getoond in FIG. 15), zullen sommige uitstekende gedeeltes U3a, U4b weliswaar niet geklemd worden tussen de twee bevestigingselementen (bv twee bevestigingsprofielen 11 zoals getoond in FIG. 3, of twee balken 14 zoals getoond in FIG. 18), maar dat hoeft geen probleem te zijn, aangezien de balk voldoende ruimte biedt voor het opnemen van een schroef 33, zelfs indien één van de twee houten balken 14 zich aan de binnenkant van de koker zou bevinden. FIG. 5(c) en FIG. 5(d) geven een tweede voorbeeld weer, waarbij alle balken 14 (maar dat geldt ook voor profielen) zich buiten de koker Rl bevinden. In dit geval kunnen bv. wel bouten en moeren, of schroeven gebruikt worden, of beiden. Twee dergelijke bouwelementen kunnen bv. aan elkaar bevestigd worden op de manier zoals getoond in FIG. 18. Een voordeel van zulke uitvoeringsvorm is bv. dat de ruimte geschikt voor het opnemen van schroeven 33 voor het bevestigen van bv. een gyproc-wand niet beperkt is tot twee keer de plaatdikte T, maar verbreed wordt tot 2xT + 2xD, waarbij T de dikte is van de platen, en D de dikte van de houten balk 14. De voordelen dat op deze manier de platen P1-P4 van één bouwelement onderling eenvoudig kunnen verbonden worden zonder bijkomende profielen of beugels of dergelijke, en dat twee aangrenzende bouwelementen doorheen deze profielen kunnen tegen elkaar getrokken worden, (bv. door een bout 31 en moer 32), blijven eveneens bestaan. FIG. 5(e) en FIG. 5(f) tonen het voorbeeld van FIG. 3 met vier L-profielen, die zich aan de buitenkant van de koker bevinden. FIG. 5(g) en FIG. 5(h) tonen een voorbeeld waarbij alle verbindingselementen zich in de koker Rl bevinden. In plaats van vierkante houten balkjes 14 kunnen ook houten balkjes met een driehoekige doorsnede gebruikt worden, bv. met één hoek van 90° en twee hoeken van 45° (niet getoond). FIG. 5(i) toont een voorbeeld van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding waarbij de platen P1-P4 onderling verbonden zijn zonder de hoger genoemde L- of U- of profielen of balken, maar door middel van een sleuf 16 uitgespaard in P3 en P4, waarbij de panelen P1 en P2 worden ingebracht in de sleuf, en waarbij de platen aan elkaar bevestigd worden door te lijmen, waarbij de lijm bij voorkeur wordt ingebracht in de sleuf, op gekende wijze. De dikte van de platen P3 en P4 kan daarbij dikker gekozen worden dan de dikte van de platen P1 en P2, bv. twee keer zo dik, al is dit niet strikt noodzakelijk. De uitvoeringsvorm van FIG. 5(i) heeft als voordeel dat hij eenvoudiger en sneller te produceren is, maar heeft het nadeel dat hij eenvoudig kan dichtvouwen. Wanneer deze koker echter gevuld wordt met een gepast isolatiemateriaal, bv. met een samengedrukte baal van stro, dan is het risico op dichtvouwen sterk gereduceerd of zelfs nagenoeg onbestaande. Het risico op dichtvouwen wordt eveneens drastisch verminderd wanneer een vijfde en zesde plaat P5, P6 wordt aangebracht op de uiteinden, zoals verder zal besproken worden aan de hand van FIG. 10 tot FIG. 13. Dit geldt trouwens voor alle uitvoeringsvormen van FIG. 5. Om twee bouwelementen volgens FIG. 5(i) te verbinden voor het bouwen van een wand, kan men hetzij rechtstreeks bouten en moeren (met rondel) inbrengen in de uitstekende delen U3, U4, of kan men, wat te verkiezen is, profielen zoals vlakke profielen of L-profielen of balkvormige profielen toevoegen, om naburige uitstekende delen tegen elkaar te klemmen.

Hoewel niet expliciet getoond, is het ook mogelijk in een specifieke uitvoeringsvorm, om zowel de sleuf van FIG. 5(i) te voorzien, alsook vier verbindingselementen zoals FIG. 5(a) tot FIG. 5(h), wat er in feite op neer komt dat de platen van de uitvoeringsvormen van FIG. 5(a) tot FIG. 5(h) niet gewoon tegen elkaar worden geplaatst, maar zowel met een sleuf worden verbonden alsook met verbindingsmiddelen.

Uitvoeringsvormen zoals FIG. 5(d) en FIG. 5(f) waarbij alle verbindings-elementen 11 zich aan de buitenkant van de koker bevinden, of in mindere mate zoals FIG. 5(b) waarbij sommige verbindingselementen 11 zich aan de buitenkant van de koker bevinden, zijn te verkiezen, omdat ze 1) toelaten om twee bouwelementen doorheen het/de verbindingselement(en) te verbinden, zodat "het uitstekend gedeelte" U3, U4 geklemd wordt tussen de verbindingselementen, 2) de verbindingselementen geen extra hinder vormen voor het isolatiemateriaal (indien aanwezig als een vast geheel zoals bv. een stro-baal). FIG. 6 en FIG. 7 tonen een andere uitvoeringsvorm van een bouwelement volgens de onderhavige uitvinding. Dit bouwelement omvat vier platen P1, P2, P3, P4 die een balkvormige koker definiëren.

Twee van deze vier platen P3, P4 zijn vlakke platen, bijvoorbeeld vervaardigd uit hout of vezelplaat, of kunststof, of MDF, of multiplex, of OSB of dergelijke. Deze platen hebben zodanige afmetingen dat ze uitsteken voorbij de koker, met uitstekende delen U3 en U4. Door geen metalen plaat te gebruiken voor de platen P3, P4, worden warmtebruggen vermeden, wanneer deze platen gebruikt worden voor het vormen van een wand.

De twee andere platen PI, P2 zijn bij voorkeur geplooide metalen platen, bv. koudgewalste stalen platen met een dikte in het bereik van 0,3 mm tot 3,0 mm, bij voorkeur in het bereik van 0,5 mm tot 2,5 mm, bijvoorbeeld een dikte van 0,5 mm of 1,0 mm of 1,5 mm of 2,0 mm. De platen PI, P2 van FIG. 7 zijn over vier ribben geplooid met een hoek van 90°, zodanig dat ze een eerste vlak gedeelte Sla hebben dat de koker afsluit, een tweede vlak gedeelte Slb dat tegen plaat P3 aangrenst, een derde vlak gedeelte Slc dat tegen plaat P4 aangrenst, en twee vlakke flappen Sld, Sle met een breedte W die evenwijdig zijn aan het eerste vlak gedeelte Sla. Deze flappen Sld, Sle kunnen met voordeel gebruikt worden voor het bevestigen van bv. een buitengevel of een gyproc-wand, bv. door hierin te nieten, of door een schroef of stift of dergelijke te schieten in de flap, of door te boren en/of door gebruik te maken van een zelfborende en zelftappende schroef. Of anders gezegd, de metalen platen Pl, P2 kunnen aan weerszijden (links en rechts in de figuur) een U vorm vertonen, die zich uitstrekt over de volledige lengte van de plaat (in de diepterichting van FIG. 7).

Deze vlakke gedeeltes Sla, Slb, Slc, Sld, Sle worden apart weergegeven in de ellips in stippellijn, louter voor illustratieve doeleinden.

Zulk bouwelement 600 kan bijvoorbeeld gevormd worden door op voorhand de metalen plaat te snijden en te plooien, vervolgens de vier platen Pl, P2, P3, P4 relatief ten opzichte van elkaar te positioneren voor het vormen van een holle koker, desgewenst één of beide uiteinden van de koker tijdelijk en/of gedeeltelijk afdichten, grondstoffen in de koker te brengen (op gekende wijze) en die te laten opschuimen. In plaats van de metalen plaat op voorhand te snijden en te plooien, zou deze ook afgerold kunnen worden van een rol, en locaal kunnen geplooid worden. Door het schuim te laten opschuimen in de koker, zal het isolatiemateriaal goed hechten, bv. kleven aan de vier platen. Bij voorkeur is het schuimmateriaal polyurethaan (PUR) of polyisocyanuraat (PIR), maar ander schuim-isolatiematerialen kunnen eveneens gebruikt worden. Door de schuimisolatie te laten opschuimen in de koker, hecht dit zich zeer goed tegen de wanden, en draagt het substantieel bij aan de structurele sterkte van het bouwpaneel, ondanks de relatief dunne metalen platen. Uiteraard zorgt het isolatiemateriaal tevens voor een hoge thermische en akoestische isolatie.

Zoals hoger beschreven kunnen twee of meer van dergelijke bouwelementen 600 naast elkaar geplaatst worden, en met elkaar verbonden worden door gebruik te maken van verbindingsmiddelen, bv. bouten 3l en moeren 32, bij voorbeeld op een gelijkaardige manier als getoond in FIG. l5 tot FIG. l7. FIG. 8 en FIG. 9 tonen een variant van het bouwelement van FIG. 6 en FIG. 7, waarbij de metalen platen Pl, P2 elk slechts twee ribben hebben, en een U-vormige dwarsdoorsnede hebben. Vergelijking van FIG. 9 met FIG. 7 toont dat de metalen platen van het bouwelement 800 geen "flappen" Sld, Sie heeft, evenwijdig met het eerste wandgedeelte Sla. Meerdere bouwelementen 800 kunnen met elkaar verbonden worden op dezelfde of gelijkaardige manier als getoond in FIG. 17, en de uitstekende delen U3, U4 kunnen nog steeds gebruikt worden als afstandshouder, en er kunnen nog steeds schroeven 33 ingebracht worden in de dwarsrichting van (bv. houten) platen P3, P4 (zoals getoond in FIG. 17). FIG. 10 toont een explosie-aanzicht van een bouwelement 1000 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het bouwelement verder een vijfde en zesde plank of paneel P5, P6 omvat voor het sluiten van de koker (vooraan en achteraan in de figuur). Door de koker te sluiten kan luchtstroming tegen gegaan worden, en wordt warmteoverdracht door convectie beperkt, en wordt het isolatiemateriaal opgesloten, en afgeschermd van omgevingsinvloeden (bv regen). Zoals reeds hoger vermeld, kan dit vijfde en zesde paneel P5, P6 echter ook aanzienlijk de structurele sterkte van het bouwelement verhogen, met name door het risico op dichtklappen te reduceren. Deze effecten (reduceren van luchtstroming en verminderen van het risico van dichtklappen) kunnen nog versterkt worden door het toevoegen van één of meerdere tussenpanelen P7 zoals getoond in FIG. 14. Dit is vooral voordelig wanneer de lengte LI van de platen P1-P4 groot wordt, bv. groter dan 2,0 m, of bv. groter dan 3,0 m. Uiteraard kunnen meerdere zulke tussenschotten P7 aangebracht worden. Deze tussenschotten P7 kunnen eveneens bevestigd worden met L-profielen 11"' geschroefd tegen één of meer van de platen P1-P4, maar dat is niet strikt noodzakelijk. Bijvoorbeeld in het geval de koker geïsoleerd is met strobalen of andere stevig isolatiemateriaal, dan kan het tussenschot P7 zonder bevestiging aangebracht worden tussen zulke strobalen, en het risico op vervormen (bv. samenvouwen) van het bouwelement verder verminderen. FIG. 11, FIG. 12 en FIG. 13 tonen drie varianten van hoe het bouwelement van FIG. 10 kan gesloten worden, (in deze figuren wordt enkel P5 getoond). In FIG. 11 heeft het vijfde paneel P5 afmetingen: (B1+2T) x B2 (waarbij T de dikte voorstelt van de platen). Het paneel P5 kan op een gelijkaardige manier (bv. met L- of U-profielen of met balken) bevestigd worden aan de andere panelen PI - P4 (zie bijvoorbeeld P5 van FIG. 14, dat een kader van L-profielen heeft, bevestigd aan de rand ervan). In FIG. 12 heeft het paneel P5 de afmetingen: Bl x B2. In FIG. 13 heeft het paneel P5 als afmetingen: dl x BI, waarbij dl = B2 - 2xT -2xH. Maar andere uitvoeringsvormen dan degene die getoond zijn, zijn eveneens mogelijk. Voor dezelfde afmetingen van de platen platen PI tot P4, is de uitvoeringsvorm van FIG. 13 doorgaans de sterkste, daarna die van FIG. 12, en daarna die van FIG. 11.

In ieder van de voorbeelden van FIG. 11 tot FIG. 13 kan het zesde paneel P6 op een gelijkaardige manier bevestigd worden als P5, maar dat is niet strikt noodzakelijk. Zo hoeven de afmetingen van P5 en P6 niet dezelfde te zijn, en men kan voor P5 bv. de techniek van FIG. 12 toepassen, en voor P6 bv. de techniek van FIG. 13. Of men kan bv. voor zowel P5 als P6 de techniek van FIG. 13 toepassen.

Dit laatste voorbeeld wordt tevens geïllustreerd in FIG. 14. Een mogelijke werkwijze waarop zulk bouwelement kan vervaardigd worden, is als volgt: bij voorbeeld door P2, P3 en P4 te verbinden in een kuipvorm (zoals getoond) als eerste tussenproduct; door P5 en P6 te voorzien van vier L-profielen (bv. op verstek gezaagd, d.w.z. onder 45°) als tweede tussenproduct; door twee profielen aan te brengen op PI als derde tussenproduct; door dan de panelen P5 en P6 te bevestigen aan de kuip gevormd door P2, P3, P4; door vervolgens (zij het optioneel) een isolatiemateriaal aan te brengen in de kuip; en tenslotte het paneel PI te bevestigen op de kuip. Het zal duidelijk zijn dat dezelfde werkwijze kan toegepast worden wanneer geen L-profielen, worden gebruikt, maar andere profiel, of balken 14. FIG. 15 toont een voorbeeld van hoe twee bouwelementen 100 volgens de onderhavige uitvinding kunnen verbonden worden voor het vormen van een wand 1500 van een gebouw, maar uiteraard kunnen ook bouwelementen 600 of 800 met geplooide metalen platen en gevuld met PUR gebruikt worden, of een mix van bouwelementen met vier houten platen enerzijds, en bouwelementen met metalen platen en PUR anderzijds. Zoals getoond, worden twee bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding, met dezelfde breedte B2 (= dikte van de wand 1500), maar mogelijks een verschillende breedte BI en mogelijke een verschillende lengte LI, L2 naast en tegen elkaar geplaatst, en met elkaar verbonden, bv. door middel van bouten 31 en moeren 32 die zich uitstrekken doorheen twee verbindingselementen (hier: L-profielen 11' en 11") en doorheen de uitstekende delen U3, U4 van aangrenzende platen P3, P4' (zie FIG. 16 en FIG. 17 en FIG. 18 voor meer details). Verwijzend naar FIG. 17 en FIG. 18, wanneer de bouten 31 en moeren 32 worden aangespannen, worden de platen P3 en P4' naar elkaar toe getrokken, en tegen elkaar getrokken, en ze worden tussen de verbindingsprofielen 11' en 11" samengedrukt. Het zal duidelijk zijn dat, in het geval van bouwelementen met geplooide metalen profielen, de segmenten Slb en Sic dezelfde functie zullen vervullen als er een schroef wordt aangebracht doorheen deze segmenten. Op deze manier wordt enerzijds bereikt dat 1) twee naburige bouwelementen stevig met elkaar verbonden zijn, op een manier die geen of geen noemenswaardige hoeveelheid luchtstroom toelaat tussen de bouwelementen of doorheen de bouwelementen, en 2) dat de uitstekende gedeeltes U3, U4 dwars staan op de wand, daarmee uiteraard stevig bevestigd zijn, en vanzelf als afstandshouder kunnen fungeren om bv. een afwerkingsplaat, bv. een gyproc-plaat tegen te monteren, en 3) indien het materiaal van de platen bv. hout of spaanderplaat of MDF of dergelijke is, dat er ook schroeven 33 kunnen ingebracht worden in het uitstekend gedeelte U3, U4, zonder dat het barst of versplintert, omdat de uitstekende delen geklemd worden tussen de verbindingselementen, bv. de profielen 11' en 11" of de segmenten Slb en Sic. Indien een hogere luchtdichtheid gewenst is, kan optioneel een dichtingsmiddel of een afdichtingskit zoals bv. silicone of het welgekende "TEC7" of één of andere "mastiek" of hars gebruikt worden. Er zijn diverse producten op de markt die hiervoor geschikt zijn, bv. op basis van acryl of PU (polyurethaan). FIG. 16 toont hoe tegen deze wand 1600 bij wijze van voorbeeld, aan de ene kant een façade W1 kan bevestigd worden, gescheiden door een ruimte R2 met lucht (fungerend als spouwmuur), en aan de andere kant een binnenwand W2 van bv. "gyproc", eveneens gescheiden door een ruimte R3 met lucht. Deze ruimte R3 kan daarbij fungeren als "valse wand", waarin leidingen of kabels of dergelijke kunnen aangebracht worden. FIG. 17 geeft een mogelijke verbinding tussen de verschillende bouwelementen in meer detail weer. Merk op dat in plaats van de schroeven 23 ook bouten en moeren kunnen gebruikt worden zoals getoond in FIG. 3.

Aan de hand van FIG. 16 is het ook te begrijpen dat de wand 1600 volgens de onderhavige uitvinding geen "koudebruggen" bevat, omdat er geen metaal is dat zich uitstrekt van wand W1 tot wand W2. In het geval van P5 en P6 en optioneel P7 volgens FIG. 14 is er wel een L-profiel aanwezig dat zich uitstrekt in een richting loodrecht op de wand, maar warmteverliezen doorheen zulke profielen kunnen vermeden worden door voor deze profielen (dwars op de wand) hout of kunststofprofielen te gebruiken in plaats van metaal, bv. vezelversterkte kunststofprofielen met een L-vorm. Uiteraard kunnen vezelversterkte kunststofprofielen eveneens gebruikt worden voor de verbindingselementen 11 van FIG. 3, indien gewenst. FIG. 19 en FIG. 20 tonen dat twee bouwelementen 1901, 1902 volgens de onderhavige uitvinding niet alleen naast elkaar (evenwijdig aan elkaar) kunnen gemonteerd worden, maar ook dwars op elkaar kunnen gemonteerd worden. FIG. 19 dient gezien te worden als een zijaanzicht van een opstaand 1901 (bv. verticaal) en een liggend 1902 (bv. horizontaal) bouwelement. Op een gelijkaardige manier als getoond in FIG. 15 en FIG. 13, kunnen meerdere dergelijke opstaande bouwelementen naast elkaar opgesteld worden en aan elkaar bevestigd worden voor het vormen van een opstaande wand, en kunnen de liggende bouwelementen 1902 eveneens naast elkaar opgesteld worden en met elkaar verbonden worden voor het vormen van een vloerplaat. De onderlinge verbinding kan op een gelijkaardige manier gebeuren als hierboven beschreven (zie FIG. 17 en FIG. 18), zoals schematisch weergegeven in FIG. 20 (links). FIG. 20 geeft in perspectief-aanzicht een voorbeeld weer van hoe de twee loodrecht op elkaar staande bouwelementen van FIG. 19 kunnen verbonden worden. Zoals getoond kunnen beide bouwelementen 2001, 2002 geïsoleerd zijn. Uiteraard kunnen er (indien nodig) nog bijkomende verstevigingen voorzien worden om deze elementen 2001, 2002 te verbinden, op iedere geschikte manier gekend bij de vakman.

Aan de hand van FIG. 19 en FIG. 20 kan men ook begrijpen dat bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding een zeer hoge mechanische sterkte vertonen, zelfs wanneer relatief dunne platen worden gebruikt (bv. houten platen met een dikte in het bereik van 8 mm tot 15 mm). De vakman zal onmiddellijk een dubbele-l-vorm herkennen, en het is algemeen bekend dat een enkele I-vorm een groot buigmoment heeft, wat in de structuur van het bouwelement zoals hierin beschreven, grotendeels "vertaald" wordt naar trekkrachten en drukkrachten in de verbindingselementen, meerbepaald de verbindingsprofielen en/of de balken. Wanneer daarbij ook de ruimte in de koker gevuld is met een stevig, bv. moeilijk of niet samendrukbaar materiaal, bv. stro-balen, of uitgeharde isolatieplaten, dan wordt ook de kans op knikken van de loodrecht op elkaar staande platen, dus het dichtvouwen van de koker, sterk verminderd. Uiteraard helpen de verbindingselementen, bv. verbindingsprofielen 11-13 of verbindingsbalken 14 eveneens mee om een dergelijke knik te voorkomen. In het geval van L-profielen kan met name de breedte en/of de dikte van de "vleugels" groter gekozen worden om dit risico te verminderen. FIG. 21 toont een voorbeeld van wand 2100 volgens de onderhavige uitvinding, gevormd door meerdere naast elkaar geplaatste bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding. De getoonde wand 2100 bevat bouwelementen van drie verschillende lengtes: X, Y, Z. Het is een voordeel dat deze wand 2100 eenvoudig op de site kan samengebouwd worden, met zeer eenvoudig gereedschap (zie bv. FIG. 17: in principe volstaan twee steeksleutels of ringsleutels of dergelijke om de bouten en moeren in te brengen en vast te maken). Inderdaad, de gaten kunnen reeds voorgeboord of geponst zijn in de verbindingselementen (bv. profielen of balken) en doorheen de uitstekende delen (bv. houten planken), of in het geval van bouwelementen met geplooide metalen platen, doorheen de segmenten Slb, Sic. Uiteraard is het ook mogelijk dat enkele bouwelementen reeds in de fabriek aan elkaar bevestigd zijn, en dat een complete wand naar de plaats van bestemming wordt gevoerd. Zoals getoond in het voorbeeld van FIG. 21, kan een raam- of een deur-opening of elke andere opening (bv. voor een dakraam) eenvoudig gevormd worden door een aantal bouwelementen weg te laten, en/of kortere bouwelementen te gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat voor het opbouwen van een dergelijke wand geen hoog geschoold personeel nodig is, noch zware investeringen nodig zijn qua gereedschap. Dit maakt de bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding ook uitermate geschikt voor iedere doe-het-zelver. FIG. 22 toont een dwarsdoorsnede van een gebouw 2200, waarbij bouwelementen 2201, 2202, 2203 volgens de onderhavige uitvinding gebruikt worden, zowel als opstaande bouwelementen 2201, als horizontale bouwelementen 2202 (bv. als vloerelement), en als schuine bouwelementen 2203 (bv. dakelementen). Uiteraard is dit slechts een voorbeeld, en kunnen gebouwen van meerdere verdiepingen, of slechts één enkele verdieping gebouwd worden met bouwelementen volgens de onderhavige uitvinding.

De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat, hoe gedetailleerd het voorgaande ook blijkt in tekst, de uitvinding op vele manieren kan toegepast worden. Het moet opgemerkt worden dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet moet worden opgevat te impliceren dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om te worden beperkt tot specifieke kenmerken van de kenmerken of aspecten van de uitvinding waarmee deze terminologie gekoppeld is. REFERENTIES: 100, 200, 300, 600, 800, 1000, 1100, 1200, 1300, 1400 bouwelement 1500, 1600, 2100 wand 2200 gebouw P1, P2, P3, P4 eerste, tweede, derde, vierde plaat U3, U4 uitstekend gedeelte van derde, vierde plaat P5, P6 vijfde, zesde plaat P7 tussenplaat (optioneel) d1, d2 eerste, tweede afstand L1, L2 eerste, tweede lengte B1, B2 eerste, tweede breedte H1, H2 eerste, tweede hoogte W1, W2 eerste, tweede wand 11-14 verbindingselementen 11, 12, 13 verbindingsprofielen 14 (verbindings)balken, hierin ook "balkjes" genoemd 16 uitsparing, bv. sleuf 21 bout (bv. met verzonken kop) 22 moer 23 schroef 31 bout 32 moer 33 schroef

Claims

Conclusies

1. Een wand (1500, 1600, 2100) die minstens een eerste en een tweede bouwelement (100; 600; 800) omvat, het eerste en tweedebouwelement (100; 600; 800) omvattende: - een eerste paar platen (PI, P2) omvattende een eerste plaat (PI) en een tweede plaat (P2), waarbij de eerste plaat (PI) een eerste vlak segment (Sla) en de tweede plaat (P2) een tweede vlak segment (S2a) omvat, waarbij het eerste vlak segment (Sla) en het tweede vlak segment (S2a) een eerste lengte (LI) hebben en een eerste breedte (BI), en waarbij het eerste vlak segment (Sla) en het tweede vlak segment (Slb) op een eerste afstand (dl) van elkaar en evenwijdig met elkaar staan; - een tweede paar platen (P3, P4) omvattende een derde plaat (P3) en een vierde plaat (P4), waarbij de derde plaat (P3) een vlakke plaat is, en de vierde plaat (P4) een vlakke plaat is, die op een tweede afstand (d2) van elkaar en evenwijdig met elkaar staan; - waarbij het eerste vlak gedeelte (Sla) en het tweede vlak gedeelte (S2a) van het eerste paar platen loodrecht staan op de platen van het tweede paar (P3, P4); en - waarbij de vier platen (PI, P2, P3, P4) onderling verbonden zijn en onderling gepositioneerd zijn zodanig dat de eerste afstand (dl) kleiner is dan de tweede breedte (B2) voor het vormen van een eerste, holle ruimte (Rl) tussen de vier platen (PI, P2, P3, P4), en voor het vormen van een tweede half-open ruimte (R2) tussen drie platen (P3, PI, P4) en een derde half-open ruimte (R3) tussen drie platen (P3, P2, P4) tegenover de tweede half-open ruimte (R2). - waarbij het eerste en tweede bouwelement evenwijdig en tegen elkaar gelegen zijn, en onderling verbonden zijn door middel van bevestigingsmiddelen (31, 32) die zich uitstrekken doorheen een uitstekend gedeelte (U3) van de derde plaat (P3) van het eerste bouwelement en doorheen een uitstekend gedeelte (U4) van de vierde plaat (P4') van het tweede bouwelement.
2. Een wand volgens conclusie 1, - waarbij de eerste en de tweede plaat (P1, P2) ge plooide metalen platen zijn, en - waarbij de eerste ruimte (R1) gevuld is met een schuimisolatiemateriaal dat o pgeschuimd is en uitgehard is in de koker.
3. Een wand volgens conclusie 2, waarbij het schuimisolatiemateriaal polyurethaan (PUR) of p olyisocyanuraat (PIR) is.
4. Een wand volgens conclusie 2 of 3, waarbij de platen (P1, P2, P3, P4) verder verbonden zijn door middel van bevestigingsmiddelen (21-23).
5. Een wand volgens conclusie 1, waarbij de eerste en de tweede plaat (P1, P2) vlakke platen zijn, en waarbij de platen (P1, P2, P3, P4) onderling verbonden zijn door middel van verbindingsmiddelen (11-14; 21-23).
6. Een wand volgens conclusie 5, dat verder een isolatie-materiaal omvat, aangebracht in de eerste, holle ruimte (R1).
7. Een wand volgens conclusie 6, waarbij het isolatie-materiaal gekozen is uit de groe p van: stro, glaswol, rotswol, een voorgeschuimd kunststofmateriaal.
8. Een wand volgens één der voorgaande conclusies, dat verder een vijfde en een zesde plaat (P5, P6) omvat voor het sluiten van de eerste, holle ruimte (R1), waarbij de vijfde en zesde plaat (P5, P6) loodrecht ge positioneerd is o p het eerste en tweede segment (S1a, S2a) en loodrecht o p de derde en vierde plaat (P1-P4).
9. Een wand volgens één der voorgaande conclusies, waarbij minstens de derde en vierde plaat (P3, P4) vervaardigd zijn uit een materiaal gekozen uit de groe p van: hout, vezelplaat, kunststof, MDF, composietmateriaal, multi plex en OSB, of combinaties hiervan.
10. Een wand volgens één der conclusies 5 tot 9, waarbij de verbindingsmiddelen minstens één profielelement (11-13) omvatten dat zich uitstrekt in de lengterichting (L) en dat minstens twee vlakke zones bevat die loodrecht o p elkaar staan, en minstens één bevestigingsmiddel (21-23) omvatten voor het bevestigen van het minstens één profielelement (11-13) aan twee naburige platen (P1-P6).
11. Een wand volgens conclusie 10, waarbij het profielelement (11) een L- profiel is.
12. Een wand volgens conclusie 10 of 11, waarbij de profielelementen (11-13) vervaardigd zijn uit een metaal of metaal-legering.
13. Een wand volgens één der conclusie 5 tot 12, waarbij de verbindingsmiddelen minstens één houten balk (14) omvatten die zich uitstrekt in de lengterichting (L) en die minstens twee vlakke zones bevat die loodrecht o p elkaar staan, en een veelheid van bevestigingsmiddelen (21-23) omvatten voor het bevestigen van de minstens één houten balk (14) aan twee naburige platen (P1-P6).
14. Een wand volgens één der conclusies 4 tot 13, waarbij de bevestigingsmiddelen (21-23) gekozen zijn uit de groe p van: nagels, nieten, bouten (21), moeren (22) en schroeven (23).
15. Een wand volgens één der voorgaande conclusies, die verder een binnenwand en/of een buitenwand omvat zoals bv. een gy proc-wand of een facadewand, die bevestigd is/zijn aan de bouwelementen door middel van schroeven ingebracht in de uitstekende gedeeltes (U3, U4) en/of in de verbindingselementen (11-14) van de bouwelementen.
16. Een wand (2100) voor een gebouw, waarbij de wand minstens drie bouwelementen (100; 600; 800) bevat, en verder een deuro p ening of een raamo p ening bevat. 17 Een gebouw (2200) dat minstens één wand (1500, 1600, 2100) volgens één der voorgaande conclusies omvat.
18. Een gebouw (2200) volgens conclusie 17, dat minstens één wand volgens één der conclusies 1 tot 16 omvat dat o pstaand ge positioneerd is, en minstens één wand volgens één der conclusies 1 tot 16 omvat dat liggend ge positioneerd is, waarbij de o p staande wand en de liggende wand met elkaar verbonden zijn.