NL8502494A - Luchttoevoerkoker voor mestdroging bij legbatterijen. - Google Patents

Description

':*? - v * p & c ...

H 6324-1 Ned.dB/LdB

Korte aanduiding: Luchttoevoerkoker voor mestdroging bij legbatterijen.

De uitvinding heeft betrekking op een luchttoevoerkoker, bestemd om te worden aangebracht aan een legbatterij voor gevogelte, bijvoorbeeld 5 kippen, welke batterij tenminste één langsreeks van kooien heeft, waarbij de koker in de lengterichting van de kooien wordt aangebracht,boven een onder de reeks kooien verlopende mestafvoerband en is voorzien van uitstroomopeningen voor lucht voor het drogen van mest.

Dergelijke luchttoevoerkokers zijn bekend als een centrale 10 ronde buis, aangebracht aan het boveneinde van de langsscheidingswand, die zich bevindt tussen twee langsreeksen van rug aan rug geplaatste kooien in een legbatterij.

Door de buis wordt warme lucht gevoerd die uit de uitstroomopeningen stroomt, welke zijn gericht op mest, die is gevallen op de 15 onder de kooien aanwezige mestafvoerband. Hierdoor droogt de mest,, waardoor deze compacter en lichter wordt en droog kan worden verwerkt, eventueel verkocht. Het over land verspreiden van natte mest geeft verzuring van de grond en sterke amoniakontwikkeling. Oudere legbatterijen hebben een dergelijke droogkoker niet en het is duur en moeilijk achteraf zo'n 20 koker in een bestaande legbatterij aan te brengen. Bovendien heeft de centrale buis het bezwaar dat mest op het bovenvlak ervan wordt opgehoopt, die op de duur door de eieren wordt meegenomen, waardoor vuile eieren ontstaan.

De uitvinding beoogt het opheffen van de genoemde bezwaren.

25 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de koker is ingericht voor plaatsing tegen de buitenlangszijde vein de legbatterij en is voorzien van een tot in de kooien van de reeks uitstekend deel, dat in open verbinding staat met het overige deel van de koker en waarin zich aan de onderzijde van dit uitstekende deel de uitstroomopeningen 30 bevinden.

Deze nieuwe luchtkoker kan gemakkelijk tegen de langszijde(n) van de batterij worden bevestigd, ook achteraf bij een bestaande batterij.

Daar kippen hun eieren zo ver mogelijk van de open buitenzijde van een kooi leggen en zich verder meestal met de koppen aan de buitenzijde 35 bevinden, daar boven de eiergoot een voedergoot is aangebracht, komt vallende mest niet op de luchtkoker terecht, zcdat over een eierafvoerbodem rollende eieren niet met mest in aanraking komen.

In een gunstige uitvoeringsvorm is het uitstekende kokerdeel in de dwarsdoorsnede gezien wigvormig, met de hoeklangsribbe van de wig 40 het dichtst bij de langshartlijn van de kooienreeks gelegen. Daardoor 02 4S4

k , V

t - 2 - wordt de lucht naar de uitstroomopeningen versneld door de afnemende stro-mingsdoorsnede.

In een gunstige uitvoeringsvorm bevindt zich het uitstekende ko-kerdeel tussen de eierafvoerbodem en de mestafvoerband.

5 Bij voorkeur zijn de luchtuitstroomopeningen elk voorzien van een uitgedrukte kraalrand aan de onderzijde van het uitstekende of wig-vormige kokerdeel. Daardoor wordt de lucht in de richting van de grootste mestophopingen op de band geleid. De meeste mest valt ongeveer in het midden van de breedte onder een kooibodem, gezien dwars op de langsrichting 10 van de batterij. Bovendien veroorzaakt de kraalrand, mede door de rafelige begrenzing die ontstaat door het uitdrukken uit het kokermateriaal, een turbulentie van de lucht, waardoor meer vocht uit de mest wordt opgenomen en dus een snellere droging optreedt. Hiertoe kunnen ook mondstukken in openingen worden aangebracht, maar dat is een dure oplossing.

15 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de luchtkoker volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een zij-aanzicht van een legbatterij met de luchtkokers volgens de uitvinding.

20 Fig. 2 is een eind-aanzicht van de batterij van fig. 1.

Fig. 3 toont een deel van een dwarsdoorsnede volgens III-III van fig. 1.

Fig. 4 toont op sterk vergrote schaal het c®r±kéldexleel van Fig. 1.

De in fig. 1 weergegeven legbatterij heeft drie etages met op elke etage 25 twee reeksen van vier kooien 1 in de lengterichting van de batterij, üit fig. 2 blijkt dat op elke etage inde dwarsrLchting van de batterij twee kooien 1 rug aan rug zijn geplaatst. Tussen da beide langsreeksen op een etage is een langs-tussenwand 2 aangebracht, terwijl de kooien qp een etage van elkaar zijn gescheiden door dwarswanden 3. Elke kooi 1 heeft een hellende draadgaasbodem 4, hellend 30 van de langstussenwand 2 naar de langsbuitenzijde van de kooien. Deze bodem wordt ook eierafvoerbodem genoemd en dient óm de er op gelegde eieren automatisch onder invloed van de zwaartekracht te doen rollen naar de buitenzijde van de batterij , waar zij terecht komen in een in de langsrichting van de batterij aangebrachte doorlopende eierverzamelgoot 5.

35 Onder de eierafvoerbodem 4 bevindt zich tussen een kooienetage en de daaronder gelegen etage, resp.voor de onderste etage aan het ondereinde van de aldaar gelegen kooien, een mestafvoerband 6, bijvoorbeeld uit treviradoek. Deze banden zijn banden zonder einde en worden geleid aan de beide langseinden van de batterij door niet weergegeven omleidrollen, 40 waarvan er één door een niet weergegeven motor aandrijfbaar is. Door de 85 02 49 4 - 3 - - ·> kippen gedeponeerde mest valt door de uit draadgaas bestaande eierafvoer-bodem 4 op de band 6 en blijft daar liggen. Enkele malen per dag wordt de bandaandrijving in werking gesteld, waardoor de mest naar een einde van de batterij wordt gevoerd en op niet nader weergegeven wijze verder wordt afgevoerd.

5 Aan de langsbuitenzijden van de batterij bevindt zich tegen elke kooienreeks een voedergoot 7.

Volgens de uitvinding is nu tegen de langsbuitenzijde van de batterij voor elke kooienreeks een luchttoevoerkoker 8 bevestigd. Deze kokers hebben een tot in de kooien van de reeks uitstekend deel 9 dat bij 10 voorkeur wigvormig of snavelvormig is. Nabij de hoeklangsribbe van de wig zijn aan de onderzijde daarvan op regelmatige afstanden, gezien in de langsrichting, uitstroomopeningen 10 aangebracht. De koker kan zijn vervaardigd van metaalplaat, bij voorkeur verzinkt ijzer, dat niet wordt aangetast door van de mest afkomstige ammoniakdampen, De openingen kunnen 15 een willekeurige omtreksvorm hebben (rond, langwerpig, vierkant) en worden aangebracht door uitdrukken van het plaatmateriaal, van de bovenzijde, met daarvoor geschikt gereedschap, waardoor aan de onderzijde een kraal-rand 10a ontstaat. Door het uitdrukproces is de begrenzing van deze rand rafelig. De kraalrand 10a geleidt de uitstromende lucht naar de mest, 20 terwijl tevens, mede door de rafelige rand, turbulentie van de lucht optreedt, die, zoals boven gezegd, leidt tot snellere mestdroging. De koker kan bijvoorbeeld met beugels 11, verlopend rond de dwarsdoorsnede van de koker, zijn bevestigd aan het frame van de legbatterij. Bij voorkeur is de plaat, waarvan de koker is vervaardigd, op een kantpers gebogen 25 en bevindt zich aan het ondereinde, dat het dichtst bij de batterij ligt, een felsverbinding 12. Bij voorkeur wordt deze zodanig uitgevoerd dat de felsrand vertikaal verloopt, zodat geen mest op deze rand blijft liggen. Het wigvormige deel 9 van de koker steekt tussen de eierafvoer-bodem 4 en boven de mestafvoerband 6.

30 Uit fig- 1 blijkt dat een koker een lengte kan hebben gelijk aan de lengte van twee aangrenzende kooien 1, waarbij de twee kokers voor de weergegeven batterij per etage met elkaar zijn verbonden door een koppelstuk 13. Op de einden van de kokers aan de batterij-einden zijn luchtleidingen 14 aangesloten. De lucht wordt gewoonlijk verwarmd door 35 het voeren daarvan door een warmtewisselaar, waarbij het verwarmende medium wordt gevormd door de warme lucht van de stal waarin de batterij is opgesteld. Deze lucht wordt verwamrd door de warmte die door de dieren wordt ontwikkeld. Deze lucht zelf bevat te veel stof en eventueel veren om rechtstreeks te kunnen wordei gebruikt. Daardoor zouden de uitstroom-40 openingen verstoppen.

8502 494 - 4 -

De uitstroomopeningen richten, samen met de helling van de onderrand van het wigvormige deel 9, de uitstromendeiucht ongeveer op het midden, gezien in de dwarsrichting van een kooi, van de breedte daarvan, waar zich de meeste mest zal bevinden- Ook kunnen de uit-5 stroomopeningen 10 zijn voorzien van mondstukken (niet weergegeven), waardoor eveneens een juiste geleiding en turbulentie van de lucht kan worden verkregen.

Het is duidelijk dat de dwarsdoorsnedevorm van de luchtkoker, af gezien van het uitstekende wigdeel 9, niet van belang is voor de 10 werking. Deze vorm kan afwijken van de weergegeven vorm, maar moet zodanig zijn, dat de koker gemakkelijk tegen de langsbuitenzijde van de batterij kan worden bevestigd en een deel uitsteekt in de kooien boven de mestband.

15 ------- 85 02 4s4

Claims (5)

1. Luchttoevoerkoker, bestemd om te worden aangebracht een een legbatterij voor gevogelte, bijvoorbeeld kippen, welke batterij tenminste een langsreeks van kooien heeft, waarbij de koker in de lengterichting van de kooien wordt aangebracht boven een onder de reeks 5 kooien verlopende mestafvoerband en is voorzien van uitstroomopeningen voor lucht voor het drogen van de mest, met het kenmerk, dat de koker (8) is ingericht voor plaatsing tegen de buitenlangszijde van de legbatterij en is voorzien van een tot in de kooiend)van de reeks uitstekend deel (9), dat in open verbinding staat met het overige deel 10 van de koker en waarin zich aan de onderzijde van dit uitstekende deel (9) de uitstroomopeningen (10) bevinden.

2. Luchttoevoerkoker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitstekende kokerdeel (9) in de dwarsdoorsnede gezien wigvormig is, met de hoeklangsribbe van de wig het dichtst bij de langshartlijn 15 van de kooienreeks gelegen.

3. Luchttoevoerkoker volgens conclusie 1 of 2, waarbij een eierafvoerbodem onder de kooien is aangebracht, met het kenmerk, dat het uitstekende kokerdeel (9) zich tussen de eierafvoerbodem (4) en de mestafvoerband (6) bevindt.

4. Luchttoevoerkoker volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de luchtuitstroomopeningen (10)elk.zgivoorzien van een uitgedrukte kraairand (10a) aan de onderzijde van het uitstekende af wigvornige kokerdeel (9).

5. Luchttoevoerkoker volgens een der voorgaande conclusies, 25 met hefc kenmerk, dat in de luchtjaitstroomopeningen (10) mondstukken zijn aangebracht. 30 35 3502 494