NL8501817A - Maaiinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

-1- £ « M Kon/mf/451 Multinorm

Maaiinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

De uitvinding betreft een maalinrichting, omvattende een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende kast, een veelvoud van aan de kast roteerbaar om opstaande aslijnen gelegerde maaiorganen en een in de kast gelegerde 5 aandrijving voor het aandrijven van de maaiorganen, welke kast is samengesteld uit een reeks onderling verbonden kastel emen ten .

Een dergelijke maalinrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 81.01239. Daarbij bestaan de kast-10 elementen uit kokers.

De uitvinding heeft ten doel een eenvoudiger te vervaardigen maalinrichting te verschaffen.

Daartoe is tenminste één kastelement bakvormig en heeft het een open boven- en/of onderzijde. Deze kastelementen zijn 15 kernloos aanzienlijk gemakkelijker te vervaardigen van gietijzer, aluminium of kunststof in vergelijking met de kokervormige kastelementen van de bovenbedoelde bekende maalinrichting.

De bekende maalinrichting omvat een zich dwars op de 20 voortbewegingsrichting uitstrekkende kast, een veelvoud van aan de kast roteerbaar, om opstaande aslijnen gelegerde maaiorganen en een in de kast gelegerde reeks tandwielen voor het aandrijven van de maaiorganen. Hierbij is aan elk maaiorgaan een as bevestigd, waarop een tandwiel vast is gemonteerd.

25 Boven het tandwiel is dan een leger aangebracht, waarmee het maaiorgaan aan de kast is gemonteerd. De op de tandwielen uitgeoefende aandrijfkrachten belasten de assen daarvan met koppels die door de lagers moeten worden opgevangen. De aan-drijfkracht op de tandwielen is aanzienlijk, vooral op de 30 eersten. Vooral de bij het maaien optredende stotende maai-krachten belasten de aandrijf- en legerelementen aanzienlijk.

Er wordt ook veel lawaai door veroorzaakt.

Volgens een ander facet van de uitvinding worden de stotende aandrijfkrachten beter opgevangen, waardoor de &SCU17 -2- ί 4 slijtage van onderdelen kan worden verminderd, het lawaai kan worden verminderd, de dimensionering van de aandrijfelementen lichter kan zijn en/of aandrijfelementen van minder stevig materiaal vervaardigd kunnen worden.

5 Daartoe is tenminste één maaiorgaan gelegerd om een vast aan de kast bevestigde spil door middel van leger-middelen, waarvan tenminste één leger zich binnen een aan dit maaiorgaan bevestigd tandwiel op het niveau daarvan bevindt. Hierbij worden de op het tandwiel van het maaiorgaan uitge-10 oefende kracht in hetzelfde vlak direct door het leger opgevangen. Er ontstaat dan een rustige rotatie en de slijtage wordt verminderd.

Bij voorkeur is elk maaiorgaan ook gelegerd door middel van een leger dat in hoofdzaak in het maaivlak van het maai-15 orgaan in opgesteld. Dit vermijdt wederom het met momenten belasten van de assen van de maaiorganen.

In de conclusies 13 tot 17 zijn maatregelen voorgesteld voor het verbeteren van de ingangsaandrijving van de maalinrichting .

20 Bekend is een werkwijze voor het vervaardigen van een maalinrichting, omvattende een zich dwars op de voortbewe-gingsrichting uitstrekkende kast, een veelvoud van aan de kast roteerbaar om opstaande aslijnen gelegerde maaiorganen en een in de kast gelegerde aandrijving voor het aandrijven 25 van de maaiorganen, welke kast is samengesteld uit een reeks kastelementen, waarbij gevormde kastelementen machinaal worden bewerkt voor het verschaffen van montagevlakken voor maaiorganen en/of aandrijfelementen en waarbij de kastelementen onderling worden verbonden. Daarbij worden montage-30 vlakken van de kastelementen, welke montagevlakken voor het monteren van maaiorganen en/of van aandrijfelementen dienst doen, machinaal bewerkt vóórdat de kastelementen onderling worden verbonden. Hierdoor kunnen onnauwkeurigheden in het bijzonder betreffende de steekafstanden tussen maaiorganen 35 en/of tussen aandrijfelementen ontstaan.

Dé uitvinding verschaft een gemakkelijk uitvoerbare werkwijze, waarbij een maalinrichting met een uit kastelementen opgebouwde kast met nauwkeurige steekafstanden is te realiseren.

8531817 r « -3-

Daartoe wordt de maalinrichting vervaardigd in de hierna aangegeven volgorde van stappen: a) de kastelementen worden gevormd? b) de kastelementen worden bewerkt aan hun aansluit- 5 vlakken; c) de kastelementen worden onderling verbonden; d) de kastelementen worden machinaal bewerkt voor het verschaffen van montagevlakken voor drijfwerk-elementen.

10 De genoemde en andere kenmerken volgens de uitvinding zullen in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

In de tekening stellen schematisch voor:

Fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een maaiinrich-15 ting volgens de uitvinding, fig. 2 op grote schaal een doorsnede over de lijn II-II van fig. 1, fig. 3 op grote schaal een doorsnede over de lijn III-III van fig. 1, 20 fig. 4 en 5 een perspektivisch boven- resp. onderaan zicht van een kastelement van de maaiinrichting van fig. 1, fig. 6 een geëxplodeerd onderaanzicht van een fractie van de maaiinrichting van fig. 1, en fig. 7 op grote schaal een doorsnede over lijn VII-VII 25 van fig. 6.

De in de tekening weergegeven maaiinrichting 1 omvat een kast 2 die zich dwars op de voortbewegingsrichting 3 uitstrekt en die samengesteld is 'uit een veelvoud van onderling verbonden kastelementen 4 en twee eindkastelementen 5. De 30 kast 2 is in feite gedeeld over langsvlakken 6 volgens door-snedevlakken II-II van fig. 2 en III-III van fig. 3. Aangrenzend aan deze vlakken 6 hebben de kastelementen 4 en 5 flenzen 7 voor het met boutverbindingen 8 onderling verbinden daarvan. Aan de kast 2 is een veelvoud van maaiorganen 10 om 35 opstaande aslijnen 9 roterend gelegerd. Verder is in de kast 2 een aandrijving voor het aandrijven van de maaiorganen 10 gelegerd, welke aandrijving in hoofdzaak bestaat uit vast met de maaiorganen 10 verbonden aandrijftandwielen 11 en telkens -¾ Λ *> Λ u ? -♦ r ^ W · -· - * -- —- -4- * twee daartussen opgesteld, aan de kast 2 om staande aslijnen 12 roteerbaar gelegerde koppeltandwielen 13. Elk kastelement 4, 5 is monolitisch vervaardigd als gietstuk, bijvoorbeeld van nodulair gietijzer zonder dat er een kern bij nodig is.

5 Dit is te danken aan bet feit, dat elk kastelement 4, 5 bak-vormig is en een open boven- en/of onderzijde heeft.

Het kastelement 4 van fig. 4 en 5 heeft een aan zijn onderzijde open bakvormige koppelkamer 14 voor het opnemen van twee koppeltandwielen 13, waartoe twee legerstompen 15 10 aan een bovenplaat 16 zijn aangevormd, waaromheen door middel van legers 20 de koppeltandwielen 13 zijn gelegerd.

Verder heeft het kastelement 4 aan zijn beide einden een van boven open halve legerkamer 17 voor het telkens daarin opnemen van legermiddelen 18 voor een maaiorgaan 10 en van 15 een tandwiel 11. De halve legerkamer 17 staat via een doorgang 19 met de koppelkamer 14 in verbinding, zodat een doorgaande tandwielenreeks van tandwielen 11 en 14 kan worden gemonteerd. De koppelkamer 14 is aan haar onderzijde afgesloten door middel van een deksel 21 van dun plaatmateriaal, 20 dat met een inwaarts gestulpte rand 22 tot boven de vertikale omtrekswand 23 van de koppelkamer 14 reikt en met kit 24 vloeistofdicht daaraan is verbonden, terwijl een buitenrand 25 tegen de kopzijde 26 van de omtreksrand steunt (fig. 7).

In elke halve legerkamer 17 van elk kastelement 4, 5 is 25 een aan het kastelement 4, 5 monolitisch aan een bodem 35 aangevormde spilhelft 34 voor een spil 33 aanwezig met een H-vormige doorsnede. Op het niveau van het tandwiel 11 en op enige afstand daarboven met tussenvoeging van een verbin-dingsring 28 zijn kogellegers 36 resp. 37 aangebracht, waarop 30 een legerbus 39 van een maaiorgaan 10 is gelegerd. Het tandwiel 11 is star op de buitenzijde van de legerbus 39 bevestigd. De legerkamer is aan haar bovenzijde vloeistofdicht afgesloten door middel van een om de legerbus 39 grijpende dekselring 40 die aan de opstaande bovenrand 41 daarin is 35 vastgekit, terwijl een elastische afdichtring 42 de spleet tussen legerbus 39 en dekselring 40 afdicht.

Een schijfvormige mesdrager 43 is door middel van een inbusschroef 44 met de legerbus 39 verbonden. Maaimessen 46 §50181/ ' « t -5- zijn tot onder de mesdrager 43 zwenkbaar om schroefverbindingen 47 aan de mesdrager 43 bevestigd (zie fig. 2 en 3).

Per maaiorgaan 10 is een vervangbare, als slijtplaat 48 fungerende zool 48 onder de kast 2 aangebracht, die aan zijn 5 voorzijde met een haakverbinding 49 verbonden is aan een zich boven de kast 2 uitstrekkende klemplaat 50, terwijl klemplaat 50 en zool 48 aan de achterzijde van de kast 2 onderling met een boutverbinding 52 zijn verbonden. De klemplaat 50 grijpt als een koppelmiddel passend om de randen 41 van twee na-10 burige kastelementen 4 resp. 5 en verstevigt aldus de constructie . Het is ook denkbaar dat'een over de lengte van de kast 2 doorlopende zool 48 en/of klemplaat 50 wordt gebezigd. Er is een met een stop afsluitbare olievulopening 55 aanwezig in tenminste één van de kastelementen 4,5. De eind-15 kastelementen 5 hebben in hoofdzaak slechts een halve leger-kamer 17 en niet een koppelkamer 14.

Volgens fig. 1 en 2 is het ophangeinde 56 van de kast 2 aan een niet-getekende trekker opgehangen door middel van een op zichzelf bekend, verstelbaar ophangfreem 57, dat een daar-20 in door middel van legers 53 zwenkbaar opgehangen kegeltand-wielkast 58 draagt, waarvan het kegeltandwiel 65 aangedreven wordt via een cardanas 59 vanaf de trekker. Het kegeltandwiel 65 is door middel van een leger 61 in de kegeltandwielkast 58 gelegerd. Het andere kegeltandwiel 62 is bevestigd op een 25 aandrijfas 60 die door middel van een leger 66 gelegerd is in een koker 69 die vast met de kast 58 en met de kast 2 is verbonden. Het kegeltandwiel 65 drijft via de zich door de koker 69 uitstrekkende, staande aandrijfas 60 en een bolsterspie-askoppeling 68 de legerbus 39 met het daaraan star verbonden 30 aandrijftandwiel 11 aan. Om de koker 69 is een zwadtrommel 70 door middel van legers 72 en 73 roteerbaar gelegerd, die vast verbonden is met een door het kegeltandwiel 65 aangedreven kegeltandwiel 63 en met het buitenste maaiorgaan 71. Het kegeltandwiel 65 reikt door een opening 64 van de kegeltand-35 wielkast 58 tot in een rotatiekamer 74 die begrensd is door een aan de kegeltandwielkast 58 bevestigde ring 75, die door middel van een afdichting 76 aansluit op de roterende trommel rs-w -S 4 «*.

<& - =s - - -6-

* V

70. Uitgaande van hetzelfde kegeltandwiel 65/ worden de trommel 70 en het maaiorgaan 71 met hetzelfde toerental aangedreven .

Het is belangrijk dat de kastelementen 4# 5 zonder ker-5 nen te gieten zijn in een op zichzelf bekende automatische vormkastloze gietmachine, in een streng van zandvormen. Ook is het mogelijk de kastelementen 4, 5 van kunststof of aluminium te vervaardigen.

Opgemerkt zij, dat de bouwhoogte van de maalinrichting 10 1, mede dankzij de legering van het maaiorgaan 10 binnen het tandwiel 11 gering is, zodat zij gemakkelijk onder gemaaid gewas doorgaat.

De montage van de maalinrichting 1 kan segmentsgewi js geschieden, terwijl men naar wens met identieke kastelementen 15 4 door verschillende keuze van het aantal kastelementen 4 kasten 2 met verschillende lengten kan bouwen. Bij de kasten 2 van nodulair gietijzer met nauwkeurig bewerkte hartafstanden van de tandwielen is het aandrijflawaai gering.

Binnen het raam van de uitvinding zijn ook andere uit-20 voeringsvormen van een maalinrichting mogelijk. Zo kan bijvoorbeeld het tandwiel 11 rechtstreeks op het leger 36 aangrijpen, terwijl de bus 39 dan met bouten, pennen of dergelijke star of elastisch met het tandwiel 11 is verbonden.

Bij het vervaardigen van de maalinrichting 1 volgens de 25 uitvinding worden eerst kastelementen 4, 5 gevormd, bijvoorbeeld door gieten, en worden eventueel de aansluitvlakken 85 mechinaal bewerkt. Vervolgens worden de kastelementen 4, 5 onderling verbonden door middel van boutverbindingen 8 en eerst daarna aan de tot een kast 2 samengebouwde kastelemen-30 ten 4, 5 machinaal bewerkt. Het betreft de ronde montagevlak-ken 86-89 aan de uit twee spilhelften 34 bestaande spil 33 voor het opnemen van leger 36, tussenring 28, leger 37 en op-sluitring 84. Deze montagevlakken worden door de aansluitvlakken 85 tussen aangrenzende kastelementen 4,5 gesneden.

35 Verder worden dan ook de ronde, elk in twee helften verdeelde vlakken 90 en 91 voor het opnemen van klemplaat 50 en zool 48 bewerkt. Deze werkwijze leidt ertoe, dat de steek- 3501817 -7- afstanden a tussen de maaiorganen 10 nauwkeurig de vereiste maat kan worden gegeven, opdat de tandwielen 11 en koppel-wielen 13 zuiver in elkaar grijpen.

Bij voorkeur worden ook de montagevlakken 93 aan de 5 legerstompen 15 voor het erop monteren van legers 20 eerst na samenvoeging van de kastelementen 4, 5 machinaal bewerkt.

S5018 17

----, -ηI

Claims (23)

1. Maalinrichting (1), omvattende een zich dwars op de voortbewegingsrichting (3) uitstrekkende kast (2), een veelvoud van aan de kast (2) roteerbaar om opstaande aslijnen (9) gelegerde maaiorganen (10) en een in de kast (2) gelegerde 5 aandrijving voor het aandrijven van de maaiorganen (10), welke kast (2) is samengesteld uit een reeks onderling verbonden kastelementen (4, 5), met het kenmerk, dat tenminste één kastelement (4, 5) bakvormig is en een open boven- en/of onderzijde heeft.

2. Maalinrichting (1) volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de bovenzijde van tenminste één kastelement (4, 5) open is.

3. Maalinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kastelementen (4, 5) onderling gekoppeld zijn 15 door middel van koppelelementen (50, 48) die aan de bovenzijde resp. onderzijde van de kast (2) als een krans om twee halfronde pasranden van aangrenzende kastelementen (4, 5) grijpen.

4. Maalinrichting (1) volgens conclusie 3, met het ken- 20 merk, dat de koppelmiddelen voor het onderling koppelen van meer dan twee kastelementen (4, 5) aan de bovenzijde van de kast (2) uit één enkel koppelelement (50) bestaan.

5. Maalinrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen voor het onderling koppelen 25 van meer dan twee kastelementen (4, 5) aan de onderzijde van de kast (2) uit een enkel koppelelement (48) bestaan.

6. Maalinrichting (1) volgens conclusie 5, met het ken- v merk, dat het koppelelement een zool (48) is.

7. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één stel aangrenzende kastelementen (4, 5) gevat is tussen een daaronder opgestelde zool (48) en een zich boven over het kastelement (4, 5. uitstrekkende, met de zool (48) verbonden klemplaat (50).

8. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één kastelement (4, 5) aan de onderzijde is afgesloten door middel van een 8501817 -9- r vloeistofdicht afsluitende deksel (21).

9. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één kastelement (4) een aan zijn andere zijde open bakvormige koppelkamer 5 (14) heeft voor het opnemen van tenminste twee koppeltand-wielen (13) en aan zijn beide einden een van boven open halve legerhamer (17) voor het daarin opnemen van legermiddelen (36, 37) voor een maaiorgaan (10) en voor het daarin opnemen van een het maaiorgaan (10) aandrijvend tandwiel (11) heeft, 10 welke halve legerkamer (17) met de koppelkamer (14) in verbinding staat.

10. Maalinrichting (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het kastelement (4, 5) tenminste één spilhelft (34) voor het legeren van een maaiorgaan (10) omvat, die zich 15 in de halve legerkamer (17) opwaarts uitstrekt.

11. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één kastelement (4) een bakvormige koppelkamer (14) heeft, waarin tenminste twee legerstompen (15) voor koppeltandwielen (13) zijn aange- 20 bracht.

12. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één legerkamer ter plaatse van legering van tenminste één maaiorgaan (10) is afgedicht door een zich rond een legerbus (37) van het maai- 25 orgaan (10) uitstrekkend ringdeksel (40).

13. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste één maaiorgaan (10) voorzien is van een legerbus (39), die tezamen met het daaraan bevestigde tandwiel (11) vanaf de bovenzijde met 30 tussenvoeging van legermiddelen (36, 39) op een aan de bodem van de kast (2) bevestigde as (34) schuifbaar is.

14. Maalinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aandrijfas van de maalinrichting (10) zich door een met een gelijke snelheid als 35 een maaiorgaan (10) aangedreven trommel (70) uitstrekt en door middel van koppelmiddelen gekoppeld is met een reeks tandwielen die in de kast (2) is aangebracht. 3501317 --— -10-

15. Maalinrichting (1) volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de kast (2) aan een ophangfreem is opgehangen door middel van een aan de kast (2) bevestigde koker (69) die zich binnen de trommel (70) bevindt.

16. Maalinrichting (1) volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat aan de trommel (70) een mesdrager (71) is bevestigd.

17. Maalinrichting (1) volgens conclusie 14-16, met het kenmerk, dat de trommel (70) wordt aangedreven door een 10 kegeltandwiel (65) dat door een opening (64) van een kegel-tandwielkast (58) steekt.

18. Maalinrichting (1), omvattende een zich dwars op de voortbewegingsrichting (3) uitstrekkende kast (2), een veelvoud van aan de kast (2) roteerbaar om opstaande aslijnen (9) 15 gelegerde maaiorganen (10) en een in de kast (2) gelegerde reeks tandwielen (11, 13) voor het aandrijven van de maaiorganen (10), met het kenmerk, dat tenminste één maaiorgaan (10) gelegerd is om een vast aan de kast (2) bevestigde spil (33) door middel van legermiddelen (36, 37), waarvan ten- 20 minste één leger (35) zich binnen een aan dit maaiorgaan (10) gekoppeld tandwiel op het niveau van dit tandwiel bevindt.

19. Maalinrichting (1) volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat elk tandwiel (11, 13) van een reeks van in een en hetzelfde vlak opgesteld tandwielen (11, 13) tenminste één 25 binnen zijn tandkrans opgesteld leger (35) hebben.

20. Maalinrichting (1) volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat elk maaiorgaan (10) roteerbaar ten opzichte van de kast (2) gelegerd is door middel van een leger (35) dat in hoofdzaak in het maaivlak van het maaiorgaan (10) is 30 opgesteld.

21. Maalinrichting (1) volgens conclusie 18-21, met het kenmerk, dat de kast (2) is samengesteld uit een reeks onderling verbonden kastelementen (4, 5).

22. Werkwijze voor het vervaardigen van een maaiinrich- 35 ting (1), omvattende een zich dwars op de voortbewegingsrichting (3) uitstrekkende kast (2), een veelvoud van aan de kast (2) roteerbaar om opstaande aslijnen (9) gelegerde maaiorganen (10) en een in de kast (2) gelegerde aandrijving voor 8501817 -11- het aandrijven van de maaiorganen (10), welke kast (2) is samengesteld uit een reeks kastelementen (4, 5), waarbij gevormde kastelementen (4, 5) machinaal worden bewerkt voor het verschaffen van montagevlakken voor maaiorganen en/of aan-5 drijfelementen en waarbij de kastelementen (4, 5) onderling worden verbonden, met het kenmerk, dat de maalinrichting (1) vervaardigd wordt in de hierna aangegeven volgorde van stappen: a) de kastelementen (4, 5) worden gevormd; 10 b) de kastelementen (4, 5) worden bewerkt aan hun aansluitvlakken; c) de kastelementen (4, 5) worden onderling verbonden; d) de kastelementen (4, 5) worden machinaal bewerkt voor het verschaffen van montagevlakken voor 15 drij fwerkelementen.

23. Werkwijze (1) volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de kast (2) wordt samengesteld uit kastelementen (4, 5), die worden samengevoegd met aansluitvlakken die rondlopende, naderhand te bewerken montagevlakken snijden. * * * ΪΞ51817 . ... - - —*