NL8501279A

NL8501279A - Werkwijze en inrichting voor het vormen van een afdichting tegen het lekwater van een stortplaats.

Info

Publication number: NL8501279A
Application number: NL8501279A
Authority: NL
Original assignee: Zueblin Ag
Priority date: 1984-05-23
Filing date: 1985-05-06
Publication date: 1985-12-16
Also published as: JPH0477761B2; NL192531B; JPS611722A; DE3419163A1; FR2564873B1; NL192531C; FR2564873A1; DE3419163C2; US4678369A

Description

85.3043/Rey/cd

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vormen van een afdichting tegen het lekwater van een stortplaats.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een vertikale afdichting tegen van een stortplaats afkomstig lekwater waarbij een afdichtwand wordt vervaardigd rondom het af te dichten gebied van de stortplaats.

5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het vormen van een afdichting volgens deze werkwijze.

Voor het opslaan van huisvuil, puin en andere niet her te gebruiken materialen zijn stortplaatsen onvermijdelijk.

Voor elke stortplaats is voorgeschreven welke materialen mogen 10 worden gestort. Hierbij is men erop bedacht, de besmetting van de bodem en de verontreiniging van het grondwater te minimaliseren. Door het type verzameling en de veelvoudige aanvoer kan echter niet geheel worden vermeden, dat toch vaak materialen naar de stortplaats worden gebracht, die zijn verontreinigd 15 met gevaarlijke en gezondheidsschadelijke stoffen. Deze stoffen worden wanneer zij in water oplosbaar zijn, uitgewassen en komen in het grondwater. Dit moet echter onder alle omstandigheden worden vermeden.

Voor een horizontale afdichting (vloerafdichting) van 2Q stortplaatsen zijn reeds voorstellen bekend, waarvan de werking en de betrouwbaarheid voortdurend gecontroleerd en verbeterd worden. Richtlijnen zijn aangegeven in een instruktie-blad "die geordnete Ablagerung von Abfallen" van de Lander-arbeitsgemeinschaft Abfall. Ook zijn voorstellen bekend voor 25 een vertikale afdichting. In de circulaire nr. 17/jaargang 8/83 van de Firma Preussag AG wordt een vertikale afdichting beschreven door middel van een gesleufde afdichtwand, waarbij als afdichtmateriaal betoniet en plastische materialen uit betoniet, toeslagstoffen, cement en water worden aangevoerd.

30 Bij een in Frankrijk ontwikkelde werkwijze wordt een suspensie van betoniet-cement toegepast. Eventuele lekkages van de afdichtwand moeten worden tegengegaan door het verlagen van de grondwaterspiegel in de stortplaats. Een dergelijke verlaging van de grondwaterspiegel is zeer duur. Uit publikaties van 35 Prof.Simons, Lehrstuhl für Grundbau und Bodemmechanik, TU Braunschweig, zijn werken en proefnemingen bekend voor ge- * 4* -2- schiktheidsproeven en doorlaatbaarheidsproefnemingen voor verschillende afdichtmaterialen (betonietmengsels). De bereikte afdichtingen respektievelijk doorlaatbaarheden liggen naargelang de mengverhouding en uithardtijd bij k=10 11(m/s) 5 tot 10 (m/s). Het wezenlijke probleem wordt derhalve bij alle bekende werkwijzen gevormd door de weliswaar in verhouding geringe, echter niet verwaarloosbare lekkage van de af-dichtlagen. Zowel de plaats als ook de mate en de controle van de lekkage zijn derhalve van groot belang.

10 De uitvinding beoogt de hierboven genoemde werkwijze zodanig te verbeteren dat eventueel optredende lekkages ontdekt en gelokaliseerd alsmede verontreinigd lekwater in de afdichtwand gecontroleerd kan worden bepaald en het in de omgevende grond en in het grondwater stromen van het lekwater 15 wordt verhinderd. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in de afdichtwand tenminste een over de lengte hiervan uitstrekkende drainagelaag wordt aangesloten en een ver- hydraulisch yjsval naar de omgeving wordt vervaardigd, /volgens het lekwater door het hydraulische verval in de-drainagelaag 2Q wordt verzameld en het optreden van de hoeveelheid lekwater gecontroleerd wordt bepaald en het beschikbaarkomende lekwater uit de drainagelaag in de afdichtwand wordt afgezogen.

Hierbij wordt om het stortlichaam een vertikale afdichtwand vervaardigd, waarin een drainagelaag wordt ingebed. De 25 afdichtwand wordt tot op een aanwezige grondlaag respektievelijk grondafdichting (klei of dergelijke) onder de stortplaats omlaag gebracht en afdichtend met deze grondlaag verbonden.

De afdichtwand kan bij voorkeur een sleufwand zijn en bestaan uit beton, een beton-cementsuspensie of dergelijke gietbare 3Q of hardwordende waterafdichtende materialen. Na het uitgraven van een greppel van geschikte diepte en breedte voor de steun-wand kan de drainagelaag in de greppel worden aangebracht en deze laatste met afdichtmassa worden gevuld.

Na het uitharden van de afdichtmassa is de drainagelaag 35 aan beide kanten verbonden met de giet- resp. afdichtmassa en zodoende ingebed. De drainagelaag bestaat bij voorkeur uit een filterachtig poreus materiaal, waarvan de Kf-waarde (doorlaatbaarheid) aanzienlijk groter is dan van de giet- resp. afdichtmassa. Hierdoor ontstaat tussen de omgevende afdichtmassa en $ " fi i 0 1 ü *v \v d 3 £(/ •b —c -3- de drainagelaag volgens de uitvinding een hydraulisch verval, dat veroorzaakt dat vanaf de stortplaats door de gietmassa doorkomend lekwater zich verzamelt in de drainagelaag. Door buizen, schachten of soortgelijke openingen, die op vooraf 5 bepaalde afstanden in de drainagelaag respektievelijk afdicht-wand zijn aangebracht, wordt de controle zodanig uitgevoerd, dat door middel van wegpompen, afzuigen, wegstromen door de zwaartekracht of dergelijke maatregel bij elke opening eventueel opgehoopt lekwater wordt afgezogen. De afgezogen hoeveel-1Q heid lekwater wordt gemeten en laat gevolgtrekkingen toe over de grootte van de lekkage en door de plaats ten opzichte van de buizen over de plaats van de lekkage.

Bij de volgens de uitvinding voorgestelde werkwijze kan de bij voorkeur als sleufwand uitgevoerde afdichtwand 15 om bouwtechnische redenen worden vervaardigd uit afzonderlijke wanddelen, zogenaamde sleuflamellen resp. wandelementen. Om dezelfde redenen kan bij voorkeur ook de drainagelaag uit afzonderlijke gedeelten worden vervaardigd, die nauwkeurig passen op de sleuflamellen en in de vooraf vervaardigde sleuf 20 van de afdichtwand kunnen worden geplaatst. Bij het op deze manier vervaardigen van de afdichtwand wordt doelmatig tenminste een controleopening per sleuflamel aangebracht. Veryol-gens zal men doelmatig met vooraf bepaalde regelmatige of onregelmatige tussentijden bij elke controleopening onderzoe-25 ken, of lekwater aanwezig is. Met het afvoeren van het lekwater uit de drainagelaag wordt het hydraulische verval naar de omgevende afdichtwand vergroot, zodat steeds een probleemloze goede werking is gewaarborgd.

Voorkeursuitvoeringsvormen en verdere ontwikkelingen als-30 mede andere voordelen en wezenlijke bijzonderheden van de uitvinding zijn te ontlenen uit de kenmerken van de ondercon-clusies, de hierna volgende beschrijving en de tekening, die als voorbeeld in een schematische weergave voorkeursuitvoeringsvormen toont.

35 Fig.1 toont een gedeeltelijke doorsnede van een stort plaats met omgevende afdichtwand en een ingebedde drainagelaag, fig. 2 toont een gedeeltelijke doorsnede overeenkomstig die van fig. 1, echter met aan beide kanten extra afdichtfo-lies in de afdichtwand, • *, 7 -¾ • «ri j w -4- fig. 3 een gedeeltelijke doorsnede overeenkomstig die van fig. 2f echter met slechts een extra afdichtfolie.

Onder de in de fig. 1 tot 3 aangegeven stortplaats 1 bevindt zich een horizontale grondlaag resp. basisafdichting 5 2, die bijvoorbeeld kan bestaan uit een kleilaag. De stortplaats 1 is rondom omgeven door een afdichtwand 3. De af-dichtwand 3 bevindt zich in een vooraf in de grond 4 uitgegraven greppel en strekt zich vanaf het grondoppervlak 5 vertikaal naar beneden uit tot door de basisafdichting 2, die af-10 dichtend met de afdichtwand 3 is verbonden. De bovenkant 6 van de afdichtwand 3 ligt hier zodoende in het vlak van het grondoppervlak 5 en het onderste oppervlak 7 van de afdichtwand 3 bevindt zich onder het vlak van de basisafdichting 2.

De afdichtwand 3 werd aanvankelijk uitgevoerd als zoge-15 naamde sleufwand, waarbij in het midden van de wanddikte een vertikale sleuf aanwezig is, die vanaf de bovenkant 6 naar beneden loopt en aan de onderkant ongeveer in het midden van de dikte van de basisafdichting 2 eindigt. De dikte van het zich hieronder aanwezige onderste gedeelte 8 van de afdichtwand 3 2Q is hier groter dan de dikte van het naar de stortplaats 1 toegekeerde zijdeel 9 van de afdichtwand 3. In de afdichtwand 3 bevinden zich twee op evenwijdige afstand ten opzichte van elkaar aangebrachte drainagelagen 10, 10', die in het middelste gedeelte van de afdichtwand 3 vertikaal zijn aangebracht 25 en die zich uitstrekken over de totale lengte van de afdichtwand 3 alsmede van de bovenkant 6 van boven naar beneden tot het middenvlak van de basisafdichting 2. De dikte van het zijdeel 9 loopt zodoende vanaf de drainagelaag 10 tot aan het naar de stortplaats toegekeerde steunoppervlak 11, terwijl de 30 dikte van het onderste gedeelte 8 loopt vanaf de onderkant 12 van de drainagelaag 10, 10' tot aan het onderoppervlak 7 van de afdichtwand 3. De afstand van de drainagelaag 10 tot het steunoppervlak 11 is bij voorkeur evengroot als de afstand van de drainagelaag 10* tot het tegenoverliggende buitenopper-35 vlak 13 van de afdichtwand 3. De afstand tussen de drainagelaag 10 en de evenwijdige drainagelaag 10' kan ongeveer een vierde deel van de totale dikte van de afdichtwand 3 bedragen. Het ligt echter tevens binnen het kader van de uitvinding, overeenkomstig de eisen iasi andere afstandsverhouding te kiezen.

“· -Ί 4 ."j “7 A

Vi „ , i f i M yr w v * tss» J

.. *4 -5-

Aan de onderkant 12 is hier voor het opvangen van het eventueel uit de stortplaats 1 komende lekwater een verzamelgoot 14 aangegeven, die echter niet persé noodzakelijk is, daar het lekwater zich alleen reeds verzamelt in de drainagelaag 10,10'.

5 De drainagelagen 10, 10' kunnen bij voorkeur zijn ver vaardigd uit filterplaten, filterweefsels of uit een vlies.

De mogelijkheid is echter ook aanwezig voor de drainagelaag volgens de uitvinding in de afdichtwand 3 een ander grofkorrelig of soortgelijk poreus materiaal toe te passen. Belangrijk 10is, dat de waterdoorlaatbaarheid van het materiaal van de drainagelaag 10, 10' mogelijk wezenlijk groter is dan de doorlaatbaarheid Kf van het materiaal van de afdichtwand 3. Voor het vervaardigen van de afdichtwand 3 zelf kan bij voorkeur een gietbaar materiaal worden toegepast, zoals bijvoorbeeld 15 beton, een suspensie van cement-betoniet of giethars. In feite moet er zorg voor worden gedragen dat de in de afdichtwand 3 aangebrachte drainagelaag 10 resp. 10' bestaat uit een poreus materiaal met hoge waterdoorlaatbaarheid^

Bij het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 1 is tussen de 20 beide evenwijdige drainagelagen 10, IQ' in het midden van de afdichtwand 3 een vertikale afzuigbuis 16 ingebed, waarvan de zuigopening 17 zich bevindt vlak boven de onderkant 12 van de drainagelaag 10, 10'. Aan de bovenkant heeft de afzuigbuis 16 een aansluitstomp 18 voor het aansluiten van een zuigpomp of 25 dergelijke. Het zich eventueel aan de onderkant van de drainagelaag 10, 10' verzamelende lekwater kan zodoende in de richting van de pijl naar boven door de afzuigbuis 16 worden afgezogen.

Het is voordelig, als met de drainagelaag 10 resp. 10' 30 een bij deze drainagelaag behorend vertikaal, als een vlak uitgevoerd afdichtlichaam in de afdichtwand 3 wordt aangebracht. Bij het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 2 zijn als ver- tW00 tikale, als één vlak uitgevoerde afdichtlichamen / afdicht-folies 19, 19' aangebracht. Deze afdichtfolies 19, 19' kunnen 35 zijn uitgevoerd als kunststoffolies en bevinden zich telkens aan de buitenkant van de drainagelaag 10, 10'. Dit betekent dat bijvoorbeeld de afdichtfolie 19 gezien vanaf het steun-oppervlak 11 zich bevindt aan de binnenkant van het zijdeel 9 en de drainagelaag 10 vlak hierachter is aangebracht.

,¾ ^ *3 «5 “T Λ

5 mm i V

w *· -6-

Bij het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 3 is slechts een enkele afdichtfolie 19 aangebracht, en wel aan de binnenkant van het naar de stortplaats 1 toegekeerde zijdeel 9. Vlak naast de afdichtfolie 19 is eveneens de drainagelaag 10 in de 5 afdichtwand 3 aangebracht. Inplaats van een vertikale afzuig-buis is hier een uitstroompijp 20 aangebracht, die vanaf de onderkant 12 van de drainagelaag 10, 10’ door de afdichtwand 3 heen schuin naar buiten loopt. Het zich eventueel in de drainagelagen 10, 10' verzamelende lekwater kan door deze 10 uitstroompijp 20 in hoofdzaak zonder bijzondere voorzorgsmaatregelen op eenvoudige wijze worden afgezogen als een zogenaamde ontwatering door de zwaartekracht.

In de afdichtwand 3 zijn in de lengterichting op bepaalde afstanden die regelmatig of ook onregelmatig kunnen zijn, 15 meerdere afzuigbuizen 16 resp. uitstroompijpen 20 aangebracht. De afdichtwand 3 kan zodanig worden vervaardigd dat in de eerste plaats in de vooraf uitgegraven greppel in de bodem de drainagelaag 10, 10' wordt aangebracht en eventueel wordt gefixeerd. Vervolgens wordt het materiaal van de afdichtwand 20 in de greppel aangebracht resp. gegoten (beton, cement-beto-nietsuspensie, giethars).

Na het uitharden van het gietmateriaal is de afdichtwand 3 gereed en de drainagelaag 10, 10' en de eventueel aangebrachte afdichtfolies 19, 19' zijn daarin ingebed. De werkwijze 25 kan doelmatig ook zodanig worden uitgevoerd, dat in hoofdzaak tegelijkertijd tijdens het gieten van het materiaal van de afdichtwand de drainagelaag 10, 10' in de greppel wordt aangebracht, zodat de vervaardiging van de afdichtwand 3 in de praktijk geschied in een enkele bewerking. Bovendien kan het gun-3Q stig zijn de afdichtwand 3 niet. terplekke te gieten, maar bij voorkeur met de drainagelaag 10, 10' uit te voeren als vooraf vervaardigd wandelement. De aldus vooraf vervaardigde wandele-menten kunnen dan in de uitgegraven greppel worden geplaatst en bij de tegen elkaar aanstaande randen overeenkomstig worden 35 gegoten resp. afgedicht, zodat in een ring om de stortplaats 1 een gesloten afdichtwand 3 is gevormd.

Door de drainagelaag 10, 10* volgens de uitvinding wordt een hydraulisch verval 21 (gestreept weergegeven) vanaf de stortplaats 1 in de richting naar de drainagelaag 10 geschapen.

8501270 -7-

Dit hydraulische verval 21 in de richting naar de drainage-laag 10 kan door afzuigen, wegpompen, resp. door afvoer door de zwaartekracht van het lekwater uit de drainagelaag 10 worden vergroot, zodat steeds een optimaal drukverschil wordt 5 verkregen voor een beoogde ophoping van lekwater. Het in de drainagelaag 10 opgehoopte lekwater kan door de op onderlinge afstanden aangebrachte afzuigbuizen 16 resp. uitstroompijpen 20 worden afgezogen, waarbij tegelijkertijd een controle ten aanzien van de hoeveelheid lekwater en van het optreden IQ (plaats) mogelijk is. Hierdoor wordt het belangrijke voordeel verkregen, dat geen verontreinigd lekwater in de grond resp. het grondwater komt.

In een volgende doelmatige uitvoering kan tussen de afdichtwand 3 en de drainagelaag 10, 10' een filter, en wel 15 bij voorkeur een textielfilter, zijn aangebracht voor het verhinderen van erosie uit het gebied van de afdichtwand 3. Met voordeel is de poreuze, waterdoorlaatbare struktuur van de drainagelaag 10 resp. 10' gevormd uit een filterplaat of een filtersteen of dergelijke, die chemisch of fysisch gebonden 20 filterkorrels heeft. Het is ook denkbaar, dat de drainagelaag 10 resp. 10' bestaat uit een doorlaatbaar steunlichaam van gewenste struktuur en gewenst materiaal bij voorkeur uit kunststof, dat tenminste aan een kant is verbonden m et een filter- vast geotextiel. Tenslotte is een uitvoering denkbaar, waar-25 bij de drainagelaag wordt aangebracht na het gieten van het materiaal van de afdichtwand.

De werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding kunnen met succes ook bij andere afdichtsituaties worden gebruikt, bijvoorbeeld bij het afdichten van de vertikale afdichtwanden ^ bij funderingen in het gebied van het grondwater of bij afdichtingen van bassins voor opvangbassins voor chemikaliën, olie of dergelijke.

- Conclusies - 3301275

Claims

1. Werkwijze voor de vertikale afdichting tegen lekwater uit een stortplaats, waarbij rondom het af te dichten gebied van de stortplaats een afdichtwand wordt vervaardigd, met het kenmerk, dat in de afdichtwand (3) tenminste een 5 zich over de lengte hiervan uitstrekkende drainagelaag (10,10') wordt aangebracht en een hydraulisch verval (21) ten opzichte van de omgeving wordt vervaardigd, dat het lekwater door het hydraulische verval (21) in de drainagelaag (10,10') wordt verzameld en dat het optreden en de hoeveelheid lekwater ge- 1Q controleerd wordt bepaald en het aanwezige lekwater uit de drainagelaag (10,10') in de afdichtwand wordt afgezogen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de drainagelaag (10,10') wordt gevormd door folterplaten, filterweefsel, vliezen, grofkorrelige of soortgelijk 15 poreus materiaal, waarvan de waterdoorlaatbaarheid (Kf) groter is dan die van de afdichtwand (3).

3. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de afdichtwand (3) wordt vervaardigd uit een gietbaar materiaal, zoals beton, cement-betorietsus- 20 pensie, giethars en de drainagelaag (10,10') voor het gieten van het materiaal in de vol te gieten ruimte wordt aangebracht.

4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat tijdens het gieten van het materiaal van de afdichtwand (3) tegelijkertijd de drainagelaag (10,10') 25 in de ruimte wordt aangebracht.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat na het gieten van het materiaal van de afdichtwand de drainagelaag (10,10') wordt aangebracht.

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 5, met 30. e t kenmerk, dat de drainagelaag (10,10') over de totale lengte tot aan de bovenkant (6) van de afdichtwand (3) wordt aangebracht.

7. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de drainagelaag (10,10') met zijn 35 onderkant (12) tot in het gebied resp. het vlak van een hori- 350 i £; * . Λ -9- zontale grondafdichting (1) onder de stortplaats (1) in de afdichtwand (3) wordt aangebracht.

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat met de drainagelaag (10,10') een 5 hieraan toegevoegde vertikale als een vlak gevormd afdicht-lichaam, bij voorkeur een afdichtfolie (19,19') in de afdichtwand (3) wordt aangebracht.

9. Werkwijze volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat de drainagelaag (10,10') in het gebied tussen 10 twee evenwijdige afdichtfolies (19,19') in de afdichtwand (3) wordt aangebracht.

10. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het hydraulische verval (21) in de richting naar de drainagelaag (10,10') wordt vergroot door 15 afzuigen, wegpompen, ontwatering door de zwaartekracht of dergelijke van het lekwater uit de drainagelaag (10,10').

11. Werkwijze'volgens een van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat voor het controleren van de dichtheid van de afdichtwand (3) het lekwater in de drainagelaag (10,10') 20 wordt afgezogen door vertikale of schuinstaande openingen resp. uitlaten (16,20) bij voorkeur door middel van pompen of zuigen.

12. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies l-ll, met het kenmerk, 25 dat de in de afdichtwand (3) aangebrachte drainagelaag (10,10') bestaat uit een poreus materiaal met hoge waterdoorlaatbaar-heid.

13. Inrichting volgens conclusie 12, m e t het ke n-m e r k, dat de vertikale of schuinstaande openingen resp. 30 uitlaten (16,20) voor het in de drainagelaag (10,10') opgehoopte lekwater in de afdichtwand (3) zijn aangebracht op regelmatige of onregelmatige afstanden ten opzichte van elkaar.

14. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, me t het kenmerk, dat de afdichtwand (3) met de drainagelaag (10, 35 10') is gevormd uit tenminste een vooraf vervaardigd wandele-ment.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 12-14, o t A 0 ·=? Λι y- « - - ** -10- rn e t h e t kenmerk, dat de vertikale drainagelaag (10,10') ongeveer in het middengebied tussen het steunopper-vlak (11) en het tegenovergelegen buitenoppervlak (13) van de afdichtwand (3) is. aangebracht.

16. Inrichting volgens een van de conclusies 12-15, met het kenmerk, dat in de afdichtwand (3) tenminste een, bij voorkeur twee in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar aangebrachte drainagelagen (10,10') zijn aangebracht.

17. Inrichting volgens een van de conclusies 12-16, 10 met het kenmerk, dat tussen de beide evenwijdige drainagelagen (10,10') een tot aan de onderkant (12) lopende afzuigbuis (16) voor het lekwater is aangebracht, welke buis communicerend is verbonden met tenminste een drainagelaag.

18. Inrichting volgens een van de conclusies 12-17, 15 met het kenmerk, dat aan de onderkant (12) van de drainagelaag (10,10') in de afdichtwand (3) een dwarsgedeelte met grotere doorlaatbaarheid is gevormd voor het verzamelen van het lekwater, bijvoorbeeld een opvanggoot (14).

19. Inrichting volgens een van de conclusies 12-18, met 20. e t kenmerk, dat de afdichtfolie (19) bij het zijdeel (9) van de afdichtwand (3) tussen het steunoppervlak (11) en de drainagelaag (10) is aangebracht (fig. 3).

20. Inrichting volgens een van de conclusies 12-19, met het kenmerk, dat de afdichtwand (3) twee evenwijdige 25 afdichtfolies (19,19') heeft, waartussen tenminste een drainagelaag (10 resp. 10') is aangebracht (fig.2).

21. Inrichting volgens een van de conclusies 12-20, met het kenmerk, dat tussen de afdichtwand (3) en de drainagelaag (10,10') een filter, bij voorkeur een textielfil- 3Q ter is aangebracht om erosie uit het gebied van de afdichtwand (3) te verhinderen.

22. Inrichting volgens een van de conclusies 12-21, met het kenmerk, dat de poreuze, waterdoorlaatbare struktuur van de drainagelaag (10,10') bestaat uit een filter- 35 plaat, een filtersteen of dergelijke, met chemisch of fysisch gebonden filterkorrels.

23. Inrichting volgens een van de conclusies 12-21, met £’ λ -J 7 A £ Ir . : 1. o' -11- ^ ' -y het kenmerk, dat de drainagelaag (10,101) bestaat uit een doorlaatbaar steunlichaam met gewenste struktuur en gewenst materiaal, bij voorkeur kunststof, dat tenminste aan een kant is verbonden met een filterbestendig geotextiel. Ψ **M .Λ V L j h