NL8500390A

NL8500390A - Uitwendige scharnierbare bevestigingsinrichting.

Info

Publication number: NL8500390A
Application number: NL8500390A
Authority: NL
Original assignee: Orthofix Srl
Priority date: 1984-02-13
Filing date: 1985-02-12
Publication date: 1985-09-02
Also published as: DK64585A; CH666400A5; NL192082C; NO850539L; US4604997A; GB8503460D0; IT8484908A0; SE8500625L; AU3859385A; DK159954C; LU85770A1; SE8500625D0; AT391265B; IT1183735B; DE3504565C2; NL192082B; PT79946A; DK64585D0; CA1225893A; DK159954B

Description

. ^ " I

VO 7043

Titel: Uitwendige scharnierbar e bevestigingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een orthopedische bevestigings-inrichting , namelijk, minibevestigingsinrichting, in het bijzonder geschikt voor het gecontroleerd vastzetten en/of doen scharnieren van kleine beentjes, zoals phalanges, metacarpal en metatarsal beentjes.

5 Het Amerikaanse octrooischrift 4.312.336 beschrijft een eenzijdige uitwendige bevestiginsginrichting met een aantal mogelijkheden bestemd om aan de chirurg de flexibiliteit te geven bij de toepassing van een aantal botbevestigingsomstandigheden, in het bijzonder bij zwaar bot.

De betrekkelijke samengesteldheid en omvang van de inrichting maakt het 10 onmogelijk kleine beentjes van de hand of voet vast te zetten en/of te scharnieren. Verkleining van de schaal van de bekende inrichting voldoet niet aan de chirurgische vereisten voor wat betreft eenvoud, sterkte, bot verankering, doen scharnieren en rek, bij gebroken of anderszins beschadigde omstandigheden in kleine beentjes.

IS Het doel van de uitvinding is te voorzien in een verbeterde mini-bevestigingsinrichting van het bedoelde type.

Een bijzonder doel is te voorzien in een zodanige inrichting met montage middelen bestemd voor het eenzijdig scharnierend ondersteunen op twee gescheiden plaatsen van klein bot, zoals in verband met chirur-20 gische werkzaamheden aan de hand of de voet, zoals bij arthrodesis, axiale afwijkingen zo ook in gevallen van hallux valgus, metatarsus primus varus, voor het behandelen van gewrichtsbreuken, inveterate luxa-ties en subluxaties in het bijzonder, osteochondrytes, hallus rigidus en dergelijke.

25. Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een minibevesti- gingsapparaat bestaande uit twee scharnierbare delen met twee klemmen, elk gedragen door een van de scharnierbare delen. De scharnierbare verbinding tussen de twee organen omvat voorzieningen voor het eenvoudig en snel richten van de scharnierassen met de scharnierassen van het gewricht 30 tussen twee te behandelen beentjes, waardoor een snel ontwikkelen en bevordering van de genezingstijd wordt bereikt. Volgens de uitvoeringsvorm eindigt een van de scharnierende-delen in een vork en het andere in een schacht, waartussen de armen aan de vork zijn opgenomen; een holle pen delen via gerichte boringen in de schacht en de vorkeinden.

850039O

j * ^ I

-2-

Elk deel heeft een klem voor een vaste verbinding met ten minste twee botverankeringspennen, waarbij ten minste eén van de klemmen in langs-richting verplaatsbaar is over dat orgaan waardoor deze wordt gesteund.

De holle scharnierpen is zodanig bemeten dat daarin een Kirschner draad 5 kan worden gestoken en gericht, voor het plaatsen en richten van de assen van het betreffende beenscharnier waarbij de scharnierpen ook zodanig is gevormd, dat blokkeren in een gegeven hoekstand tussen de scharnierbare delen mogelijk is.

Verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen met Verwij-10 zing naar de tekeningen worden besproken. Daarin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een vóorkeursuitvoeringsvorm van een scharnierende mini-bevestigingsinrichting in langsdoorsnede; fig. 2 een bovenaanzicht' van de inrichting volgens fig. 1, gedeeltelijk weggebroken en in doorsnede in een vlak dat de scharnierassen 15 bevat; fig. 3 een bovenaanzicht van een mal te gebruiken uit de inrichting volgens fig. 1 en 2 voor botten met een afwijkend gewricht; fig. 4 en 5 aanzichten overeenkomstig fig. 1 van andere uitvoeringsvormen; 20 fig. 6 een aanzicht overeenkomstig fig. 2, doch van toepas sing op de modificatie volgens fig. 5; en fig. 7 en 8 aanzichten overeenkomstig fig. 1 en 2 doch van toepassing op een verdere modificatie jen fig. 9 een aanzicht overeenkomstig fig. 7 doch van toepassing op 25 een andere uitvoeringsvorm.

De uitwendige bevestigingsinrichting volgens fig. 1 en 2 bevat twee scharnierend verbonden delen 5-6, waarvan de een(6) eindigt in een vork met armen 7-8 en de andere (5) eindigt in een steel of blad 9, dat passend is opgenomen tussen de twee armen 7-8. De steel 9 is voorzien 30 van een bus 100 met een boring van een diameter welke correspondeert met die van de op een lijn liggende boringen in de vorkarmen of tanden 7-8, terwijl een holle pen 10 de schamierverbinding completeert. De pen 10 heeft een kop 10' voor het opzetten van een sleutel of schroeve-draaier, en de kop 10' ligt in een verzonken boring in de arm 8.

35 Het andere einde van de pen 10 steekt buiten de arm 7 en een onderleg- BAD ORIGID&4.

ring 7" en een blijvende verbinding wordt verkregen door een buitenwaartse conische omfelzing 7' van het einde van de pen.

-3- . - . ·!

In vele gevallen, is het voldoende dat de pen 10 een vrij scharnierende verbinding tussen de delen 5-6 vormt, in welk geval de beschreven verbinding voldoet.Er zijn echter omstandigheden waarin het gewenst is een gewenste hoekstand tussen de delen 5-6 5 onderling te handhaven en daartoe wordt een blokkeermiddel toegepast in de scharnierverbinding.

Zoals blijkt uit fig. 2, bestaan deze middelen uit schroefdraad 22 op de pen 10, welke slechts samenwerkt met de schroefdraad van de boring in de arm 7. Bij deze uitvoeringsvorm kern het met gereedschap 10 draaien van de kop 10' bepalen of de armen 7-8 al dan niet blokkerend samenwerken met de flanken van de steel 9.

Elk van de delen 5-6 kan klemmend samenwerken met tenminste twee beenverankeringspennen. In het geval van het orgaan 5, bevat een eerste klem 11 een klauw 13:, welke één geheel vormt met het orgaan 5, 15 en gescheiden daarmee samenwerkende klauw 14 welke aan de klauw 13 kan worden v astgezet'door het verdraaien van een klemschroef 17.

De naar elkaar toegekeerde vlakken van de klauwen 5-6 zijn voorzien van evénwijdig lopende cilindrische gebogen groeven, voor het opnemen èn vasthouden van de schachten van twee pennen 18 daartussen.

20 De schachten van de pennen 18 zijn cilindrisch en zij worden onderling evenwijdig vastgeklemd na het aanschroeven van de schroef 17.

Bij voorkeur bestaat een coplanaire verhouding tussen de scharnier-assen van de pen 10 en de assen van de klempennen 18 van de klauw 11.

In het geval van het orgaan 6, is een tweede klem 12 beweegbaar 25 geleid en heeft een basisklauw 15 en een gescheiden klauw 16. De klauwen 15-16 hebben corresponderende groeven op de overliggende vlakken · en een schroef 17 daartussen, voor het vastklemmen van twee andere pennen 18.

Voor een glijdende instelling van de beweegbare klem 12 heeft het 30 orgaan 6 een langssleuf 20 welke zich uitstrekt tussen de gesloten einden van het orgaan 6 en tussen twee op enige afstand van elkaar liggende evenwijdige zijden of rails 20' en een naar omlaag gerichte slede of geleidingsblok 19 dat één geheel vormt met de klauwen 15 is naar binnen geleid en wordt gesteund door de zijwanden van de sleuf 20.

35 Het blok 19 heeft een van schroefdraad voorziene langsboring welke bad original 8500390

• I

« V

-4- constant samenwerkt met een schroefstang of geleidingsschroef 21, welke stang gelagerd is in de betreffende gesloten einden van het deel 6, met de mogelijkheid voor het opzetten van gereedschap op de daartoe gevormde kop 21' van de stang 21. De axiale opstelling 5 van de stang 21 wordt gestabiliseerd door het omfelsen van het uiteinde van de stang 21 over een onderlegring, als getoond in fig. 1 en op de wijze als beschreven bij 7'-7" voor de pen 10 in fig. 2.

Het is duidelijk dat door verdraaiing van de stang 20 een langs-verplaatsing van het blok 19 optreedt en dus van de beweegbare klem 12 10 met de klempennen 18. Bij deze verplaatsing zal de klem 15 glijdeiübij 15' samenwerken met de op afstand gelegen rails 20' van het deel 6, zodat de gewenste coplanaire verhouding tussen de schaxnieras van de pen 10 en de pennen 18, welke worden vastgehouden door de klem 12, gewaarborgd is, ongeacht de ingestelde verplaatsing van de klem 12.

15 Het is duidelijk, dat indien gewenst, niet weergegeven blokkeermiddelen kunnen worden gebruikt om de geleidingsschroef 21 in de bepaalde stand vast te houden.

Volgens een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding, bedraagt de gemiddelde lengte van de arm 5 2,7 cm, de Icings afmeting van 20 de instelbare arm 6 3,5 cm, gerekend vanaf het vrije einde tot het schar- niereinde. De sleuf 20 is 2 cm lang en de doorsnede van de sleuf 20 2 . welke dient voor het geleiden van het blok 19 is 0,8 cm . Elke klem 11-12 kan twee identieke pennen 18 op een afstand vein 1,2 cm houden en deze pennen zijn bij voorkeur zelfborende en zelftappende standaaard 25 schroeven, b.v. 40 x 1.5 mm of 50 x 1.8 mm met een cilindrische schacht-diameter van 2,5 mm. De spoed op de steing 14 is 20/cm en de overspanning voor het instellen van de beweegbare klem 12 is ten hoogste 1 cm.

Pig. 3 is een zijaanzicht langs fig.2 en op dezelfde 30 schaal teneinde een losse mal of hulpgereedschap 23 te tonen waarbij de orthopedische pennen 18 kunnen worden ingedreven in een van twee scharnierbaar met elkaar verbonden beentjes of een gewricht dat met de minifixeerinrichting volgens fig. 1 en 2 gehouden moet worden.

Het gereedschap 23 omvat een prismatische metalen basis 24 met 35 boringen 26-26' voor het op nauwkeurige wijze evenwijdig geleiden van de twee BABPOfflBI#ev|welke door de klem 5 moet worden aangebracht en een boring 27 «500390 * * v v! -5- met een juist verzet ten opzichte van de boring 26, welke via de scharnierpen 10 strookt met de boring 27 terwijl een uitstekende greep 25 het handelen vein het gereedschap vereenvoudigt.

Voor het toepassen van de minibevestigingsinrichting volgens de 5 fig. 1 en 2, worden orthopedische pennen 18, elk met een zelftappend schroefdraadeinde in een van de beentjes gedreven, waarbij gebruik wordt gemaakt van bet gepunte einde van een Kirschner draad door de boring 27 om de scharnierassen op de twee betreffende beentjes aan te geven, waardoor een juist richten wordt verkregen tussen de draaiingsas 10 van de minibevestigingsinrichting en die op de betreffende beentjes.

Wanneer de eerste twee pennen in het bot zijn gedreven, wordt de klem 11 van de arm 5 om de ingedreven pennen 18 gezet; vervolgens worden de andere pennen 18 van de klem 12 in het andere bot van het gewricht gedreven waarbij gebruik wordt gemaakt van groeven van de enigermate geloste 15 klauwen 15-16, als geleiding. Wanneer de pennen 18 van de klem 12 in het andere bot zijn gedreven, kam de punt 12 op de pennen worden vastgezet. De pennen 18 van de arm 6 behoeven niet nauwkeurig verzet te zijn ten opzichte van de scharnieras zoals dit voor de arm 5 vereist is, omdat, zoals reeds boven opgemerkt, de klem 12 instelbaar is 20 langs de sleufopening 20.

Wanneer de beide klemmen 11-12 op de betreffende armen zijn ingesteld is het gemakkelijk om de assen van het scharnier van de bevestigingsinrichting in overeenstemming te brengen met het scharnier van het gewricht omdat de beide beweegbare klemmen in langsrichting onder-25 ling onafhankelijk instelbaar zijn; de doorsnede volgens fig. 4 toont een dergelijke bevestigingsinrichting, waarbij beide klemmen 11-12 op de betreffende armen 5'-6' zijn ingesteld.

Fig. 5 en 6 tonen een uitvoeringsvorm waarbij de betreffende klemmen 11-12 van de armen 5"-6" draaibaar zijn om een scharnieras welke haaks 30 op het vlak van de cissen van de orthopedische pennen 18 staan. In fig. 6 is door streeplijnen een gewricht van de tweede en derde phalanges beentjes getoond waarop de inrichting is toegepast, waarbij zij opgemerkt dat teneinde invloed te vermijden van de beschadigde vinger en het samenvallen van de scharnieras van de pen 10 met de scharnieras 35 van het gewricht te waarborgen een eerste verzet (zie fig. 5) is toegepast

BAD ORIGINAL

8500390.

« "* V I

-6- ορ de segmenten 28-29 van de betreffende armen 5"-6" en een tweede radiaal verzet (zie fig. 6) van de armsegmenten 28-29. Ofschoon slechts de klem 12 volgens fig. 5 en 6 instelbaar is weergegeven, is het duidelijk dat een instelbare klem 11 voor de arm 5" kan worden toegepast 5 op de wijze als weergegeven voor de arm 5' in fig. 4.

De beschreven constructie voldoet aan alle gestelde eisen en de instelbaarheid voor een of voor beide armen van de bevestigings-inrichting dienen niet alleen voor het vergemakkelijken van een in de juiste stand brengen van de scharnieras van de inrichting en die 10 van het gewricht, door ook op een nauwkeurig zetten van de distractie van het betreffende gewricht te verkrijgen zoals dit is vereist voor het behandelen van bepaalde beschadigingen van het betreffende gewricht.

Ofschoon de uitvinding is beschreven met betrekking tot een 15 speciale uitvoeringsvorm is het duidelijk, dat modificaties mogelijk zijn, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Hoewel de inhoud van de beschrijving betrekking heeft op hét gewricht van de phalanges beentjes, is het duidelijk dat de uitvinding daartoe niet beperkt is. De inrichting kan ook worden toegepast bij distractie 20 van het gewricht of voor het corrigeren en zetten van een breuk en (a) een metacarpal beentje of (b) het gewricht tussen een metacarpal en een naburig phalanges beentje kan op nuttige wijze met de inrichting volgens de uitvinding worden behandeld.

Wanneer het scharnier van de minibevestigingsinrichting niet 25 wordt toegepast op het raakpunt van een gewricht tonen de fig. 7 en 8 een uitvoeringsvorm met de mogelijkheid voor het van buitenaf zetten van een gebroken bot. Volgens fig. 7 en 8 zijn de scharnierende armen 5-6 in hoofdzaak recht, d.w.z. ze zijn niet verzet zoals beschreven voor de armen 28-29 bij de constructie volgens fig. 5 en 6. De 30 holle schroef 10 is wederom het middel voor het klemmen en onder een hoek vastzetten van de armen 5-6, doch de betreffende klemmen 11'-12' hebben het voordeel van een selectieve verdraaiing van de klem-assen van de betreffende klemschroeven 17. In het geval van de klem 11' dient een tussenklauw plaat 30 * met schroeven voor de samen-35 werking met de orthopedische pen en de schroef 17 is slechts in het basis-BADORKSNAte 31 van de arm 5 vastgezet.

8500390 -7-

De orthopedische pennen 18 welke worden vastgeklemd bij 11' kunnen onder een gewenste hoek ten opzichte van de langsas van de arm 5 worden ingesteld. Op dezelfde wijze kan de klem 11' in langs-richting ten opzichte van de instelbare klem 12' worden ingesteld, door 5 gebruik te maken vein een van groeven voorziene plaat 30 welke op het blok 19 steunt.

Het is duidelijk dat een draaibare instelling van de klemmen ook kan worden verkregen als weergegeven in fig. 9. De klemmen 11" en 12" omvatten vaste platte klauwen 32, 33, gescheiden klauwen 34,35 met 10 twee evenwijdig lopende half-cilindrische groeven voor het opnemen van twee orthopedische pennen 18 en klemschroeven 17" voor het op elkaar persen van de losse en vaste klauwen voor de samenwerking met de orthopedische pennen 18.

baWW3 9 0

Claims

1. Scharnierbare uitwendige minibevestigingsinrichting, bestaande uit twee armen met een scharnierende verbinding van naburige einden van die armen, gekenmerkt door een gerichte boring op de scharnier as, eerste klemmiddelen voor het klemmen van tenminste twee 5 orthopedische pennen op enige afstand van elkaar op die armen .en een verzet ten opzichte van de scharnieras, tweede klemmiddelen bestemd voor het klemmen van tenminste twee orthopedische pennen op enige afstand van elkaar op de andere arm en verzet ten opzichte van de scharnieras, waarbij tenminste een van de klemmiddelen in langs-10 richting instelbaar is binnen de mogelijke grenzen van een langs-instelling van een verzet ten opzichte van de scharnieras.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de assen van de klemmiddelen evenwijdig lopen en dwars op de ingesloten arm verlopen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 15 assen van de pennen evenwijdig aan de scharnieras lopen.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de assen van de pennen in hetzelfde vlak liggen en de scharnieras 'haaks op het vlak staat.

5. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 20 in elke arm de assen van de pennen in een vlak liggen dat tevens de scharnieras bevat.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemmiddelen welke samenwerken met de armen selectief bedienbaar zijn ' voor het vastzetten en opstellen van de verdraaiingshoek tussen die 25 armen.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op de scharnierende verbinding tussen de armen, een van die armen een vorkeinde heeft met evenwijdig lopende tanden, terwijl de andere arm een schacht heeft waartussen de tanden van de andere arm zijn opgenomen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een holle pen het middel is voor de scharnierende verbinding tussen de armen. BAD&RIGINAL Inrichtin9 volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de buisvormige pen aan een uiteinde een kop heeft, welke steunt op een van 35 de tanden, welke pen met schroefdraad samenwerkt met de andere tand « ^ i -9- en zonder schroefdraad samenwerkt met een van de tanden en de schacht.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de in langsrichting instelbare klemmiddelen bestaan uit een basisorgaan met een langsgeleiding op de arm waarop deze wordt gesteund, welk 5 basisorgaan een klemgedeelte heeft met evenwijdig lopende half- cilindrische groeven voor het. opnemen van orthopedische pennen, een tweede klauworgaan met overeenkomstige half-cilindrische groeven en gekeerd naar de groeven van de andere klauw, waarbij een klemschroef aanwezig is voor het naar elkaar toe bewegen van de klauwdelen ten-10 einde een klemwerking tussen de betreffende groeven te verkrijgen.

11. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het andere einde van de buisvormige pen is omgefelst ter bevestiging aan de andere tand. , 12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat 15 een onderlegring zich. bevindt tussen het omgefelste einde en bedoelde tand.

13. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij tenminste één van de klemmiddelen twee platen bevat, elk voorzien van twee evenwijdig lopende half-cilindrische groeven voor het opnemen van een orthopedische pen 20 en een klemschroef dient voor het op elkaar drukken van de klauwen voor het opsluiten van de twee orthopedische pennen, welke klemschroef met schroefdraad samenwerkt met een gedeelte van de ingesloten arm, waarbij door het vastzetten van de klemmiddelen.de onderlinge verhouding tussen de twee orthopedische pennen onder een bepaalde hoekstand 25 om de as van de klemschroef gehouden kan blijven.

14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste één van de klemmiddelen een vaste platte klauw heeft, en daarvan gescheiden door daarmee samenwerkende klauwen met twee op afstand evenwijdig lopende halfcilindrische groeven voor het opnemen van 30 orthopedische pennen en een klemschroef om de losse klauw in samenwerking met de twee orthopedische pennen op. de vaste klauw te drukken, waarbij de klemschroef met schroefdraad samenwerkt met een gedeelte van de ingesloten arm en door het vastzetten van de klemmiddelen de onderlinge verhouding van de twee orthopedische pennen onder een bepaalde 35 hoek om de as van de klemschroef gehouden kan blijven. ΒΑβφφΐφζ 90 -10-

15. Scharnierende uitwendige minibevestigingsinrichting bestaande uit twee armen met een scharnierende verbinding aan de uiteinden daarvan, welke verbinding gekenmerkt is door een scharnieras, eerste klemmiddelen voor het vastklemmen van tenminste twee orthopedische pennen op een van de armen en verzet ten opzichte van de scharnieras, 5 tweede klemmiddelen voor het vastklemmen van tenminste twee orthopedische pennen op enige onderlinge afstand op die arm en verzet ten opzichte van de scharnieras waarbij tenminste een van de klemmiddelen in langsrichting verstelbaar is binnen de mogelijke grenzen van de langsinstelling van het verzet ten opzichte van de scharnieras.