NL8403967A - Uit twee delen bestaande klembeugel voor een binnendeurkozijn. - Google Patents

Description

* fc, - i 845120/Ke/ki

Korte aanduiding: Uit twee delen bestaande klembeugel voor een binnen deurkozijn.

De uitvinding heeft betrekking op een uit twee delen bestaande klembeugel voor een binnendeurkozijn voor een deur en/of raam (ramen), geschikt voor plaatsing in een sparing in een wand, waarbij tenminste de beide stijlen een bovendorpel, en eventueel een onderdorpel, U-vormig grijpen 5 om de opstaande randen van de sparing en daarop worden vastgeklemd met behulp van een aantal van deze klembeugels die zich bevinden in de inwendige ruimte tussen eUk van de U-vormige profielen en de rand van de sparing en die samenwerken met omgezette randen van de profielen, waarbij bouten aanwezig zijn voor het doen klemmen van de klembeugels, welke bou-10 ten bedienbaar zijn door een kleine opening in de sponning die bestemd is voor de deur en/of het bovenlicht.

Dergelijke zogenaamde montagekozijnen zijn in verschillende uitvoeringsvormen bekend. Voorbeelden ervan treft men aan in het Duitse Offenle-gungsschrift 3 046 780, de Europese octrooiaanvrage publikatienr 54819.

15 De kozijnen kunnen worden geplaatst door eerst de ene stijl in het lood te stellen en vast te klemmen, vervolgens de bovendorpel aan te brengen, daarna de andere stijl aanvankelijk schuin in te steken, vervolgens in het lood te stellen en dan ten opzichte van de wand vast te klemmen, in het volgende stadium eventuele tussendorpels aan te brengen, en tenslotte de 20 deur af te hangen en, indien van toepassing, glas te plaatsen in een bovenlicht en/of andere aanwezige ramen. Een ander voorbeeld van in wezen dezelfde gedachte vindt men in de Nederlandse octrooiaanvrage 8203958, met dien verstande dat de beugel daar niet uit twee delen bestaat, maar uit één stuk dat voorzien is van een verzwakking nabij een hoek.

25 De uitvinding beoogt in het bijzonder de bezwaren te ondervangen die in de praktijk worden ondervonden bij toepassing van de beugel volgens laatstgenoemde Nederlandse octrooiaanvrage. Het voornaamste bezwaar daarvan is dat bij het verder doordraaien van de bout dan tot een stand die overeenkomt met een optimale klemkracht, een daling van de klemkracht van 30 de beugel respectievelijk het kozijn op de wand wordt geconstateerd. Deze afnemende klemkracht kan in het bijzonder worden veroorzaakt door te ver doordraaien van de bout. De juiste montage vereist dus een tamelijk nauwkeurig gevoel voor de optimale instelling. Zelfs afgezien daarvan kan er in de loop van de tijd een verschuiving van het kozijnprofiel ten opzichte 35 van de wand optreden, als gevolg van stoten en andere uitwendige krachten tijdens het gebruik. Dit kan zelfs leiden tot een scheve stand van het kozijn.

3 4 0 3 -9 6 7 -2- * *

Φ üC

Afname van de klemkracht van de beugel voorbij een optimale waarde moet toegeschreven worden aan het feit - wat overigens een gemeenschappelijke karakteristiek is van de klembeugels uit alle drie hierbovengenoemde oudere publikaties - dat de klemkracht wordt uitgeoefend in een vlak dat 5 loodrecht staat op het vlak van het plaatmateriaal waaruit de klembeugel is vervaardigd. Hierdoor kan men weliswaar gebruik maken van doorbuiging van het materiaal voor het totstandbrengen van de klemming door het aandraaien van de bout, zoals bij octrooiaanvrage 8203958, maar onvermijdelijk is dan. ook doorbuiging het gevolg wanneer de bout te ver wordt aangedraaid. 10 Bij de uit twee delen bestaande klembeugel volgens het genoemde DOS 3 046 780 komt daarbij dat men voor de geleiding van de twee beugel-delen bij de relatieve verplaatsing ervan door het aandraaien van de bout, speciale pennen toepast, die evenwel een klemeffect als gevolg van kanteling van de beugeldelen, tijdens het aandraaien van de bout, niet kunnen 15 voorkomen.

De onderhavige uitvinding beoogt de verschillende in het bovenstaande genoemde moeilijkheden van de bekende uitvoeringsvormen gelijktijdig te ondervangen.

Daartoe vertoont de klembeugel volgens de uitvinding in de grond-20 gedachte het kenmerk dat elk van de delen van de klembeugel tenminste één in hoofdzaak L-vormig gedeelte omvat, uit plaatmateriaal, zodanig dat de klemkracht wordt uitgeoefend in het vlak van het plaatmateriaal van dit L-vormige gedeelte en waarbij^ het ene been ervan met het einde de omgezette profielranden grijpt, terwijl het andere been voorzien is van 25 middelen waarop de bout aangrijpt.

Op deze wijze wordt doorbuiging van het plaatmateriaal bij toename van de belasting,door het verder aandraaien van de bout, vrijwel voorkomen, in elk geval in zoverre dat de klemkracht eenvoudig blijft toenemen bij verder aandraaien van de bout. Het probleem van de afnemende klemkracht 30 is hiermee dus inderdaad ondervangen. Tegelijk leent deze uitvoering er zich toe een betere oplossing te verkrijgen voor de onderlinge geleiding van de twee beugeldelen zonder wig- of andere vastzeteffecten die hinder kunnen doen ontstaan bij het aandraaien van de bout of het totstandbrengen van de klemwerking.

35 De uitvindingsgedachte kan op verschillende wijzen worden uitge voerd. Een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is dan ook gekenmerkt doordat de genoemde L-vormige gedeelten zijn gevormd als omgezette gedeelten, aan weerzijden van middenstroken van plaatmateriaal die zo zijn geplaatst dat de klemkracht wordt uitgeoefend in resp. evenwijdig 40 aan de vlakken van het materiaal van die L-vormige gedeelten.

8403557

I I

* '* --3-

Deze uitvoeringsvorm vertoont een uitermate grote stijfheid tegen de vervormende krachten die het gevolg zijn van het totstandbrengen van de klemkracht ten opzichte van de muur.

Bij voorkeur wordt deze uitvoeringsvorm verder zo gerealiseerd dat 3 van het andere deel van de beugel de beide L-varmige gedeelten voorzien zijn van sleuven als geleidingen ten opzichte van de middenstrook van het eerste beugeldeel.

Hiermee is de beoogde goede geleidingsmogelijkheid van de twee beu-geldelen gerealiseerd.

10 De andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is gekenmerkt door dat elk van de delen van de klembeugel in zijn geheel is uitgevoerd als een in hoofdzaak L-vormig gedeelte uit plaatmateriaal, zodat de klemkracht in het vlak van het materiaal wordt uitgeoefend, waarbij het been dat voorzien is van middelen waarop de bout aangrijpt, voorzien is van een 15 strook die omgezet is haaks op het vlak van het L-vormige gedeelte zelf.

Deze uitvoeringsvorm vertoont het voordeel dat hij minder materiaal vergt en eenvoudiger kan worden gefabriceerd, zodat hij dus goedkoper is.

Toch bezit ook deze uitvoeringsvorm zowel een goede stijfheid tegen eventuele vervorming onder invloed van de klemkracht als een goede geleidings-20 mogelijkheid.

Dit laatste wordt dan in het bijzonder bereikt doordat de middelen waarop de bout aangrijpt gevormd zijn uit hetzelfde plaatmateriaal door omrollen tot een in hoofdzaak cilindervormig lichaam waarbij het ene cilindervormige lichaam inwendig is voorzien van schroefdraad voor de 25 bout, terwijl de uitwendige maat ervan in hoofdzaak overeenkomt met de inwendige maat van het tweede cilindervormige lichaam, waarbij de kop van de bout zich kan afzetten tegen een van de kopvlakken van dat tweede cilindervormige lichaam.

In beide gevallen - dat wil zeggen zowel met als zonder deze haaks 30 omgezette strook - kunnen de middelen waarop de bout aangrijpt gevormd zijn uit hetzelfde plaatmateriaal door omrollen tot een in hoofdzaak cilindervormig lichaam, waarbij het ene cilindervormige lichaam inwendig is voorzien van schroefdraad voor de bout, terwijl de uitwendige maat ervan in hoofdzaak overeenkomt met de inwendige maat van het tweede cilinder-35 vormigelichaam, waarbij de kop van de bout zich kan afzetten tegen een van de kopvlakken van dat tweede cilindervormige lichaam.

Door toepassing van deze twee in hoofdzaak cilindervormige lichamen, die tijdens het aandraaien van de bout ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven, wordt nog een aanzienlijke verdere verbetering verkregen zowel 40 van de stijfheid van de beide delen van de beugel als van de onderlinge 8403037 V w -4- geleiding tijdens het spannen.

Voor beide uitvoeringsvormen geldt overigens dat het feit dat volgens de uitvinding het vlak van de klemkracht samenvalt met of evenwijdig is aan het vlak van het plaatmateriaal van het L-vormige gedeelte kan worden 5 benut om nog een verder voordeel te behalen. Men kan namelijk zo te werk gaan dat de benen van de L-vormige gedeelten die de profielranden grijpen met uitzondering van stukken die minstens in hoofdzaak overeenkomen met de breedte van de te grijpen profielrand, voorzien zijn van een of meer naar binnen gerichte tanden die zover uitsteken dat ze in gemonteerde 10 toestand in het materiaal van de wand dringen.

Deze tanden liggen dan in het vlak van het plaatmateriaal zelf, en ze kunnen dus bij het uitstansen daarvan heel gemakkelijk mede worden aan gevormd. Door indringing van de randen in het materiaal van de wand krijgt men dan primair een vastklemming van de beugel op de wand, en daarnaast 15 uiteraard de vastklemming van het kozijn op die wand.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening.

Fig. 1 en 2 tonen de klembeugel in een eerste uitvoeringsvorm, perspectivisch gezien tegen de buiten- resp. binnenzijde, d.w.z. de van de muur afgekeerde resp. de naar de muur toe gekeerde zijde; 20 Fig. 3 toont de beugel volgens fig. 1 en 2 in een op de muur gemon teerde toestand, waarbij het profiel van het kozijn mede is getekend;

Fig. 4 toont de klembeugel in een tweede uitvoeringsvorm, weer in gemonteerde toestand op dezelfde wijze als fig. 3;

Fig. 5 toont een zijaanzicht van de enkele beugel in de uitvoerings-25 vorm volgens fig. 4 en

Fig. 6 toont een eindaanzicht van de enkele beugel, gezien volgens de pijl \lI in fig. 4.

De beugel bestaat uit twee delen 1 resp. 2 die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn in de door de dubbele pijl PI aangeduide rich-30 ting.

Het eerste' deel 1 bestaat uit een materiaalstrook die loodrecht op het materiaalvlak is omgezet, zodat twee benen 3 en 4 ontstaan. Aan weerskanten van de beide benen 3 en 4 zijn gedeelten 5 resp. 6 haaks omgezet ten opzichte van het materiaalvlak van de gedeelten 3 resp. 4, zodanig 35 dat de gedeelten 5, 6 samen weer in één vlak liggen.

Het andere deel 2 van de klembeugel bestaat uit twee delen 7 die haaks zijn omgezet ten opzichte van het materiaalvlak van een middenstrook 8. Deze gedeelten 7 zijn L-vormig. In het opstaande been ervan is een evenwijdig aan dat been lopende sleuf 9 aangebracht, waarmee dit beugel-40 deel verschuifbaar is over de middenstrook 3 van het eerste beugeldeel 1.

Ό « ’J w & J j -5-

Het beugeldeel 1 is in de middenstrook 3, aansluitend aan de onderrand daarvan, voorzien van een uitsparing 10 die iets breder is dan de uitwendige maat van de twee omgezette gedeelten 7, zodat het onderste deel 2 van de beugel binnen die uitsparing 10 verplaatsbaar is volgens de pijl PI.

5 De speling binnen de breedte van de uitsparing 10 en de speling binnen de breedte van de sleuf 9 zijn zo gekozen dat de twee beugeldelen gemakkelijk ten opzichte van de elkaar verplaatsbaar zijn, maar niet zo groot dat een aanzienlijke kanteling kan optreden.

Uit het materiaal van de middenstrook 3 van het bovenste beugeldeel 10 1 is een in hoofdzaak U-vormige geleidingsbus 11 uitgedrukt die in fig. 1 aan de buitenzijde zichtbaar is, terwijl daardoor in het materiaal een opening 12 ontstaat die in fig. 2 zichtbaar is. Deze bus 11 dient als geleiding en aanslag voor een imbusbout 13 die met de kop’ 14 op die bus 11 kan komen te rusten. Het draadgedeelte van de imbusbout 13 werkt samen 15 met het inwendige schroefdraad in een ingeperste moer 14 die met behulp van twee sleuven 15 aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de L-vormige gedeelten 7 van het onderste beugeldeel 1 ten opzichte van dat beugeldeel 1 is bevestigd. Door aandraaien van de imbusbout 13 vindt de verplaatsing van de twee beugeldelen ten opzichte van elkaar plaats.

20 Aan het horizontale deel 6 van het omgezette gedeelte 5, 6 van de bovenste beugel 1 zijn tanden 16 aangebracht, en aan het horizontale been 7" van het omgezette gedeelte 7 van de onderste beugel 2 zijn tanden 17 aangebracht.

In fig. 3 ziet men de beugel in gemonteerde staat. De beugel 1,2 25 bevindt zich binnen een deurkozijn 18, waarvan het sponningvlak 19 voorzien is van een opening 20, waardoor de kop 13' van de imbusbout bereikbaar is. De einden 21 resp. 22 van de benen 6 resp. 7 van de beugeldelen komen te liggen op de omgezette profielranden 23 resp. 24 van het kozijn Deze aandrukking komt tot stand door onderlinge verplaatsing van de beugelbe-30 len 1, 2 tot stand te brengen door het aandraaien van de imbusbout 13. Daarbij komen de tanden 16, 16 in het vlak van de muur 25 te dringen doordat ze verder naar binnen steken dan overeenkomt met de buitenvlakken van de omgezette kozijnranden 23, 24. Op deze wijze krijgt men, anders dan bij de bekende beugels, primair een vastklemming van de beugel 35 op de wand zelf. Daarnaast worden uiteraard de profielranden 23 en 24 van het kozijn tegen de muur 25 aangedrukt volgens de pijlen P2,

Men ziet dus dat door de uitvoering van de klembeugeldelen met de L-vormige gedeelten 5, 6 enerzijds en 7 anderzijds, waarvan het vlak van het materiaal evenwijdig ligt aan het vlak waarin de klemkracht P2 wordt 40 uitgeoefend, een stijfheid van de klembeugeldelen wordt verkregen die zich 8403087 -6- • \

ν' -V

verzet tegen vervorming bij overbelasting. Het zal duidelijk zijn dat de materiaalbelasting plaatsvindt in de hoeken, zoals aangeduid bijvoorbeeld door de stippellijn 2 6.

Tegelijk ontstaat met de beschreven uitvoering een geleidingsmoge-5 lijkheid voor de onderlinge verplaatsing PI van de twee delen met behulp van de sleuven 9 resp. de uitsparing 10, zodanig dat een geleiding plaatsvindt over een niet onaanzienlijke lengte, die bij berperking van de spleetbreedte resp. uitsparingbreedte een soepele geleiding waarborgt zonder wring- of klemeffect, die een hinderlijke waarde zouden kunnen aan-10 nemen. Verder is het van voordeel dat de stijfheid door de L-vormige mate-riaalstroken 5, 6 enerzijds en 7 anderzijds, tweevoudig aanwezig is, namelijk aan weerskanten van de middenstroken 3, 4 enerzijds en 8 anderzijds.

Door de aanwezigheid van de bevestigingsgaten met schroefdraad zoals 27, in het been 4 kunnen de beugels gebruikt worden voor de muuromvattende 15 bevestiging van paumelles, waarbij de paumelles nastelbaar zijn. Dit geschiedt dan in feite op dezelfde manier als bij de paumellebevestigings-beugels die aanvraagster reeds sinds 1976 toepast en die toen niet dienden als kozijnbevestiging.

Met gebruikmaking van dezelfde grondgedachte van de beugel is in fig. 20 4 t/m 6 een tweede uitvoeringsvorm weergegeven. Men ziet het duidelijkst in fig. 5 dat de beugel bestaat uit twee delen3l, resp. 32 die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn in de door de dubbele pijl PI aangeduide richting.

Men ziet het duidelijkst in fig. 3 dat de beide delen van de beugel 25 zich in gemonteerde toestand bevinden binnen een kozijnprofiel 33 dat om dit profiel in een sparing in een wand 34 vast te klemmen op de rand van die wand 34.

Eveneens in fig. 4 ziet men dat het eerste deel 31 van de beugel een L-vormig gedeelte omvat dat wordt gevormd door een been 35 en een been 30 36.;. waarbij dit geheel zonder vervorming is gestanst uit vlak plaatmateriaal. In gemonteerde staat, zoals die in fig. 4 is getekend, bevindt het vlak van dit plaatmateriaal van het uit de benen 35 en 36 samengestelde L-vormige gedeelte, zich loodrecht op de vlakken van de wand 34. In ditzelfde vlak is de klemkracht werkzaam die aangeduid is door de pijl P2.

35 Evenzo omvat het andere deel 32 van de klembeugel een L-vormig ge deelte dat samengesteld is uit een been 37 en een been 38, waarvoor dezelfde overwegingen gelden wat betreft de stand ten opzichte van de muur resp. ten opzichte van het vlak van de door dat beugeldeel opgewekte klemkracht P2.

8 4 3 3 9 S 7

Aan de L~vormige gedeelten van de beide beugels sluiten haaks ten opzichte van het vlak daarvan omgezette gedeelten 39 resp. 40 aan. Vervolgens is een materiaalstrook 41 die het verlengde vormt van de strook 40 met dezelfde lengte als het been 36 van het beugeldeel 31 omgerold, zoals 5 het beste zichtbaar is in fig. 6. Ook een gedeelte 42 dat weliswaar aansluit op het haaks omgezette gedeelte 40 van het tweede beugeldeel 32, doch dat een aanzienlijk kleinere lengte heeft dan dat deel 40 resp. het been 38 van het beugeldeel 32 (zie fig. 5) is omgerold tot een eveneens in hoofdzaak cilindervormig lichaam. De dimensies van de cilindervormige lichamen 41 en 10 42 zijn, zoals blijkt uit fig. 6, zo gekozen dat deze twee delen in elkaar passen met een zo geringe speling dat ze volgens de hartlijn 43 van de cilinders verschuifbaar zijn, maar dat ze elkaar overigens omsluiten.

Het binnenste cilindervormige lichaam is inwendig voorzien van schroefdraad 44, zodat daarin een bout 45 kan worden geschroefd, die op 15 bekende wijze een imbusbout kan zijn, zoals aangeduid is door de voor het opnemen van de imbussleutel bestemde zeskantige holte 46. Een ring 47 heeft een uitwendige diameter die in hoofdzaak overeenkomt met de uitwendige maat van het binnenste cilindervormige lichaam 41, zodat hij ook past in de inwendige ruimte in het buitenste in hoofdzaak cilindervormige lichaam 20 42. Anderzijds is de inwendige middellijn van de ring 47 zo groot gekozen dat hij vrij is ten opzichte van het schroefdraad van de bout 45. De ring 47 is voorzien van een flens 48 met een grotere diameter, die op de kop van het cilindervormige lichaam 42 kan komen te rusten. Deze tussenring 47, 48 beoogt de mogelijkheid te verschaffen dat men kan volstaan met een 25 standaardmaat voor de imbusbout, omdat daarbij anders de kop van die bout niet voldoende groot zou zijn om bovenop de kop van het buitenste cilindervormige lichaam 42 werkzaam te zijn, zoals de bedoeling is.

Het sponningvlak 49 van het kozijnprofiel is weer voorzien van een opening 50 waardoor de holte 46 in de bout 45 bereikbaar is voor de (niet 30 weergegeven) imbussleutel waarmee de montage plaatsvindt.

Met deze imbussleutel wordt aldus de bout 45 aangedraaid. Doordat het schroefdraad daarvan werkzaam is op het schroefdraad 44 in het cilindervormige lichaam 41 dat deel uitmaakt van het eerste klem.T.beugeldeel 31, terwijl anderzijds de kop van de bout via de ring 47, 48 inwerkt op de kop 35 van het buitenste cilindervormige lichaam 42 dat deel uitmaakt van het tweede klembeugeldeel 32, kunnen deze klembeugeldelen 31 en 32 ten opzichte van elkaar worden versteld. Bij de aanvang van de montagewerkzaamheden zullen de klembeugeldelen 31 en 32 op zodanige onderlinge afstand van elkaar worden gebracht dat het geheel van het kozijnprofiel 33 met de beugel 31, 40 32 vrijelijk op de muur kan worden geschoven, welke beginstand bijvoor- ö Λ Λ " 3 * 7 s' 'o -8- beeld overeenkomt met een in fig. 4 door £ aangeduide afstand tussen de kop van het cilindervormige lichaam 41 en de onderzijde van de ring 47, terwijl na aandraaien van de bout 45 een klemtoestand wordt bereikt waarbij laatstgenoemde afstand a verkort is tot de afstand ja in de getekende toe-5 stand. Dan liggen de einden 51 resp. 52 van de benen 35 resp. 37 op de omgezette profielranden 53 resp. 54 van het kozijn om deze tegen de muur aan te drukken volgens de richting van de reeds eerder genoemde pijl P2.

De benen 35 en 37 van de beugeldelen zijn weer aan de binnenzijde, d.w.z. de naar de muur gerichte zijde, voorzien van tanden 55 resp. 56 die IQ zover uitsteken dat, zoals in de tekening is weergegevenm binnendringing van deze tanden in het vlak van de muur plaatsvindt, doordat ze verder naar binnen steken dan overeenkomt met de als klemvlakken fungerende buitenvlakken van de omgezette kozijnranden 53 resp. 54.

Men ziet dus dat door de uitvoering van de klembeugeldelen met L-25 vormige gedeelte 35, 36 resp. 37, 38 waarvan het vlak van het materiaal samenvalt met het vlak waarin de klemkracht plaatsvindt, een eerste stijfheid van de klembeugeldelen wordt verkregen die zich verzet tegen vervorming bij overbelasting. Het zal duidelijk zijn dat de materiaalbelasting plaatsvindt in de hoeken, zoals aangeduid bijvoorbeeld door de stippellijn 55.

20 Vervolgens is door de omzetting van het plaatmateriaal in de vorm van de delen 39 en 40 een verder vergrote stijfheid van het materiaal bereikt en een mogelijkheid om de twee beugeldelen 31 en 32 goed ten opzichte van elkaar te geleiden. Tenslotte is door het omrollen van het materiaal tot de in hoofdzaak cilindervormige lichamen 41 resp. 42, die in elkaar passen, een 25 nog verder toegenomen stijfheid, en ook een nog betere onderlinge gelei-dingsmogelijkheid van de twee beugeldelen 31 en 32 gerealiseerd.

Het is overigens denkbaar om laatstgenoemde maatregel.- dus de aanwezigheid van de tot cilindrische lichamen zoals 41 en 42 omgerolde plaat-delen - uit te voeren zonder toepassing van de materiaalomzetting van de 30 delen 39 en 40 ten opzichte van 36 resp. 38. Men kan dat omrollen immers ook uitvoeren uitgaande van hetzelfde vlak van het materiaal als dat waarin de L-vormige delen 35, 36 enerzijds en 37, 38 anderzijds liggen. Denkend in het aanzicht van fig. 6 zou dit omrollen dan niet vanuit een vertikaal ma-teriaaldeel rechtsom en naar beneden moeten plaatsvinden, maar onmiddellijk 35 vanuit het horizontale materiaaldeel naar boven en linksom. Uiteraard mist men dan de extra stijfheid door de onderling haakse stand van 39 ten opzichte van 35 en 36 en van 40 ten opzichte van 37 en 38, maar op zichzelf geeft de vorming van de cilindrische lichamen 41 en 42 uiteraard ook reeds een aanzienlijke stijfheid.

8403967

Claims (10)

1. Uit twee delen bestaande klembeugel voor een binnendeurkozijn voor een deur enƒof raam (ramen), geschikt voor plaatsing in een sparing in de wand, waarbij tenminste de beide stijlen een bovendorpel, en eventueel een onderdorpel, U-vormig grijpen om de opstaande randen van de. sparing 5 en daarop worden vastgeklemd met behulp van een aantal van deze klembeu-gels die zich bevinden in de inwendige ruimte tussen elk van de U-vormige profielen en de rand van de sparing en die samenwerken met omgezette randen van de profielen, waarbij bouten aanwezig zijn voor het doen klemmen van "de klembeugels, welke bouten bedienbaar zijn door een kleine opening 10 in de sponning die bestemd is voor de deur en/of het bovenlicht, met het kenmerk dat elk van de delen (1,2; 31, 32) van de klembeugel tenminste één in hoofdzaak L-vormig gedeelte (5, 6, 7; 35, 36, 37, 38) omvat, uit plaatmateriaal, zodanig dat de klemkracht (P2) wordt uitgeoefend in het vlak van het plaatmateriaal van dit L-vormige gedeelte, 15 en waarbij het ene been ervan (6 resp. 7"; 37, resp. 37) met het einde (21 resp. 22; 51 resp. 52) de omgezette profielranden (23, resp. 24; 53 resp. 54) grijpt, terwijl het andere been (5 resp. 7V; 36 resp, 38) voorzien is van middelen (11, 14; 41, 42) waarop de bout (13; 45) aangrijpt.

2. Klembeugel volgens conclusie l,met het kenmerk dat 20 de genoemde L-vormige gedeelten zijn gevormd als omgezette gedeelten (5, 6 resp. 7) aan weerszijden van middenstroken (3, 4 resp. 8) van plaatmateriaal die zo zijn geplaatst dat de klemkracht (P2) wordt uitgeoefend in resp. evenwijdig aan de vlakken van het materiaal van die L-vormige gedeelten.

3. Klembeugel volgens conclusie 2,met het kenmerk dat van het andere deel (2) van de beugel de beide L-vormige gedeelten (7) voorzien zijn van sleuven (9) als geleidingen ten opzichte van de midden-strook (3) van het eerste beugeldeël (1).

4. Klembeugel volgens conclusie 2of3,met het kenmerk 30 dat tussen de omgezette gedeelten (7) van het tweede beugeldeel (2) een moer is aangebracht.

5. Klembeugel volgens conclusie 4,met het kenmerk dat de moer een ingeperste moer is.

6. Klembeugel volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk 35 dat uit het materiaal van de middenstrook (3) van het eerste beugeldeel (1) een U-vormige bus is geforceerd, als geleiding voor een met de moer samenwerkende bout.

7. Klembeugel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk dat elk van de delen van de klembeugel in zijn geheel is uitgevoerd als een 84-0 3 3 87 ï V -10- in hoofdzaak L- vormig gedeelte (31, 32) uit plaatmateriaal, zodat de klemkracht (P2) in het vlak van het materiaal wordt uitgeoefend, waarbij het been (36 resp. 38) dat voorzien is van middelen waarop de bout aangrijpt, voorzien is van een strook 39, resp. 40) die omgezet is haaks op 5 het vlak van het L-vormige gedeelte zelf.

8. Klembeugel volgens conclusie 1 of 7,met het kenmerk dat de middelen waarop de bout aangrijpt gevormd zijn uit hetzelfde plaatmateriaal door omrollen tot een in hoofdzaak cilindervormig lichaam (41) resp. 42) waarbij het ene cilindervormige lichaam (41) inwendig is 10 voorzien van schroefdraad (44) voor de bout (45), terwijl de uitwendige maat ervan in hoofdzaak overeenkomt met de inwendige maat van het tweede cilindervormige lichaam (42), waarbij de kop van de bout (35) zich kan afzetten tegen een van de kopvlakken van dat tweede cilindervormige lichaam(42).

9. Klembeugel volgens conclusie 8, met het kenmerk dat tussen de kop van de bout (45) en de kop van tweede cilindervormig lichaam (42) een ring (47) is aangebracht waarvan de middellijn past binnen de inwendige diameter van het tweede cilindervormige lichaam (42) en die voorzien is van een flensvormig deel (48) van grotere diameter dat bestemd 20 is om op de kop te liggen.

10. Klembeugel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de benen van de L-vormige gedeelten die de profiel-randen (23 resp. 24;:.-53, resp. 54) grijpen met uitzondering van stukken (21 resp. 22; 51 resp. 52) die minstens in hoofdzaak overeenkomen met de 25 breedte van de te grijpen profielrand, voorzien zijn van een of meer naar binnen gerichte tanden (25 resp. 26; 55 resp. 56) die zover uitsteken dat ze in gemonteerde toestand in het materiaal van de wand (25; 34) dringen, voor de direkte vastklemming van de beugel op de wand. 8403967