NL8304390A - Kozijnelement. - Google Patents

Description

te s-> -1- M Kon/MF, 4Polynorm

KOZIJNELEMENT

De uitvinding betreft een kozijnelement, zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1.

Bij het bekende kozijnelement van genoemde soort wordt een deur of raam via de paumelle aan het profiel opge-5 hangen. Tijdens het openen en sluiten van raam of deur wordt het profiel flink belast. De uitvinding heeft ten doel de belasting van het profiel te verminderen en verschaft daartoe een kozijnelement volgens conclusie 1. Volgens de uitvinding wordt een raam of deur aldus direct aan een op de muurrand 10 aangrijpende klem opgehangen. Hierdoor wordt het profiel van het kozijnelement niet of nauwelijks meer belast, zodat het van dunwandiger materiaal te vervaardigen is.

De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zijn in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een 15 tekening verduidelijkt.

In de tekening stellen schematisch voor;

Pig. 1 een dwarsdoorsnede van een in een rauurope-ning gemonteerd kozijnelement volgens de uitvinding,

Fig. 2 een bovenaanzicht van een kleminrichting van 20 het kozijnelement van fig. 1,

Fig. 3 een aanzicht van een klembek van de kleminrichting van fig. 2, gezien in de richting van de pijlen IÏI-III van fig. 2,

Fig. 4 een aanzicht van een andere klembek van de 25 kleminrichting van fig. 2, gezien in de richting van de pijlen IV-IV van fig. 2,

Fig. 5 een detail van de kleminrichting van fig. 2, dat de samenwerking laat zien tussen de beide klembekken,

Fig. 6 op grote schaal een aanzicht van het eind-30 deel van een klembek, die is verbonden met een flensrand van het profiel,

Fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII van fig. 6, 8304390 -2- « t

Fig. 8 en 9 twee verschillende perspectivische aanzichten van het'in fig. 7 getekende kozijnelement volgens de uitvinding.

Fig. 10 een met fig. 9 overeenkomend aanzicht, 5 waarbij een paumelle aan de kleminrichting is aangebracht, en

Fig. 11-14.elk een met fig* 10 overeenkomend aanzicht van een telkens ander kozijnelement volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een muurrand 1, waarop een kozijnele-10 ment 40, bijvoorbeeld een stijl of bovendorpel van een deur, . is gemonteerd, welk kozijnelement 40 bestaat uit een profiel 2 met een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede. De bodem 3 van de ü vormt de dagkant van het profiel 2, terwijl de benen van de U flenzen 4 en 5 vormen, waarvan de flensranden 6 en 7 "I5 een muurrand 1 tussen zich inklemmen. De flensranden 6, 7 en de flenzen 4, 5 zijn naar binnen toe omgezet en staan dwars, liefst loodrecht op het vlak 32 van de muur. Binnen het profiel 2 is een kleminrichting 8 aangebracht, die twee samenwerkende klembekken 9 en 10 omvat. De beide klembekken 9 en 20 10 hebben elk een omgezette eindrand 11 resp. 12 die, fabrieksmatig althans vóór montage van het kozijnelement 40 aan een muurrand 1, is vastgelast aan de flensrand 6 resp. 7 van het profiel 2.

De klembek 9 strekt zich vanaf de eindrand 11 met 25 een deel 13 uit langs de flens 4 en zet zich vervolgens voort in een zich in de richting van de bodem 3 van het profiel 2 uitstrekkend deel 14, dat vervolgd wordt door een deel 15, dat nagenoeg evenwijdig loopt aan het deel 13 en zich weer voortzet in een nagenoeg evenwijdig met de bodem 3 van het 30 profiel lopend deel 16.

De klembek 10 strekt zich vanaf zijn eindrand 12 uit langs nagenoeg de gehele flens 5, en is voorzien van een verzonken stuk 17, waaraan een moer 18 is bevestigd, bijvoorbeeld gelast. In plaats van een moer 27 kan in de klembek 10 35 een doorgetrokken gat aanwezig zijn, waarin schroefdraad is aangebracht. De klembek 9 is in het deel 15 voorzien van een opening 19, waardoor een inbusbout 20 is gestoken, die in de inpersmoer 18 is geschroefd en deel uit maakt van spanmiddelen, die de beide klembekken 9 en 10 naar elkaar toe trekken.

8304390 , » > -3-

Het vrije einde van het deel 16 van de klembek 9 is voorzien van een lip 21 die in hoofdzaak in het verlengde ligt van het deel 16 en met ruime speling grijpt in een nabij het vrije einde van de klembek 10 aangebrachte opening 22. j 5 Door deze speling is de lip 21 in een dwars op het deel 16 staande richting in de opening 22 verplaatsbaar, terwijl de klembekken 9 en 10 t.o.v. elkaar kunnen scharnieren.

De beide klembekken 9 en 10 zijn elk langs hun bei- |

de zijranden voorzien van zich in hoofdzaak over hun gehele I

10 lengten uitstrekkende verstijvingsruggen 23, 24 resp. 25 en I

26. Deze verstijvingsruggen zetten zich ook voort over de I

omgezette eindranden 11 en 12 van de beide klembekken 9 en 10 I

en zijn in deze eindranden 11 en 12 voorzien van uitstulpin- I

gen 28 die dienen als projecties bij het projectielassen voor I

15 het maken van de lasverbinding van deze eindranden met de l bijbehorende flensrand 6 en 7 van het profiel 2.

Fig. 5 toont schematisch een detail van de klemin- I

richting 8 die de bewegingsmogelijkheid van de beide klembek- I

ken 9 en 10 ten opzichte van elkaar weergeeft. De met getrok- I

20 ken lijnen weergegeven stand van de klembekken 9 en 10 wordt j

ingenomen wanneer de inbusbout 20 is aangedraaid. De klembek- I

ken 9 en 10 draaien dan om de tegen de klembek 10 aanstaande I

eindrand 33 van het deel 16 naar elkaar toe. De beide flenzen I

4 en 5 worden dan door de beide klembekken 9 en 10 meegenomen I

25 en met hun flensranden 6 resp. 7 stevig tegen de zijvlakken I

32 van de muurrand 1 gedrukt, zodat een goede bevestiging van I

het kozijnelement 40 wordt verkregen.

Vóór de montage van het kozijnelement 40 op de 1 muurrand 1 is de bout 20 los in de moer 18 geschroefd en kun-30 nen de beide klembekken 9 en 10 ten opzichte van elkaar bewegen. Indien bijvoorbeeld de muurrand enigszins dikker is, zullen de flenzen 4 en 5 van het profiel 2 uit elkaar moeten worden gedrukt om dit profiel 2 om de muurrand 1 te kunnen schuiven. Tijdens dit uit elkaar drukken van de flenzen 4, 5 35 zal de klembek 9 een rotatie uitvoeren om de plaats, waar de bout 20 met speling door de opening 19 is gevoerd. Het deel 16 van de klembek 9 zal zich dan volgens de pijl R verplaatsen naar de met getrokken lijnen weergegeven stand. Deze bewegingsmogelijkheid van de klembek 9 ten opzichte van de 8304390 -4- * * klembek 10 wordt begrensd door de opening 22, waarin de lip 21 grijpt. De beide klembekken 9 en 10 kunnen zodoende gemakkelijk ten opzichte van elkaar bewegen, waardoor het kozijnelement 40 met ruime speling en met weinig vervormingskracht 5 om de muurrand 1 kan worden aangebracht. De inbusbout 20 kan gemakkelijk worden bediend via een opening 29 die is aangebracht in een sponning 34 van het profiel 2 en die door middel van een rubberen dop 30 of een deksel van kunststof kan worden afgesloten.

10 De fig. 6 en 7 tonen een kozijnelement 40 volgens de uitvinding dat bijzonder doelmatig is bij gladde en/of aan krimp onderhevige wanden. De eindranden 11, 12 van de beide klembekken 9 en 10 zijn hier tussen de door de verstijvings-ruggen 25 en 26 gevormde ruimten 46 voorzien van een veranke-15 ringsplaat 31 die in gemonteerde toestand een weinig buiten de omgezette eindranden 6, 7 van de flenzen 6 resp. 7 uitsteken. De buiten de eindranden 6, 7 uitstekende rand 47 van de verankeringsplaten 31 kunnen scherp zijn of gekarteld. Eventueel kunnen deze verankeringsplaten 31 van hard staal zijn 20 vervaardigd en los in de genoemde ruimten worden geschoven, waarbij zij in gemonteerde toestand een weinig in de muurrand 1 grijpen en op deze wijze een extra verankering geven van het kozijnelement 40.

Tussen de beide verstijvingsruggen 23 en 24 is in 25 het deel 14 van de klembek 9 een moer 27 bevestigd. Voor de in fig. 8 en 9 getoonde toepassing is de moer 27 niet benut. Toch is zo'n moer 27 bij voorkeur aanwezig om de kleminrich-ting 8 universeel toepasbaar te maken, namelijk ook voor het hierna aan de hand van fig. 10 beschreven doel.

30 De moer 27 vormt paumelle-bevestigingsmiddelen en dient voor het ermee bevestigen van de vlag 42 van een pau-melle 43. Een rug 50 van de vlag 42 van de paumelle 43 is hierbij opgesloten tussen de beide verstijvingsruggen 23 en 24 en kan vanwege een sleufgat 41 dat in de vlag 42 van een 35 paumelle 43 is aangebracht, in de lengterichting van deze verstijvingsruggen instelbaar worden vastgezet door middel van een inbusbout 45 die door een in het profiel 2 aangebracht gat 48 met behulp van een inbussleutel bereikbaar is.

De paumelle 43 is zodoende bevestigd aan de stevi-40 ge, zich aan de muurrand 1 vastklemmende kleminrichting 8 en 8304390

* I

niet aan het betrekkelijk slap metaal van het profiel 2, I

waardoor de op de paumelle 43 werkende krachten via de klem- 1

inrichting 8 worden overgedragen naar de muurrand 1, zodat I

het profiel 2 wordt ontlast en derhalve eventueel uit dunner I

5 plaatmateriaal kan worden vervaardigd. De op de paumellè 43 |

werkende krachten worden via de lip 21 en de bout 20 van de klembek 9 overgedragen naar de klembek 10. De lip 21 verzekert hierbij, dat de beide klembekken 9 en 10 steeds de juis- I

te positie ten opzichte van elkaar innemen. j

10 Het gat 48 kan met een deksel van kunststof 49 wor- I

den afgesloten. I

De doorgezette rug 50 in het midden van de vlag 42 I

van de paumelle maakt deze vlag 42 stevig. Bovendien wordt j

door de aanpassing van deze rugvorm van de vlag 42 aan de I

15 gootvorm van het profiel 2 van het deel 14 van de klembek 9 I

een in elkaar grijpende stevige verbinding tussen paumelle 43 I

en klembek 9 gerealiseerd. I

De vlag 42 van de paumelle 43 passeert een in de flens 4 uitgespaarde passeeropening 51 die aan de rotatie- I

20 a-symmetrische doorsnede van de vlag 42 is aangepast. Dat wil j

zeggen dat de opening 51 het van buitenaf insteken van de I

vlag 42 in slechts één stand toelaat, waarbij een nok 52 in I

groef 53 grijpt, die aan de tegenover de rug 50 gelegen zijde I

in de vlag 42 aanwezig is. I

25 Hierdoor wordt verzekerd, dat de paumelle 43 altijd I

in de vereiste stand aan de kleminrichting 8 wordt bevestigd, zodat een deur 53 met zijn scharnieren 54 dan meteen goed aan de paumelle 43 kan worden opgehangen.

Pig. 11 komt overeen met fig. 10, met dien verstan- I

30 de dat de klembekken 60 en 61 met hun delen 62 en 63 telesco- I

pisch onderling verschuifbaar zijn. Daarbij is een moer 64 I

aan het deel 63 van klembek 61 vastgelast, terwijl de inbus- I

bout 20 daarin is vastgeschroefd om de beide klembekken 60 en 61 bij het spannen van de kleminrichting 65 verder in elkaar 35 te doen schuiven. Deze klembekken 60 en 61 zijn van staalplaat gebogen tot buigstijve, in elkaar grijpende elementen.

Het kozijnelement 69 van fig. 12 komt overeen met dat van fig. 10, met dien verstande dat een klembek 71 met zijn vrije einde 72 scharnierbaar tegen een middenstuk 73 van §1*5 4 3 90 0 -6- een klembek 74 steunt en met een haakvormige lip 75 door een opening 76 van het middenstuk 73 steekt. Aan de klembek 71 is een console 78 gelast, waaraan de moer 18 is gelast. De moer 18 vormt met de inbusbout 20 de spanmiddelen voor het spannen 5 van deze kleminrichting 80, waarbij de inbusbout 20 tegen het vrije einde 77 van de klembek 74 steunt.

Het kozijnelement 85 van fig. 13 komt overeen met dat van fig. 12, met dien verstande dat de klembek 81 uit twee plaatstukken 82 en 83 bestaat, die na doorzetting tot 10 stijve elementen met hun vrije einden 84 aan elkaar zijn gelast ter vorming van een console 86, waaraan de moer 18 is vastgelast.

Fig. 14 onderscheidt zich van fig. 10, doordat de eindranden 91 van de klembekken 92 en 93 nu niet aan de 15 flensranden 94 zijn vastgelast. In plaats daarvan hebben de flensranden 94 elk nog een omgezette rand 95 die evenwijdig staat met het muurvlak 32 van de muurrand 1. Wanneer de kleminrichting 97 wordt gespannen, klemmen de eindranden 91 van de klembekken 92 en 93 de omgezette randen 95 tegen de muur-20 rand 1, waardoor het kozijnelement 40 aan de muurrand 1 wordt vastgeklemd.

"V.

8304390

Claims (4)

1. Kozijnelement (40, 69, 85) omvattende een pro fiel (2) met een in hoofdzaak U-vomige doorsnede, waarvan flensranden (6, 7) een muuropening begrenzende muurrand 1 I tussen zich kunnen klemmen; tenminste één paumelle (43) en I 5 tenminste één door middel van klembekken (9, 10) op de flens- j randen (6, 7) aangrijpende kleminrichting (8), welke klembek- I ken (9, 10) onderling door middel van spanmiddelen (27) zijn J verbonden, met het kenmerk, dat tenminste één van de klembek- I ken (9, 10) van paumelle-bevestigingsmiddelen (27) is voor- I 10 zien.

2. Kozijnelement (40, 69, 85) volgens conclusie 1, I met het kenmerk dat de paumelle (43) een vlag (42) heeft, die door een passeeropening (51) van het profiel (2) steekt, welke vlag (42) ter plaatse van de passeeropening (51) een - in 15 de doorsteekrichting gezien - rotatie-asymmetrische doorsnede heeft, terwijl de passeeropening (1) aan deze doorsnede is I aangepast. I

3. Kozijnelement (40, 69, 85) volgens conclusie 1 I of 2, met het kenmerk dat de vlag (42) van de paumelle (43) I 20 en een paumelle-bevestigingsdeel (14) van de ene klembek (9) I een in elkaar grijpende configuratie hebben. I

4. Kozijnelement (40, 69, 85) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de in elkaar grijpende configuratie uit een rugvorm, resp. een gootvorm bestaat. I • ··«··· 1 K. | 8304390