NL9201526A - Kleminrichting voor een veiligheidsgordel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kleminrichting voor een veiligheidsgordel.

Het is gebruikelijk veili^ieids-kinderzitjes op een stoel of bank in een automobiel vast te zetten met behulp van de voor de betreffende zitplaats beschikbare veili^ieidsgordel, bijvoorbeeld een driepunts-gordel.

Een representatief voorbeeld van een dergelijk kinderzitje wordt getoond in EP-A-0105973. Dit zitje heeft een steunfreem met twee naar achteren gerichte steunbeugels met een onderste en een bovenste bocht-stuk. Het vastzetten van dit zitje met bijvoorbeeld een driepunts-veiligheidsgordel geschiedt in de praktijk door de zich vanaf twee van de verankeringspunten uitstrekkende gordelparten rond het onderste en bovenste bochtstuk van de ene steunbeugel en het onderste bochtstuk van de tweede steunbeugel te leiden en te koppelen met een in het nabij de onderste bocht van de tweede steunbeugel gelegen fferd** verankeringspunt aangébrachte^eili^eidsgesp.

Hoewel een dergelijke wijze van vastzetten in de praktijk in het algemeen als bevredigend wordt beschouwd, kunnen bijvoorbeeld bij het rijden door scherpe bochten verschuivingen van het zitje langs de veiligheidsgordel optreden, die voor het kind onaangenaam zijn en ook gevaar kunnen inhouden als gevolg van ongewenst contact met naast het zitje op de stoel of bank staande of liggende voorwerpen.

De uitvinding nu beoogt aan dit bezwaar tegemoet te komen door het verschaffen van een speciale kleminrichting.

De door de uitvinding voorgestelde kleminrichting wordt gekenmerkt door een strookvormig klembed met aan één einde een scharnier-steun voor een met dit klembed samenwerkende klemhefbocm, die aan zijn van de scharniersteun afgekeerde einde een van een bedieningsgreep voorziene scharnierende knevelnok draagt, welke samenwerkt met een van het andere einde van het klembed ópstaand nokuitsteeksel.

In een voorkeursuitvoering heeft het klembed een concaaf gebogen vorm en is de klemhefbocm dienovereenkomstig gevormd, terwijl het klembed en de klemhefbocm op hun naar elkaar toegekeerde klemvlakken zijn voorzien van in dwarsrichtig ten opzichte van el kaar versprongen liggende verhogingen of ribben.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van het achterste gedeelte van een voor plaatsing op een stoel of bank in een automobiel bestemd kinderzitje, waarin de kleminrichting volgens de uitvinding is toegepast; fig. 2 is een aanzicht in perspectief van de kleminrichting volgens de uitvinding in de geopende stand en fig. 3 toont de kleminrichting volgens fig. 2 in de gesloten stand.

In fig. 1 is het achterste gedeelte van een (¾) zichzelf bekend kinderzitje getoond. Dit zitje is voorzien van een steunfreem 1, bestaande uit een steunplatform 2 met twee aan de achterrand daarvan uitstekende, uit buis gevormde steuribeugels 3. Deze beugels reiken eerst via een onderste bochtstuk 3a over enige afstand (nagenoeg) vertikaal naar boven en reiken vervolgens met hun vrije einde via een bovenste bochtstuk 3b naar voren.

Het eigenlijke zitje omvat een zittingdeel 4 en een via scharnieren 5 daarmede verbonden rugleuningdeel 6. Daarbij is het rug-leuningdeel 6 bij 7 scharnierend aan de (afgeplatte) vrije einden van de steunbeugels 3 opgehangen.

Tussen de bovenste bochtstukken 3b van de steuribeugels 3 strekt zich een horizontale verbindingsstang 8 uit, waarop de banden 9 van een kinder-veiligheidsgordel aangrijpen, die door in de tekening niet nader weergegeven doorsteeksleuven heen en over de schouders van het kind heen naar voren reiken.

De stang 8 is samengesteld uit een metalen stang 8a met een daarop geschoven buis 8b van rubber of soortgelijk materiaal, welke buis ter plaatse van de aangrijpingspunten voor de lusvormige einden van de gordelbanden 9 is voorzien van schokdernpende cilindrische verdikkingen 8c.

Voor een volledige beschrijving van het hier beschouwde kinderzitje kan worden verwezen naar EP-A-0105973, terwijl voor een meer gedetailleerde beschrijving van het buisdeel 8b, c van de verbindingsstang 8 kan worden verwezen naar NL-A-8701047.

In gébruik wordt het zitje met het steunplatform 2 op de zitting van een stoel of bank in een automobiel geplaatst, waarbij de steunbeugels 3 tegen de rugleuning van die stoel of bank komen te rusten. Het zitje wordt daarbij vastgezet met behulp van de voor de betreffende zitplaats aanwezige veiligheidsgordel, bijvoorbeeld de in de tekening weergegeven driepunts-veiligheidsgordel 10, waarvan de van vaste verankeringspunten kanende parten 10a en 10b rond het onderste bochtstuk 3a en het bovenste bochtstuk 3b rechts in de tekening naar het onderste bochtstuk 3a links in de tekening worden geleid om aldaar met een vast verankerde veiligheidsgesp 11 te worden verbonden.

De uitvinding nu betreft het vastklesrraen van de (parten van de) veiligheidsgordel 10 in de onderste bochtstukken 3a van de 3 van het steunfreem 1.

Daartoe is in elk van de onderste bochtstukken 3a een klemin-richting 12 volgens de uitvinding aangebracht. Deze kleminrichting bestaat uit een overeenkomstig de binnenzijde van een bochtstuk 3a concaaf gebogen klembed 13, dat aan één einde met een uitstekende lip 13a bij 13b onder een dekwand van het platform 2 kan worden gestoken en aan het andere einde met behulp van een door een gat 13c te steken bevestigingsschroef aan de binnenzijde van het betreffende bochtstuk 3a kan worden vastgezet. Het klembed 13 is aan één einde voorzien van een daarvan opstaande schamiersteun 14, waarop het ene einde van een klemhefbocm 15 scharnierend is bevestigd cm een as 16. Het andere einde van de klemhefbocm 15 is scharnierend verbonden met een knevel-nok 17 en een uit één stuk daarmede gevormde bedieningsgreep 18. Het klembed 13 en de klemhefbocm 15 zijn aan hun naar eikaa-r toegekeerde vlakken voorzien van in dwarsrichting ten opzichte van elkaar versprongen liggende verhogingen, waarvan die cp het klembed 13 met 20 is aangeduid. Het klembed 13 is aan zijn van de schamiersteun 14 afgekeerde einde voorzien van een met de knevelnok 17 samenwerkend nok-uitsteeksel 21.

De klemhefbocm 15 heeft in dwarsdoorsnede de vorm van een kortbenig u-profiel, waarvan de benen 15a van het klembed afgekeerd liggen. De klemhefbocm 15 is daarbij verder voorzien van evenwijdig aan de benen 15a verlopende, van het lijf van het betreffende U-profiel ópstaande ruggen 15b, die tot voorbij de scharnieras 19 doorlopen, terwijl het lijf van het betreffende U-profiel in het gebied van de scharnieras 19 is uitgespaard.

Het bedieningsgreepdeel 18 van het knevelnok-bedieningsgreep-samenstel 17, 18 heeft in dwarsdoorsnede eveneens de vorm van een kortbenig U-profiel, dat met de benen 18a naar het klembed 13 toegekeerd ligt. Daarbij loopt het lijf van dit tweede U-profiel vanaf de scharnieras 19 schuin af naar het vlak door de vrije eindranden van de benen 18a, één en ander onder vorming van de eigenlijke knevelnok 17, die aan de binnenprofilering van het ópstaande nokuitsteeksel 21 is aangepast. Het greepdeel 18 is daarbij eveneens voorzien van van het lijf van het betreffende U-profiel ópstaande, evenwijdig aan de U-benen 18a lopende ruggen 18b. In de gesloten stand van de klem (fig.

3) grijpen de ruggen 18b van de bedieningsgreep 18 in de tussenruimten tussen de ruggen 15b van de klemhefbocm 15, terwijl het lijf van het U-pro-fiel van de bedieningsgreep 18 in de gesloten klemstand nagenoeg in het vlak van de vrije eindranden van de profielbenen 15a en de ruggen 15b van de klemhefbocm 15 ligt.

Het greepdeel 18 is aan zijn van de knevelnok 17 afgekeerde einde voorzien van een uitstekend gedeelte 22, dat het bedienen van de knevelnok 17 nog verder vergemakkelijkt.

Door de concaaf gebogen vorm van het klembed en de daaraan aangepaste vorm van de klenibeugel, als ook door de in dwarsrichting versprongen liggende verhogingen op de naar elkaar toegekeerde klem-vlakken van het klembed en de klenibeugel is de kleminrichting geschikt voor het schuivingsvrij vastklemmen van de in de praktijk voorkomende veiligheidsgordels. Daarbij is gebleken, dat een gordelband van enkelvoudige dikte vrijwel even goed kan worden vastgelegd als een gordelband van de dubbele dikte, zoals het geval is bij het in de tekening links gelegen bochtstuk 3a. Bij het uitoefenen van een plotselinge en kortdurende trekbelasting, zoals bij het maken van een scherpe bocht, blijken de van de samenwerkende kleurvlakken uitstekende verhogingen een onmiddellijke blokkeerwerking te geven, terwijl zij bij een meer geleidelijk uitgeoefende trekkracht nog een zékere verschuiving van de gordel (parten) toelaten.

De kleminrichting wordt in de gesloten stand vergrendeld door middel van een van de binnenzijde van het lijf van het U-profiel van de klemhefbocm opstaande, grendelpalvormige tong 23, die in de gesloten stand van de kleminrichting door een opening 24 in het lijf van het bedieningsgreepdeel 18 heenreikt en cm een rand van die opening grijpt. In de gesloten stand ligt de grendeltong 23 direct voor het uitstékende gedeelte 22 van het greepdeel 18 zodat de grendeltong en het uitstékende greepgedeelte 22 tegelijk tussen duim en wijsvinger kunnen worden gevat cm de klem te openen. De grendeltong zal daarbij naar het greepgedeelte 22 toebuigen en daardoor buiten gren-delingrijping met de opening 24 kernen, zodat de klem verder kan worden geopend.

De drie hoofdonderdelen van de beschreven kleminrichting, het klembed 13, de klemhefbocm 15 en de knevelnok 17 met greepdeel 18 kunnen elk uit een vormstuk van kunststof, bijv. polypropeen, zijn uitgevoerd.

Claims (9)

1. Kleminrichting voor een veiligheidsgordel, gekenmerkt door een strookvormig klerribed met aan één einde een scharniersteun voor een met dit klembed samenwerkende klemhefbocm, die aan zijn van de scharnier-steun afgekeerde einde een van een bedieningsgreep voorziene scharnierende knevelnok draagt, welke samenwerkt met een van het andere einde van het klembed opstaand nokuitsteeksel.

2. Kleminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het klembed een concaaf gebogen vorm heeft en de kleaxhefbocm dienovereenkomstig is gevormd.

3. Kleminrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat het klembed en de klemhefbocm op hun naar elkaar toegekeerde klemvlakken van in dwarsrichting ten opzichte van elkaar versprongen liggende verhogingen of ribben zijn voorzien.

4. Kleminrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de klemhefbocm in dwarsdoorsnede de vorm van een kortbenig U-profiel heeft, waarvan de benen van het klembed afgekeerd liggen, terwijl de knevelnok en de één geheel hiermede gevormde bedieningsgreep in dwarsdoorsnede eveneens de vorm heeft van een laa^enig U-profiel, waarvan de benen naar het klembed toegekeerd liggen en waarvan het lijf, dat in de gesloten klemstand met zijn binnenzijde nagenoeg in één (gebogen) vlak met de beeneindranden van de klemhefbocm ligt, vanaf de schamieras van de knevelnok nokvormig naar het vlak door de beeneindranden van het tweede U-profiel toe buigt.

5. Kleminrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat beide U-profielen zijn voorzien van van de betreffende lijven opstaande en aan de respectieve U-benen evenwijdig lopende ruggen, waarbij de ruggen van het ene profiel tussen die van het andere profiel grijpen, terwijl het lijf van de klemhefbocm in het gebied van de scharnierende verbinding met de knevelnok is uitgespaard.

6. Kleminrichting volgens conclusies 4-5, met het kenmerk, dat van de binnenzijde van het lijf van de klemhefbocm een grendelpalvormige tong uitsteekt, die in de gesloten klemstand door een corresponderende opening in het lijf van het bedieningsgreepdeel van de knevelnok heenreikt en om een rand van die opening grijpt.

7. Kleminrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het greepdeel aan het van de knevelnok afgekeerde einde een uitstekend gedeelte heeft en dat de grendelstang zich in de gesloten stand juist vóór het uitstekende gedeelte bevindt en voor het openen van de klem naar dit gedeelte toe buigbaar is.

8. Kleminrichting volgens conclusies 1-7, roet het kenmerk, dat het klembed, de klemhefbocm en de knevelnok uit een kunststof, zoals polypnqpeen, zijn gevormd.

9. Kleminrichting volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het klembed is voorzien van middelen ter bevestiging aan een ondergrond, zoals een bochtstuk van een steunfreembeugel van een veiligheids-kinderzitje.