NL8402356A - Vormspaninrichting op een vormsluiteenheid. - Google Patents

Description

* »

Vormspaninrichting op een vormsluiteenheid.

De onderhavige octrooiaanvrage heeft betrekking op een vormspaninrichting overeenkomstig de aanhef van conclusie 1.

Bij een dergelijke inrichting kunnen veren aanwezig zijn, die er voor zorgen dat bij een juiste werking het werkvak van het 5 schuiforgaan steeds aanligt tegen het dienovereenkomstig schuin vlak van de spanbout. Hierdoor bestaat de mogelijkheid ondanks een minimale spanslag van de spanbout in de orde van grootte van 1 tot 6 mm de symmetrisch op beide vormdragers afgesteunde spuitgietvorm bij een minimale speling tussen de opspanvlakken van de vormdragers 10 volgens een linaire beweging in te schuiven, waarbij de spanvlakken van de spanbouten steeds grijpen achter de steunvlakken van de aanligplaten van de spuitgietvorm. Indien evenwel bijvoorbeeld door het in gebreke blijven van de veren de zich niet in een spanpositie bevindende spanbouten met hun schuine vlakken niet meer volledig 15 aanliggen tegen de schuine werkvlakken van de schuiforganen, kan het gebeuren dat de afstand tussen de steunvlakken van de spanbouten en het opspanvlak van de aangrenzende vormdrager voor het inbrengen van de spuitgietvorm te klein is. In dit geval kan het leiden tot aanzienlijke bedrijfsstoringen.

20 Dergelijke storingen kunnen overeenkomstig de uitvinding hierdoor worden vermeden, doordat de schuiforganen elk over de gehele slaglengte steeds aanliggen tegen een ander schuin stuurvlak van de bijbehorende spanbout en doordat het stuurvlak de spleet in de spanbout aan de kant van de gietvorm begrenst en gekeerd is 25 naar'dienovereenkomstig schuin vlak van de spanbout.

Bij een dergelijke uitvoering worden de spanbouten als gevolg van een permanent aanliggen tegen evenwijdige, naar elkaar toe gekeerde vlakken van de spanbout over een axiale slag van steeds gelijke grootte gedwongen gestuurd.

30 Andere uitvoeringen van de uitvinding blijken uit de volg- conclusies.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van de enkele 8402358 τ ..-2-..

figuur van een uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt.

De schuiforganen 28 zijn elk in een boring 73 in een opspanwand 14a van de vormdrager 14 aangebracht en geleid. Elk schuif-orgaan 28 gaat door een uitsparing in de vorm van een poortgewelf 5 van de bijbehorende spanbout 20, die in een spitse hoek ten opzichte van de bewegingsrichting R van een schuiforgaan 28 insluit. Elk schuiforgaan 28 ligt met zijn schuin werkvlak 51 steeds aan tegen het schuine vlak 48 vein de bijbehorende spanbout 20. Elk schuiforgaan 28 wordt bij het brengen in de spanstand op trekj bij het los-10 maken van de spuitgietvorm 17 voor het overwinnen van de zelf afremmende werking op druk belast. De in de doorgrijpboringen van de opspanwand 14a van de vormdrager 14 axiaal verschuifbaar gelegerde spanbouten 20 kunnen elk door een axiale slag van het bijbehorend schuiforgaan 28 gebracht worden in de spanstand. De grijpereinden 15 met de delen 20a en de grijpemokken 20b van de spanbouten 20 strekken zich uit over het vlak x-x van het opspanvlak van de vormdrager 14 in de richting van het scheidingsvlak van de spuitgietvorm 17. De spuitgietvorm 17 wordt in de vormspanruimte tussen de vorm-dragers bij het inbrengen in de spanstand respectievelijk bij het 20 naar buiten voeren uit de spanstand aan beide zijde van het zwaartepunt hiervan geleid op geleidingslijsten, die bevestigd zijn aan de beide vormdragers. Deze geleidingslijsten, die de spuitgietvorm 17 aan beide kanten afsteunen, zijn niet te zien in de figuren.

De uit de tekening waarneembare bovenste geleidingslijst 18 op de 25 vormdrager 14 is qua werking van secundaire betekenis en kan weggelaten worden. Het aan zijn vrije eind op een geleidingsvlak 60 van de vormdrager 14 afgesteund schuiforgaan 28 wordt geleid in een geleidingsbus 54, die is ingepast in de vormdrager 14. Een potvormig cilinderdeel 23b bevindt zich op afstand van de zijkant 30 67 van de opspanwand 14a van de vormdrager 14 en is gecentreerd op een ringvormige kraag 69 van de geleidingsbus 54. De aanligplaten 17a van de spuitgietvorm 17 steken in uitsparingen 70 van de cilindrische spanbouten 20. Hierbij is de uitsparing 70 aan de kant van 8402355 Λ·'~ - ’ .6 - 3 - het steunvlak 44 van de aanligplaat 17a op een ten opzichte van de bewegingsrichting R van het schuiforgaan 28 vertikaal spanvlak 64 en op de tegenover gelegen zijde door een wand 65 begrensd, die ongeveer een hoek van 45° ten opzichte van de bewegingsrichting 5 R insluit. De schuiforganen 28 zijn direct verbonden met de bijbehorende zuiger 31 en nemen aldus de functie van zuigerstangen over. De slaglengte van de met bevestigingsbouten 36 aan de bijbehorende vormdrager bevestigde hydraulische cilinder 23 komt ongeveer overeen met de helft van de diameter van de spanbout 20. Hierdoor 10 ontstaat een extreem korte spanweg voor de spanbouten 20, die ligt in de orde van grootte van ongeveer 1 tot 6 mm. In elke spanbout 20 is een smeerinrichting 74 aanwezig, die een smeerkanaal 66 omvat, dat op het schuine vlak 48 eindigt.

Zoals uit de figuur blijkt, liggen de schuiforganen 28 15 over de gehele slaglengte steeds nauwkeurig aan tegen een ander schuin vlak van de bijbehorende spanbout 20, dat hierna als stuurvlak 76 wordt aangegeven. Dit stuurvlak 76 begrenst de sleuf 12 aan de kant van de gietvorm en is gekeerd naar het schuine vlak 48 van de spanbout 20. Bij het betreffende uitvoeringsvoorbeeld ligt het 20 schuiforgaan 28 door middel van een onlosmaakbaar in het schuiforgaan verankerde pen met schroefdraad 75 aan tegen het stuurvlak 76. Hierbij kan de pen voorzien van schroefdraad 75 met een eind in de vorm van een holkap op het stuurvlak 76 ter plaatse van een mantellijn tijdens de slag in langsrichting bewegen, welke 25 mantellijn met het symmetrievlak van het schuiforgaan 28 samenvalt.

Deze mantellijn loopt evenwijdig aan het platte schuine vlak 48 en sluit aldus ten opzichte van de bewegingsrichting R van het schuiforgaan 28 een hoek van 6 tot 7° in.

De uitwendige schroefdraad 75a van de pen 75 is door 30 middel van een twee componenten lijm vastgezet in de inwendige schroefdraad van een horizontale boring 77 in het schuiforgaan 28.

De spleet 12 in de spanbout 20 van een gelijke doorsnede in de vorm van een poortgewelf is afgeleid van een cilindrische 3402350

Ss Ό - 4 - boring, die ten opzichte van de bewegingsrichting R een scherpe hoek insluit. Deze cilindrische boring wordt door een verder wegnemen van het materiaal in de richting van de sleuf 12 in de vorm van een poortgewelf verbreed, die aan de kant van de gietvorm wordt 5 begrensd door het stuurvlak 76 dat een kromming bezit, en aan de tegenover gelegen zijde door het schuine vlak 48.

Omdat de opbouw en de gedwongen geleiding van de spanbouten 20 in de vaste vormdrager in principe overeenkomen met de op de beweegbare vormdrager 14 verwezenlijkte opbouw, wordt een 10 dienovereenkomstige beschrijving van het gedeelte van de vaste vormdrager overbodig, 84 02 3 5 6

Claims (6)

1. Vormspaninrichting op-.een horizontale vormsluiteenheid van een kunststof- spuitgietmachine, voorzien van op vormdragers van de vormsluiteenheid aangebrachte spanbouten voor het vasthouden van de vormhelften van een spuitgietvorm op de vormdrager, waarin 5 spanbouten in de sluitrichting van de vormsluiteenheid verschuifbaar zijn gelegerd en door middel van vertikaal ten opzichte van de sluitrichting geleide, wigvormige schuif organen vastgezet kunnen worden, die in de spanstand door middel van schuine werkvlakken grijpen achter dienovereenkomstige schuine vlakken van de spanbouten 10 en elk verbonden zijn met de zuigers van een hydraulische cilinder alsook door zelfremming beveiligd zijn, alsook voorzien van een inrichting voor het liniair bewegen van de spuitgietvorm, die de opspan vlakken van de vormdragers af dekt, uit en naar de werkstand,' waarbij de spuitgietvorm bij het verschuiven in het vormspanbereik 15 van de vormsluiteenheid op beide vormdragers horizontaal afsteunt en geleid wordt, terwijl voorts de spanbouten van beide vormdragers grijpen achter de hierop aangebrachte steunvlakken en waarbij de schuine werkvlakken van de schuiforganen steeds grijpen achter de schuine vlakken van de spanbouten, met het kenmerk, dat de schuif- 20 organen (28) tenminste in de losgemaakte stand aanliggen tegen een ander schuin stuurvlak (76) van de bijbehorende spanbouten (20), en dat het stuurvlak (76) de sleuf (12) in de spanbouten (20) aan de % kant van de gietvorm begrenst en gekeerd is naar het dienovereenkomstig schuine vlak (48) van de spanbout (20).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuiforganen (28) elk door middel van een onlosmaakbaar in het schuif orgaan (28) verankerde pen (75) voorzien van schroefdraad aanliggen tegen het stuurvlak (76).

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, 30 dat de sleuven (12) van de spanbout (20), waar doorheen de schuiforganen (28) gaan, een gelijke doorsnede in de vorm van een poortgewelf bezitten, waarbij het van een kromming voorzien aan de kant 8402356 ' . ...... ......... - 6 - % ''C van de gietvorm gelegen stuurbvlak (76) ligt tegenover het schuine vlak (48).

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de uitwendige schroefdraad (75a) van de pen (75) door middel van 5 een twee componenten lijm is gehecht aan de inwendige schroefdraad van een horizontale boring (77) in het schuiforgaan (28).

5. Inrichting volgens één der conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat de pen (75) voorzien van schroefdraad met één eind, dat de vorm heeft van een bolkap, ter plaatse van een mantellijn 10 glijbaar aanligt tegen het stuurvlak (76), welke mantellijn samenvalt met het symmetrievlak van het schuiforgaan (28).

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat het vlakke schuine vlak (48) ten opzichte van de bewegingsrichting (R) van de schuiforgaan (28) een 15 hoek insluit van 6 tot 7°. 8402358