NL8401623A - Uitneemarm voor een flessenvormmachine. - Google Patents

Description

« ί

Uitneemarm voor een flessenvormmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een uitneemarm voor een flessenvormmachine.

Een kenmerkende uitvoeringsvorm van een glasvormmachine zoals de I.S.-machine van Hartford bezit ver-5 schillende heen en weergaande onderdelen/ die pneumatisch door __ middel van heen en weergaande motoren worden aangedreven. Een voorbeeld van een I.S.-machine van Hartford en de hierin aanwezige mechanismen kan in het Amerikaanse octrooischrift 1.911.119 worden gevonden. Tijdens de werking van een dergelijke 10 machine wordt/ zoals duidelijk uit figuur 4 van dit octrooi schrift blijkt, een uitneemmechanisme 280 door middel van een afzonderlijke pneumatische motor aangedreven. Door deze pneumatische motor wordt, wanneer deze heen en weer beweegt, vanaf de heugel, welke een deel van de motor uitmaakt, een rondsel aan-15 gedreven. Dit rondsel is weer met de uitneeraarm van het mecha nisme verbonden. Nadat de voorwerpen in een dergelijke machine zijn gevormd, worden de voorwerpen vanuit de blaasvorm naar een zich in de nabijheid hiervan bevindend dood-bed gevoerd, waar de voorwerpen worden afgekoeld. De verplaatsing van de voorwer-20 pen vanuit de blaasvorm naar het doodbed wordt door middel van een uitneemmechanisme bewerkstelligd, dat in het bovenvermelde octrooischrift in het algemeen door C is aangeduid. In het geval dat deze uitneemmechanismen zoals de in het bovenvermelde octrooischrift afgebeelde mechanismen, voor de overdracht van één 25 of twee flessen tegelijkertijd vanuit de blaasvorm naar het afkoelende doodbed werden gebruikt, verliep de werking van de arm tamelijk soepel. Verder is de verplaatsing van de uitneemarm en van het mechanisme voor het aandrijven van deze uitneemarm normaal zodanig gedempt, dat deze zonder schokken verloopt, zodat 30 de verplaatsing op beheerste wijze in het bijzonder ter plaatse van het opnemen en het weer loslaten boven het doodbed plaatsvindt. Hierop heeft het Amerikaanse octrooischrift 4.298.373 betrekking. Uit dit octrooischrift is een mechanisme bekend om de 8401623 P i - 2 - eindbewegingen van deze uitneemarmmechanismen met betrekking tot het optreden van schokken te dempen.

Het zal duidelijk zijn dat het zeer belangrijk is, wanneer de uitneemarm naar de plaats wordt gevoerd om 5 de flessen uit de blaasvormen te grijpen, dat de arm en het tongmechanisme, dat zich aan het uiteinde van de arm bevindt, in een betrekkelijk rustige toestand verkeren. Zoals reeds is vermeld, werd hierdoor geen probleem gevormd wanneer de arm wellicht slechts één of twee stellen uitneemtongen bevatte.. Bij de 10 komst van het tijdperk van machines, die thans werkzaam zijn om tegelijkertijd vier houders vanuit een blaasvorm weg te nemen, die vier holtes bevat, wordt de werking van dit uitneemmechanis-me echter veel meer gevoeliger voor trillingen, die aan het einde van de slag ervan kunnen plaatsvinden. Trillingen kunnen 15 in de stand plaatsvinden, waar de vier stellen uitneemtongen op het punt staan om in aangrijping met de flessen in het blaas-vormstation te komen en deze vast te grijpen, en vervolgens na de overdracht naar het. doodbed. Wanneer uitneemmechanisrnen worden beschouwd, die vier stellen tongen bezitten, blijkt dat er met 20 betrekking tot dit mechanisme een aanzienlijke massa aanwezig is, die door het uiteinde van de uitneemarm wordt, gedragen. Door deze massa, die via de lengte van de uitneemarm werkzaam is, zullen aan het einde van de arm krachten worden opgewekt, waardoor wordt bewerkstelligd dat de arm op zodanige wijze gaat tril-25 len, dat de door de arm gedragen tongen al trillend tegen de afwerklaag van de nieuw gevormde houders aan zullen komen. Door een dergelijke trillende of aanrakende beweging van de tongen tegen de afwerklaag aan kunnen ruitvormige krassen in de afwerklaag van de houder worden geproduceerd. Het spreekt vanzelf dat 30 door het vormen van ruitvormige krassen in de afwerklaag van de houders een voorval wordt gevormd, dat vermeden moet worden.

Met het oog op het voorgaande heeft de uitvinding ten doel om een uitneemarm voor een flessenvormmachine te verschaffen, waarbij de uitneemarm van een compact en een 35 effectief werkzaam tegenwicht is voorzien, waardoor evenwicht 8401623 r \ - 3 - met de buitensporige gewichten van het meervoudig aantal tong-mechanismen wordt gemaakt, die aan het einde van de uitneemarm zijn bevestigd.

Verder heeft de uitvinding ten doel om een 5 uitneemarmmechanisme te verschaffen dat kan worden bijgesteld om de door slijtage veroorzaakte speling in het aandrijfstelsel op te heffen. De grootte van dit bijstellen kan door middel van een monitor worden gecontroleerd.

Verder heeft de uitvinding ten doel om een 10 mechanisme te verschaffen om de spanning op een aandrijfketting in de uitneemarm op een vooraf gekozen en vooraf bepaalde waarde te houden.

Andere en nog verdere doeleinden zullen uit de volgende beschrijving volgen.

15 -De uitvinding heeft betrekking op een uitneem- inrichting om een aantal nieuw gevormde glazen artikelen vanuit de blaasvorm naar een afkoelend doodbed te verplaatsen, waarbij de uitneemarm, die scharnierend met een horizontale as tussen de blaasvorm en het doodbed is verbonden, in de vorm van een zich 20 horizontaal uitstrekkend gietstuk is uitgevoerd. Dit gietstuk doet als de arm dienst en hierdoor worden een paar kettingwielen ondersteund, die zich in de nabijheid van elk einde van de arm bevinden. Een ketting zonder einde is om deze kettingwielen geslagen, waarbij deze verder van middelen is voorzien om een voor-25 af bepaalde spanning in de ketting aan te houden. Op hét ketting- wiel, dat niet wordt aangedreven, zijn een meervoudig aantal uitneemtongen gemonteerd, terwijl met de arm een als tegenwicht fungerend orgaan is verbonden, dat zich met betrekking tot de draaiingsas van de arm in tegengestelde richting als die van de 30 uitneemtongen uitstrekt.

De uitvinding zal thans aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.

Figuur 1 geeft een gedeeltelijk in doorsnede uitgevoerd schematisch zijaanzicht van het uitneemmechanisme 35 van een glasvormmachine weer; 8401625 ί » - 4 - figuur 2 geeft een zijaanzicht van de uit-neemarm volgens de uitvinding weer, waarbij de afdekplaat ervan en de tonghouders zijn weggenomen; figuur 3 geeft een doorsnede volgens de lijn 5 ill - III van figuur 1 weer; figuur 4 geeft een eindaanzicht van het spanningsinstelmechanisme volgens de uitvinding voor de ketting weer; en figuur 5 geeft een volgens de lijn V - V van 10 figuur 4 genomen doorsnede van het kettingspanningsmechanisme weer.

In het bijzonder naar figuur 1 verwijzende, is hierin schematisch een onderste ondersteuningsdeel 10 van een vormmachine voor glazen voorwerpen afgebeeld, waaraan een 15 pneumatische motor 11 is bevestigd. Door de motor 11 wordt in het inwendige ervan een zuiger 12 gedragen, waardoor een stang 13 als gevolg van de invoer van een fluïdum onder druk via de hiermee verbonden leidingen 14 en 15 met een vertikale, heen en weergaande beweging wordt aangedreven. Door de vertikale heen 20 en weergaande beweging van de stang 13, waarvan het boveneinde uit een tandheugel bestaat, zal een rondsel 16 worden rondgedraaid, dat in figuur 3 is te zien. Dit rondsel 16 is door middel van lagers 17 op een horizontale steunas 18 ondersteund. De as 18 is door middel van bouten aan een vertikaal, vast steuündeel 25 19 bevestigd. Het rondsel 16 is door middel van bouten aan een hoofdarm-gietstuk 20 vastgemaakt.

Zoals het beste uit figuur 3 blijkt, bezit het gietstuk 20 een naafdeel 21, dat door de as 18 is ondersteund. De naaf 21 is als één geheel met een naar buiten stekend 30 armgedeelte 22 uitgevoerd. Door dit armgedeelte 22 wordt de uit- neemarm van een uitneemmechanisme gevormd, üit de figuren 2 en 3 blijkt, dat het armgedeelte 22 van het gietstuk 20 aan de linker zijde van een vaste zich horizontaal uitstrekkende as 23 is voorzien. Door deze as 23 wordt een draaibare bus 24 ondersteund. 35 Deze bus 24 dient aan zijn vooreinde als ondersteuningsmiddel 8401623 * s - 5 - voor een kettingwiel 25. Dit kettingwiel 25 is vast aan de·' ras 23 bevestigd en de as 23 wordt door middel van een van schroefdraad voorziene moer 26 in het gietstuk gehouden, waarbij deze moer weer tegen een onderlegring 27 aanligt. De onderlegring 27 5 ligt op zijn beurt tegen het einde van de bus 24 en de rand van de opening in het armdeel 21 aan. Er wordt op gewezen dat de bus 24 wanneer het mechanisme werkzaam is niet draait, doch dat de as 23 in deze bus draait. In tegenstelling hiermee draait het naaf deel van de arm 20 om de vaste as 18. Een coaxiaal ten 10 opzichte van de as 18 aangebrachte lagerbus 28 draait met de arm 20 en de naaf 21 hiervan mee. Een ketting 29 zonder einde is om het kettingwiel 25 en evenzo rondom het kettingwiel 30 geslagen, dat op het binneneinde van de vaste as 18 is bevestigd. Wanneer het mechanisme werkzaam is, draait het kettingwiel 30 evenals de 15 as 18 niet doch wordt in een vaste stand vas^gehouden.

Zoals uit de figuren 2 en 3 blijkt, is de arm 20 met een met lood gevulde sector 31 uitgevoerd. Zoals het beste uit deze figuren 2 en 3 blijkt, is de sector 31 hol uitgevoerd, waarbij de gestippelde lijn 32 in figuur 2 als een be-20 grenzende omtrekslijn van de vertikale grootte van de hierin aanwezige ruimte fungeert. Uit de figuur blijkt dat de met lood gevulde sector 31 zich aan de rechter zijde van de hartlijn van de as 18 direkt tegenover de als gietstuk uitgevoerde arm 20 uitstrekt, en dientengevolge als een tegenwicht dienst doen, 25 waardoor evenwicht met het gewicht van de arm en de tongen wordt gemaakt die door de arm worden gedragen. Met het kettingwiel 25 is, zoals wellicht het beste uit figuur 1 is te zien, een langwerpige uitneemkop 33 verbonden. Met de uitneemkop 33 zijn een aantal, in dit geval 4, bedieningsmechanismen 34 voor de uitneem-30 tongen verbonden. Door de details van deze tongen en hun bedie ningsmechanismen wordt in dit geval geen enkel deel van de uitvinding gevormd, zodat voor deze details naar het Amerikaanse octrooischrift 4.379.581 kan worden verwezen, dat op 12 april 1983 openbaar is gemaakt. De inhoud van het Amerikaanse octrooischrift 35 4.137.061 wordt bij wijze van referentiebron in deze beschrijving 8401623 - 6 - p· * geacht te zijn opgenomen. De tongbedieningsmechanismen 34 zijn zodanig uitgevoerd dat de stellen tongen 35 hierdoor in werking kunnen worden gesteld om de halzen van de houders 36 vast te grijpen en deze vanuit de plaats 37 waar zich de vorm bevindt 5 naar een als koélraiddel dienend doodbed. 38 te verplaatsen.

Tijdens de werkingsduur van de uitneemarm volgens de uitvinding bestaat de mogelijkheid dat de ketting 29 en de kettingwielen 30 en 25 gaan slijten, zodat het in dit geval gewenst zou zijn om de speling weg te werken, die tenge-10 volge van uitrekken of slijtage ontstaat. Met het oog hierop is een kettingwiel 29, dat draaibaar op een horizontale as 40 is gemonteerd, onder een zodanige voorspanning geplaatst, dat deze door middel van een in het algemeen door 41 aangeduid voorspan-ningsmechanisme in aanraking met de ketting 29 verkeert. De as 15 40 is tussen de einden van een gevorkte arm 42 ondersteund, die op zijn beurt scharnierend om een horizontale as 43 is aan-gébracht, welke vast in het gietstuk 20 is bevestigd. De arm 42 is door middel van de lagerbus 44 op de as 43 gemonteerd. De arm 42 is van een in hoofdzaak onder een haakse hoek verlopend 20 krukarmdeel 45 voorzien. De arm 45 is met een kogelvormige opneem- holte 46 uitgevoerd, waarin een gereedschapskogel 47 is aangebracht. Deze gereedschapskogel 47 is vast aan het einde van een horizontaal verlopende as 48 bevestigd. De as 48 is nauw-passend in het holle einde van een samengestelde staaf 49 opge-25 nomen. Zoals uit figuur 5 blijkt, bestaat de rechter zijde van deze samengestelde staaf 49 uit een massieve cilinder. Het massieve einde van de samengestelde staaf 49 loopt door een zeskan-tige opening 50 in een uitwendig van draad voorziene moer 51 heen. Deze moer 51 is in een van draad voorziene opening 52 van het 30 gietstuk 20 geschroefd. De van draad voorziene moer 51 dient als aanslagelement voor een schroeflijnvormige veer 53, die zich tussen de moer 51 en een radiale flens op de staaf 49 uitstrekt. Hieruit blijkt dat de staaf 49 en de kogel 47, gezien volgens figuur 2, door de veer 53 onder een voorspanning naar links wor-35 den geplaatst, waardoor er op het krachtopnemende kettingwiel 39 \ 8401623 - 7 - een bepaalde kracht in stand wordt gehouden. Doordat de samengestelde staaf 49 door de zeskante opening in de moer 51 heen loopt, blijkt, dat zolang als de door de veer op het ketting-wiel 39 uitgeoefende voorspanning groot genoeg is om de samen-5 gestelde staaf in de in figuur 5 afgebeelde stand te houden, het onmogelijk is om een zeskante imbussleutel in de zeskante opening in de moer 51 te steken. Hierdoor wordt aangegeven dat de op de ketting 29 uitgeoefende voorspanning een vooraf bepaalde grootte bezit. Doch indien de samengestelde staaf 49 10 onder de kracht van de veer 53 tengevolge van het uitrekken of los worden van de ketting 29 naar links zal worden bewogen, komt het binnenste, zeskante gedeelte van de moer 51 vrij, waarin een imbussleutel kan worden gestoken. Hierdoor zal worden aangegeven dat de opgenomen kracht kleiner dan gewenst is. Het bijstellen 15 van deze moer 51 kan worden bewerkstelligd door de moer zover met een zeskante imbussleutel te verdraaien, dat de opening in het binnenste gedeelte van de moer 51 niet langer door de samengestelde staaf 49 in beslag wordt genomen. Dit bijstellen kan worden uitgevoerd door eerst een borgschroef 54 los te maken, 20 waarvan het binneneinde in een ondiepe, in het van schroefdraad voorziene, buitenomtreksvlak van de moer 51 uitgevoerde groef 55 grijpt. Zoals het beste uit figuur 4 blijkt, zijn er twee diametraal tegenover elkaar aangebrachte schroeven 55 aanwezig, waarin de borgschroef 54 kan worden geplaatst. Hieruit blijkt 25 dat warneer de spanning op de ketting 29 kleiner is geworden dan gewenst is, de samengestelde staaf 49, gezien volgens figuur 5, onder de invloed van de door de veer uitgeoefende kracht naar links is verplaatst. Op dit moment wordt de borgschroef 54 losgemaakt en wordt in de zeskante opening 50 een imbussleutel ge-30 stoken, waarna de moer 51 wordt gedraaid totdat deze sleutel uit de moer wordt gedrukt. De moer moet in een zodanige stand worden gedraaid, dat de ene of de andere groef van de groef 55 zich tegenover de borgschroef bevindt, waarna de borgschroef weer naar beneden wordt geschroefd en wordt vastgezet om een.toe-35 vallige verdraaiing van de moer 51 gedurende de werking van de 8401623 v ·<·' - 8 - inrichting te voorkomen. Hierdoor wordt het binneneinde van de moer dan weer in een nieuwe stand gebracht, waarbij deze moer als aanslagvlak voor de veer 53 dienst doet, zodat de lengte van de veer weer op de grootte wordt teruggebracht, die de^èer 5 in het begin had, en op deze wijze wordt de door de veer tegen de arm 45 en dientengevolge op het kettingwiel 39 uitgeoefende voorspanningskracht op een vooraf bepaald niveau bijgesteld.

Uit het beschreven mechanisme blijkt, dat door de ketting, waardoor de kettingwielen 25 en 30 onderling 10 zijn verbonden, en door de kettingwielen zelf een verbindings- mechanisme wordt gevormd, waardoor parallelle standen in stand worden gehouden. Dit wil zeggen dat de uitneemtongen in een rechtop staande· stand zullen blijven wanneer de arm door een werkboog van 180° wordt, bewogen om de houders vanuit de vormen 15 naar het doodbed te verplaatsen. De houders worden door middel van hun halzen overgebracht, en deze blijven gedurende de overdracht in een rechtop staande stand.

Het boven in detail beschreven uitneemmechanis-me is voor het geval afgeheeld, dat vier glazen houders tege-20 lijkertijd worden behandeld. Het zal gemakkelijk duidelijk zijn dat voor het geval dat er meer dan vier houders moeten worden behandeld het principe van de uitvinding nog steeds opgaat. Verder kan het voordeel bieden om het principe van de uitvinding in alle gevallen toe te passen, waarin rekening houdende met de 25 massa van het glas door de massa van de arm en de tongen een probleem wordt gevormd.

Een andere overweging wordt door de overweging gevormd, dat met betrekking tot het tijdperk van de toepassing van viervoudige flessenvormmachines de lengte van de 30 uitneemarm evenzo moet vergroot. Deze grotere lengte heeft van zelfsprekend een groter traagheidsmoment ten opzichte van de hartlijn van de arm tot resultaat. Door de door de arm gedragen tongen, waarvan het aantal vier bedraagt, wordt de door het einde van de arm gedragen massa evenzo vergroot. Al deze factoren 35 zouden tot het te verwachten resultaat bijdragen, dat de machine langzamer moet lopen. Doordat een tegenwicht voor de arm wordt toegepast, kan de luchtmotor voor de werkarm dezelfde afme- 8401623 - ♦ - 9 - tingen als de in het verleden gebruikte klassieke motor hebben om de uitneemarm voor een vormmachine met een dubbele vulling in werking te stellen. De grootte van de motor behoeft niet groter te zijn vanwege de omstandigheid dat de voor het starten 5 van de beweging van de arm vereiste kracht met het oog op het toegepaste tegenwicht kleiner is. Dit heeft een besparing van de verbruikte samengedrukte lucht tot resultaat wanneer dit met het geval wordt vergeleken dat de motor een zodanige grootte zou moeten hebben dat hierdoor het viervoudige tongmechanisme zou 10 moeten kunnen worden opgenomen.

Met betrekking tot de werking van de een of andere glasvormmachine wordt de snelheid waarmee de machine kan werken de van belang zijnde factor gevormd. Door de bewerking met de uitneemarm kan één van de beperkende factoren voor de 15 werksnelheid van een I.S.-machine worden gevormd doordat de fles sen vrij van de open blaasvormen moeten worden gemaakt, voordat de klozen naar de vormen kunnen worden overgebracht en de vormen hieromheen kunnen worden gesloten. De voor het starten van de uitneembeweging benodigde tijdsduur is dus van belang. Aan het 20 einde van de bewegingscyclus van de arm moet de arm worden ver traagd en moeten de tongen worden geopend om de flessen op het doodbed te kunnen plaatsen.

Wanneer er een begin met de beweging van de arm vanaf de blaasvorm wordt gemaakt, dit wil zeggen met een 25 draaiing in de zin van de wijzers van een uurwerk om het vaste kettingwiel 30 in figuur 2 heen, zouden de vanaf het kettingwiel 25 naar beneden hangende tongen de neiging hebben om weerstand tegen deze beweging te bieden en een spanning op de ketting tussen de twee kettingwielen uit te gaan oefenen. Wanneer de arm 30 aan het andere einde van de beweging ervan ter plaatse van het doodbed komt, zouden de tongen de neiging vertonen om het kettingwiel 25 in een tegen de wijzers van een uurwerk in gerichte zin te draaien. Aan deze door de tongen veroorzaakte slingerkracht zal door de spanning in de veer 53 weerstand worden geboden, 35 waardoor een kracht tegen het bovenste part van de ketting wordt 8401623 -10- uitgeoefend. Hieruit blijkt dat de door de veer 53 in de ketting veroorzaakte spanning gelijk aan of groter dan de slingerkracht moet zijn, die door de tongen op de met het kettingwiel 25 verbonden tongondersteuningsconstructie wordt veroorzaakt.

8401623

Claims (15)

1. Uitn.eeminrich.ting om een aantal nieuw gevormde glazen artikelen vanuit de blaasvorm naar een voor afkoelen bestemd doodbed te verplaatsen, met het kenmerk, dat 5 deze is samengesteld uit een tussen de vorm en het doodbed ge plaatst ondersteuningsmiddel, alsmede uit een vaste, horizontale en vanuit dit ondersteuningsmiddel naar buiten stekende as, uit een scharnierend met deze as verbonden uitneemarm, waarbij deze arm een zich horizontaal uitstrekkênd gietstuk omvat, uit 10 middelen waardoor het ene einde van de genoemde arm scharnierend op de genoemde as is ondersteund, uit een eerste vertikaal onderdeel dat vast ten opzichte van de hartlijn van de genoemde as is aangebracht, uit een tweede vertikaal onderdeel dat scharnierend op een tussenpunt in de lengte ervan in het andere einde 15 van de genoemde arm is gemonteerd, uit parallelle verbindings middelen, die zich tussen de genoemde onderdelen uitstrekken om deze onderdelen in een parallelle stand te houden, uit een meervoudig aantal ·. op het genoemde tweede onderdeel gemonteerde uitneemtongen, en uit een met de genoemde arm verbonden en als 20 tegenwicht dienst doend orgaan, dat zich aan de tegenovergestelde zijde als de genoemde uitneemtongen tot een punt voorbij de hartlijn van de genoemde as uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerstgenoemde en het tweede vertikale 25 onderdeel uit kettingwielen bestaan en dat de genoemde parallel le verbindingsmiddelen uit een ketting zonder einde bestaan, die· om de genoemde kettingwielen is geslagen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze verder middelen bevat, die met het 30 bovenste part van de ketting tussen de genoemde kettingwielen in aanraking verkeren om in de genoemde ketting een vooraf bepaalde spanning in stand te houden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de genoemde middelen om een bepaalde span-35 ning in de ketting in stand te houden uit een derde kettingwiel 8401623 - 12 - ; bestaan, dat in aangrijping met de genoemde ketting verkeert, en uit middelen om dit kettingwiel met een vooraf bepaalde kracht onder een voorspanning te houden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, 5 met het kenmerk, dat de genoemde voorspanningsmiddelen uit een onder een veerbelasting staande plunjer bestaan, waarvan het ene einde in aangrijping met een krukarm verkeert, waardoor het derde kettingwiel is ondersteund, en waarvan het andere einde in een holle moer steekt, die als aanslag voor de veer dienst 10 doet.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde holle moer met schroefdraad in de genoemde arm is aangebracht en het een en ander zodanig is uitgevoerd, dat de 'veerspanning door het bijstellen van de genoem-15 de moer op een'bepaalde waarde wordt ingesteld zodat op deze wijze de slijtage in het kettingwiel en de ketting kan worden gecompenseerd .

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de genoemde moer kan worden bijgesteld door 20 in het holle einde ervan een zeskante imbussleutel te steken, waarbij de moer dan kan worden verdraaid totdat de imbusopening door de plunjer wordt opgevuld, zodat op deze wijze wordt verzekerd dat er geen te grote spanning in de ketting optreedt.

8. Inrichting volgens conclusie 1, 25 met het kenmerk, dat het genoemde tegenwicht uit een hol onder deel bestaat, dat tezamen met de arm is gegoten, en voorts uit een dicht medium, waarmee het genoemde holle onderdeel is opgevuld.

9. Inrichting volgens conclusie 8, 30 met het kenmerk, dat het genoemde holle onderdeel in de vorm van een half-cirkelvormige kamer is uitgevoerd, die coaxiaal ten opzichte van de genoemde as zich vanuit deze as naar buiten uitstrekt.

10. Inrichting volgens conclusie 8, 35 met het kenmerk, dat het dichte medium uit lood bestaat. 8401623 * - 13 -

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde tegenwicht uit een massa is uitgevoerd, die zich in tegengestelde richting als de arm uitstrekt, waardoor de tongen worden gedragen, waarbij deze massa 5 in hoofdzaak half-cirkelvormig ten opzichte van de hartlijn van de genoemde as is, zodat dit gewicht gedurende dè verplaatsing van de arm rondom de hartlijn van de genoemde as werkzaam is om evenwicht met het gewicht van de arm en de hierdoor gedragen tongen te maken.

12. Uitneemarm voor een machine voor het maken van glazen artikelen, met het kenmerk, dat deze in hoofdzaak uit een zich horizontaal uitstrekkend gietstuk met een paar hierin uitgevoerde parallelle openingen voor het opnemen van assen is samengesteld, die zich in onderling van elkaar verwijderde einden 15 van dit gietstuk bevinden, alsmede uit een vaste ondersteunings- as die in één van de genoemde openingen steekt, uit een eerste vast aan de genoemde ondersteuningsas bevestigde kettingwiel, dat zich in het gietstuk bevindt, uit een tweede draaibaar in de genoemde andere opening in het gietstuk gemonteerde as, uit een 20 tweede vast aan de genoemde tweede as bevestigd kettingwiel, dat zich eveneens in het genoemde gietstuk bevindt, uit een rondom de genoemde kettingwielen geslagen ketting zonder einde, uit een meervoudig, tongvormig en met het genoemde tweede kettingwiel verbonden uitneemmechanisme om de houders uit de vormen te nemen, 25 uit middelen die met het genoemde gietstuk zijn verbonden om dit gietstuk rondom de hartlijn van het eerstgenoemde kettingwiel te draaien, en uit een tegenwicht, dat in een tegengestelde coaxiale stand ten opzichte van de hartlijn van het eerstgenoemde kettingwiel vast aan het gietstuk is bevestigd, het een en ander 30 zodanig dat door het gietstuk over een hoek van 180° te draaien de uitneemtongen over een boog rondom de hartlijn van het eerstgenoemde kettingwielen worden bewogen, waarbij de tongen dan gedurende deze verdraaiing in een rechtop staande stand blijven.

13. Apparaat volgens conclusie 12, 35 met het kenmerk, dat deze middelen bevat die in aangrijping met 0401623 3* Λ - 14 - de genoemde ketting verkeren om in deze ketting een spanning van een vooraf bepaalde grootte in stand te houden.

14. Apparaat volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de genoemde middelen om een bepaalde span-5 ning in de genoemde ketting in stand te houden uit een derde kettingwiel bestaan, dat in aangrijping met de genoemde ketting verkeert, en voorts uit een instelbaar verend orgaan waardoor het genoemde kettingwiel tegen de ketting aan wordt gehouden.

15. Apparaat volgens conclusie 13, 10 met het kenmerk, dat de genoemde middelen om de spanning in stand te houden uit een veer met een veerkracht bestaan, die gelijk aan of groter dan de slingerkracht is welke door de uit-neemtong wordt bewerkstelligd. 84 0 16 2 3