NL8401557A - Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding. - Google Patents

Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding. Download PDF

Info

Publication number
NL8401557A
NL8401557A NL8401557A NL8401557A NL8401557A NL 8401557 A NL8401557 A NL 8401557A NL 8401557 A NL8401557 A NL 8401557A NL 8401557 A NL8401557 A NL 8401557A NL 8401557 A NL8401557 A NL 8401557A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mode
memory
control
calculator system
indicator
Prior art date
Application number
NL8401557A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8401557A priority Critical patent/NL8401557A/nl
Priority to EP19850200737 priority patent/EP0164158B1/en
Priority to DE8585200737T priority patent/DE3574512D1/de
Priority to US06/733,272 priority patent/US4841474A/en
Priority to JP60100637A priority patent/JPS60245011A/ja
Publication of NL8401557A publication Critical patent/NL8401557A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F1/00Details not covered by groups G06F3/00 - G06F13/00 and G06F21/00
    • G06F1/26Power supply means, e.g. regulation thereof
    • G06F1/28Supervision thereof, e.g. detecting power-supply failure by out of limits supervision

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Power Sources (AREA)

Description

« . ..flij -'4
PHN 11.036 T
N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Rekenmachinesysteem met verwijderd qpgestelde werkstations en een reservebatterij voeding.
De uitvinding betreft een rekenmachinesysteem. bevattende een centrale machine met aansluitingen voor een netvoeding en voor een reservebatterijvoeding voor een vluchtig geheugen, tenminste één werkstation dat is voorzien van operateurbedieningsmiddelen, een 5 niet-vluchtig achtergrondgeheugen en verbindingsmiddelen tussen centrale machine, enig werkstation en achtergrondgeheugen, waarbij de centrale machine tenminste bezit een actieve stand, een afwachtings-stand, een batterijvoedingsstand, en een ruststand, en door een op-roepconmando van een werkstation uit de afwachtingsstand naar de actieve IQ stand wordt gestuurd, waarbij in de actieve stand dataverwerking uitvoerbaar is, in de afwachtingsstand het vluchtig geheugen informatie-houdend bekrachtigd wordt door de netvoeding, in de batterijvoedings-stand, bij falen van de netvoeding, het vluchtig geheugen voor een beperkt tijdsinterval informatiehoudend bekrachtigd wordt door de 15 reservebatterij, en in de ruststand de centrale processor en het vluchtig geheugen gedeactiveerd zijn. Rekenmachines met al dan niet verwijderd opgestelde werkstations kunnen warden toegepast bijvoorbeeld in banksystemen. De werkstations kunnen '’intelligent" zijn of niet.
Een rekenmachine met verschillende werkstanden met onderscheidene acti-20 veringsniveaus is bekend uit het Amerikaanse octrooiscbrift 4,317,181; dit betreft net name een zakrekenmachine waarbij selectief de afbeelding en de dataverwerking al dan niet geactiveerd worden. In niet-actieve situaties wordt stroom bespaard. Uiteraard heeft de zakrekenmachine ook een stand "uit". Zo’n zakrekenmachine is alleen lokaal 25 georganiseerd. In het mogelijkerwijze veel uitgebreidere rekenmachine-systeem volgens de aanhef wordt de afwachtingsstand bijvoorbeeld geactiveerd als er gezien de bedrijfstijd geen verdere verzoeken om verwerking waarschijnlijk zijn. In deze afwachtingsstand wordt onder neer stroomenergie bespaard. In de afwachtingsstand vindt in het algemeen 30 minder slijtage plaats, onder omstandigheden kan dit zowel mechanische als elektronische slijtage betreffen en wordt door uitschakelen van zekere onderdelen de algemene bedrijfsveiligheid vergroot. Als de netvoeding uitvalt, kan het systeem automatisch overgaan van de 8401557 PHN 11.036 2 ? - « actieve stand naar de batterijvoedingsstand: dan worden, de verwerkingsprocessen gestopt en het vluchtig geheugen blijft onder voedingsspanning staan, zodat de informatie daarin onveranderd blijft. Het is een doelstelling van de uitvinding om ook in geval van uitvallen van de net-5 voeding bij hêrverschijnen van de netvoeding onder alle omstandigheden de condities te scheppen voor een juist en zelfstandig bereiken van de actieve stand, respektievelijk de afwachtingsstand, afhankelijk van de per schema voor elk tijdstip voorgeschreven stand. Zo kan per werkdag een bepaalde actieve periode voorgeschreven zijn. Voor bepaalde dagen 10 per week (weekeinde) kan dit anders zijn, evenals voor één of meer andere voorafbepaalde perioden, zoals de vakantie. De doelstelling wordt gerealiseerd, doordat de uitvinding het kenmerk heeft dat de centrale machine bevat een hartgeheugen om begintijdstippen en eindtijdstippen voor de actieve stand niet-vluchtig op te slaan welk 15 hartgeheugen is voorzien van bijhoudmiddelen om in alle standen van het rekenmachinesysteem een actuele tijd bij te houden, dat een batter ij-indicator (B2SOFF) aanwezig is met een "normaal" -stand en met een "fout"-stand om een falen van een geactiveerde batterijtoestand te indiceren, dat een eerste inspectiebesturing aanwezig is om bij 2o hêrverschijnen van de netvoeding de stand van de batterij-indicator te inspecteren en onder besturing van de "fout"-stand bij door een begintijdstip/eindtijdstip voorgeschreven actieve stand een initiële programmalaadoperatie (IPL) te besturen, doch ten overige de afwachtingsstand. De actuele tijd kan telkens vergeleken worden met de 25 voorgeschreven bedrijfstijd, en alleen in de bedrijfstijd wordt de actieve toestand normaliter geactiveerd. Maar als in de afwachtingsstand, buiten de bedrijfstijd een falen van de netvoeding is opgetreden, moet bij hêrverschijnen van de netvoedingsspanning ook enig werk worden gedaan, zodat tenminste hiervoor, en tenminste gedurende de 3Q daarvoor benodigde tijd, de actieve stand wordt geactiveerd. Dit gebeurt ook als het falen van de netvoeding binnen bedrijfstijd heeft plaatsgevonden en tot na het einde van de werktijd duurt, zodat geen operateur beschikbaar is voor het manueel reïnitieren van de juiste werking. De beginprogrammalaadoperatie (IPL-operatie) zal nader worden 35 besproken.
Het is gunstig als een activeringsindicator (RUN) aanwezig is met een "geactiveerd"-stand en een "ongeactiveerd"-stand om in de "geactiveerd"-stand een meest recent, tijdelijk gevigeerd hebbend) 8401557 fc % PHN 11.036 3 activeringsverzoek te signaleren, en wel onafhankelijk van de net-voedingstoestand, dat een tweede inspect iebesturing aanwezig is can bij hêrverschijnen van de netvoeding en een detectiesignaal van de eerste inspectiebesturing dat een "normaal "-stand representeert de 5 stand van de activeringsindicator te inspecteren en in geval van de ',geactiveerd,,-stand de initiële prograirmalaadqperatie te initiëren, doch in geval van de "ongeactiveerd"-stand genoemde afwachtingsstand.
Een tijdelijk activeringsverzoek kan meestal niet woorden afgehandeld als de batterijvoedingstoestand vigeert; als de netspanning zo snel 10 hêrverschijnt dat de font-toestand nog niet is ingetreden, kan dat activeringsverzoek alsnog warden gehonoreerd.
Het is gunstig als onder besturing van genoemde "normaal stand een derde inspectiebesturing voor een "herstart"-indicator wordt geactiveerd om slechts bij "onwaar" zijn daarvan de tweede inspectie-15 besturing te activeren doch bij "waar" zijn daarvan een herstartoperatie.
Een herstartindicator in het vluchtig geheugen kan aangeven of een herstartoperatie zinvol is zonder dat opnieuw direct de IPL-operatie moet warden uitgevoerd.
Het is gunstig als onder besturing van het "waar" zijn van 20 de "herstart"-indicator de herstartoperatie uitsluitend wordt uitgevoerd onder besturing van een verdere activiteitss ignaler ing, doch bij gebreke daarvan de afwachtingsstand. Zulke activiteitssignalering kan aangeven of een herstartoperatie in feite zinvol is, of niet. Het kan betreffen de begin/eindtijdstippen van de actieve stand; daarbuiten 25 is de herstartoperatie veelal overbodig. De activiteitssignalering kan ook de tijd aangeven sinds het meest recente activeringsverzoek; als deze tijd langer is dan een bepaalde waarde is herstarten wellicht zinloos. Ook andere activiteitssignaleringen, bijvoorbeeld combinaties van de twee genoemde, zijn soms voordelig.
30 Het is gunstig als onder besturing van genoemde "ongeacti- veerd"-stand een vierde inspectiebesturing voor een "slaap"-indicator wordt geactiveerd om slechts bij onwaar zijn daarvan de initiële progrartmalaadoperatie te initiëren. Ook deze slaap-indïcatie kan voordelig in het vluchtig geheugen zijn opgeslagen en door de program-35 matuur zijn geïnspecteerd.
Verdere voordelige aspecten zijn vermeld in verdere onder-conclusies.
8401557 FHN 11.036 4 * z *
Korte beschrijving van de figuren;
De uitvinding wordt nader uitgelegd aan de hand van enkele figuren.
Figuur 1 geeft een rekenmachinesysteem te gebruiken bij de 5 uitvinding; figuur 2 geeft een tijdsdiagram volgens hetwelk de verschillende standen kunnen optreden; figuur 3 geeft een relatiediagram van de standen; figuur 4 geeft een blokdiagram van de centrale machine en 10 omgeving; figuur 4a geeft daarbij een tabel van binaire grootheden; figuur 5 geeft een eerste deel van een stroomdiagram van reacties op het (hér)verschijnen van de netspanning; figuur 6 geeft daarvan een tweede deel; 15 figuur 7 geeft een bedieningspaneel.
Beschrijving van het rekenmachinesysteem:
Figuur 1 geeft een rekenmachinesysteem te gebruiken bij de uitvinding. Het blokschema geeft allereerst een centrale machine 20; 20 hierin zijn opgenomen de eigenlijke verwerkingsmiddelen, lokaal geheugen, zowel vluchtig (RAM) als niet-vluchtig (magnetisch schijf geheugen), een bedieningspaneel voor de operateur (zie figuur 7) en besturingseenheden voor randapparaten en datacommunicatie. Elke besturingseenheid neemt bijvoorbeeld een eigen kaart met gedrukte bedrading in beslag. De 25 geheugens vormen werkgeheugens en achtergrondgeheugens, bijvoorbeeld voor gegevensbestanden. Voorts zijn er verwijderd opgestelde werkstations 22 , 24 , 26 , 28. De afstanden tot de centrale machine kunnen (tientallen), meters, of ook duizenden kilometers bedragen. Ook kan het aantal werkstations kleiner of (veel) groter zijn. In principe kunnen 30 werkstations op overeenkomstige manier zijn opgebouwd als de centrale machine, en in elk geval voorzien van'een alfanumeriek toetsenbord net additionele besturingstoetsen, en van een beeldscherm. Daarentegen zullen in een werkstation de opslag- of verwerkingscapaciteiten veelal (aanzienlijk) kleiner zijn dan in de centrale machine, en moet ook voor 35 het opvragen van sommige gegevensbestanden een beroep op de centrale machine gedaan worden. Hiertoe kunnen werkstations, bijvoorbeeld door middel van een speciale hesturingstoets, de centrale machine in de actieve toestand brengen, als hij dat niet reeds was, (RRUN) hetgeen voor de 8401557 Φ i ΗΪΝ 11.036 5 centrale machine vrijwel hetzelfde effect heeft als wanner deze lokaal in de actieve stand getracht wordt. De centrale machine en de werkstations worden onderling verbonden door een commmicatienetwerk 30 dat als ster, hos of op andere manier kan zijn opgebouwd. Het kan uit g meerdere deelnetten zijn opgebouwd. Er kunnen ook meerdere centrale machines aanwezig zijn. Bi het uitvoeringsvoorbeeld bevat de centrale machine slechts een klein aantal bedieningsmiddelen (zie figuur 7) en met name geen (eigen) alfanumeriek toetsenbord, maar dat is geen beperking.
10
Beschrijving van enkele tij dsdiagraitmen en een toestandsdiagram:
Figuur 2 geeft enkele tijdsdiagraitnen volgens welke de verschillende standen (actieve stand, afwachtingsstand, batter ij voe-dingsstand en ruststand) kunnen optreden. Figuur 2a geeft de opvolging 15 in een normale kantoer- of bedrijfssituatie. Horizontaal is de tijd uitgezet. Cm. K8" uur 's morgens wordt de centrale processor aan het begin van de bedrijfs-, respektievelijk kantoortijd, in actieve toestand gesteld. Hiervoor zijn er meerdere mogelijkheden: a) de centrale processor bevat een "dagtijd"-(time of day) klok waarmee 20 steeds de tijd die maatschappelijk geldt, wordt bijgéhouden. Deze wordt telkens vergeleken met van te voren ingegeven informatie, die aangeeft wanneer de bedrijfstijd moet beginnen. Bij passage wordt de actieve stand geïnitieerd. In het uitvoeringsvocrbeeld is er een verdere indicator die aangeeft of de betreffende dag él 25 dan niet een werkdag is; b) een operateur bedient een activerings-(run)toets (zie figuur 7, element 106); c) een operateur voert vanuit een verwijderd opgesteld werkstation een activeringssignaal toe (remote run: RRUN).
30 Verondersteld is dat vóór het betreffende ogenblik de af wacht ingsstand van kracht was, en wel ononderbroken sinds het beëindigen van de voorgaande actieve toestand.
Zonder staringen kan de actieve stand voortduren. Xn de beschreven situatie wordt deze echter aan het einde van de bedrijfs-35 tijd om "17" uur *s avonds beëindigd en gaat de centrale machine weer in de afwachtingsstand. Een mogelijkheid hiervoor is, dat wanneer het tijdstip "17" is gepasseerd en er, bijvoorbeeld gedurende een bepaalde periode met een lengte van een aantal minuten, geen dataverwsrkingsac- 6401557 ί l * ΡΗΝ 11.036 6 tiviteit meer gaande is, de afwachtingsstand zelfstandig bereikt wordt: dit kan door de programmatuur worden gerealiseerd. Een andere mogelijkheid is, dat een bedieningspersoon lokaal of via een werkstation aangeeft dat de machine van de actieve stand naar de afwachtingsstand 5 moet gaan. In geval van ingrijpen door een bedieningspersoon wordt een afschakelprogramma aangeroepen, dat eerst controleert of het omschakelen naar de afwachtingsstand toelaatbaar is. Als er nog gebruiker sprogr anima's moeten worden afgewerkt, gebeurt dat eerst en wordt daarna de overschakeling uitgevoord (N.B.: de desbetreffende voor-10 ziening bij de werkstations is kortheidshalve niet getoond). Als op tijdstip "17" de actieve stand niet van kracht is, wordt de machine verder bestuurd op de manier die is beschreven bij figuur 2e, voor dê batter ijvoedingsstand, respektievelijk de stand waarin de batterij-voeding tekort was geschoten’. Als op tijdstip "17" de machine in de 15 ruststand was doordat de schakelaar lokaal op de "uit"-stand was gesteld (figuur 7), gebeurt er verder niets.
Vanuit de afwachtingsstand kan de actieve stand, ook buiten de normale bedrijfstijd, door operateuringreep worden geïnitieerd, bijvoorbeeld voor het raadplegen van een door de centrale machine be-20 heerd gegevensbestand. Dit kan weer worden gerealiseerd door het bedienen van een schakelelement op het bedieningspaneel van de centrale machine, respektievelijk van een toets op het toetsenbord van een werkstation. Als het laatstgenoemde geval buiten de normale werktijd optreedt, wordt dit door de centrale machine geconstateerd door verge-25 lijken van actuele tijd en de voorgeschreven bedrijfstijd. Dan wordt een interval- of "time-out" -mechanisme geactiveerd dat een overgang naar de afwachtingsstand bestuurt als er gedurende bijvoorbeeld 5 minuten geen enkele (verdere) interactie nét een werkstation heeft plaatsgevonden, respektievelijk geen enkele toets is bediend. Het 30 overschakelen kan ook gebeuren na een formeel afsluitcommando van de interactie. Andere mogelijkheden kunnen ook worden voorzien.
Figuur 2b geeft de situatie dat gedurende de actieve stand de netvoeding uitvalt en overgeschakeld wordt op de batterijvoedings- stand (BATT). In dat geval gaat géén geheugeninformatie verloren; het 35 is echter wél mogelijk dat een I/O-operatie niet goed verloopt. Zo -2 kan een interactie met een magnetisch schijf geheugen enkele 10 seconden duren en dat is langer dan de tijd die verloopt tussen het _ detecteren van de falende netspanning en het moment dat de netspanning 8401557 * i PHN 11.036 7 zo laag geworden (kan) zijn dat geen normale verwerkingsoperaties meer plaats kunnen vinden. De afvaltijd van de netvoeding wordt bepaald door de gestabiliseerde gelijkstrocmvoeding die weer aan het openbare net is gekoppeld; met name doordat de gestabiliseerde voeding smoor-5 spoel en/of condensator bevat, wordt de afvaltijd bepaald. Als de netvoeding kort daarna weer operationeel wordt, moet het systeem terug gaan naar een herstartbaar punt in de verwerking zodat onder meer de onderbroken I/Ooperatie in zijn geheel kan warden uitgevoerd. Dit herstelbaar punt wordt aangegeven door de toestand van het tot dan in uit-10 voering geweest zijnde programma? het herstarten wordt door de programmatuur bepaald en valt buiten het kader van de uitvinding. Kortheidshalve wordt het niet nader beschreven.
Figuur 2c geeft dezelfde situatie als figuur 2b, maar de onderbreking in de netvoeding duurt nu zolang dat de batterij leeg 15 raakt. Uiteraard wordt de capaciteit van de batterij zo gekozen dat deze kans voldoende klein lijkt, maar de situatie mag als zodanig niet veronachtzaamd worden. Als de netvoeding weer opkomt, is ook de inhoud van het vluchtig geheugen verloren gegaan. Dan moet een heractiverings-operatie worden uitgevoerd; deze zal nader worden gespecificeerd. Si 20 elk geval moeten werkgegevens, inclusief programmagegevens uit het aehtergrondgeheugen worden opgehaald, dit is een zogenoemde begin-'* programmalaad-(IPL)operatie. Voorts zal het veelal nodig zijn om de condities van het falen nader te registreren in een niet-vluchtig deel van het geheugen.
25 Figuur 2d geeft dezelfde situatie als in figuur 2c, maar hier treedt het falen van de netspanning op terwijl het rekenmaehine-systeem in de afwachtingsstand is. (In het geval de actieve stand slechts tijdelijk, bijvoorbeeld buiten de kantoortijd was geactiveerd, geldt dezelfde situatie als in figuur 2c.) De situatie van figuur 2d 30 heeft tot gevolg, dat na het hérverschijnen van de netvoeding automatisch een korte tijd de actieve stand wordt geïnitieerd. In die actieve stand wordt onder meer geverifieerd of bij het wegvallen van de netspanning inderdaad de afwachtingsstand reeds van kracht was; als dat zo is, kan daarna, zonder bijzondere registratie, de afwach-35 tingsstand weer worden aangenomen. Voorts kan zonodig een registratie van de omstandigheden plaatsvinden.
Figuur 2e geeft een situatie die ligt tussen de situaties van figuur 2c en figuur 2d In: het falen van de netvoeding gebeurde S 4 0 1 5 5 7 ï. * PHN 11.036 8 tijdens bedrijfstijd/ maar het hérverschijnen gebeurde na het einde van de'voorgeschreven bedrijfstijd. In dat geval moet bij het hérverschijnen een eventueel in uitvoering geweest zijnd programma worden afgemaakt en gegevens uit het vluchtig deel van het geheugen warden 5 hersteld, als ze niet in het achtergrond-(niet-vluchtige) geheugen waren gecopieerd. Dit wordt dan geregistreerd. Als het desbetreffende programma is voltooid, gaat het systeem weer naar de afwachtingsstand omdat de bedrijfstijd is verlopen. Als bij het hérverschijnen van de netspanning de bedrijfstijd daarentegen weer is aangebroken, worden 10 dezelfde operaties uitgevoerd als in de situatie volgens figuur 2c.
De situatie van figuur 2b, tijdelijk tekortschietende net-voeding met voortdurend voldoende batter ij voeding, kan zich ook in andere tijdsconfiguraties voordoen. Als begin én einde tijdens afwachtingsstand optreden, behoeven er bij hérverschijnen van de net-15 voeding geen bijzondere operaties herstaart te warden, één en ander wordt tijdens een korte actieve stand gesignaleerd. Als begin tijdens afwachtingsstand optreedt en einde gedurende de bedrijftijd, wordt na hérverschijnen van de netvoeding de actieve stand aangenomen en gehandhaafd, zonder dat een bijzondere operatie hoeft te worden her-20 start. Als begin tijdens de actieve stand en einde tijdens normaal vigerende afwachtingsstand optreedt, kan het herstarten van enige bijzondere operatie óf bij het hérverschijnen van de netspanning worden geactiveerd, óf bij het begin van de eerstvolgende normale bedrijfstijd.
25 Figuur 3 geeft een relatiediagram van de standen van de centrale machine. Macroscopisch kent deze slechts vier standen: a) de actieve stand (38). In deze stand zijn alle subsystemen actief, respektievelijk direct activeer baar. Met name geldt dit voor de netvoeding, de verwerkingseenheden, de vluchtige geheugencapaciteit 30 en de datacommunicatiefaciliteiten. Dit is de enige stand waarin de centrale machine dataverwerking kan uitvoeren en informatie kan uitwisselen met randapparaten, b) de afwachtingsstand (32). In deze stand zijn hoofdgeheugen en bedieningspaneel gevoed en kan de datacommunicatie een verwijderd 35 geïnitieerd activeringscommando herkennen. Deze stand kan ontstaan door een afschakelcommando dat door de centrale processor zelf is gevormd (SWOF) of door een verwijderd gegenereerd afschakelcommando (KPOF). Deze stand kan worden verlaten door een activerings- 8401557 EHN 11.036 9 y ï commando vanuit het lokale bedieningspaneel (RON), door een acti-veringsconmando dat verwijderd is geïnitieerd (RRUN) of door een alarmsignaal dat door de "absolute-tij d-klok" is gevormd bij het passeren van het begin van de bedrijfstijd (ALARM): hierdoor wordt S een desbetreffende programmatische operatie geïnitieerd.
Deze stand kan ook worden verlaten door een signaal dat de netvoeding tekort schiet (MOF); dan gaat het systeem naar de batterij-voedingsstand.
c) De batterijvoedingsstand (34); daarbij is, afgezien van de identiteit 10 van de voedingsbron, de voedingsconfiguratie dezelfde als in de afwachtingsstand.
Deze stand kan werden geactiveerd als in de afwachtingsstand de netvoeding tekort schiet (MOF), of als in de actieve stand de netvoeding tekort schiet (MOF).
15 Deze stand kan worden verlaten als de netvoeding fiêrver- schijnt, respektievelijk wordt geactiveerd (M): dan wordt onder programmatische besturing beslist of het systeem al dan niet naar de afwachtingsstand zal gaan. Deze stand kan ook worden verlaten als de batterijvoeding ontoereikend wordt, dan wel afwezig is: dan gaat het 20 systeem naar de ruststand. Het systeem kan van hier niet direct naar de afwachtingsstand gaan.
d) De ruststand (36) s hier is geen voeding aanwezig, respektievelijk wordt niet gebruikt. Deze stand kan warden bereikt als de batterijvoeding faalt, respektievelijk afwezig is. Deze stand kan ook 25 warden bereikt als in enige andere toestand de aan/uitschakelaar van het systeem op "uit" gezet wordt (dit laatste niet aangegeven).
Deze stand kan worden verlaten als de netvoedingsschakelaar op de "aan"-stand wordt gezet en deze netvoeding ook inderdaad aanwezig is, respektievelijk als de schakelaar op de "aan"-stand staat en de 30 netvoeding verschijnt: in dat geval resulteert de actieve stand.
De apparatuurgegenereerde verschijnselen die worden gedetecteerd, zijn dus de volgende: MOF, BOF, MON, (R)RDN, SWOF, RPOF. In de actieve stand moeten beslissingen genoten warden over de uit te voeren operaties, en over de eventueel te effectueren overgang naar een 35 andere stand. In de eerste plaats zijn hiervoor aanwezig twee materiële (hardware) indicatoren: a) BSWOEF, deze geeft de waarde "0" als gedurende de meest recente toestand van tekortschietende netspanning, de batterijvoeding vol- 8401557 J . * PHN 11.036 10 doende is geweest. Als te eniger tijd de batter ij voeding onvoldoende wordt, wordt deze indicator op "1" gesteld. Het terugstellen op "0" gebeurt door het verschijnsel MOF. Als bij het herverschijnen van de netspanning deze indicator de waarde "1” heeft, moet het 5 vluchtige geheugen geheel geladen worden.
b) RUN, deze heeft de waarde "1" onder besturing van het optreden van één van de verschijnselen RUN, RRUN of ALARM. De centrale machine bevat een onthoudschakeling die tijdens de overgang van de afwach-tingsstand naar de actieve stand de signalering (R)RÜN opslaat, 10 totdat de dan uit te voeren operaties zijn uitgevoerd. Daarna wordt door de programmatuur deze onthoudschakeling op "0" teruggesteld.
Als deze onthoudschakeling de signalering "1" bevat, zal het begin van de normale bedrijfstijd worden gepasseerd zonder dat de met dit begin normaliter samenhangende operaties worden uitgevoerd. Ook 15 tijdens de actieve stand kan het verschijnsel (R)RUN optreden doordat de desbetreffende toets op de centrale machine, respektievelijk werkstation wordt bediend. Dit initieert een onderbreking, gevolgd door een operatie die wordt bepaald door de stand van de IPL-selector (figuur 7, element 104). Dit wordt hierna gespecificeerd.
20 Vervolgens werden de in dit verband relevante prograiranatische toestanden als deeltoestanden van de actieve stand (PSING, 38) beschreven.
a) DECISION is een verzameling van onderling exclusieve deeltoestanden. Elk van deze wordt geactiveerd door de bijbehorende overgang, 25 respektievelijk na de afwachtingsstand, na de batterijvoedings-stand en na de ruststand.
b) HOLD is een lus-toestand, die voor een (korte) tijd wordt geactiveerd voordat de bijbehorende "DECISION"-toestand wordt geactiveerd. Deze wordt voorzien opdat testapparaten kunnen warden aangesloten 3P en geactiveerd zonder dat deze door het aanschakelen van de voeding worden teruggesteld en zonder dat het programma al voor een deel is uitgevoerd voordat de test kan beginnen. Zo kunnen dus bijvoorbeeld bepaalde adressen warden onderzocht. Hiertoe wordt een signaal "INPUT CODE" = 0 voorzien. Deze toestand wordt alleen ver-35 laten als de activerings- (RUN) schakelaar wordt bediend en de INPUT CODE is niet gelijk aan nul.
c) IEL: in deze toestand wordt een eenvoudige test op functioneren van centrale processor en hoofdgeheugen uitgevoerd. Kortheidshalve 8401557 v ¢, PUN 11.036 T1 wordt deze test niet nader beschreven. In deze test kannen bepaalde informaties van register (s) en/of geheugen werden gewijzigd, of juist niet. Dit wordt bestuurd door de inhoud van het later te bespreken hartgeheugen. Dit laatste kan worden geprogrammeerd 5 on selectief een zogenoemde "warme" of een zogenoemde "koude" activering te effectueren (bij een warme start wordt bepaalde informatie in het vluchtige geheugen als nog betrouwbaar aangezien, bij een koude start niet) om de (zelf) test destructief, dan wel niet-destructief uit te voeren ten aanzien van de (nog) aanwezige 10 informatie, afhankelijk van de ernst van de fout en het al dan niet kritische karakter van de informatie. Dit kan door een gebruiker warden gespecificeerd. In sommige gevallen zal men in figuur 2b onder herstarting van eventueel afgebroken I/O-pperaties gewoon doorgaan. In andere, meer kritische, gevallen zal men een aantal 15 informaties uit het niet-vluchtige geheugen copieren. Ook de actuele tijd is medebepalend. Zo kan buiten normale bedrijfstijd het testen veelal achterwege worden gelaten. Bij terugkomen uit de ruststand volgt echter steeds een zelftest. Het begin-laden van het progranma kan gebeuren vanuit een door de stand van een IPL-selectar 20 (figuur 7, 104) bepaalde fysieke locatie; daartoe wordt nog eerst een commando aan het randapparaat gegeven waar deze locatie zich bevindt en de reactie van dat randapparaat gecontroleerd. Tenslotte wordt het juist geladen progranma gestart.
d) RESTART; deze toestand kan worden geïnitieerd als er ten gevolge 25 van het falen van de netspanning (MOF) een invoer/uitvoeroperatie is misgelopen, en in deze toestand warden maatregelen genomen om dit te herstellen. In deze toestand zijn de informaties ook in het vluchtig geheugen ongestoord, terwijl de registerinhouden van de centrale processor in het geheugen zijn gered. Daarop warden dan 30 de registers van de centrale processor met de juiste informatie gevuld, daarna warden de bewerkingen hervat, en voor zover mogelijk wordt de toestand van de invoer/uitvoerapparatuur van. het begin van de misgelopen operatie hersteld.
e) AVAILABLE; de centrale machine kan geladen worden met nieuwe 35 programmatuur (bijvoorbeeld vanuit een achtergrondgeheugen).
De samenhang tussen deze vijf toestanden zullen hierna aan de hand van een stroomdiagram nader beschreven warden.
Vervolgens worden nog enkele overgangen beschreven, voor 3401557 7 * -- PHN 11.036 12 zover zij de uitvoering van de programmatuur beïnvloeden.
MOF werkt als een onderbreeks ignaal, en dan is er een beperkte tijd (bijvoorbeeld 0,05 seconden) om een correct onderbreken van de verwerking te realiseren, terwijl uiteindelijk de stand BATT 5 resulteert. De beperkte tijd wordt bepaald door de uitgangstraagheid van de gestabiliseerde voeding die op zijn beurt door het net direct gevoed wordt.
(R)RUN werkt eveneens als een ondërbreeksignaal dat door de programmatuur moet worden af gehandeld, als een lokaal of door een 10 verwijderd werkstation gevraagde operatie moet worden geactiveerd.
In de toestand HOLD met de stand van de IPL-selector van nul verschillend wordt de toestand HOLD echter verlaten.
In de toestand AVAILABLE of RESTART leidt in het geval de IPL-selector op "0" staat, het signaal RUN tot een gedwongen opslag 15 van de actuele informatie in het achtergrondgeheugen. Als de IPL- selector niet op "0" staat, wordt een beginlaadprogranma-operatie uitge-voerd vanuit het door de selector aangewezen randapparaat.
Er zijn de volgende programmatische indicatoren: SESSION INDICATION, deze geeft aan of er bij het laatste standsverandering 20 de stand PSING vigeerde. Als dit zo is, wanneer deze indicator bij het (her) verschijnen van de netvoeding geraadpleegd wordt, gaat het systeem naar de actieve toestand (PSING); in de andere stand gaat het systeem naar de afwachtingsstand om te wachten op een van de situaties ALARM, RUN of RRUN.
25 De indicator STARTMODE wordt gebruikt als er beslist is dat het systeem naar de actieve toestand moet gaan, terwijl de geheugen-inhoud ongestoord is. Deze geeft de selectie aan tussen de tijdelijke overgangstoestanden IPL, en PROCEED/RESTART. Het verschil tussen de laatste twee is hierbij niet van belang.
30 De bij de behandeling van het bedieningspaneel van de cen trale machine te bespreken IPL-selector heeft een aantal standen die in de beschreven uitvoeringsvorm de volgende effecten hebben (standen genuimierd): 0: bij optreden van het verschijnsel MCN resulteert de toestand HOLD, 35 deze overgang werkt ook als het hartgeheugen nog niet is geïnitieerd; als daarentegen de netspanning afwezig is, wordt een op zichzelf bekende DUMP-operatie uitgevoerd, waarbij de gedumpte operatie naar een randapparaat wordt af gevoerd, van welk randapparaat het adres 8401557 - ^ -c PHN 11.036 13 in bet hartgeheugen staat.
1: IPL-cperatie, waarbij de informatie geleverd wordt door een lokaal achtergrondgeheugen (magnetische schijf of band) of geleverd wordt doer een verwijderd opslagelemsnt. Het adres staat weer in het 5 hartgeheugen; dit is de "normale" stand van de selector.
2: Ms 1/ ook hier staat het adres (elders) in het hartgeheugen; dit is een reservestand.
3: IPL-operatie uitsluitend vanuit een lokaal achtergrondgeheugen, waar-. van het adres in het hartgeheugen staat.
10 4: IPL-operatie uitsluitend van een verwijderd qpgesteld achtergrond geheugen, waarvan het adres in het hartgeheugen staat.
Andere mogelijkheden kunnen zijn: - de IPL-operatie wordt via het (vluchtige) geheugen uitgevoerd voor een testoperatie.
15 - CONTINUE, een voortgangspositie, waarbij een progranmatisch bestuurde heractiveringsoperatie wordt uitgevoerd na een DUMP als volgens positie 0.
De adressen in het hartgeheugen voor elke stand van de IPL-selector zijn voorafbepaald.
20 Voorts wordt bij het hérverschijnen van de netspanning in de normale bedrijfstijd besloten of tot een algehele (koude) IPL-operatie zal warden overgegaan, tot een gedeeltelijke (warme) IPL-operatie, waarbij een bepaalde hoeveelheid informatie als betrouwbaar beschouwd blijft of dat zelfs een "restart"-operatie onder prograitmatische be-25 sturing voldoende is. Van deze kost de eerste operatie tamelijk veel tijd, de tweede minder, en de derde veel minder. Buiten de normale bedrijfstijd behoeven ze niet te worden uitgevoerd» Het desbetreffende besluit wordt genomen op basis van enkele apparatuur indicatoren (EUN/BAWOFF), enkele besproken prograitmatische indicatoren, en de 35 actuele tijd van de dag.
De zelftest als besproken doet geen informatie verloren gaan. Afhankelijk van het resultaat van de zelftest wordt besloten cm ofwel een IPL-operatie uit te voeren, ofwel een foutmelding te geven omdat de apparatuur onjuist functioneert. Deze zelftest kan door 35 de programmatuur meer of minder uitgebreid worden uitgevoerd, door een groter of kleiner aantal testpatronen.
Een verdere test kan betreffen de interne consistentie van een hoeveelheid in het vluchtige geheugen hoeveelheid opgeslagen in- 8401557 PHN 11.036 14 formatie, bijvoorbeeld met een foutdetectie qp basis van een cyclische redundantie (CRC), dus op bitniveau werkend. Het is ook mogelijk de data op hoger niveau te controleren, bijvoorbeeld door na te gaan of een verzameling compleet is, bijvoorbeeld of een segmenttabel ge-5 heel is gevuld.
Hierna wordt een voordelige indeling beschreven van een hartgeheugen met 64 informatiebytesgeheugen,. waarbij de eerste veertien door de fabrikant vast ingedeeld zijn: HEX CE-10 einde van de normale bedrijfstijd (uren, minuten, seconden) 10 HEX 11-13 begin van vakantieperiode: dag-maand-jaar HEX 14-16 idem eind HEX 17 zeven bits die voor elke weekdag apart aangeven of er die dag een bedrijfstijd is, plus één bit die "alle dagen" aangeeft.
15 HEX 18 startmode-indicatie HEX 19-1B zachte HWDI
HEX 1C-1E indicatie voor een eerste IPL onder programmatische besturing HEX IF-21 idem tweede 20 HEX 22-2F niet gebruikt HEX 30-33 urenteller HEX 34-37 sequentie-indicatie HEX 38-3B identificatie van betreffende systeem HEX 3G-3D geldigheidscontrolepatroon 25 HEX 3E-3F initialiseringspatroon.
Nadere beschrijving van de apparatuur:
Figuur 4 geeft een blokdiagram van de centrale machine en zijn directe omgeving, inclusief de algemene bus UPL en enkele rand-30 apparatuur. De eigenlijke processor 50 is opgebouwd rond een bouwsteen van het type 68010, fabrikaat Signetics Corporation, Sunnyvale, California, USA. De overige elementen van deze processor zijn eveneens conventioneel, zoals een geheugenbesturingseenheid (MMU), programma-geheugen, aanpass ingselementen naar de verdere blokelementen. Er is 35 voorts een zogenoemd hoofdgeheugen 56 dat is opgebouwd uit dynamisch RAM-modules van adequate capaciteit; de hêrinschrijf-(refresh) organisatie wordt kortheidshalve niet beschouwd. Verder is er een bedieningspaneel 54 met door een operateur te bedienen schakelaars (zie figuur 7).
84 0 1 5 5 7 PHN 11.036 15
Er is een randapparaat 52, in dit geval een magnetisch schijf geheugen met bijbehorende besturingseenheid 53. Dit randapparaat is dus voor algemeen gebruik in het hele systeem. Voorts is er een tweede randapparaat 82 dat verwijderd opgesteld kan zijn, bijvoorbeeld een 5 werkstation of drukker. Deze is voorzien van lokale netvoeding als schematisch aangegeven door indicatie 84. Andere randapparaten zijn de vakman welbekend. Voorts is er een aanpassingseenheid 58 om data-en besturingssignalen uit te wisselen met element 82 via lijn 81 en via het eerder genoemde ccmunicatienetwark 30 met dit en andere, 10 niet getekende randapparaten, dan wel met andere centrale machines.
De eenheid 58 bestaat uit twee delen DCA. en DCB. Het deel DCB is tenminste geschikt cm een activeringsccmmando (ERDN) dat over het coirai-nicatienetwerk 30 arriveert, te herkennen. Het deel DCA. is geschikt cm in het raam van de noodzakelijke aanpassing aan het conmxnicatie-15 netwerk zulke taken te vervullen die het deel DCB niet vervult. Tesamen voeren de delen DCA, DCB alle aanpassingstaken uit. Op zich kan de verzameling van zulke taken conventioneel zijn. De voeding van de elementen is als volgt geregeld. De voeding van randapparaat 82 is besproken. Er is een netvoedingsaansluiting 64. Voorts is een gestabili-20 seerde voeding 87 aanwezig voor het achtergrondgeheugen 52? deze voeding wordt ingeschakeld door middel van schakelaar 65, welke bediend wordt door een stuursignaal vanuit blok 86. Dit laatste blok vormt met de delen 88, 90 een centraal, gestabiliseerd voedingsappa-raat; de uitgaande voedingslijnen zijn als streepjeslijnen aangegeven.
25 De gedeelten 86, 87, 88 moeten in het uitvoeringsvoorbeeld alle operationeel zijn opdat het systeem op normale manier gegevens kan verwerken. Deel 86 voedt de processor 50, besturingselement 53, geheugen 56 en datacortmunicatie-eenheid 56 (DCA). Deel 86 kan alleen operationeel zijn als er voldoende netvoeding aanwezig is en als 30 deel 88 normaal in werking is. Deel 88 kan operationeel zijn als er ófwel voldoende netvoeding, ofwel voldoende batterijvoeding aanwezig is van batterij 60. Dit deel 88 moet operationeel zijn qpdat de afwachtingsstand gehandhaafd kan worden. In dat geval warden door de separaat aangegeven lijn 89 gevoed geheugen 56, datacomnunicatie-35 eenheid DCB en het paneel 54. Het is mogelijk dat de voedingslijnen 85, 89 uit de delen 86, 88 samenvallen en dat er intern wordt overgeschakeld. Het is ook dat de lijnen 85, 89 gescheiden zijn als getékend.
Het deel 90 is de eerder genoemde indicator(-schakeling) BAWOFF. Het 8401557
j' V
PHN 11.036 16 bedieningspaneel bevat nog de indicator (-schakeling) RUN.,
Het informatieverkeer over de bos UPL kan op conventionele manier gebeuren en wordt niet nader besproken. De informatie van de indicator BAWOFF is beschikbaar in paneel 54/ en in de delen 86, 88 5 van het voedingsapparaat zoals aangegeven. De informatie van de indicator RUN is beschikbaar in de processor 50. Het paneel 54 is voorzien van een schakelaar QNOFF. Als deze in de stand ON gesteld wordt, worden het paneel 54, en deel 88 van het voedingsapparaat bekrachtigd, evenals schakelaar 61, zodat de batterij zo nodig kan worden hêropgeladen, 10 en in elk geval voorlopig de eerder aangegeven onderdelen blijft voeden als de netspanning tekort mocht schieten.
Als de afwachtingsstand vigeert, en de schakelaar RUN wordt bekrachtigd, wordt de indicator 'RUN heengesteld, en bovendien wordt, via lijn 55 het deel 86 van het voedingsapparaat geactiveerd, zodat 15 de actieve stand gerealiseerd kan worden. In dit verband geeft figuur 4a een aantal toestanden van de verschillende onderdelen. De eerste kolom geeft de toestand van het net; GK, respektievelijk NOK.
De tweede kolom geeft de stand van schakelaar CNOEF, respektievelijk geleidend (ON) dan wel onderbroken (FF). De derde kolom geeft de toe-20 stand van schakelaar 65, met dezelfde indicatie als de tweede kolom.
De vierde kolom geeft de toestand van schakelaar 61, met dezelfde indicaties. De vijfde kolom geeft de activiteit ("uit" FF, respektievelijk "aan" ON) van het deel 88. De zesde kolom geeft ditzelfde voor het deel 86. Daarbij geldt nog als bijzonderheid voor de eerste en 25 derde regel dat de indicator BAWOFF de waarde "1" heeft. Op regel 2 geldt ditzelfde, onder voorwaarde dat de batterij is leeggeraakt.
Regel 4 geldt alleen als het systeem niet in de afwachtingsstand is.
In het paneel is nog opgenomen een hartgeheugen 72. Dit wordt ten aller tijde gevoed door een batterij 74, en de capaciteit van 30 deze batterij wordt zo groot gekozen dat hij gedurende de gehele levensduur van het rekenmachinesysteem blijft functioneren. De capaciteit van batterij 60 is weliswaar groter, maar de te leveren stroom des te meer.
Het hartgeheugen is een bouwsteen HD 146818 P, fabrikaat 35 Hitachi en bevat een interne klok en een hoeveelheid lees-schrijf-geheugen (RAM) dat door batterij 74 in feite niet-vluchtig is. Het bevat in een capaciteit van 64 bytes een' aantal informaties die ten allen tijde beschikbaar moeten zijn. Een aantal van 14’ bytes is voor- 8401557 PHN 11.036 17 zien voor de kalenderklokgegevens , en de overige 50 bytes kunnen voor allerlei doeleinden warden gebruikt/ waarvan eerder een toedeling is gegeven.
In de eerste plaats bevat dit geheugen de absolute tijd die g door de interne klok wordt bijgehouden, alsook de actuele dag, maand en jaar. Voorts bevat dit geheugen in genoemde 50 bytes onder meer: 1 alarmtijdstip dat het begin van de actieve toestand aangeeft, 1 eindtijdstip, waarop de actieve toestand in de afwachtingsstand mag overgaan als desbetreffende voorwaarden zijn vervuld, 1 indicator die to aangeeft de dagen qp welke er wekelijks geen bedrijfstijd is en dus géén actieve toestand behoeft te worden geïnitieerd, begin en eind van de vakantieperiode, verdere enkele indicatoren die aanwezige programmatische modules aangeven. Zo kan dus op elk tijdstip van enige dag geconstateerd worden of in principe de actieve stand van 15 kracht zou moeten zijn. Verdere informatie kan betreffen de configuratie van de apparatuur, zoals die betreffende de aanwezigheid van bepaalde besturingseenheden en bijbehorend randapparaat, een indicatie ten behoeve van de beginlaadcperatie van het programma, een bedrijfs-urenteller, en een systeemidentificatie. Tenslotte kan er sleutel-20 informatie zijn opgeslagen van bepaalde versleutelingen voor het bewaren van de geheimhouding (encryptie) of voor andere doeleinden. Sommige van deze informaties zullen door een wij zigingsprograitma kunnen worden gewijzigd, zo bijvoorbeeld begin en eind van de vakantie die van jaar op jaar anders kunnen zijn. De IPL-inforraatie geeft het 25 adres aan van het geheugen of ander onderdeel (device) vanwaar de programmatuur moet werden geladen. Als de zekerheid zeer groot moet zijn, moet de IEL-qperatie bij alle storingen worden uitgevoèrd, zelfs bijvoorbeeld als de batterijvoeding nog voldoende is gebleken. Anderzijds wordt bijvoorbeeld geen IPL-operatie uitgevoerd, als de informatie 3Q gébruikt kan worden voor storingslokalisatie.
Figuur 5 geeft een stroomdiagram van een eerste deel van de reacties qp het (her) verschijnen van de netspanning (M3J) in blok 120. In blok 122 wordt in de logica van het bedieningspaneel gedetecteerd of de activeringsindicator RON op de waarde "actief" staat.
35 Als dat zo is (Y) wordt deze op een secundaire activeringsindicator gecopiëerd in het hartgeheugen (blok 124) en wordt de activerings-indicator in het bedieningspaneel teruggesteld (blok 126). Het door de schakelaar af te geven signaal RUN is, eigen aan de bediening van 8401557 PHN 11.036 18 de schakelaar, voorbijgaand. De opslag in de indicator kan in principe onbeperkt lang duren. In blok 128 wordt gedetecteerd of de batterij-indicator in de spanningsvoorziening (figuur 4) op de stand "fout" staat (blok 130). Als dat zo is, wordt deze op een secundaire batterij-5 indicator in het hartgeheugen gecopiëerd (blok 130). Vervolgens wordt in blok 132 een deel van het (vluchtige) hoofdgeheugen ter grootte van 1 kbyte geïnitieerd door vulling vanuit het achtergrondgeheugen. Voorts wordt binnen het vluchtige geheugen een voorgronddeel of cache geïnitieerd. In blok 134 wordt een testelement geïnitieerd: 10 daardoor zijn vervolgens bepaalde tests uitvoerbaar. Op zichzelf zijn zulke tests voor logische schakelingen en dergelijke gebruikelijk. In sommige gevallen hoeven de blokken 132, 134 niet geïmplementeerd te wórden. In blok 136 wordt gedetecteerd of schakelaar 104 in figuur 7 op de stand "0" staat. Als dat zo is, wordt de 'J'houd"-toestand be-15 reikt. Deze wordt alleen verlaten in de combinatie van de volgende gevallen. In de eerste plaats wordt schakelaar 104 op een andere stand gesteld. In de tweede plaats geeft schakelaar 106 tijdelijk het signaal R(UN) af. Alleen dan wordt het blok 138 vanuit de HOLD-toe-stand bereikt en gaat het systeem vanuit blok 138 naar figuur 6.
20 Figuur 6 geeft het vervolg op het stroomdiagram van figuur 5.
In blok 140 wordt gedetecteerd of indicator BAWOFF aangeeft dat te eniger tijd de batterij spanning onvoldoende is geweest: dit is met name de in het hartgeheugen gecopieerde versie van BAWOFF. Als dit zo is, wordt in blok 142 gedetecteerd of een bepaalde code VIRG in het 25 hartgeheugen (NVR = niet-vluchtig RAM) aangeeft dat de machine onge-initieerd is (het initiëren gebeurt bij de installatie). Als dit zo is, warden twee betreffende bytes in het hartgeheugen gesteld op HEX 5AA5 (blok 144). Daarna wordt in blok 146 het hartgeheugen verder geïnitieerd, doordat de mogelijkheid tot het begin-laden van een 30 programma onder programmatische besturing voor de toekomst ongeldig wordt gemaakt. In blok 148 wordt de sessie-indicator van het hartgeheugen op "continu" gezet: alle dagen van de veek kan gewerkt warden gedurende de normale bedrijfstijd. In blok 150 wordt een zelftest . uitgevoerd. Daarna wordt in blok 152 de IPL-operatie uitgevoerd. De 35 andere uitgang van blok 142 leidt naar blok 154: de actuele tijd en de normtijden voor de actieve stand worden vergeleken. Als de norm-stand "actief" is (blok 156, uitgang Y), dan gaat het systeem weer naar blok 150. Als blok'156 als uitkomst "N" geeft, gaat het systeem 8401557 PHN 11.036 19 in blok 158 naar de afwachtingsstand.
Als in blok 140 blijkt dat de batterijvoeding niet tekort geschoten is, gaat het systeem naar blok 160. In blok 160 'wordt getest qp de waarde van RESTART-indicator, welke indicator een vooraf bepaalde 5 geheugenbit is; deze geeft aan of een restartoperatie al ;dan niet nodig en doenlijk is. Door deze restartindicatie kan de invloed van het activeringsverzoek (RUN) worden ontgaan. Deze RESTART-indicatie bevindt zich in het vluchtige geheugen en de behandeling (lezen en schrijven) gebeurt ander programmatische besturing. Als deze RESTART-10 indicator op ongeldig staat, wordt in blok 162 getest op de RDN-indicatar die in het hartgeheugen is opgeslagen. Als deze aangeeft dat een verzoek tot activiteit werd ontvangen, gaat het systeem naar blok 150 dat reeds werd besproken. Als geen zulk verzoek was ontvangen, gaat het systeem naar blok 164. In blok 164 wordt getest op de 15 "StEEP,,-indicatie in het hartgeheugen. Deze wordt weer door de programmatuur behandeld. Als deze indicator onwaar is, gaat het systeem weer naar blok 150/152 cm een IPL-operatie uit te voeren. Als deze indicator evenwel "waar" is, gaat het systeem naar blok 158 dat de afwachtingsstand aan doet vangen. Als tenslotte de RESTART-indicatar 20 in blok 160 "waar" blijkt te zijn, gaat het systeem naar blók 166, waarin een zelftest (als in blok 150) wordt uitgevoerd, waarna het systeem gaat naar blok 168. Dan wordt de eigenlijke herstartoperatie uitgevoerd. Een uitbreiding van deze RESTART-qperatie is het volgende. Eerst worden noodzakelijke werkzaamheden uitgevoerd, vervolgens wordt 25 een test gedaan qp de actuele tijd. Als deze aangeeft, bij vergelijking met de per schema voorgeschreven tijden van de actieve stand, dat de afwachtingsstand is voorgeschreven, volgt een wachtperiode. Als in deze wachtperiode gedurende bijvoorbeeld 15 minuten geen informatie (data of verzoek) van een werkstation wordt ontvangen, volgt een over-30 gang· naar de afwachtingsstand. In andere situaties (actieve stand is voargeschreven of er wordt wél informatie ontvangen) blijft de actieve stand van kracht.
Figuur 7 geeft een schematisch aanzicht van het operateurs-paneel (54). Met name is dit niet een paneel waarop programma/data-35 informatie wordt toegevoerd; dat gebeurt namelijk via de al dan niet verwijderd opgestelde werkstations. Het paneel bevat een LED-element 100, een zevensegments afbeeldelement (voor één karakter) en drie schakelaars 104, 106, 108. De afbeeldelementen geven de mogelijkheid cm. be- 8401557 PHN 11.036 20 paalde elementaire berichten aan de bedieningspersoon af te geven, bijvoorbeeld diagnostische, als resultaat van de zelftest. Een geconstateerde fout kan worden weergegeven als een volgorde van twee cijfers die kort na elkaar warden af geheeld.
5 De schakelaar 104 heeft tien standen, die met name selectie- functies betreffen in verband met de beginlaadoperatie van het programma zoals eerder is uitgelegd.
De schakelaar 108 heeft een stand "uit" (FF) en een stand "aan" (CN). Als de uit-stand wordt geactiveerd, worden net- en batterij-10 voeding onderbroken en gaat het systeem naar de ruststand. Als de schakelaar in de "aan"-stand wordt gezet, warden alle voedingen bekrachtigd.
De middelste schakelaar 106 kan alleen bediend warden als een mechanische sleutel wordt gebruikt. Op zichzelf zijn zulke sleutel-15 bediende schakelaars welbekend. Deze schakelaar heeft drie standen.
In de linkse stand is het bedienen van de twee andere schakelaars mechanisch geblokkeerd. In de middelste stand van schakelaar 106 is deze blokkering opgeheven. De rechtse stand is mechanisch niet stabiel; bij loslaten van de schakelaar wordt dan automatisch, bijvoorbeeld 20 door veerwerking, de middelste stand weer bereikt. De rechtse stand dient voor het activeren van de actieve toestand middels het active-ringscommando "RUN". De werking van dit laatste is eerder besproken.
25 30 35 8401557

Claims (13)

1. Rekenmachinesysteem bevattende een centrale machine net aan sluitingen voor een netvpeding en voor een reservebatterijvoeding voor een vluchtig geheugen, tenminste één werkstation dat is voorzien van operateurbedieningsmiddelen, een niet-vluchtig achtergrondgeheugen. en 5 verbindingsmiddelen tussen centrale machine, enig werkstation en achtergrondgeheugen, waarbij de centrale machine tenminste bezit een actieve stand, een af wachtingsstand, een batterijvoedingsstand, en een ruststand, en door een oproepcarmando van een werkstation uit de afwachtingsstand naar de actieve stand wordt gestuurd, waarbij in dé IQ actieve stand dataverwerking uitvoerbaar is, in de afwachtingsstand het vluchtig geheugen informatiehoudend bekrachtigd wordt door de net-voeding, in de batterijvoedingsstand, bij falen van de netvoeding, het vluchtig geheugen voor een beperkt tijdsinterval informatiehoudend bekrachtigd wordt door de reservebatterij, en in de ruststand de cen-15 trale processor en het vluchtig geheugen gedeactiveerd zijn, met het kenmerk, dat de centrale machine bevat een hartgeheugen (72) cm begin-tijdstippen en eindtijdstippen voor de actieve stand niet-vluchtig (¾) te slaan welk hartgeheugen is voorzien van bij hcudmiddelen on in alle standen van het rekenmachinesysteem een actuele tijd bij te 20 hcxiden, dat een batterij-indicator (BAWOFF) aanwezig is met een "nar-maaT’-stand en met een "fout"-stand on een falen van een geactiveerde batterijtoestand te indiceren, dat een eerste inspectiebesturing (140) aanwezig is om bij hêrverschijnen van de netvoeding de stand van de batterij-indicator te inspecteren en onder besturing van de "fout"-2g stand bij door een begint ij ds t ip/eindt i j ds t ip voorgeschreven actieve stand een initiële programmalaadqperatie (IPL) te besturen (152), doch ten overige de afwachtingsstand (158).
2. Rekenmachinesysteem volgens conclusies 1, met het kenmerk, dat een activeringsindicator (RUN) aanwezig is met een "geactiveerd"-30 stand en een ,,ongeactiveerd"-stand on in de "geactiveerd"-stand een meest recent, tijdelijk gevigeerd hebbend, activeringsverzoek te signaleren, en wel onafhankelijk van de netvoedingstoestand, dat een tweede inspectiebesturing (162) aanwezig is om bij hêrverschijnen van de netvoeding en een detectiesignaal van de eerste inspectiebe-35 sturing dat een "normaaT'-stand representeert de stand van de active-ringsindicator te inspecteren en in geval van de "geactiveerd,f-stand de initiële programmalaadoperatie te initiëren, dóch in geval van de ,,ongeactiveerd',-stand genoemde afwachtingsstand (158). 8401557 PHN 11.036 22 * . v
3. Rekenmachinesysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat onder besturing van genoemde "normaaT'-stand een derde inspectie-besturing voor een "herstart"-indicatar wordt geactiveerd (160) om slechts bij "onwaar" zijn daarvan de tweede inspectiebesturing te acti- 5 veren doch bij "waar" zijn daarvan een herstartoperatie (168).
4. Rekenmachinesysteem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat onder besturing van het "waar" zijn de "herstart"-indicator de herstartoperatie uitsluitend wordt uitgevoerd onder besturing van een verdere activiteitssignalering, doch bij gebreke daarvan de afwachtings- 10 stand.
5. Rekenmachinesysteem volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat onder besturing van genoemde "ongeactiveerd"-stand een vierde inspectiebesturing voor een "slaap"-indicatar wordt geactiveerd (164) om slechts bij onwaar zijn daarvan de initiële programmals laadoperatie te initiëren.
6. Rekenmachinesysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat een vijde inspectiebesturing aanwezig is (142) om onder besturing van genoemde "fout"-stand een beginindicatie in het hartgeheugen te inspecteren, en bij een "hegin"-waarde daarvan deze te 20 veranderen en een initialiseringsopslag in het hartgeheugen uit te voeren (144) alsmede, met voorbijgaan van genoemde begin/eindtijdstip-pen de initiële programmalaadoperatie.
7. Rekenmachinesysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat het hartgeheugen per dag van de week/maand een 25 separate bedrijfstijdindicatie aangeeft.
8. Rekenmachinesysteem volgens één der conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk, dat genoemde "geactiveerd"-stand in de actieve stand van het rekenmachinesysteem een onderbreking cum initiële programmalaadoperatie bestuurt.
9. Rekenmachinesysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat een centrale machine aanwezig is met een bedieningspaneel voorzien van een aan/uitbedieningselement (108) en van een blokkeer/deblokkeeractiveringsbedieningselement (106).
10. Rekenmachinesysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk, 35 dat het bedieningspaneel een meerstandenselector (104) bezit om in tenminste twee standen telkens een bijbehorend bronelement aan te wijzen als bron voor een beginlaadoperatie voor een programma, en in tenminste één stand een bijbehorend bestemmingselement voor een loosoperatie voor 8401557 EHN 11,036 23 de lokale Informatie, en dat bron/bestenmingselementen tuiten de centrale machine gelokaliseerd zijn.
11. Rekenmachinesysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de meerstandenselector een verdere stand bezit om. in het hart- 5 geheugen een verwijzingsinformatie aan te wijzen, welke verwijzings-informatie een bijbehorend baronelement aangeeft.
12. Rekenmachinesysteem. volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de meerstandenselector een verdere stand bezit om het hoofdgeheugen aan te wijzen als bronelemant voor een bsginprograrrmalaad- 10 operatie ter zake van een tes toper atie.
13. Rekenmachinesysteem. volgens êên der conclusies 1 tot en met 12, met het kenmerk, dat een norminformatiegenerator is voorzien cm onder besturing van een instelbare informatie in afhankelijkheid van gestelde veiligheidseisen genoemde herstartpperatie te besturen dan wel alsnog 15 een beginlaadoperatie van het programma te initiëren. 20 25 30 35 8401557
NL8401557A 1984-05-15 1984-05-15 Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding. NL8401557A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8401557A NL8401557A (nl) 1984-05-15 1984-05-15 Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding.
EP19850200737 EP0164158B1 (en) 1984-05-15 1985-05-10 Computer system with at least one work station and a reserve battery supply
DE8585200737T DE3574512D1 (de) 1984-05-15 1985-05-10 Rechneranlage mit wenigstens einem arbeitsplatz und einer batteriereserveenergieversorgung.
US06/733,272 US4841474A (en) 1984-05-15 1985-05-10 Computer system with work stations at remote positions and reserve battery power supply
JP60100637A JPS60245011A (ja) 1984-05-15 1985-05-14 コンピユータシステム

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8401557A NL8401557A (nl) 1984-05-15 1984-05-15 Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding.
NL8401557 1984-05-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401557A true NL8401557A (nl) 1985-12-02

Family

ID=19843953

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401557A NL8401557A (nl) 1984-05-15 1984-05-15 Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4841474A (nl)
EP (1) EP0164158B1 (nl)
JP (1) JPS60245011A (nl)
DE (1) DE3574512D1 (nl)
NL (1) NL8401557A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5151855A (en) * 1989-10-19 1992-09-29 Saturn Corporation Multiple microprocessor single power supply system shutdown
US5081586A (en) * 1990-02-20 1992-01-14 Eaton Corporation Multiplexing of accessories in a vehicle
US5151907A (en) * 1990-02-20 1992-09-29 Robbins Walter A Auxiliary power supply for continuation of computer system operation during commercial AC power failure
US5394552A (en) * 1990-11-19 1995-02-28 Seiko Epson Corp. Docking system for enhancing computer functionality
US5204963A (en) * 1990-12-07 1993-04-20 Digital Equipment Corporation Method and apparatus for a backup power controller for volatile random access memory
US5195025A (en) * 1991-02-21 1993-03-16 Texas Instruments Incorporated System and method for dynamic change of computer system and subsystem time-of-day clocks
EP0504007B1 (en) * 1991-03-08 1998-09-30 Fujitsu Limited Battery powered unit
TW199948B (nl) * 1991-12-19 1993-02-11 Dsc Comm Corp
US5319571A (en) * 1992-11-24 1994-06-07 Exide Electronics UPS system with improved network communications
US6888267B2 (en) * 2002-01-29 2005-05-03 Rockwell Automation Technologies, Inc. Battery backed memory with low battery voltage trip, disconnect and lockout

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1545169A (en) * 1977-09-22 1979-05-02 Burroughs Corp Data processor system including data-save controller for protection against loss of volatile memory information during power failure
US4165532A (en) * 1977-12-30 1979-08-21 The Toro Company Automatic irrigation sprinkler system controller
US4213182A (en) * 1978-12-06 1980-07-15 General Electric Company Programmable energy load controller system and methods
US4293915A (en) * 1979-04-16 1981-10-06 Pacific Technology, Inc. Programmable electronic real-time load controller
US4489385A (en) * 1979-10-30 1984-12-18 General Electric Company Method and apparatus for controlling distributed electrical loads
CH656237A5 (de) * 1980-03-21 1986-06-13 Philips Nv Verfahren und anordnung zur steuerung einer einen prozessor aufweisenden anlage bei einer speisestromunterbrechung.
US4471424A (en) * 1982-03-17 1984-09-11 Persson Gleelynn W Apparatus and method for conditioning grain
JPS58175198A (ja) * 1982-04-07 1983-10-14 Toshiba Corp デ−タ処理装置
US4525788A (en) * 1982-07-01 1985-06-25 Pitney Bowes Inc. Scanner interface circuit for universal multi-station document inserter
US4641269A (en) * 1983-01-26 1987-02-03 Emhart Industries, Inc. Programmable control system for glassware forming machines
US4584651A (en) * 1983-08-31 1986-04-22 Honeywell Inc. Process controller with power outage analysis capability
US4698748A (en) * 1983-10-07 1987-10-06 Essex Group, Inc. Power-conserving control system for turning-off the power and the clocking for data transactions upon certain system inactivity
JPS60172152U (ja) * 1984-04-23 1985-11-14 株式会社リコー 複写機の計時装置

Also Published As

Publication number Publication date
US4841474A (en) 1989-06-20
EP0164158A1 (en) 1985-12-11
EP0164158B1 (en) 1989-11-29
JPS60245011A (ja) 1985-12-04
DE3574512D1 (de) 1990-01-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8401557A (nl) Rekenmachinesysteem met verwijderd opgestelde werkstations en een reservebatterijvoeding.
JP2687927B2 (ja) 外部バスの障害検出方法
EP0173967B1 (en) Microprogram load unit
JPH0526214B2 (nl)
JPH07234808A (ja) システムダンプ採取方式
JPH0895614A (ja) 制御装置
JP3448197B2 (ja) 情報処理装置
JP3239935B2 (ja) 密結合マルチプロセッサシステムの制御方法、密結合マルチプロセッサシステム及びその記録媒体
JPH0660023A (ja) システム切替方法
JPS6095663A (ja) 2重化磁気デイスク装置の自動切換装置
JP3124201B2 (ja) 入出力制御装置
JPH1153213A (ja) Ras自動試験システムおよび記録媒体
JP3464768B2 (ja) ファイルロードを有するプロセッサ装置
JPH05265826A (ja) ファイルの二重化方法
JPH08202573A (ja) 二重化システムにおけるras情報の保存方法
JPH07261989A (ja) 制御プログラム復旧方式
JP2001256071A (ja) 冗長化システム
JPH0120775B2 (nl)
JPH0662114A (ja) プロセッサ間診断処理方式
JPH0277943A (ja) システムリカバリ方法
JPH08220198A (ja) 電池バックアップメモリユニットおよびバックアップ機能試験方法
JPH10269124A (ja) チェックポイント情報の管理方法およびチェックポイント情報管理システム
JPH07244613A (ja) 二重化メモリ制御方法
JPS63217594A (ja) 予備回路を具備するバブルメモリ装置
JPH11175363A (ja) 二重化制御装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed