NL8302989A - Opleggerkoppeling. - Google Patents

Description

I Jr**--*· » f VO 5065

Titel: opleggerkoppeling.

De uitvinding heeft betrekking op een opleggerkoppeling met een koppelplaat, -die:', is .-.voorzien^ van... een invoergeleidingssleuf waar een fcrek-kerkoppelpen volgens de lengteas van het voertuig doorheen geleid kan worden, met een koppelklauw en een ver gr endelhaak, welke mdienoveresikanstL-r 5 ge draaipunten verzwenkbaar zijn en met een ontgrendelstang, welke via een koppelscharaier met de vergrendelhaak samenwerkt.

Een dergelijke opleggerkoppeling is bekend uit het Zwitserse octrooischrift 595.236. Deze bekende opleggerkoppelingen, waarmede-,zeer vlot kan worden gewerkt, dienen op een geschikt gunt te worden vastgemaakt.

10 Daardoor ligt de plaats van de ontgrendelstang vast. Het kan evenwel voorkomen, dat deze plaats voor het bedienend personeel ongunstig is, zodat men de stang slechts met grote moeite kan hanteren. Van een dergelijke ongunstige plaats is in het bijzonder sprake als de handgreep van de ontgrendelstang recht boven een wiel zit..

15 Gezien het feit, dat het verkeer niet in alle landen rechts houdt kan het belangrijk zijn aan welke kant van de lengteas van het voertuig de ontgrendelstang uitsteekt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is hier een verbetering tot stand te brengen en, uitgaande van de stand van de techniek overeen-20 komstig genoemd Zwitsers octrooischrift, een opleggerkoppeling te verschaffen, waarbij in wezen zonder extra kosten andere posities van de ontgrendelstang mogelijk zijn.

Overeenkomstig de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat aan de vergrendelhaak 13 aan de andere kant van de lijn door de draaipunten 25 2 en 14 een tweede koppelscharnier 25 zit voor een ontgrendelstang 17a en dat één van de twee ontgrendelstangen 17, 17a óf via het eerste óf via het tweede koppelscharnier met de vergrendelhaak is verbonden.

Het is nu magelijk uitsluitend door een andere plaatsing van bestaande onderdelen te kiezen vier verschillende mogelijke posities voor 30 de ontgrendelstang te verkrijgen en wel aan elke ..kant van de lengteas van het voertuig twee posities. Het is bijgevolg overbodig voor landen met linkshoudend verkeer andere onderdelen te vervaardigen. De ontgrendelstang kan in de fabriek op bestelling direkt op de juiste plaats S3 e 2050 -V 4 r tr - 2 - worden gemonteerd. Dit leidt tot minder onderdelen en bijgevolg tot geringere voorraden. Ook kunnen de fabricagekosten worden verlaagd.

De uitvinding wordt thans nader toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Hierin is: 5 fig. 1 een bovenaanzicht van de onderkant van een opleggerkoppe- ling volgens de uitvinding, waarbij de met onderbroken lijnen weergegeven ontgrendelstang een alternatieve opstelling weergeeft, en fig. 2 een bovenaanzicht van de opleggerkoppeling volgens fig. 1, waarbij dezelfde onderdelen gespiegeld zijn aangebracht.

10 Fig. 1 toont een koppelplaat 1, waarpp een om een draaipunt 2 verzwenkbare koppelklauw 3 is bevestigd. De koppelklauw 3 dient voor het vasthouden van een via een invoergeleidingssleuf 7 langs de lengteas van het voertuig in de koppeling te leiden trekkerkoppelpen 9. Ter vergrendeling van de koppelklauw 3 dient een vergrendelhaak 13, die 15 verzwenkbaar is om een punt 14. De draaipunten 2 en 14 bestaan bij voorkeur uit pennen die ingeschróefd of ingeschoven worden, üit de tekening is duidelijk hoe de koppelklauw 3 en de vergrendelhaak in elkaar grijpen. Het gaat hierbij om een bekende constructiewijze, die bijvoorbeeld in bovengenoemd Zwitsers octrooischrift 595 236 is beschreven.

20 Een ontgrendelstang 17 met handgreep 18 is via een koppelscharnier 21 met een uitsteeksel 22 van de vergrendelhaak 13 verbonden.

Aan de vergrendelhaak 13 zit een tweede koppelscharnieroog 25, en wel aan de andere kant van de lijn door -de draaipunten 2 en 14. Er kan nu een met onderbroken lijnen weergegeven ontgrendelstang 17a via 25 het koppelscharnier 25 met de vergrendelhaak 13 zijn verbonden. Daarbij steekt de ontgrendelstang 17a in fig. 1 naar rechts uit, terwijl de ontgrendelstang 17 naar links uitsteekt. Het is doelmatig de koppelschar1» nierogen 21, 25 zo te plaatsen dat eenzelfde ontgrendelstang voor deze twee beschreven uitvoeringen kan worden toegepast.

30 Het is mogelijk de ontgrendelstangen 17 en 17a ook gespiegeld te monteren, zoals fig. 2 laat zien. Daartoe wordt de vergrendelhaak 13 om het draaipunt of de pen 2 en de koppelklauw 3 om het draaipunt of de pen 14 gemonteerd. Om dit te realiseren dient de denkbeeldige lijn door de draaipunten 2, 14 loodrecht op de lengteas 8 van het voertuig te staan 35 en dienen de draaipunten 2, 14 even ver van de lengteas 8 af te liggen.

n 7; 7 ^ Λ ·*} g * - 3 -

Het is van voordeel de koppelklauw 3 en de vergrendelhaak 13 zonder uitsteeksels uit te voeren, zodat de loodrecht op hun zwenkassen 2, 14 staande middenvlakken en bijgevolg -hun gemeenschappenj k samenwerkingsgebied in één vlak liggen.

5 Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt zijn er vier posities mogelijk voor dezelfde ontgrendelstang. Overal- waar de ontgrendelstang plaatsbaar is, is een lasplaat 28, respectievelijk 28a, 28b, 28c aanwezig.

Het aanbrengen van dergelijke lasplaten leidt niet tot extra kosten van betekenis.

10 Er zijn vier aanslagnokken, 29, 29a, 29b, 29c aanwezig, en wel overal waar de ontgrendelstang plaatsbaar is. De aanslagnokken 29, 29a, 29b, 29c kunnen met voordeel door aangieten zijn verkregen. Het is evenwel mogelijk deze nokken met schroeven te bevestigen.

Het spreekt vanzelf dat ook de veren 32, 33, welke een verbinding 15 vormen tussen de vergrendelhaak 13, respectievelijk de koppelklauw 3 en de koppelplaat 1, via dienovereenkomstige haken 34, 35, op overeenkomstige wijze verschillend kunnen worden gemonteerd.

-T

*- ^ V

Claims (7)

1. Qpleggerkoppeling met een koppelplaat ( £), die is voorzien van een invoergeleidingssleuf (7), waar een trekkerkoppelpeni 9) volgens de lengteas van het voertuig doorheengeleid kan worden, met een koppelklauw (3) en een vergrendelhaak(13), welke respectievelijk om draaipunten(2, 14)verzwenk- 5 baar zijn, en met een ontgrendelstang(11\ welke via een koppelscharnier (21) met de vergrendelhaak samenwerkt, met het kenmerk, dat asm de ver-grendelhaak(13)aan de andere kant van de lijn door de draaipunten(2 en 14)een tweede koppelscharnier(25) zit voor een ontgrendelstang(17a)en dat één van de twee ontgrendelstangen(17, 17a) óf via het eerste óf via 1Ό het tweede koppelscharnier met de vergrendelhaak is verbonden.

2. Qpleggerkoppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat één enkele ontgrendelstang(17, 17a)voor de twee bevestigingsmogelijkheden bestemd is.

3. Opleggerkoppeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 15 de denkbeeldige lijn door de draaipunten(2, 4)van de koppelklauw(3) en de vergrendelhaak(13) loodrecht op de langsas(8) van het voertuig staat en dat de genoemde draaipunten evenver van de lengteas verwijderd zijn.

4. Qpleggerkoppeling volgens een van de conclusies 1-3, waarbij zich aan de rand van de koppelplaat een lasplaat( 28) bevindt voor het 20 vastzetten van de ontgrendelstang, met het kenmerk, dat er vier las- platen(28, 28a, 28b, 28c) aanwezig zijn, en wel daar waar de ontgrendelstang plaatsbaar is.

5. Qpleggerkoppeling volgens een van de conclusies 1-4, waarbij een aanslagnok(29)voor de ontgrendelstang aanwezig is, met het kenmerk, dat 25 er vier aanslagnokken(29, 29a, 29b, 29c) aanwezig zijn, en wel daar waar de ontgrendelstang plaatsbaar is.

6. Qpleggerkoppeling volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de nokken (29, 29a, 29b, 29c) door aangieten verkregen zijn-i-

7. Qpleggerkoppeling volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 30 nokken(29, 29a, 29b, 29c)door schroeven zijn bevestigd. •f* ~~ -\ ^ i. * ! ; ^ ________________ ___j