NL8302959A

NL8302959A - Drijfband.

Info

Publication number: NL8302959A
Application number: NL8302959A
Authority: NL
Original assignee: Gayliene Investments Ltd
Priority date: 1983-08-24
Filing date: 1983-08-24
Publication date: 1985-03-18
Also published as: JPH0586505B2; DE3477830D1; CA1214052A; JPS6069346A; EP0135237A2; EP0135237B1; ATE42382T1; EP0135237A3; US4645478A

Description

* 835053/Timmers

Korte aanduiding: Drijfband.

De uitvinding heeft betrekking op een drijfband omvattende een in zich gesloten draagband met daarop aangebrachte plaatvormige dwarselementen elk met een centrale ligplaats voor de band die wordt begrensd door een onder-5 rand, twee opstaande zijranden en althans een bovenrand-deel, en voorzien van middelen voor het handhaven van de stand der elementen ten opzichte van elkaar.

Het op zich bekende uitvoeren van de dwarselementen met een centrale bandligplaats in plaats van met twee in 10 de opstaande zijranden uitmondende ligplaatsen heeft verschillende voordelen: minder neiging tot kantelen der dwarselementen tijdens bedrijf, geen snelle vernieling van de gehele drijfband wanneer een der wanden van het draagbandenpakket breekt, bij gelijke hoogte een groter dragend 15 zijrandoppervlak en een gunstige belasting van het dwars-element.

Bij een dergelijke configuratie kan echter de bovenzijde van de bandligplaats niet worden afgesloten door een apart op het dwarselement aan te brengen borgorgaan daar 20 de geringe dikte van het dwarselement hiertoe geen mogelijkheden biedt. De borging moet dus geschieden door de boven de ligplaats gelegen delen van het dwarselement zelf waardoor de toegang daartoe wordt verkleind. Het is dan noodzakelijk om of wel de banden bij het inbrengen 25 sterk elastisch te deformeren waardoor geen banden van hoogwaardige kwaliteit kunnen worden toegepast - of, zoals voorgesteld in NL OA 79 00923, de dwarselementen voor het inbrengen van de banden uit te buigen en naderhand weer terug te buigen. Dit is echter alleen mogelijk wanneer 30 ten opzichte van de hardheid der dwarselementen concessies worden gedaan.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen. Volgens de uitvinding is hiertoe het dwarselement zodanig gevormd dat de bovenrand van de ligplaats, uitgaande van 35 een der opstaande zijranden, zich over ten minste de helft van de breedte der draagband uitstrekt en in verbinding o r -^ -v -r λ 'J ij ij # * 2 staat met een in de bovenrand van het element uitmondende, smalle, gleuf, via welke de dwarselementen om de band kunnen worden aangebracht met de gleuf beurtelings naar de ene respectievelijk andere bandrand gericht.

5 Het aanbrengen van de dwarselementen om de band ge schiedt door het dwarselement via de invoergleuf om de band te brengen en met een kantelbeweging band en dwarselement zodanig ten opzichte van elkaar te verplaatsen dat de band uiteindelijk in de ligplaats terecht komt.

10 Bij het inbrengen behoeft de band niet gedeformeerd te worden zodat het bandmateriaal optimaal gekozen kan worden.

Een uitvoeringsvorm waarbij voor het borgen van de stand der dwarselementen ten opzichte van elkaar aan de dwarselementen zelf geen uitsteeksels en uitsparingen be-15 hoeven te worden aangebracht wordt volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de nabij de invoergleuf gelegen opstaande rand uitgaande van de onderkanten daarvan over een gedeelte der hoogte met de daartegenover gelegen opstaande rand de bandligplaats bepaalt en vervolgens over een be-20 paalde afstand versprongen overgaat in een meer naar buiten gelegen gedeelte dat met de tegenover gelegen rand en de bovenzijde van de band een ligplaats bepaalt voor een deel van een borgelement dat bestaat uit: a. een centraal rechthoekig lijf deel met een lengte gelijk 25 aan de ligplaatsbreedte en een breedte gelijk aan de dikte van een dwarselement; b. aan een zijde daarvan een aantal door uitsparingen gescheiden uitsteeksels waarvan de breedte gelijk is aan de dikte van een dwarselement en waarvan de beide bui- 30 tensten een randbegrenzing hebben die dwars staat op de langsrichting van het borgelement en waarvan de eerste ligt binnen de eindrand van het lijfdeel over een afstand gelijk aan de breedte van de versprongen afstand en de tweede eindrand over een gelijke afstand 35 buiten deze eindrand ligt; c. aan de andere zijde een serie uitsteeksels gelegen tegenover en nauw passend in bovengenoemde uitsparingen.

p η n r\ r- λ ^ u - - <j o 9 i « m 3

Andere gunstige uitvoeringsvormen volgens de uitvinding zijn beschreven in de hierbij gaande conclusies 3 t/m 7.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de 5 tekening.

Pig. 1 toont een vooraanzicht van een dwarselement van een drijfriem volgens de uitvinding, aangebracht op de draagband van de drijfriem? fig. 2 verduidelijkt het om de draagband aanbrengen 10 van een dwarselement; fig. 3 is een doorsnede over de lijn III-III in fig.1; fig. 4 is een perspektivische afbeelding van een tweede uitvoeringsvorm van een dwarselement voor een drijfriem volgens de uitvinding met het daarbij toegepaste borg-15 element; fig. 5 is een aanzicht van dwarselement en borgelement; fig. 6 is een zijaanzicht van een gedeelte van een drijfriem voorzien van dergelijke dwarselementen en borg-elementen; 20 fig. 7 is een perspektivische afbeelding van het toe gepaste borgelement; fig. 8 verduidelijkt de combinatie van borgelementen en dwarselementen; fig. 9 toont een combinatie van dwarselement en borg-25 element in perspektief, gedeeltelijk weggesneden getekend? de figuren 10-12 tonen verschillende uitvoeringsvormen van borgelementen; fig. 13 is een aanzicht over een andere uitvoeringsvorm van een dwarselement voor een drijfriem volgens de 3 0 uitvinding; fig. 14 is een doorsnede over de lijn XIV-XIV in fig. 13? fig. 15 is een vooraanzicht van het opvulelement toegepast volgens de figuren 13 en 14; 35 fig. 16a-16c tonen een verdere uitvoeringsvorm van een dwarselement voor een drijfband volgens de uitvinding? fig. 17a-17c tonen een nog andere uitvoeringsvorm; fig. 18a-18b tonen een nog andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

O Ύ r -7 λ ^ - — j Zj

♦ V

4

Fig. 1 toont een vooraanzicht van een dwarselement volgens de uitvinding, in het geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 1. Het heeft de op zich bekende trapeziumvorm. De schuine zijden 2, 3 werken samen met de naar elkaar 5 toe gerichte kegelvormige binnenoppervlakken van de trans-missieschijven en de elementen 1 zijn aangebracht op de draagband 4 die op de gebruikelijke wijze bestaat uit een pakket van dunne, om elkaar passende metaalbanden.

De band 4 bevindt zich in de centrale ligplaats 5 met 10 de bodemrand 6 en de opstaande zijranden 7, 8. Volgens de uitvinding is deze ligplaats 5 aan de bovenzijde afgesloten door de bovenrand 9 die, uitgaande van de opstaande zijwand 8, verloopt naar de bovenrand 10 van het dwarselement 1. De opstaande zijwand 7 zet zich via een vrijwel dwars 15 verlopend gedeelte 11 voort in een schuin naar boven verlopend gedeelte 12; de rand 9 enerzijds en de randen 11, 12 anderzijds bepalen op deze wijze een smalle gleuf 13 die uitmondt in de bovenrand 10. Via deze gleuf kunnen de respectievelijke dwarselementen om de draagband 4 worden gebracht 20 op de in fig. 2 afgebeelde wijze. In fig. 2 is met de streeplijn 1' aangegeven de eerste fase van het brengen van het dwarselement om het bandenpakket 4; met de lijnen l'-l"' zijn de tussenfasen aangegeven. Uiteraard wordt de gehele beweging als een vloeiende beweging uitgevoerd.

25 De dwarselementen worden om en om op de band 4 aange bracht, dus met de opening 14 van de invoergleuf 13 beurtelings naar links en rechts gericht, een en ander zoals in fig. 1 aangegeven.

Uiteraard moeten de dwarselementen na het aanbrengen 30 tegen afvallen van de band en onderlinge verplaatsing in dwarsrichting zijn geborgd. Fig. 1 toont hoe dit kan geschieden door middel van de op zich bekende combinatie van uitsteeksel 15 en uitsparing 16 die door de maatregel volgens de uitvinding op gunstige wijze in het midden en boven 35 het bandenpakket 4 kunnen worden aangebracht.

Fig. 3, die een dwarsdoorsnede is over de lijn III-III in fig. 1 toont een gedeelte van de complete drijfband met de daarop aangebrachte dwarselementen.

83 0 2 8 5 8 5 4 fc

Fig. 4 toont een dwarselement volgens een gewijzigde uitvoeringsvorm. Het dwarselement is in zijn geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 20, heeft de gebruikelijke zijkanten 21 en 22 en een centrale ligplaats 23 voor de 5 drijfband. Deze ligplaats 23 heeft de onderrand 24 en een rechte opstaande zijrand 25; de tegenovergelegen opstaande wand bestaat uit het gedeelte 26, waarvan de hoogte gelijk is aan de dikte van de band 30, dat zich via een evenwijdig met de onderrand 24 verlopend deel 27 voortzet in het 10 tweede opstaande gedeelte 28. Via de gleuf 29 is de ligplaats toegankelijk.

Zoals uit fig. 5 blijkt is de ligplaats begrensd door de onderrand 24 en de opstaande wanden 25 en 26 gevuld met de drijfband 30 en de ruimte daarboven wordt ingenomen door 15 een deel van een borgelement 31 dat in perspektief is getekend in fig. 7; fig. 8 toont de plaatsing van de borg-elementen ten opzichte van de dwarselementen 20. Elk borgelement bestaat uit een centraal lijfdeel 33 waarvan de lengte a gelijk is aan de afstand tussen de opstaande wan-20 den 25 en 28; het draagt aan een zijde een aantal uitsteeksels 34, 35, 36 gescheiden door tussenruimten 37, 38.

Het uitsteeksel 36 steekt over een afstand b, gelijk aan de lengte van het randdeel 27 buiten de eindrand van het lijfdeel 33 uit en het uitsteeksel 34 ligt over een gelijke 25 afstand b voor het andere einde van het lijfdeel 33. Aan de andere 2ijde van het lijfdeel zijn de uitsteeksels 39 en 40 aangebracht die liggen tegenover, en passen binnen, de uitsparingen 37 resp. 38.

De breedte van het lijfdeel, c, is gelijk aan de 30 dikte van een dwarselement en deze afmeting komt overeen met de afstand waarover de uitsteeksels 34, 35, 36 uit het lijfdeel 33 uitsteken en ook met de afstand waarover de uitsteeksels 39, 40 daaruit uitsteken.

Fig. 8 toont in bovenaanzicht de combinatie van dwars-35 elementen 20, borgelementen 31 en draagband 30; het is duidelijk dat op deze wijze de dwarselementen weliswaar in langsrichting van de band verschuifbaar doch in dwarsrich-: ting ten opzichte van elkaar gefixeerd op de band worden n3 n * ? ς q

V - -w· V V* V

4 ► 6 vastgehouden.

Fig. 9 toont een en ander nogmaals in perspektief.

De in het voorgaande beschreven borgelementen hebben kanteelvormige uitsteeksels doch uiteraard is ook een andere 5 configuratie mogelijk: fig. 10 toont een uitvoeringsvorm met golfvormige uitsteeksels en fig. 11 met driehoekige uitsteeksels. Hierbij zijn de. maten a, b en c zoals in het voorgaande besproken.

Een andere mogelijkheid van het vergrendelen der "—---------IQ-—dwarra-elemehten^'cén" opz ichtervan'elkaar is het opvullen van de vrije ruimte in de drijfbandligplaats door elementen die samenwerken met of deel uitmaken van een aangrenzend dwars-element. Deze uitvoeringsvorm wordt toegelicht aan de hand van de figuren 13 t/m 17.

15 Fig. 13 toont een uitvoeringsvorm van het dwarselement 45 waarbij de bandligplaats een rechte opstaande zijde 46 heeft terwijl de andere opstaande zijde wordt begrensd door een recht gedeelte 47 dat zich voortzet in een gebogen gedeelte 48; via de gleuf 49 is de ligplaats toegankelijk voor 20 het draagbandpakket 50 waarvan de individuele banden kunnen worden ingebracht door de opstaande zijde 46 tegen de ene bandrand te brengen en het dwarselement vervolgens te kantelen waarbij de gebogen rand 48 en het rechte bandgedeelte 47 langs de andere bandrand bewegen. De helft van de boven 25 de band overgebleven vrije ruimte wordt daarna opgevuld door de helft 51a van een in zijn geheel met het verwijzings-cijfer 52 aangegeven opvulplaat (zie ook fig. 15) waarvan de andere helft 51b valt binnen de ligplaats van een aangrenzend dwarselement 45a, beide helften zijn verbonden door 30 het schuin verlopend deel 51c en hebben een dikte gelijk aan de helft van de dikte van een dwarselement. Fig. 14 toont hoe de opvulelementen worden aangebracht.

Fig. 16a, b en c hebben betrekking op een uitvoeringsvorm waarbij de ruimte boven de ligplaats van een dwars-35 element wordt opgevuld door een daarin passend doorgedrukt deel van een aanliggend dwarselement. Fig. 16a toont het dwarselement 60 aangebracht op de band 61 die zich bevindt in de ligplaats welke toegankelijk is via de gleuf 62 terwijl g v-n o λ s n 4 » 7 fig. 16b een aangrenzend element 60a toont aangebracht op de band 61 die is ingevoerd via de gleuf 62a. Elk dwars-element 60, 60a heeft een doorgedrukt gedeelte 63 resp. 63a, uitgaande van de bovenrandbegrenzing 64, 64a van de invoer- 5 sleuf 62 resp. 62a. Bij het tegen elkaar aanliggen van de dwarselementen past van elk dwarselement (60) het doorgedrukt gedeelte (63) in de ruimte boven de rand (61) van het aangrenzend element (60a). Een en ander is aangegeven in fig. 16c waarin de dwarselementen duidelijkheidshalve op 10 enigee afstand van elkaar zijn getekend.

Fig. 17a, b en c tonen een configuratie waarbij de ruimte boven het bandenpakket wordt gevuld door een uitgebogen deel van een aangrenzend dwarselement. Ook in deze uitvoeringsvorm heeft het dwarselement 70 een ligplaats 15 voor de band 71 die bereikbaar is via de invoergleuf 72. Uitgaande van de bovenrand 73 van deze gleuf is in het materiaal van het dwarselement een insnijding 74 gevormd en het materiaal begrensd door deze insnijding en een in het verlengde van de opstaande ligplaatszijde 75 gelegen 20 buiglijn 76, aangegeven met het verwijzingscijfer 77, is uitgebogen over een afstand corresponderend met de dikte van het dwarselement - zie fig. 17c. Het uitgebogen materiaal past in de ruimte van het aangrenzend dwarselement 70a dat op soortgelijke wijze doch spiegelbeeldvormig is uitgevoerd; 25 overeenkomstige delen zijn aangegeven met dezelfde verwij-zingscijfers als in fig. 17a met de toevoeging "a".

Ook bij deze uitvoeringsvorm wordt bij het tegen elkaar liggen van de band niet alleen een afgesloten bandligplaats doch ook een onderlinge vergrendeling van de elementen tegen 30 verschuiving in dwarsrichting verkregen. Beweging in de langsrichting van de band is ongehinderd mogelijk.

Het is mogelijk de funktie van de doorgedrukte of uitgebogen delen 63 resp. 77 te doen vervullen door een extra, op het element vastgezet deel met een dikte gelijk aan die 35 van een dwarselement, een en ander zoals aangegeven in fig. 18a-18b. Met 80 is daarin aangegeven het dwarselement, met 81 de bovergleuf voor de band 82 en met 83 het, b.v. door puntlassen vastgezette opvuldeel. - Conclusies - T* -Λ ^ ·*

Ui, Λ , * _ . : .

V ,.r

Claims

1. Drijfband omvattende een in zich gesloten draagband met daarop aangebrachte plaatvormige dwarselementen elk met een centrale ligplaats voor de band die wordt begrensd door een onderrand, twee opstaande zijranden en 5 althans een bovenranddeel, en voorzien van middelen voor het handhaven van de stand der elementen ten opzichte van elkaar, met het kenmerk, dat de bovenrand van de ligplaats, uitgaande van een der opstaande zijranden, zich over ten minste de helft van de breedte der draag-10 band uitstrekt en in verbinding staat met een in de bovenrand van het element uitmondende, smalle, gleuf, via welke de dwarselementen om de band kunnen worden aangebracht met de gleuf beurtelings naar de ene respectievelijk andere bandrand gericht.

2. Drijfband volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de nabij de invoergleuf gelegen opstaande rand uitgaande van de onderkanten daarvan over een gedeelte der hoogte met de daartegenover gelegen opstaande rand de bandligplaats bepaalt en vervolgens over 20 een bepaalde afstand versprongen overgaat in een meer naar buiten gelegen gedeelte dat met de tegenover gelegen rand en de bovenzijde van de band een ligplaats bepaalt voor een deel van een borgelement dat bestaat uit: a. een centraal rechthoekig lijfdeel met een lengte gelijk 25 aan de ligplaatsbreedte en een breedte gelijk aan de dikte van een dwarselement; b. aan een zijde daarvan een aantal door uitsparingen gescheiden uitsteeksels waarvan de breedte gelijk is aan de dikte van een dwarselement en waarvan de beide bui- 30 tensten een randbegrenzing hebben die dwars staat op de langsrichting van het borgelement en waarvan de eerste ligt binnen de eindrand van het lijfdeel over een afstand gelijk aan de breedte van de versprongen afstand en de tweede eindrand over een gelijke afstand 35 buiten deze eindrand ligt; c. aan de andere zijde een serie uitsteeksels gelegen tegenover en nauw passend in bovengenoemde uitsparingen. a η n ? 330 . __________ * V

3. Drijfband volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat uitsteeksels en uitsparingen kanteelvormig zijn.

4. Drijfband volgens conclusie 1, m e t het 5 kenmerk, dat in elk dwarselement de naar de invoer-opening gerichte helft van de boven de draagband aanwezige ruimte althans gedeeltelijk is opgevuld door een corresponderende, aan de tegenovergestelde zijde aangebrachte, doordrukking van het aangrenzend dwarselement.

5. Dwarselement volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat van elk dwarselement de naar de invoer-opening gerichte helft van de boven de draagband aanwezige * ruimte althans gedeeltelijk is opgevuld door een corres ponderende, op het aangrenzend dwarselement aangebrachte, 15 verdikking.

6. Drijfband volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat in elk dwarselement de naar de invoer-opening gerichte helft van de boven de draagband gelegen ruimte althans gedeeltelijk is opgevuld door een door een 20 insnijding en de ligplaatsbovenrand begrensd doorgedrukt gedeelte van een aangrenzend element.

7. Drijfband volgens conclusie l,met het kenmerk, dat van elk dwarselement de naar de invoer-opening gerichte helft van de boven de draagband aanwezige 25 ruimte althans gedeeltelijk is opgevuld door een deel van een voor twee aangrenzende dwarselementen gemeenschappelijk opvulelement met een dikte gelijk aan de helft van die der dwarselementen. ö ~ o ·λ ~ O W : Ί # λ