NL8300668A - Inrichting voor bewerking van geploegde of losgemaakte grond. - Google Patents

Description

V.-w--4 N/31.327-St/V/id

Inrichting voor bewerking van geploegde of losgemaakte grond.

De uitvinding betreft een inrichting voor de bewerking van geploegde of losgemaakte grond, bestaande uit een direkt of indirekt aan het trekvoertuig te koppelen gestel en een aantal hieraan draaibaar verbonden ringvormige 5 elementen.

Inrichtingen van deze soort worden in de landbouw afzonderlijk of samen met ploegen ingezet, om de bij het ploegen op het aardoppervlak achtergebleven grote stukken sterk te verkleinen en/of om de losgemaakte grond enigs-10 zins te verdichten. Tegelijkertijd moet het oppervlak zo vlak mogelijk worden gemaakt. Voor dit doel hebben de bekende inrichtingen een raamwerk, met in het midden een as, waarop een aantal ringvormige elementen draaibaar gelegerd is. De ringen hebben aan hun buitenrand scherpe snijranden 15 die bij het rollen dikke stukken versnijden en kleiner maken. Deze inrichtingen worden hetzij rechtstreeks aan het trekvoertuig hetzij indirekt aan de ploeg of aan andere werktuigen gekoppeld. Verschillende uitvoeringsvormen van deze inrichtingen zijn bekend (Duitse Offenlegungsschrift 20 2.558.594) en worden apart of samen met ploegen of andere werktuigen gebruikt.

Een nadeel van de bekende inrichting is, dat hun werkbreedte vastligt, zodat bij veranderde omstandigheden een nieuwe of met veel moeite veranderde inrichting 25 nodig is. Bovendien is zowel de montage als ook de reparatie van de inrichting moeilijk, omdat bij een beschadiging van één van de ringen het hele gestel met de as en de ringen uit elkaar moet worden gehaald. Hierbij moet een groot aantal verbindingsbouten worden losgemaakt voordat de be-30 schadigde ring wordt bereikt. Een ander nadeel is de tamelijk gecompliceerde constructie om de ringen goed samen te voegen, zodat ze achter een ploeg of trekvoertuig kunnen worden voortgetrokken. Omdat de ringen of andere ringvormige elementen hetzij op hetzij met de centrale as draaibaar zijn 35 valt niet te vermijden, dat er aarde tussen de afzonderlijke ringen gaat zitten, die vastkoekt en zo de effectiviteit van het hele toestel beïnvloedt, zodat bijvoorbeeld deze inrichting niet meer diep genoeg in de grond kan doordringen 8300668 * - 2 - o'f snijden.

De uitvinding voorziet in een inrichting die als een bouwdoos uit te breiden, goed te monteren en bedrijf szeker is.

5 De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt door ringvormige elementen, die afzonderlijk of in groepen losneembaar met flenzen aan elkaar zijn bevestigd en in hun geheel draaibaar in het gestel zijn gelegerd.

Een dergelijk toestel, zoals een inrichting 10 voor bodemegalisering, kan door het toevoegen of verwijderen van afzonderlijke ringen praktisch naar believen vergroot of verkleind worden. Hierbij is de montage en ook de reparatie van dit soort toestellen aanzienlijk vergemakkelijkt, omdat alleen de verbindingsbouten in de buurt van de bescha-15 digde ring losgemaakt moeten worden. Met voordeel is geheel afgezien van een centrale as, zodat ook de uitvoering van het gehele toestel aanzienlijk vereenvoudigd en goedkoper gemaakt kan worden. Tegelijkertijd kan door af te zien van een centrale as het gevaar op verstoppingen in het toestel 20 aanzienlijk verkleind worden, omdat het binnenste deel van de rol vrijblijft en alle ringen als een geheel draaien. Weliswaar is in principe bekend om ringen bij voorkeur aan de buitenkant van een gestel te plaatsen (Engels octrooi-schrift 868.394), maar deze bekende inrichting maakt deel 25 uit van een trekvoertuig en daarbij is het draaggestel overeenkomstig als bij de eerder genoemde inrichtingen gevormd, met dat verschil, dat het direct met het trekvoertuig verbonden is. Verder heeft de bekende inrichting afzonderlijk draaibare op de centrale as geplaatste ringen. In principe 30 heeft ze dus dezelfde nadelen als de overige bekende inrichtingen.

Een doelmatige verbinding tussen de met flenzen aan elkaar bevestigde ringvormige elementen en het gestel wordt volgens de uitvinding verkregen, wanneer de ring-35 vormige elementen op een centraal gestel zijn gelegerd via een as, die aan een of aan twee kanten flenzen heeft, die overeenkomen met de ringvormige elementen. Via deze de uiteinden van de as vormende flenzen wordt het monteren van de ringvormige elementen vergemakkelijkt en gelijkertijd ge-40 garandeert, dat de via flenzen aan elkaar verbonden ring- 8300668 - 3 - * " * vormige elementen eenparig en gelijkmatig over het aardoppervlak rollen.

Een uiterst doelmatige verbinding tussen de ringvormige elementen onderling en met de flenzen van de 5 as wordt volgens de uitvinding verkregen, wanneer de bij voorkeur als ringen uitgevoerde ringvormige elementen in drie verbindingspunten met flenzen aan elkaar of met de as verbonden zijn. Hierdoor krijgt bijvoorbeeld deze inrichting een gunstige en stabiele uitvoering en weerstaat de verbin-10 ding tussen de onderlinge ringen ook grote belastingen.

Voor het gemak wordt de uitvinding verder aan de hand van een egaliseerinrichting verklaart, waarbij de kenmerken van de uitvinding op principieel gelijke manier in andere uitvoeringsvormen verwezenlijkt worden.

15 Om de noodzakelijke en gewenste grote vrije ruimte in het binnenste van de inrichting te waarborgen, zijn de verbindingspunten volgens de uitvinding ongeveer midden tussen het ringmiddelpunt en de buitenrand van de ring geplaatst. Deze plaatsing waarborgt, dat de inrichting 20 diep genoeg in de grond kan doordringen en stukken kan verkleinen, omdat de verbindingen tussen de ringen onderling ver genoeg naar het middelpunt geplaatst zijn. Tegelijkertijd werken de verbindingen tussen de ringen gunstig als een soort spaken, die bijdragen tot een verdeling en ver-25 kleining van zeer grove stukken.

Ter vergemakkelijking van de montage van de ringen is het gunstig als de ringen bij de verbindingspunten en ertussen boringen hebben. Daardoor kan zondermeer en zonder de reeds bestaande verbinding tussen gemonteerde rin-30 gen te beïnvloeden een nieuwe ring gemonteerd of een ring weggehaald worden. De ringen worden dus in steeds ten opzichte van elkaar verspringende verbindingspunten met flenzen aan elkaar vastgemaakt. De plaatsing van de boringen verbetert het bouwdoosprincipe, dat door de uitvinding ver-35 kregen is, nog extra.

Het is doelmatig om tussen de afzonderlijke ringen ter plaatse van de verbindingspunten afstandsstukken aan te brengen. Hierdoor wordt een steeds gelijkmatige afstand tussen de ringen gewaarborgd en wordt tegelijkertijd 40 de mogelijkheid geboden, de voor de verbinding benodigde 8300668 * - 4 - moeren en schroeven beschermd onder te brengen c.q. te plaatsen. Dit wordt bijvoorbeeld bereikt door de afstandsstukken aan hun uiteinde te verbreden zodat ze de moeren of bouten afdekken.

5 In een andere gunstige uitvoeringsvorm maken de afstandsstukken deel uit van de ringen en zitten ze aan een kant. Het is mogelijk dat de aan een kant uitstekende afstandsstukken aan hun vrije uiteinde een schroefdraad hebben, zodat alleen nog maar drie verbindingsbouten door de te 10 verbinden of toe te voegen ring geschroefd moeten worden, om zulk een nieuwe ring aan te brengen of eventueel te demonteren. Het is ook mogelijk aan beide kanten dienovereenkomstig kortere afstandsstukken te vormen en de afzonderlijke ringen vervolgens met overeenkomstig langere bouten aan el-15 kaar te verbinden.

Het centrale gestel wordt bij voorkeur in het midden van een dergelijke inrichting geplaatst. Hierbij is het handig, dit centrale gestel als een draagbalk uit te voeren, waarvan de breedte ongeveer gelijk is aan de af-20 stand tussen de afzonderlijke ringen. Hierdoor blijft in het midden geen niet door de ringen bestreken of onbewerkte ruimte, wat voordelig is voor de gelijkmatigheid van het bewerkte grondoppervlak. Ter volledigheid wordt erop gewezen, dat het met zulk een in het midden van de inrichting gelegen 25 centrale gestel mogelijk is, om de inrichting naar believen praktisch onbeperkt te verbreden.

Ter vergroting van de effectiviteit van de inrichting kan het noodzakelijk of doelmatig zijn, een aantal inrichtingen van deze soort achter elkaar te koppelen, 30 om bijvoorbeeld een dubbele inrichting te maken. Hiervoor worden volgens de uitvinding twee centrale gesteldelen via ten opzichte van elkaar verspringende door een dwarsbalk gekoppelde, schuin over de buitenrand van de ringen omhoog lopende draagbalken achter elkaar verbonden. Hierdoor lopen 35 de beide walsen ten opzichte van elkaar versprongen en gedeeltelijk in elkaar geschoven, zodat de tweede wals precies in het gebied werkzaam is, dat in ligt tussen de ringen van de ervoor lopende wals. Op deze wijze vormen de twee walsen een werkeenheid, de genoemde dubbele inrichting, die ook in 40 de rijrichting zonder extra constructieve voorzieningen ver- 8300668

> jL

- 5 - der uitgebreid of verlengd kan worden. Een voordeel is de relatief korte totale lengte van een dergelijke uit twee walsen bestaande dubbele inrichting.

Om de afstanden tussen de ringen onderling zo 5 klein mogelijk te houden en tegelijkertijd de montage van een ring afzonderlijk niet onnodig te bemoeilijken, zijn volgens de uitvinding de flenzen, die driehoekig zijn met in de hoekpunten boringen, op de uiteinden van de as en op een afstand van het centrale gestel aangebracht. De afzon-10 derlijke ring kan wegens de bijzondere vormgeving van de flens'zonder meer hierover geschoven en van de andere kant vastgemaakt worden, zodat hij dan tussen het centrale gestel en de flens inzit.

Bij inrichtingen die bestaan uit vele met 15 flenzen aan elkaar bevestigde ringen wordt de hantering en de bestuurbaarheid van de eenheid volgens de uitvinding vergemakkelijkt, doordat de aan weerskanten van het centrale gestel gelegerde eenheden onafhankelijk van elkaar draaibaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden, doordat een een-20 heid aan een kant direkt met een flens op de as bevestigd is terwijl de andere eenheid met een flens verbonden is, die via een huls ten opzichte van de as draaibaar is. Dit verhoogd de manoeuvreerbaarheid van deze inrichtingen aanzienlijk.

25 Al naar gelang de grootte van het te bewerken stuk land kan het voordeel bieden om met zeer ver uitstekende inrichtingen te werken. Om dit mogelijk te maken en om voor genoeg stabiliteit van het totale systeem te zorgen, kan het noodzakelijk zijn om bij grote eenheden extra, er-30 buiten of ertussen gelegen, centrale gestellen aan te brengen. Deze centrale gestellen kunnen onderling en met het aan het trekvoertuig gekoppelde centrale gestel worden verbonden.

De uitvinding onderscheidt zich vooral hier-35 in, dat een bouwdoossysteem wordt verkregen, waarmee de inrichtingen over een groot bereik al naar gelang het ge-bruiksdoel verbreed, smaller gemaakt of verlengd kunnen worden, zonder dat hiervoor nieuwe inrichtingen nodig zijn. Het is alleen noodzakelijk nieuwe ringen met flenzen te beves-40 tigen of los te koppelen, om zo de gewenste breedte en even- 8300668 * 5 · - 6 - tueel ook lengte van de inrichting te verkrijgen. Het binnenste deel van de inrichting wordt vanwege de driepunts-verbinding en de speciale plaatsing van de afstandsstukken helemaal vrijgehouden van machineonderdelen, zodat verstop-5 pingen van dit soort inrichtingen of andere toestellen nauwelijks meer voor kunnen komen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.

10 Fig. 1 toont een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven bovenaanzicht van de inrichting;

Fig. 2 toont een zijaanzicht van de inrichting;

Fig. 3 toont een ring, in bovenaanzicht en 15 in doorsnede; en

Fig. 4 toont een ring in zijaanzicht.

In Fig. 1 is een dubbele inrichting 1 te zien met meerdere ringen. Het centrale gestel 2 is als een balk uitgevoerd en draagt, zoals in Fig. 2 is te zien, aan 20 zijn uiteinde een as 3. Deze as 3 heeft aan zijn uiteinden flenzen 4 en 5, die driehoekig zijn met in de hoekpunten boringen, waar met behulp van verbindingsbouten 6, 7 de verbinding met de ringen te maken is.

Het centrale gestel 2 is via een schuin.naar 25 boven lopende draagbalk 8 met dwarsbalk 9 verbonden, waaraan versprongen een volgende draagbalk 10 vastzit, die as 3' en het centrale gestel 11 draagt. Op de beschreven wijze wordt de gecombineerde inrichting gevormd, waarbij de afzonderlijke ringen 14, 15, 16 resp. 14', 15', 16' versprongen ten 30 opzichte van elkaar lopen. Dit toestel wordt dubbele inrichting genoemd.

De ringen 14, 15, 16 lopen met hun buitenrand over de grond en snijden hierin. Hiertoe hebben de ringen 14, 15, 16 een scherpe buitenrand 17, zoals bijvoorbeeld aan 35 de hand van de ring 14 in Fig. 3 getoond wordt.

Fig. 3 toont een afzonderlijke ring 14 met de ongeveer midden tussen buitenrand 17 en ringmiddelpunt gelegen verbindingspunten 20, 21 en 22. Deze verbindingspunten 20, 21, 22 van de afzonderlijke ringen 14, 15, 16 zijn in 40 het algemeen boringen 25, 26, waar verbindingsbouten door 8300668

s.A

- 7 - kunnen. In het getoonde voorbeeld zijn aan één kant 28 van de ring 14 afstandsstukken 23, 24 aangebracht, door welke de boringen lopen en die aan hun vrije uiteinden schroefdraad hebben, zodat een gemakkelijker verbinding met de vol-5 gende ring tot stand kan komen. Elke ring 14, 15 of 16 heeft drie van zulke afstandsstukken 23, 24, die passen bij de verbindingspunten 20, 21, 22. Tussen deze verbindingspunten 20, 21, 22 liggen andere boringen 26, waardoor de montage van de volgende ring, die uitgevoerd kan worden zonder dat de ver-10 bindingen ter plaatse van de verbindingspunten 20, 21, 22 of de boring 25 losgemaakt moeten worden, te vergemakkelijken.

Pig. 4 toont de ring uit Fig. 3 in het zijaanzicht, waarbij duidelijk is te zien hoe de afzonderlijke 15 verbindingspunten 20, 21, 22 en de boringen 25, 26 met betrekking tot hun afstanden tot het ringmiddelpunt 18 en de buitenrand van de ring 17 geplaatst zijn. Zulke ringen 14, 15, 16 worden zoals in Pig. 1 te zien is tot eenheden 30, 31 samengesteld en aan een of aan twee kanten van het cen-20 trale gestel 2 geplaatst.

8300668

Claims (12)

1. Inrichting voor de bewerking van geploegde of losgemaakte grond, bestaande uit een direkt of indirekt aan het trekvoertuig te koppelen gestel en een aantal hieraan draaibaar verbonden ringvormige elementen, met het 5 kenmerk, dat de ringvormige elementen (14,15,16) afzonderlijk of in groepen losneembaar met flenzen aan elkaar zijn bevestigd en in hun geheel draaibaar op het gestel (2) zijn gelegerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t 10 het kenmerk, dat de ringvormige elementen (14,15,16) via een as (3), die aan één of aan twee kanten met de ringvormige elementen corresponderende flenzen heeft, in een centraal gestel (2) zijn gelegerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, m e t 15 het kenmerk, dat de ringvormige elementen (14,15, 16. in drie verbindingspunten (20,21,22) met flenzen aan elkaar en aan de as (3) zijn bevestigd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de verbindingspunten (20,21,22) 20 ongeveer in het midden tussen het ringmiddelpunt (18) en de buitenrand van de ring (17) liggen.

5. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de ringen (14,15,16) ter plaatse van de verbindingspunten (20,21,22) als ook tussen elk paar 25 hiervan boringen (25,26) hebben.

6. Inrichting volgens conclusie 1 en 3, m e t het kenmerk, dat tussen de afzonderlijke ringen (14,15,16) ter plaatse van de verbindingsputnen (20,21,22) afstandsstukken (23,24) zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de af stands stukken (23,24) onderdeel zijn van de ringen (14,15,16) en alle aan dezelfde kant (28) hiervan zitten.

8. Inrichting volgens conclusie 1, m e t 35 het k e n m e r k, dat het centrale gestel (2) als een balk is uitgevoerd, waarvan de breedte ongeveer overeenkomt met de onderlinge afstand tussen de afzonderlijke ringen 8300668 - 9 - t (14,15,16).

9. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat twee centrale gesteldelen (2,11) via ten opzichte van elkaar verspringende, door een dwars- 5 balk (9) gekoppelde, schuin over de buitenrand van de ringen omhoog lopende draagbalken (8,10) achter elkaar zijn verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de flenzen (4,5) die driehoekig 10 zijn met in de hoekpunten gelegen boringen, op een afstand van het centrale gestel (2) aan de uiteinden van de as (3) zitten.

11. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de aan weerskanten van het 15 centrale gestel (2) gelegerde samenstellen (30,31) onderling onafhankelijk draaibaar zijn.

12. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat bij grote samenstellen (30,31) extra eromheen- of ertussengelegen centrale gestel- 20 delen (2,11) zijn aangebracht. 8300668