NL1005716C2 - Inrichting voor het bewerken van de bodem. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bewerken van de bodem

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewerken van de bodem, welke met name geschikt is voor het verkleinen van grotere stukken aan elkaar gehechte grond, zoals bijvoorbeeld ploegsneden die ontstaan na 5 een bodembewerking met een landbouwploeg. Dit verkleinen is van belang om de structuur van de bodem na het ploegen te verbeteren, met het oog op het zaaien of poten van nieuwe gewassen in het voorjaar.

De uitvinding verschaft derhalve een bodembewer-10 kingsinrichting, omvattende een gestel, dat voorzien is van middelen voor het koppelen daarvan aan een tractor of ander landbouwwerktuig, en waarin ten minste één bewer-kingslichaam opgenomen is, dat roteerbaar is om een liggende as, die met de bewegingsrichting van de inrichting 15 een hoek insluit. Door gebruik te maken van één of meer bewerkingslichamen, die onder een hoek ten opzichte van de bewerkingsrichting roteerbaar zijn, wordt een goede bewerking van de bodem verkregen. Daarbij kunnen de bewerkingslichamen in rotatie gebracht worden wanneer de inrichting 20 over de bodem bewogen wordt, als gevolg van het in de bodem vastgrijpen daarvan. De inrichting kan daarbij overigens rechtstreeks aan een landbouwtractor gekoppeld worden en zo afzonderlijk gebruikt worden, maar kan ook toegepast worden in combinatie met bijvoorbeeld een aan 25 een tractor gekoppelde landbouwploeg, zodat in één enkele bewerkingsgang de bodem geploegd en verder verkleind kan worden.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding is het of elk bewerkingslichaam langwerpig, en vertoont dit 30 een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatie-as uitstrekkende omtrek, waarop een aantal uitstekende bewer-kingsorganen met tussenruimte zijn aangebracht. Zo kan het 10 C 5 ? 16 2 bewerkingslichaam een rol vormen, die voorzien is van uitsteeksels. Met voordeel sluit daarbij tenminste een deel van de bewerkingsorganen een hoek in met een radiaal vanuit de rotatie-as, en staat dus met andere woorden niet 5 loodrecht op het bewerkingslichaam.

De bewerkingsorganen kunnen messen omvatten, die met voordeel in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatie-as van het of elk bewerkingslichaam geplaatst zijn. Deze messen kunnen daarbij met voordeel volgens een spiraalvormige 10 lijn op het of elk bewegingslichaam zijn aangebracht, en zijn bij voorkeur losneembaar, teneinde deze voor onderhoud of vervanging te kunnen verwijderen.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding omvat de inrichting een aantal bewerkingslichamen in de 15 gedaante van onderling evenwijdige, afzonderlijk roteerbare schijven. Door dergelijke schijven onder een hoek ten opzichte van de bewerkingsrichting te doen roteren wordt eveneens een zeer goede bewerking van de bodem verkregen.

Bij voorkeur omvat het gestel middelen voor het 20 aanpassen van de stand van het of elk bewerkingslichaam.

Zo kan bijvoorbeeld de hoek tussen de rotatie-as van het bewerkingslichaam en de bewegingsrichting gevarieerd worden, terwijl ook de afstand tussen het bewerkingslichaam en een daarvoor geplaatst landbouwwerktuig ingesteld 25 kan worden. Verder kan het of elk bewerkingslichaam verschuifbaar in het gestel opgenomen zijn.

Hoewel het bewerkingslichaam of de bewerkingslichamen in beginsel door het langs de bodem slepen daarvan in rotatie gebracht kan of kunnen worden, kan de inrich-30 ting ook middelen vertonen voor het roteerbaar aandrijven van het of elk bewerkingslichaam, bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische motor of een met de aftakas van een landbouwtractor verbonden mechanische overbrenging.

De uitvinding betreft ook een samenstel van een 35 landbouwwerktuig, zoals een ploeg en één of meer eraan gekoppelde bodembewerkingsinrichtingen als hierboven beschreven. Met een dergelijk samenstel kunnen in één 100571« 3 bewerkingsgang twee of meer bewerkingen worden uitgevoerd, waardoor een grote tijdsbesparing bereikt wordt, terwijl bovendien een akker niet onnodig bereden hoeft te worden, hetgeen uiteindelijk de bodemstructuur weer ten goede 5 komt. Met voordeel is daarbij de bodembewerkingsinrichting in de bewegingsrichting beschouwd althans gedeeltelijk ter zijde van het landbouwwerktuig gekoppeld, zodat omgeploegde aarde, de zogeheten ploegsnede, die opzij weggeworpen wordt, direct verkleind kan worden.

10 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht is van een samenstel van een ploeg en een bodembewerkingsinrichting volgens een 15 eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding achter een land-bouwtractor, fig. 2 een vergroot detail is van de bodembewerkingsinrichting van fig. 1, en fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend aanzicht is 20 van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de bodembewerkingsinrichting .

Een door een tractor l voortbewogen samenstel 2 volgens de uitvinding bestaat uit een landbouwploeg 3 en een daarnaast of schuin daarachter gekoppelde bodembewer-25 kingsinrichting 4 (fig. 1). De ploeg 3 omvat op gebruike lijke wijze een gestel 5, waaraan een aantal ploegscharen 6 bevestigd is, waardoor ploegsneden 14 gevormd worden in de bodem 13. Aan het gestel 5 is een tweetal uithouders 7 bevestigd, waarin koppelmiddelen van de bodembewerkingsin-30 richting 4 in de vorm van een tweetal armen 8 zijn opgenomen .

De bodembewerkingsinrichting 4 omvat een gestel 9, waarin in het getoonde voorbeeld een enkel bewerkings-lichaam 10 is opgenomen, dat met zijn beide uiteinden 35 roteerbaar gelagerd is in lagers 11. De lagers 11 bepalen daarbij een liggende of horizontale rotatie-as A, die met de bewerkingsrichting oftewel de rijrichting D van de 1005716 4 tractor 1 een hoek a insluit. Op het bewerkingslichaam 10 is een groot aantal uitstekende, afzonderlijke bewerkings-organen 12 aangebracht, die in het getoonde voorbeeld volgens een spiraalvormige lijn rond het bewerkingslichaam 5 10 zijn geplaatst. De bewerkingsorganen 12 strekken zich daarbij niet volgens een radiaal van het bewerkingslichaam 10 uit, maar sluiten daarmee een hoek in, en zijn dus met andere woorden naar achteren hellend opgesteld ten opzichte van het bewerkingslichaam 10. Hierdoor zijn de bewer-10 kingsorganen 12 zelflossend, hetgeen wil zeggen dat zich daarin geen aarde verzamelt, waardoor de werkzaamheid van de inrichting 4 zou afnemen. In het getoonde voorbeeld hebben de bewerkingsorganen 12 daarbij de gedaante van messen, die met hun snij rand evenwijdig aan de rotatie-as 15 A geplaatst zijn. Het is natuurlijk ook mogelijk de messen 12 met hun snij rand onder een hoek te plaatsen ten opzichte van de rotatie-as, afhankelijk van de te bewerken bodemsoort. De messen 12 kunnen overigens losneembaar op het bewerkingslichaam 10 zijn aangebracht, zodat zij in 20 geval van slijtage eenvoudig losgenomen kunnen worden om bij voorbeeld geslepen of zelfs vervangen te worden.

Doordat deze messen 12, wanneer de inrichting 4 over de bodem 13 wordt voortbewogen zich als het ware ingraven in deze bodem, wordt door de wrijving tussen de 25 messen 12 en de bodem 13 een rotatiemoment van de as A

opgewekt, waardoor het bewerkingslichaam 10 om deze as zal gaan roteren. Daardoor worden dan de door de scharen 6 opgeworpen ploegsneden 14 door de messen 12 verkleind, waardoor de bodem goed los gemaakt wordt.

30 Het gestel 9 omvat overigens middelen 16 voor het aanpassen van de stand van het bewerkingslichaam 10. Deze aanpassingsmiddelen omvatten in het getoonde voorbeeld een pen-gat-systeem 15, waarmee de armen 8 van het gestel 9, die verschuifbaar volgens de pijl B in de uit-35 houders 7 van het ploeggestel 5 opgenomen zijn in verschillende uitschuiflengtes gefixeerd kunnen worden. Daarnaast omvatten de aanpassingsmiddelen 16 een paar klembus- 1005716 5 sen 17, waarmee het gestel 9, dat verschuifbaar is in de richting van de pijl L in verschillende standen gefixeerd kan worden. Overigens zijn ook andere wijzen van fixeren van de armen 8 en het gestel 9 dan hiervoor besproken 5 natuurlijk denkbaar.

Volgens een tweede uitvoeringsvorm (fig. 3) is de bodembewerkingsinrichting 4 voorzien van een aantal onderling evenwijdige bewerkingslichamen in de vorm van schijven 19, die elk roteerbaar zijn om een rotatie-as 20. 10 De schijven 19 zijn daarbij in dit voorbeeld elk opgenomen in een gevorkte uithouder 18, die onder een hoek β aan het gestel 9 is bevestigd. Ook een enkelvoudig uitgevoerde uithouder kan natuurlijk toegepast worden. De hoek waaronder de schijven 19 door de bodem 13 getrokken worden is 15 dus gelijk aan de verschilhoek β-ar. Door het variëren van de hoek β kan de werking van de schijven 19 aangepast worden aan de bodemsoort die door de inrichting 4 bewerkt wordt.

Hoewel hier niet getoond, kan de bodembewer-20 kingsinrichting 4 overigens ook voorzien zijn van aan- drijfmiddelen, waardoor het bewerkingslichaam 10 geroteerd kan worden. Op deze wijze is ook een goede bewerking mogelijk van bijvoorbeeld een zeer zware bodem, zoals een vochtige kleibodem, waarin het bewerkingslichaam 10 of de 25 bewerkingslichamen 19 wellicht onvoldoende zouden roteren.

Hoewel de uitvinding hiervoor toegelicht is aan de hand van een enkele bodembewerkingsinrichting, zal het duidelijk zijn, dat er ook meerdere bodembewerkingsinrich-tingen naast of achter elkaar geplaatst kunnen worden. Ook 30 kunnen zonder probleem combinaties toegepast worden van bodembewerkingsrollen 10 en -schijven 19, wanneer dat voor een optimale bewerking van de bodem wenselijk geacht zou worden. Overigens kan de bodembewerkingsinrichting ook zonder een daarvoor gekoppelde ploeg worden toegepast, 35 bijvoorbeeld om een reeds geploegde akker in het voorjaar nogmaals los te maken. De omvang van de uitvinding is dus op generlei wijze beperkt tot het gegeven voorbeeld, maar 1005716 6 wordt uitsluitend bepaald door de bij gevoegde conclusies.

1005716

Claims (13)

1. Inrichting voor het bewerken van de bodem, omvattende een gestel, dat voorzien is van middelen voor het koppelen daarvan aan een tractor of ander landbouwwerktuig, en waarin ten minste één bewerkingslichaam is 5 opgenomen, dat roteerbaar is om een liggende as, die met de bewegingsrichting van de inrichting een hoek insluit.

2. Bodembewerkingsinrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat het of elk bewerkingslichaam langwerpig is en een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de 10 rotatie-as uitstrekkende omtrek vertoont, waarop een aantal uitstekende bewerkingsorganen met tussenruimte zijn aangebracht.

3. Bodembewerkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de 15 bewerkingsorganen met een radiaal vanuit de rotatie-as een hoek insluit.

4. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen messen omvatten.

5. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de messen in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatie-as van het of elk bewerkingslichaam zijn geplaatst.

6. Bodembewerkingsinrichting volgens één der 25 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen volgens een spiraalvormige lijn op het of elk bewerkingslichaam zijn aangebracht.

7. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkings- 30 organen losneembaar op het of elk bewerkingslichaam zijn aangebracht.

8. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aantal bewer-kingslichamen in de gedaante van onderling evenwijdige, 35 afzonderlijk roteerbare schijven. 1005 7 1 6

9. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel middelen vertoont voor het aanpassen van de stand van het of elk bewerkingslichaam.

10. Bodembewerkingsinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het of elk bewerkingslichaam verschuifbaar in het gestel opgenomen is.

11. Bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door met het of elk 10 bewerkingslichaam verbonden middelen voor het roteerbaar aandrijven daarvan.

12. Samenstel van een landbouwwerktuig, zoals een ploeg en ten minste één daaraan gekoppelde bodembewerkingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies.

13. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de bodembewerkingsinrichting in de bewegingsrichting beschouwd althans gedeeltelijk ter zijde van het landbouwwerktuig gekoppeld is. 1005716