NL8300272A - Tandbevestiging voor een grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

\ * . * C* van der Lely IT.V., Maasland "Tandbevestiging voor een grondbewerkingsmachine"

De uitvinding heeft betrekking op een tandbevestiging voor een grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste 44n drager die om een opwaarts gerichte as motorisch aandrijfbaar is en die aan ten minste een einde een houder onrvat voor het 5 opnemen van het bevestigingsdeel van een tand, welk bevestigingsdeel overgaat in een zich naar beneden uitstrek- · kend werkzaam deel van de tand.

Een dergeli g'ke tandbevestiging is bekend te achten uit de ter inzage gelegde Hederlandse octrooiaanvrage 7102669.

10 Big deze bekende tandbevestiging wordt slechts het onderste gedeelte van het bevestigingsdeel voor de fixatie met het onderste deel van de houder in aanraking gebracht.

De uitvinding beoogt nu de krachten op het bevestigingsdeel van de tand geligkmatiger te verdelen doordat volgens 15 de uitvinding het bevestigingsdeel tussen de einden is voorzien van een insnoering. Op deze wig’ze kan worden bereikt dat op afstand van elkaar gelegen gedeelten van het bevestigingsdeel met een houder in aanraking brengbaar zig'n waardoor een doelmatiger ondersteuning van het bevestigings-20 deel wordt verkregen en de tijdens de beweging van de tand door de grond optredende reactiekrachten gelijkmatiger over het bevestigingsdeel worden verdeeld.

Aan de hand van een ui t vo erings vo or be eld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.

25 Pig. 1 geeft een bovenaanzicht weer van een grond bewerkingsmachine die is voorzien van rotoren met een tandbevestiging volgens de uitvinding.

Pig. 2 geeft op vergrote schaal een doorsnede weer volgens de lig'n II - II in fig. 1, waarbij een deel van de drager 30 van de tandbevestiging in doorsnede is weergegeven.

Pig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de lig'n III - III in fig. 2.

De in fig. 1 weergegeven van tanden volgens de uitvinding voorziene grondbewerkingsmachine omvat een zich dwars op 35 de voortbewegingsrichting A uitstrekkend kokervormig gestel-deel 1. In het kokervormig gesteldeel 1 zig'n op regelmatige afstand van elkaar, door middel van opwaarts en big voorkeur 8300272

♦ ' -J

2 met hun langshartlijn vertikaal gelegen assen 2 een aantal grondbewerkingsorganen 3 aangebracht. De afstand tussen de hartlijnen van de assen 2 van twee naast elkaar gelegen grondbewerkingsorganen 3 is kleiner dan 30 cm en bedraagt 5 bij voorkeur 25 cm. Op elk van de assen 2 is in bet koker-vormig gesteldeel I".een tandwiel 4 aangebracht, een en ander zodanig dat twee tandwielen op naast elkaar gelegen assen met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. Nabij het midden van bet gesteldeel 1 is een as 2 voor een bewerkings-10 orgaan 3 naar boven verlengd en reikt in een tandwielkast 5«

In de tandwielkast 5 staat bet verlengde van de as 2 via een toerenvariator 6 in verbinding met een zicb in de voort-bewegingsricbting uitstrekkende as dia via een tussenas 7 met de aftakas van een trekker koppelbaar is.

15 Aan de einden is bet kokervormig gesteldeel 1 voorzien van zich in acbterwaartse ricbting uitstrekkende armen 8 die in boogtericbting verstelbaar en in meerdere standen ten opzicbte van bet gesteldeel brengbaar zijn. Tussen bun einden dragen de armen 8 een roterend ondersteuningsorgaan 9 20 met behulp waarvan de werkdiepte van de bewerkings or ganen 3 instelbaar is. Door middel van om zicb in de voortbewegings-ricbting A uitstrekkende assen verzwenkbare armen 10 zijn aan de zijkanten van bet gesteldeel 1 tijdens het bedrijf in hoogtericbting verzwenkbare platen 11 aangebracht waarmee 25 de buitenste bewerkings or ganen 3 tijdens bet bedrijf kunnen samenwerken.

Aan de voorzijde is bet kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een bok 12 met behulp waarvan de machine aan de driepuntshefinrichting van een trekker koppelbaar is.

30 Elk bewerkings orgaan 3 omvat een aan een onder uit bet gesteldeel stekend einde van een as 2 aangebracbte drager 13 (fig. 2). De drager 13 die langwerpig is strekt zicb althans nagenoeg loodrecbt op de as 2 van een bewerkings-orgaan 3 uit en is aan zijn einde voorzien van bouders 14 35 waarin een bevestigingsdeel 15 van een tand 16 vastzetbaar is. De drager 13 is samen met zijn houders 14 uit edn stuk door smeden gevormd. De houders 14 die in hoofdzaak cilinder-vormig zijn bebben een langshartli jn die zicb althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de as 2 van een bewerkings orgaan 3 8300272 3- en omvatten aan de buitenzijde nabi j bet midden meer materiaal dan nabij de einden* Elke houder 14 is voorzien van een centraal gelegen uitsparing die van beneden naar boven taps toeloopt (zie fig. 2 en 3).

5 Aan de ten opzicbte van de rotatiericbting van een bewerkingsorgaan 3 voorste zijde sluit op een bouder 14 en bet aangrenzende deel van de drager 13 een schermdeel 15A aan dat zicb over enige afstand tot boven de drager en bouder uitstrekt en vanaf zijn aansluiting op de bouder en dragers 10 scbuin naar boven en naar voren verloopt (fig. 3).

Het scbermdeel 15A is eveneens door smeden als een gebeel met de bouder 14 en drager 13 vervaardigd. Zoals uit fig. 3 blijkt is door bet aanbrengen van bet scbermdeel 15A een bouder 14 en de drager 13 aan de ten opzichte van de 15 rotatierichting voorste zijde voorzien van meer materiaal dan aan de ten opzicbte van de rotatierichting achterste zijde, zodat bet gebeel bier steviger is uitgevoerdj dit ter voor-koming van beschadigingen bij bet in aanraking komen van de houder en de drager met stenen en dergelijke harde obstakels 20 in de bodem. In bet midden is elke drager 13 voorzien van een cilindervormig deel 16A dat een centraal gelegen uitsparing heeft waarvau de wanden zijn voorzien van spiegangen 17· De spiegangen 17 kunnen samenwerken met spiegangen op • bet ondereinde van een as 2 van een bewerkingsorgaan 3 waarbij 25 de fixatie plaats vindt door middel van een moer 18 (zie fig. 2).

De boven- en onderzijde van bet cilindervormig deel 16a die enigszins buiten de rest van de drager uitsteken zijn vlak en strekken zicb althans nagenoeg loodrecht op de 30 langshartlijn van een rotatieas van een bewerkingsorgaan 3 uit. Kierbij vormt de onderzijde een aanslag voor de op de as te draaien moer 18, terwijl de bovenzijde, die een grotere diameter heeft dan de onderzijde, bij een aangebrachte drager een afscberming vormt voor een leger dat ter onder-35 steuning van de rotatieas 2 dient (fig. 2). Een taud 16 van een bewerkingsorgaan 3 omvat, zoals reeds vermeld, een bevestigingsdeel 15 dat in een bouder 14 is aangebracht en dat via een taps toelopend deel 19 aansluit op een werkzaam deel 20 van de tand. De langshartlijn van het bevestigings- 8300272 4 *

* V

deel 15 sluit een hoek in met de langshartli jn van het werk-zaam deel 20 welke hoek althans nagenoeg 8° bedraagt. Het bevestigingsdeel 15 he eft naar zijn vrije einde gerekend een in hoofdzaak taps verloop en is althans nabij het midden 5 voorzien van een zich naar weerszijden van het midden uit-strekkende insnoering 21. De insnoering 21 strekt zich hierbij over de gehele oratrek van het bevestigingsdeel 15 nit. Nabij het boveneinde is het bevestigingsdeel 15 voorzien van een uitsparing 22 die zoals uit de fignur blijkt in de 10 langsrichting van het bevestigingsdeel gezien U-vormig is en waarbij twee tegenover elkaar gelegen wanden van de uitsparing althans nagenoeg loodrecht op de langshartli jn van het bevestigingsdeel 15 uitstrekken (fig* 3). In de in hoofdzaak U-vormige uitsparing 22 .is een afzonderlijk element 15 23 brengbaar dat is voorzien van een uitsparing die overeen-komt met het tussen de benen van de ϋ-vormige uitsparing 22 gelegen gedeelte 24 van het bevestigingsdeel 15. Het afzonderlijk element 23 is aan zijn omtrek in hoofdzaak cirkelvormig en steekt enigszins buiten de omtrek van het bevestigingsdeel 20 15 uit. De omtrek van het element 23 is voorzien van schrcef-draad die kan samenwerken met een moer 25 met behulp waarvan het bevestigingsdeel 15 van de tand in de taps toelopende opening van een houder 14 kan worden vastgetrokken. Bij het aandraaien van de moer 25 komt een zijde van het element 25 23 in aanraking met een door een wand van de U-vormige opening 22 gevormde aanslag met behulp waarvan een trekkracht in de langsrichting van het bevestigingsdeel 15 kan worden uitgeoefend die voor een fixatie van het taps toelopende bevestigingsdeel in de naar boven eveneens taps toelopende 30 uitsparing van de houder 14 teweegbrengt. Zoals uit fig.

2 en 3 blijkt rust hierbij een bevestigingsdeel 15 door middel van twee op afstand van elkaar gelegen delen, namelijk het deel beneden en het deel boven de insnoering 21, tegen de taps verlopende wand van de uitsparing in de houder 14. Bij 35 een bevestigde tand rusten aan tegenover elkaar gelegen zijden van het deel 19 aanwezige nokken 26 in daarvoor aanwezige uitsparingen aan de onderzijde van een houder 14 en is de U-vormige uitsparing 22 nabij het boveneinde van het bevestigingsdeel 15 althans voor een deel buiten de houder 14 8300272

r JP

5 gelegen. Het werkzaam deel 20 van de tand 16 verloopt vanaf het deel 19 recht en naar zijn vrije uiteinde taps. Hierbij heeft gerekend vanaf het deel 19 het werkzaam deel 20 over een gedeelte dat althans nagenoeg de helft van de lengte van 5 het werkzaam deel bedraagt een ovale dwarsdoorsnede.

Bij de in het voorgaande beschreven constructie zijn middelen aanwezig die kunnen aangrijpen op era. op een bevestigingsdeel aanwezige aanslag voor het vasttrekken of aandrukken van het bevestigingsdeel van de tand in een 10 houder. Doordat het bevestigingsdeel is voorzien van een insnoering kan aan materiaal worden bespaard terwijl toch een doelmatig vastklemmen van het bevestigingsdeel in de houder kan worden verkregen.

Conclusies 8300272

Claims (4)

1. Tandbevestiging voor een grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste een drager die om een opwaarts gerichte as motorisch aandri 3fbaar is en die aan ten minste edn einde een houder omvat voor het opnemen van bet bevesti— 5 gingsdeel van een tand, welk bevestigingsdeel overgaat in een zicb naar beneden uitstrekkend werkzaam deel van de tand, met het kenmerk, dat bet bevestigingsdeel tussen zijn aansluiting op bet werkzaam deel en zijn vri^e einde is voorzien van een insnoering.

2. Tandbevestiging volgens conclusie 1, met bet kenmerk, dat de insnoering zicb over de gebele omtrek van bet bevestigingsdeel uitstrekt.

3· Tandbevestiging volgens conclusie 1 of 2, met bet kenmerk, dat de insnoering althans nagenoeg midden tussen de 15 einden van bet bevestigingsdeel is gelegerd.

4. Tandbevestiging volgens een der voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat het bevestigingsdeel van de tand vanaf zijn aansluiting op bet werkzaam deel naar zijn vrije einde taps'verloopt. 8300272