NL8300164A - Rotorbladen voor windturbines. - Google Patents

Rotorbladen voor windturbines. Download PDF

Info

Publication number
NL8300164A
NL8300164A NL8300164A NL8300164A NL8300164A NL 8300164 A NL8300164 A NL 8300164A NL 8300164 A NL8300164 A NL 8300164A NL 8300164 A NL8300164 A NL 8300164A NL 8300164 A NL8300164 A NL 8300164A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
concrete
rotor blade
mold
fibers
female
Prior art date
Application number
NL8300164A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Stanford Res Inst Int
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stanford Res Inst Int filed Critical Stanford Res Inst Int
Publication of NL8300164A publication Critical patent/NL8300164A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F03MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS; WIND, SPRING, OR WEIGHT MOTORS; PRODUCING MECHANICAL POWER OR A REACTIVE PROPULSIVE THRUST, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F03DWIND MOTORS
    • F03D1/00Wind motors with rotation axis substantially parallel to the air flow entering the rotor 
    • F03D1/06Rotors
    • F03D1/065Rotors characterised by their construction elements
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F05INDEXING SCHEMES RELATING TO ENGINES OR PUMPS IN VARIOUS SUBCLASSES OF CLASSES F01-F04
    • F05BINDEXING SCHEME RELATING TO WIND, SPRING, WEIGHT, INERTIA OR LIKE MOTORS, TO MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS COVERED BY SUBCLASSES F03B, F03D AND F03G
    • F05B2240/00Components
    • F05B2240/20Rotors
    • F05B2240/30Characteristics of rotor blades, i.e. of any element transforming dynamic fluid energy to or from rotational energy and being attached to a rotor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/70Wind energy
    • Y02E10/72Wind turbines with rotation axis in wind direction
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/70Wind energy
    • Y02E10/74Wind turbines with rotation axis perpendicular to the wind direction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wind Motors (AREA)
  • Turbine Rotor Nozzle Sealing (AREA)

Description

>
Rotorbladen voor windturbines
De uitvinding beeft betrekking op de konstruktie van bladen voor windturbinerotors, die bedoeld zijn voor gebruik in windturbines welke 5 op hun beurt bedoeld zijn om energie uit wind op te wekken.
Windturbines worden van toenemend belang als energiebronnen. Om wezenlijk vermogen op te wekken moeten de rotorbladen groot zijn en moeten een groot oppervlak aan de wind aanbieden. Grote windturbines kunnen bijvoorbeeld een middellijn van ongeveer 37 meter hebben en de 10 bladen kunnen een lengte van ongeveer 18,5 meter hebben. Deze bladen kunnen een breedte hebben die taps verloopt vanaf ongeveer 2,5 meter bij het naaf einde van het blad tot ongeveer 60 centimeter bij de punt van het blad. De bladen hebben normaliter een draaiing om een radiale as.
15 Dergelijke bladen zijn bij voorkeur stijf en licht van gewicht en moeten voldoende breek- en vermoeiingssterkte hebben voor het beoogde gebruik. De afmetingen van dergelijke rotorbladen zijn zodanig dat de kosten van de konstuktiematerialen een wezenlijke faktor is. Bovendien kan het werk bestaande uit het samenvoegen van de verschillende neven- 20 samenstellen van verschillende materialen, ook aanzienlijk zijn.
In de in de T.S. op 5 september 1980 en 20 juli 1981 ingediende aanvragen wordt een techniek beschreven voor het voortbrengen van zon-nereflectoren en radarantennes. Deze techniek omvat het spuiten van met vezels gewapend beton, zoals een met glasvezels gewapend beton, op een 25 vorm en de vervaardiging van gewapende balken met dezelfde techniek. Zo ontstaat een monolitische konstruktie welke voldoende sterkte heeft en welke economischer is te vervaardigen dan overeenkomstige konstrukties vervaardigd uit hout, metaal, gewapende kunststoffen, of een combinatie daarvan.
30 Gebleken is nu dat een tweedelige aaneen verbonden balkkonstuktie, vervaardigd door gebruik van een dergelijke spuittechniek, met voordeel gebruikt kan worden bij de vervaardiging van bladen voor windrotors.
De uitvinding wordt slechts als voorbeeld in de bijgaande tekeningen afgebeeld, waarin: 35 Figuur 1 een perspectifisch aanzicht is van een vormkonstruktie gebruikt voor het vervaardigen van rotorbladen, tonende een deel van de onbeklede vormkonstruktie en een deel van een volledig gevormd deel van een rotorblad. De gebruikelijke draaiing van het gevormde blad is niet afgebeeld.
40 Figuren 2 tot en met 6 dwarsdoorsneden zijn genomen door de vorm 8300164 2 « V * van figuur 1 en deze figuren tonen de opeenvolgende stadia bij de vervaardiging van een monolitisch deel van een rotorblad. In deze figuren is de doorsnede langs lijn 2-2 van figuur 1 genomen.
Figuur 7, 8 en 9 aanzichten zijn in overeenkomstige dwarsdoorsnede 5 en tonen het voltooien van de vervaardigingshandeling.
Figuur 10 de twee helften of delen van een rotorblad toont die samengebracht zijn.
Figuur 11 een eindaanzicht is van (het naafeinde) van een rotorblad volgens figuur 10 en een op zijn plaats gebrachte eindplaat 10 toont.
Figuur 12 een opengewerkt aanzicht is van een rotorblad en de wapeningsstangen, een naafplaat en een puntplaat toont.
Figuur 13 een perspectivisch aanzicht is van een windturbinerotor waarbij de rotorbladen die in de voorgaande tekeningen afgebeeld zijn, 15 gebruikt worden.
Figuur 14 een perspectivisch aanzicht is van een ander type windturbinerotor waar verticale rotorbladen met een elliptische dwarsdoorsnede gebruikt worden.
Figuur 14A een deel is van een perspectivisch aanzicht van één van 20 de rotorbladen van figuur 14.
Figuur 15 een aangezicht is overeenkomstig aan dat van figuur 10 maar een rotorblad (in dwarsdoorsnede) toont dat klein is en geen balk of ligger nodig heeft.
Figuur 16 een aanzicht overeenkomstig aan dat van figuur 10 is, 25 maar een andere plaatsing van de wapeningsstangen toont.
In figuur 2 tot en met 6 van de tekeningen is een vrouwtjes vorm 10 in dwarsdoorsnede afgebeeld, welke vervaardigd is van het materiaal 11, dat bijvoorbeeld hout, metaal of kunststof kan zijn en welke vorm uitgesneden, gevormd of bewerkt kan zijn om een holte 12 met de juiste 30 vorm en afmetingen te verschaffen. Uit figuur 1 blijkt dat de vormholte 12 zodanig taps loopt dat zich links in figuur 1 een naafeinde en rechts een punt bevindt.
Een geschikt losmiddel, bijvoorbeeld een fluïdum op koolwaterstof-basis, wordt op het oppervlak van de vormholte 12 opgebracht. Dan wordt 35 een laag 13 met gekalibreerde dikte van een beton of mortelmengsel bestaande uit zand, hydraulische cement, bijvoorbeeld Portland cement en water in geschikte verhoudingen, opgebracht. Bij voorkeur bevat dit mengsel ook vezelwapeningen zoals glasvezels, organische polymere vezels zoals polypropyleen, of andere vezels die algemeen gebruikt wor-40 den om samengestelde materialen te wapenen.
83 0 0 1 6 4 $ --Λ 3
Dit materiaal wordt bij voorkeur door middel van een spuitpistool van een algemeen bekend type opgebracht op de wijze zoals deze gebruikt wordt voor het door spuiten bekleden van wanden van zwembaden. Dit spuitpistool werpt de mortel of het betonmengsel met hoge snelheid naar 5 buiten en is voorzien van een spoel met vezelachtig voorspinsel en de inrichting is voorzien van hakmiddelen welke het voorspinsel in kleine delen hakt indien het mortelmengsel gespoten wordt, hetgeen de afgesneden vezeldeeltjes innig doet mengen met de mortel of het beton. Tegen alkali weerstand biedende glasvezels kunnen gebruikt worden, vervaar-10 digd uit zirkoonoxide zandsoorten en verkrijgbaar onder de handelsnaam "Cem-FIL". Dit heeft een monolitische laag 13 van een vezel-betonsamen-stelling tot gevolg.
Dit figuur 4 blijkt dat een mannetjes vormorgaan 14 op het oppervlak van laag 13 geplaatst wordt voordat deze doorgehard is· De vorm 15 van dit vormorgaan kan in dwarsdoorsnede die van een polygoon met uiteenlopende zijden zijn, zoals afgebeeld is. Ook andere vormen kunnen echter gebruikt worden. Dit vormorgaan kan vervaardigd zijn van bekleed karton, hout, metaal, kunststof, opgeschuimde kunststof of ander geschikt materiaal. Het is bij voorkeur een materiaal met een oppervlak 20 dat niet hecht aan het harde en uitgeharde beton, of het wordt bekleed met een losmiddel dat dezelfde functie heeft, waardoor het verwijderd kan wordenjLn een passend stadium, zoals hieronder beschreven wordt.
Dit vormorgaan kan echter~ïn~de—konstruktie blijven zitten. Het heeft « een tapse vorm, zoals in figuur 1 afgebeeld is, om schouders te ver-25 schaffen zoals die bij 14A en 14B.
Uit figuur 5 blijkt dat een andere laag beton 15 opgebracht wordt, bij voorkeur met dezelfde spuittechniek, over het vormorgaan 14 zodat deze ëén geheel vormt met de laag 13.
Er wordt de voorkeur aan gegeven om de laag 13 te roeren voordat 30 het vormorgaan 14 opgebracht wordt en om de laag 15 te roeren om luchtbellen te vermijden. Dit wordt gedaan volgens een standaard werkwijze waarbij een van openingen voorziene vorm, die passend gevormd is, bijvoorbeeld geëxpandeerd metaal, boven de betonlaag aangebracht wordt en een roerder of triller wordt gebruikt om de van openingen voorziene 35 vorm te doen trillen. Het doel van het roeren in samenhang met de van openingen voorziene vorm, is te verzekeren dat de kleine vezeldeeltjes in nauwe aanraking zijn met het beton en ook om luchtbellen te verwijderen zodat geen wezenlijke hoeveelheid holten overblijven in de vezel-betonlaag.
40 Uit figuur 6 blijkt dat vormorganen 16 aan tegenoverliggende zij- 8300 164 ^ 4 • Ir i.
den van het vormorgaan 14 Ingebracht worden, welke vormorganen 16 overeenkomen met de holtes aan belde zijden. Deze vormorganen kunnen een met het vormorgaan overeenkomende konstruktie hebben* Dan wordt een bovenste bedekking en vormorgaan 17 opgebracht, welke een binnenoppervlak 5 heeft dat, behalve de zich naar beneden uitstrekkende half cirkelvormige ribben 18, vlak is. Het vormorgaan 17 wordt over de vorm 10 en de gedeeltelijk vervaardigde betonkonstruktie gelegd op de wijze die in figuur 6 afgebeeld is. De vormorganen 16 en 17 kunnen één geheel vormen of kunnen afzonderlijke delen zijn.
10 Begrepen zal worden dat de vormorganen 14 en 16 taps zullen zijn en dat de ribben 18 in een kleiner aantal op verschillende plaatsen van het vormorgaan 17 voor kunnen komen om aangepast te zijn aan de taps-heid van de betonlaag 15. Ook zal begrepen worden dat elke vorm één geheel kan zijn of in delen vervaardigd kan zijn welke samengehouden wor-15 den door geschikte middelen zoals klemmen. Begrepen zal worden dat de stappen die in figuur 4, 5 en 6 afgebeeld zijn, uitgevoerd zullen worden terwijl de betonlagen 13 en 15 nog zacht genoeg zijn om de vormen aan te nemen die in deze gedrukt worden door de vormen 16 en 17.
Na een geschikt tijdsinterval gedurende welke het beton voldoende 20 stijf geworden en uitgehard is, wordt de gevormde konstruktie verwijderd door het verwijderen van het bovenste vormorgaan 17 en door het uit de vormholte 12 verwijderen van de konstruktie. Het vormorgaan 14 kan verwijderd worden door hieraan vanaf het naafeinde te trekken en de vormorganen 16 en 17 kunnen verwijderd worden door deze naar boven te 25 brengen. Zoals boven opgemerkt is, kan het vormorgaan 14 op zijn plaats blijven, evenals de vormorganen 16 indien deze vervaardigd zijn als een goedkope wegwerpkonstruktie zoals een bekleed karton of kunststof-schuim.
Een monolistische konstruktie, zoals met 25 in figuur 7 afgebeeld 30 is, ontstaat zo, welke konstruktie een inwendige holte 26, open zijhol-ten 27 en 28, vlakke zijoppervlakken 30 en 31 en een middelste deel 32 met langssleuven 33, die gescheiden worden door oppervlakken 34, omvat. De oppervlakken 30, 31 en 34 liggen in het zelfde verdraaide vlakke oppervlak. De draaiing is wenselijk om de optimale aangrijphoek van de 35 bladdelen met de luchtstroom voor alle radiale punten op het rotorblad te handhaven.
Uit figuur 8 blijkt dat de oppervlakken 30, 31 en 34 bekleed zijn bij 35 met een geschikt kleefmiddel zoals acryl copolymeer-water-emulsies of twee componenten epoxylijmen zoals Aquatapoxy^.
40 Uit figuur 9 blijkt dat stalen wapeningsstangen of kabels 36 in de 8300164 « 5 sleuven 33 gebracht worden.
In figuur 10 is een tweede konstruktie 25A afgebeeld. Deze zal overeenkomstig aan konstruktie 25 zijn behalve dat deze een spiegelbeeld kan zijn van de konstruktie van 25 en deze zal dienovereenkomstig 5 vervaardigd worden. Indien het aërodynamische oppervlak 40 van de konstruktie 25 verschilt van het aërodynamische oppervlak 40A van de konstruktie 25A, zullen de vormholten 12 voor de twee konstrukties verschillen. De parende oppervlakken 30, 31 en 34 met de kleeflaag 35 worden samengebracht en druk wordt zoals door de pijlen aangegeven, uitge-10 oefend, bijvoorbeeld in een pers. Een eenheid vormend rotorbladlichaam 42, dat holtes 26, 43 en 44 heeft, ontstaat zo.
De oppervlakken 40 en 40A kunnen behandeld worden met een afdichtend middel zoals een acrylverf op waterbasis, dat deze tegen water bestendigd maakt.
15 Uit figuur 12, dat een opengewerkt aanzicht is en de benedenste en bovenste helften 25 en 25A van een rotorblad 42 toont, blijkt dat de einden van de stangen 36 van schroefdraad voorzien zijn en, ringen 50 en moeren 51 verschaft zijn bij de schouder 53 om de buitenste kortere stang 36A binnen het blad te verankeren. Een naafplaat 54 is aanwezig 20 welke gevormd is met boutgaten 53 om de van schroefdraad voorziene einden van de stangen 36 te ontvangen. De ringen 56 en moeren 57 worden op de uitstekende van schroefdraad voorziene einden van de stangen 36 gebracht. Een naaf 58 is verschaft, welke een bevestigingsflens 59 heeft met boutgaten 60, waardoor het rotorblad 42 op de as van een wlndrotor 25 aangebracht kan worden. Een puntplaat 61 is voorzien van overeenkomstige boutgaten en is door ringen en moeren die op de uitstekende einden van de stangen 36 aangebracht zijn aan de punt van het blad vastgeschroefd. De stangen worden onder spanning gebracht waardoor de betonkonstruktie onder druk gezet wordt. Zoals algemeen bekend heeft 30 beton een grote druksterkte. Met koolstofvezels gewapend onvermengde cementsoorten (zonder zand), bleken een vermoeiingssterkte van 700.000 kpa (nul tot samendrukking) bij meer dan 10^ cycli en deze zijn geschikt voor gebruik bij de onderhavige uitvinding.
In figuur 13 is een complete windrotor afgebeeld en in zijn geheel 35 aangegeven met verwijzingscijfer 70. Deze omvat een toren 71 in de top waarvan een elktrische generator 72 aangebracht is,'met een as 73 waarop een rotor 74 aangebracht is, welke rotor drie rotorbladen 42 omvat.
Een kleiner of groter aantal bladen kan gebruikt worden.
In figuur 14 is een ander soort windrotor afgebeeld, die in zijn 40 geheel aangegeven wordt met het verwijzingscijfer 80 en een as 81 op -----£_ 8300164 6 een grondplaat 82 omvat. De rotorbladen 83 worden op as 81 door middel van platen 82 bevestigd. In figuur 14A is één van de rotorbladen 83 af-gebeeld. Zoals duidelijk is, is deze vervaardigd uit twee helften 85A en 85B, welke gelijkend zijn. De twee helften worden door middel van 5 een kleefstof verenigd. Wapeningsstangen 87 en eindplaten 88 zijn afge-beeld. De rotorbladhelften 85A en 85B zijn overeenkomstig de konstruk-ties 25A en 25B geconstrueerd en zijn op een gelijkende manier verenigd.
In figuur 15 is een dwarsdoorsnede overeenkomstig aan die van 10 figuur 10 afgebeeld* Het rotorblad 90 is vervaardigd uit twee helften 91 en 91Δ die bij 92 verenigd zijn door een kleefstof en waarbij de wapeningsstangen 93 onder spanning gebracht zijn. Het blad 90 is zo klein dat deze geen balk of ligger vereist.
In figuur 16 is een rotorblad 100 afgebeeld met delen die overeen-15 komen met die van blad 42 in figuur 10 en welke delen overeenkomstig genummerd zijn maar waar de wapeningsstangen 30 anders aangebracht, zijn.
Het zal duidelijk zijn dat nieuwe en nuttige rotorbladen en rotor-bladonderdelen verschaft zijn. De bladen zijn vervaardigd uit een 20 economisch materiaal (vezel/betonsamenstelling) en deze hebben een voldoende buig- en vermoeisterkte voor het doel indien deze onder druk gehouden worden doof de stangen of^spanningsorganen. De spanorganen kunnen een samengestelde vezel/harskonstruktie ömvattenr-of kabels zijn. De stangen zullen nadat het rotorblad gevormd is onder spanning gezet wor-25 den. Een dergelijke spanning zal het uiteindelijke betonmateriaal onder druk zetten, hetgeen wezenlijk aan de buig- en vermoeiingssterkte van het samengestelde vezel/betonmateriaal bijdraagt.
Het zal ook duidelijk zijn dat de techniek van de onderhavige uitvinding gebruikt kan worden om buisvormige organen, zijnde andere dan 30 rotorbladen, te vervaardigen.
8300164

Claims (32)

1. Rotorbladonderdeel met een aërodynamisch oppervlak, met het kenmerk, dat deze een dunne, monolitische laag van een gewapende beton- 5 samenstelling omvat die het lichaam van het onderdeel vormt.
2. Rotorbladonderdeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wapening van het samengestelde materiaal de vorm van vezels heeft.
3. Rotorbladonderdeel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vezels korte vezels zijn.
4. Rotorbladonderdeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze een inwendige balk omvat, die zich in de lengterichting van het onderdeel uitstrekt en gegoten is uit een vezel-betonsamenstelling die monolitisch is met het samengestelde materiaal dat het aërodynamische ' oppervlak vormt. 15
'5. Rotorbladonderdeel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderdeel een tweede oppervlak heeft dat tegenover het aërodynamische oppervlak ligt, welk tweede oppervlak geschikt is om samen te gaan met een overeenkomstig oppervlak van een overeenkomstig rotorbladonderdeel om een volledig rotorblad te vormen.
6. Langwerpig rotorblad met het kenmerk, dat deze gevormd wordt uit een paar bladonderdelen, welke elk een eerste aërodynamisch oppervlak en een tweede oppervlak hebben, welke tweede oppervlakken aan elkaar bevestigd worden, waarbij elk onderdeel monolitisch geconstrueerd is uit gewapend beton.
7. Rotorblad volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de wapening de vorm van vezels heeft.
* 8. Rotorblad volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de vezels korte vezels zijn.
9. Rotorblad volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk onder- 30 deel gevormd is met en inwendige balk die zich in de lengterichting van het deel uitstrekt en dat twee balken in het rotorblad tegenover elkaar liggen en een enkele balk verschaffen die zich in de lengterichting van het rotorblad uitstrekt, welke balken uit een met vezels gewapende betonnen konstruktie bestaan en waarbij het gehele betonnen lichaam en de 35 balk van elk onderdeel monolistisch zijn.
10. Rotorblad volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de balk voorzien is van in de langsrichting liggende wapeningsorganen.
11. Rotorblad volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de in de langsrichting liggende wapeningsorganen de vorm hebben van onder span- 40 ning staande stangen. 8300164 Λ 8
12# Werkwijze voor het vormen, van een onderdeel van een aërodynamisch rotorblad, met het kenmerk, dat deze werkwijze de volgende stappen omvat: a) het voorzien in een vrouwt jesvorm met een open vormholte die 5 een oppervlak verschaft met de gewenste aërodynamische gedaante en vorm, b) het op een dergélijk oppervlak opbrengen van een dunne laag vochtig betoumengsel, en c) het verwijderen van de zo gevormde betonkonstruktie uit de 10 vorm nadat het beton uitgehard is.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het beton gewapend is.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de wapening de vorm van vezels heeft.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de vezels korte vezels zijn.
16. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het beton door spuiten opgebracht wordt.
17. Werkwijze voor het vormen van een onderdeel van een buisvor-20 mlge betonnen konstruktie, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van een vrouwtjesvorm met een open vormholte die een vormoppervlak verschaft met de gewenste vorm, b) het opbrengen van een dunne laag vochtig betoumengsel op een 25 dergelijk oppervlak, c) het op het blootgestelde oppervlak van de zo ontstane laag, terwijl deze nog te vormen is, opbrengen van een mannet jesvorm die zich in de lengterichting van de vrouwtjesvorm uitstrekt en· uitsteekt vanaf een dergelijke dunne laag beton, 30 d) het op het blootgestelde oppervlak van een dergelijke manne- tjesvorm opbrengen van een dunne laag vochtig betonmengsel en het doen verenigen met de dunne laag die in stap b) opgebracht is van de ontstane laag, waardoor een monolisitische betonnen konstruktie gevormd wordt, die een dunne laag omvat, welke op het oppervlak van de vrouw-35 tjesvorm opgebracht is en een dunne laag omvat die op het oppervlak van de mannetjesvorm opgebracht is, en e) het verwijderen van de onstane monolitische konstruktie uit de vorm nadat deze uitgehard is.
18. Werkwijze volgen conclusie 17, met het kenmerk, dat het beton 40 door spuiten opgebracht wordt. 83 0 0 164 . ' 9 »
19. Werkwijze volgens conclusie 18, net het kenmerk, dat het beton gewapend is net vezels.
20 Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de vezels korte vezels zijn.
21. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het vont- oppervlak van de vrouwtjesvorm geschikt is om het aërodynamische oppervlak van een rotorblad te vormen.
22. Werkwijze voor een buisvormige betonkonstruktie, met het kenmerk, dat deze werkwijze de volgende stappen omvat: 10 a) het vormen van een eerste buisvormig orgaan door het opbrengen van een dunne laag vochtig betonmengsel in de vormholte van een vrouw-tjesvom net een vormoppervlak dat gevormd is overeenkomstig de gewenste vorm, welke stap een eerste buisvormige orgaan tot gevolg heeft, dat een eerste oppervlak heeft dat in aanraking is met en gevormd is 15 door de vrouwtjesvorm en ook een tweede oppervlak heeft dat in de vorm niet bedekt is, b) het de betonlaag mogelijk maken uit te harden, c) het dan verwijderen van het ontstane buisvormige orgaan uit de vorm, 20 d) het op overeenkomstige wijze van een tweede buisvormige orgaan middels stappen a), b) en c), en e) het samenbrengen van de twee organen met de tweede oppervlakken in aanraking met elkaar en het aaneen bevestigen van de organen om een buisvormige constructie te vormen.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de beton nen laag opgebracht wordt door spuiten.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het beton gewapend is met vezels.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de ve-30 zeis korte vezels zijn.
26. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het vormoppervlak of oppervlakken van de vrouwtjesvorm of vormen geschikt zijn om de aërodynamische oppervlakken van een rotorblad te vormen.
27. Werkwijze voor het vormen van een buisvormig orgaan, met het 35 kenmerk, dat deze werkwijze de volgende stappen omvat: a) het vormen van eern eerste buisvormig orgaan door het opbrengen van een dunne laag vochtig beton in de vormholte van een vrouwtjesvorm met een vormoppervlak die gevormd is volgens de gewenste vorm, welke stap een eerste buisvormig orgaan verschaft met een eerste 40 oppervlak in aanraking met en gevormd door de vrouwtjesvorm, en welke 8300164 ' tr f: - 10 ook een tweede oppervlak heeft dat In de vorm niet bedekt is, b) het opbrengen op het oppervlak van de voortgebrachte betonnen laag, voordat deze uithardt, van een mannetjesvorm die. zich in de lengterichting van de vrouwtjesvorm uitstrekt, 5 c) het opbrengen van een dunne betonlaag op het oppervlak van de mannetjesvorm en het êên geheel te doen laten worden van een dergelijke laag met de laag beton die op de vrouwtjesvorm opgebracht is, d) het het beton mogelijk te maken uit te harden, e) het verwijderen van het ontstane buisvormige orgaan uit de 10 vrouwtjesvorm, f) het overeenkomstig vormen van een tweede buisvormig orgaan door een herhaling van de stappen a), b), c), d) en e), en g) het samenbrengen van de twee buisvormige organen met de tweede oppervlakken daarvan in aanraking met elkaar en het aaneen bevestigen 15 van de organen.
28. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de lagen beton opgebracht worden door spuiten.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het beton gewapend is met vezels.
30. Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de vezels korte vezels zijn.
31. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de stappen a) en b) daarvan een tweede oppervlak voortbrengen dat vlak is en eerste en tweede delen omvat gevormd door de randen van de eerste laag 25 van het beton en een derde deel omvat dat gevormd wordt door het bovenoppervlak van de laag beton die in de mannetjesvorm opgebracht is, en waarbij voordat het beton uitgehard is, langssleuven gevormd worden in het derde deel, welke werkwijze, ook de stap van het aanbrengen van langwerpige wapeningsorganen in de sleuven van êên van de rotororganen 30 omvat, waarbij het andere rotororgaan boven dergelijke wapeningsorganen aangebracht wordt om deze te omhullen door de twee stellen sleuven, waarna de twee rotororganen aan elkaar bevestigd worden, eindplaten toegevoegd worden de stangen gespannen worden.
32. Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het vorm-35 oppervlak of oppervlakken van de vrouwtjesvorm of vormen geschikt zijn om het aërodynamische oppervlak van een rotorblad te vormen. rsxsssssaasx 8300164
NL8300164A 1982-02-01 1983-01-17 Rotorbladen voor windturbines. NL8300164A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US34462982A 1982-02-01 1982-02-01
US34462982 1982-02-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8300164A true NL8300164A (nl) 1983-09-01

Family

ID=23351303

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8300164A NL8300164A (nl) 1982-02-01 1983-01-17 Rotorbladen voor windturbines.

Country Status (7)

Country Link
JP (1) JPS58135379A (nl)
AU (1) AU8809582A (nl)
DE (1) DE3232361A1 (nl)
DK (1) DK387882A (nl)
GB (1) GB2115075B (nl)
NL (1) NL8300164A (nl)
SE (1) SE8205615L (nl)

Families Citing this family (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8726429D0 (en) * 1987-11-11 1987-12-16 Radiant Stellite Sa Moulding structures
GB2230225B (en) * 1989-04-12 1992-12-09 Howlett Ian C Method of constructing tubular spars
EP1486415A1 (en) 2003-06-12 2004-12-15 SSP Technology A/S Wind turbine blade and method of manufacturing a blade root
DE102005054594A1 (de) 2005-11-14 2007-05-16 Daubner & Stommel Gbr Rotorblatt für eine Windenergieanlage
EP2094967B1 (en) * 2006-12-15 2012-10-24 Bladena ApS Reinforced aerodynamic profile
WO2008086805A2 (en) 2007-01-16 2008-07-24 Danmarks Tekniske Universitet Reinforced blade for wind turbine
ES2399158T3 (es) 2007-01-25 2013-03-26 Bladena Aps Pala reforzada para aerogenerador
US8603628B2 (en) * 2007-04-30 2013-12-10 Saint-Gobain Performance Plastics Corporation Turbine blade protective barrier
DE102008022548A1 (de) * 2008-05-07 2009-11-12 Nordex Energy Gmbh Rotorblatt für eine Windenergieanlage
ES2383061T3 (es) 2008-06-24 2012-06-18 Bladena Aps Paleta de turnina eólica reforzada
ES2369442B1 (es) * 2008-06-27 2012-10-09 Gamesa Innovation & Technology, S.L. Inserto de pala y método de colocación de insertos en el laminado de una pala.
WO2010000263A2 (en) * 2008-07-01 2010-01-07 Danmarks Tekniske Universitet A reinforced blade for a wind turbine
MX2010011336A (es) * 2008-08-06 2010-11-30 Mitsubishi Heavy Ind Ltd Aspa de turbina eolica y generador de energia eolica que usa la misma.
GB2467745A (en) 2009-02-11 2010-08-18 Vestas Wind Sys As Wind turbine blade with tension element(s) to increase edgewise stiffness
EP2330294B1 (en) 2009-12-02 2013-01-16 Bladena ApS Reinforced airfoil shaped body
DK2450563T3 (da) * 2010-11-04 2014-02-03 Siemens Ag Fremgangsmåde til fremstilling af en vinge
US8250761B2 (en) * 2010-12-13 2012-08-28 General Electric Company Methods of manufacturing rotor blades for a wind turbine
DE202011103238U1 (de) * 2011-07-08 2012-10-11 Rehau Ag + Co. Rotorflügel für Windkraftwerke
CN102661242B (zh) * 2012-05-15 2014-04-16 黄河科技学院 一种垂直轴升力型风轮叶片及其叶片板和对应的制造方法
KR101408785B1 (ko) * 2012-09-05 2014-06-18 (주)아이비티 금속 보강재를 채용한 등가 하중 지지 구조 로터 블레이드
CN103807111B (zh) * 2014-01-26 2016-09-28 桐乡市石门永新玻璃钢制品有限公司 50kw风力发电机组的叶片
JP2016033365A (ja) * 2014-07-31 2016-03-10 株式会社東芝 ロータブレード及びロータブレードの製造方法
DE102014221965A1 (de) * 2014-10-28 2016-04-28 Senvion Gmbh Rotorblatt für eine Windkraftanlage und Verfahren zum Herstellen eines Rotorblatts
RU2699861C1 (ru) 2016-01-29 2019-09-11 Воббен Пропертиз Гмбх Полка лонжерона и способ ее изготовления

Also Published As

Publication number Publication date
GB8302209D0 (en) 1983-03-02
DK387882A (da) 1983-08-02
AU8809582A (en) 1983-08-11
SE8205615L (sv) 1983-08-02
GB2115075B (en) 1985-05-09
SE8205615D0 (sv) 1982-10-01
JPS58135379A (ja) 1983-08-11
GB2115075A (en) 1983-09-01
DE3232361A1 (de) 1983-08-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8300164A (nl) Rotorbladen voor windturbines.
EP2563573B1 (en) A modular structural composite beam
DE60203804T3 (de) Windturbinenblatt
JP4691565B2 (ja) 固定部材を有する風力タービンブレードシェル部材を製造する方法および固定部材を有する風力タービンブレード
DE102011082664B4 (de) Form zur Herstellung eines Steges und Steg für ein Rotorblatt einer Windenergieanlage
EP2422077B1 (de) Reparaturverfahren für ein Rotorblattelement
US10422315B2 (en) Pultruded components for a shear web of a wind turbine rotor blade
KR20130093531A (ko) 풍력 터빈 블레이드의 제조 방법 및 풍력 터빈 블레이드
KR20080004468A (ko) 풍력 터빈 블레이드를 제조하는 방법, 풍력 터빈 블레이드제조 설비, 풍력 터빈 블레이드 및 그것의 이용
CN109094075A (zh) 具有混合翼梁帽的风力涡轮叶片及相关制作方法
GB0213161D0 (en) A fibre reinforced composite component
JP5228518B2 (ja) 風車翼ならびにその成形金型および製造方法
KR100580892B1 (ko) 유리섬유강화 플라스틱 부품 성형시의 기포제거장치 및기포제거방법
KR20080105942A (ko) 강화 섬유 함유 수지 패널 및 건조물 보강 방법
JP2002146904A (ja) コンクリート構造物の補強方法および補強コンクリート構造物
EP2985138B1 (de) Rotorblatt für eine windkraftanlage und verfahren zur herstellung des rotorblattes
KR970065923A (ko) 구조물의 보수 · 보강 방법
JPH09177312A (ja) 繊維強化樹脂製型枠及びその製造法
JP4906320B2 (ja) コンクリート構造体
EP1292746B1 (fr) Proc d de fabrication de bassins aquatiques et bassins notamment pour piscine
EP3015702B1 (de) Rotorblatt für eine windkraftanlage und verfahren zum herstellen eines rotorblatts
JPS584622B2 (ja) サンドイツチ板およびその製造方法
JP2764760B2 (ja) 繊維強化プラスチックファンの製造法
WO2000020702A1 (en) A building element and a method for making same
NL193527C (nl) Bevestigingsorgaan uit composietmateriaal, een voorwerp uit delen verbonden door het bevestigingsorgaan, alsmede een werkwijze ter vervaardiging van het bevestigingsorgaan.

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed