NL8120014A - Werkwijze voor het oprichten van een gebouw en een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

81 2 0 0 1 ^ ‘ ' N.O. 30898 1

Titel:

Werkwijze voor het oprichten van een gebouw en een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. '

Technisch gebied:

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een geheel geïsoleerd gebouwd, waarbij het gebouw 5 op een fundament is opgericht. Hierbij kan het fundament bestaan uit een basis uit bijvoorbeeld gewapend beton, een kelder of uit een systeem van vloerbalken, sokken of uit een andere permanente basis.

Achtergrond: 10

Er bestaat behoefte aan een gebouw dat op overtuigende wijze de binnenruimte ten opzichte van de buitentemperatuur isoleert. Er bestaat ook behoefte eraan in staat te zijn de kosten van een gebouw te verminderen èn natuurlijk ook de tegenwoordige hoge kosten voor het opstellen 15 en inrichten van een gebouw omlaag te brengen. Het is wel bekend, dat men poogt aan de genoemde behoefte te voldoen bij het hedendaagse bouwen, waarbij om een betere isolatie te bereiken, men extra isolatie op het gebouw aanbrengt of de dikte van het isolatiemateriaal verhoogt.

Verder worden tegenwoordig vaak mechanische inrichtingen gebruikt voor 20 het terugwinnen van warmte.

Technische problemen:

Deze maatregelen kunnen natuurlijk de kosten van een gebouw niet 25 omlaag brengen en natuurlijk ook niet de kosten van het bouwen, wat eerder meer gecompliceerd is geworden, ondanks de vermeerdering in het tevoren vervaardigen van delen van het gebouw. Indien het op grotere schaal is gelukt aan de vraag naar de isolatie en het afsluiten van gebouwen te voldoen, dan heeft men, na het gebruik van het gebouw gedu-30 rende een bepaalde tijdsperiode grotere problemen ondervonden met bijvoorbeeld rotting en schimmel, in het bijzonder in gebouwen uit een houtconstructie, wat zijnerzijds aanleiding geeft tot hoge restauratiekosten, bijvoorbeeld voor het vervangen van vensters en deuren en zelfs van wanddragers en wandpanelen. Ondanks versterkte pogingen met de iso-35 latie en het afsluiten van gebouwen is gebleken dat de gebouwen vaak 8120014 i t * 2 verrassend slecht zijn afgesloten, wat afhangt van het materiaal in de gebouwen en versterkt wordt door korte bouwtijden met aansluitend gebruik van de gebouwen, nadat deze zijn opgericht, en vaak ook daarop zijn terug te voeren dat de gebouwen tijdens het verkeerde seizoen van 5 het jaar zijn opgericht. Met het oog op de huidige ontwikkeling in de bouwindustrie moet men misschien besluiten dat het in de gebouwen gebruikte materiaal het grootste probleem is. Hier denkt men in hoofdzaak aan houten delen, zoals bijvoorbeeld houten dragers, houtvezelpanelen, en gebouwen die uit andere levende materialen zijn geconstrueerd. Cm 10 deze problemen te vermijden en aan genoemde eisen te voldoen is duidelijk een nieuwe denktrant wat betreft het oprichten van gebouwen noodzakelijk.

De oplossing: 15

De hier voorgestelde werkwijze volgens de uitvinding vermijdt daarentegen de nadelen van bekende typen gebouwen terwijl tegelijkertijd aan de genoemde eisen wordt voldaan. Men gaat dus uit van het principe van het verkrijgen van een structurele nauwkeurigheid. Verder 20 kan het gebouw op eenvoudige wijze opgericht en samengesteld worden en in een zodanig korte tijdsperiode, dat de kosten voor het oprichten van het gebouw belangrijk kunnen worden verlaagd. Bovendien kan het gebouw zo eenvoudig worden uitgevoerd, dat dit door iedereeen kan worden gedaan, waarbij dit ook vergemakkelijkt wordt door het lage gewicht van 25 de structurele delen van het gebouw, die slechts de toepassing van handarbeid vereisen. Hier is het ook van belang dat het dakwerk van het gebouw kan worden opgericht zonder toepassing van welk gereedschap dan ook of van op een of andere wijze gecompliceerde inrichtingen, en dat het oprichten van de rest van het gebouw wordt verkregen met behulp van 30 niet gecompliceerde gereedschappen. Het belangrijkste van deze werkwijze volgens de uitvinding moet misschien daarin worden gezien, dat de structuur van het gebouw is samengesteld uit andere materialen dan hout of met bouwmaterialen op basis van hout. In plaats hiervan wordt in grote mate een materiaal gebruikt met hoge isolatieëigenschappen en 35 voor bepaalde structurele delen van het gebouw wordt een materiaal met een laag of bijna geen geleidingsvermogen gebruikt. Dit wordt in combinatie met het vermogen van het oprichten van het gebouw met de in aanmerking komende materialen, die op zodanige wijze zijn gebruikt, dat de binnenruimte dicht afgesloten is en dat warmteverliezen door de gelei-40 ding kunnen worden vermeden, wat voor de uitvinding essentieel is. De 8120014 « ΐ * ' 3 draagconstructie is bovendien uit sterk materiaal vervaardigd dat een lage thermische uitzettingscoëfficiënt bezit. De werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de dragers, zoals bijvoorbeeld wand-dragers, uit metaal zijn vervaardigd bij voorkeur in de vorm van staal-5 profielen of stalen dekbalken, en dat de wandpanelen die zich tussen de wanddragers bevinden uit een kunststof bestaan, dat een goede isolatie zowel tegen warmte als ook tegen koude verschaft en in hoofdzaak uit lucht bevattend kunststofmateriaal bestaat, zoals bijvoorbeeld polyure-than, en de wanddragers zijn op het fundament verankerd en zijn ook in 10 langsrichting door de wandpanelen ingesloten, en de op zodanige wijze opgerichte wanden kunnen zo zijn uitgevoerd dat zij. één of meer binnenruimten omgeven, die door een systeem van deelbalken zijn afgedekt, die uit kunststofmateriaal zijn vervaardigd, dat een goede isolatie heeft en de vakwerkdekdragers zijn aan de wanddragers of op het systeem van 15 dekbalken aangebracht door bevestigingsinrichtingen. In bepaalde gevallen, als een gebouw een eerste verdieping moet hebben, is de werkwijze verder gekenmerkt door het vervaardigen van de gevel, staande delen, afgeschuinde dakdelen en/of vloerdelen of ten minste altijd delen van de gevel en de genoemde delen die op de geïsoleerde ruimten aansluiten, 20 uit kunststof vervaardigd, dat een goede isolatie geeft en op de gevel en met de delen onderling zijn verbonden en omgeven het stelsel van de vakwerkdakdragers of die delen van de vakwerkdakdragers, die naar de geïsoleerde binnenruimten zijn gekeerd. Een andere bijzonderheid voor de werkwijze volgens de uitvinding is dat de vakwerkdakdragers en ande-25 re delen van de dragerconstructie, die ten minste naast de geïsoleerde binnenruimte liggen, uit metaal zijn vervaardigd, zoals bijvoorbeeld staal en bij voorkeur uit staalprofielen bestaan. Een verdere bijzonderheid voor de werkwijze volgens de uitvinding bestaat daarin, dat de noodzakelijke dikte van de naar beide geïsoleerde binnenruimten liggen-30 de wanden en de noodzakelijke isolatie van het gebouw bereikt wordt door middel van de wandpanelen, gevels en bij voorkeur zelfs van de vloersystemen, die uit kunststof zijn vervaardigd en/of, waar toepasbaar, gebouwdelen die de geïsoleerde ruimte van de eerste verdieping van het gebouw omgeven.

35 De onderhavige uitvinding is geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze daar waar het gebouw op een fundament, zoals bijvoorbeeld een basis, een kelder of dergelijke moet worden opgericht, en waar het gebouw hiermede bestaat uit een skelet met wanden, vensters, deuren, ventilatoren en andere openingen voor een vloerverdieping, een dek, vak-40 werkdekdragers en een wand, en waar toepasbaar, deelbalksystemen, 8 1 2 0 0 1 4 £ 4 4 staande blokken, geschikt dak, luiken, en dakopeningen, vensters, deuren, voor een eerste verdieping plus noodzakelijk isolatiemateriaal.

Het gebouw heeft het kenmerk, dat het skelet en de wanden metalen wand-dragers bezitten en uit kunststofmateriaal bestaande wandpanelen, waar-5 in de wanddragers zijn uitgevoerd met verankeringinrichtingen voor het verankeren met een op de fundatie aangebrachte gronddorpel of een andere bevestigings- en regelinrichting, en dat het wandpaneel is uitgevoerd voor het omsluiten van de wanddrager in de langsrichting en voor het bepalen van de noodzakelijke wanddikte en het verschaffen van in-10 wendige isolatie, dat een deelbalksysteem, een dak of een equivalent op de wandpanelen is gemonteerd en is ingericht voor het aanbrengen ervan op de aanbrenginrichting op de wandpanelen of bevestigd op de wanddragers met een haakinrichting en ingesloten de noodzakelijke isolatie, en dat in de deelbalksystemen onderste skeletten of in de skeletdragers de 15 wanddrager in ten minste twee tegenover elkaar liggende wanden zijn uitgevoerd met uitstekende bevestigingsinrichtingen voor het bevestigen van de vakwerkdakdrager, of dat de vakwerkdakdragers op de deelbalksy-stemen zijn bevestigd. In die gevallen, waarin het gebouw een eerste verdieping moet hebben, is het gebouw verder gekenmerkt, doordat de 20 binnenruimte van de eerste verdieping omgeven is door gevels, panelen, delen en vloeren uit kunststof, waardoor de gevels, de panelen en de delen noodzakelijke isolatie hebben en de gevels, panelen en delen noodzakelijke wanddikte en vloersterkte verschaffen en zo zijn uitgevoerd dat naastliggende dekdragerdelen omgeven kunnen worden.

25 Dat wat het gebouw volgens de uitvinding in het bijzonder kenmerkt moet daarin worden gezien dat het skelet de vele balksysteemblokken ondersteunt, waarbij een bevestigingsinrichting het skelet stabiliseert en de trekstangen in de dekbalksysteemblokken het skelet en het gebouw verstijven, waardoor men de trekstangtechniek en het sandwicheffect in 30 het skelet de dekbalksystemen en het dek benut, die onderlinge ondersteuning verschaffen. Een ander nieuw idee bij het gebouw volgens de uitvinding bestaat daarin, dat het gebouw vast is bevestigd vanaf de fundatie naar boven tot aan het hoogste deel van het gebouw of de dak-gevel, waardoor het trekstangprincipe wordt toegepast.

35

Korte beschrijving van de tekeningen:

Verdere bijzonderheden en voordelen van de werkwijze en de inrichtingen volgens de uitvinding blijken uit de hierna volgende beschrij-40 ving van de uitvinding, waarbij tegelijkertijd verwezen wordt naar de 8 1 2 0 0 1 4 \ £ * 5 bijliggende schematische tekeningen, waarin:

Fig. 1 schematisch in perspectief een gebouwskelet weergeeft,

Fig. 2 toont op gedeeltelijk op grotere schaal het bovenste deel van een wand volgens de snijlijn A-A in fig. 1 en gedeeltelijk een on-5 derste deel van een wand volgens de snijlijn B-B in fig. 1.

Fig. 3 toont een deel van een andere wand volgens de snijlijn C-C in fig. 1 en een hoekdeel van een gebouw volgens de snijlijn D-D in fig. 1.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede door het dekbalksysteem volgens de 10 snijlijn E-E in fig. 2.

Fig. 5 toont in perspectief een aanzicht van een deel van een wanddrager en een gronddorpel voor het bevestigen van de wanddrager.

Fig. 6 toont een wanddrager en een gronddorpel bij het verankeren van de wanddrager op de gronddorpel.

15 Fig. 7 toont in perspectief een aanzicht van een bovenste deel van een wanddrager en delen van een afdekplaat voor het aanbrengen en fixeren van de afdekplaat.

Fig. 8 toont in perspectief een aanzicht van een bovenste deel van een wand voor het monteren van een trekbalksysteem of een vloer.

20 Fig. 9 toont een aanzicht in perspectief volgens fig. 8 met het gemonteerde dekbalksysteem op de vloer.

Fig. 10 toont een doorsnede van een deel van een gebouw.

Fig. 11 toont een deel van een doorsnede van een gebouw volgens een deel overeenkomstig de snijlijn F-F in fig. 10.

25 Fig. 12 toont schematisch een deel van een dakvoet over de snij lijn G-G in fig. 10.

Fig. 13 toont een doorsnede door een deel van een gebouw met panelen van het gebouw en delen ervan.

Fig. 14 toont een deel van een gedeeltelijk opgericht gebouw.

30 Fig. 15 toont een deel van een fundament waarop een skelet is op gericht.

Fig. 16 toont op grotere schaal een deel van een wanddrager.

Fig. 17 toont op grotere schaal een deel van een wanddrager en een gronddorpel voor het aanpassen van de wanddrager op de gronddorpel.

35 Fig. 18 toont op grotere schaal een deel van een haakinrichting.

De fig. 19-21 tonen in verticale doorsneden een deel van een gebouw en fig. 22 toont in horizontale doorsnede een deel van een skelet.

Fig. 23 toont in perspectief een aanzicht van een skelet en een balksysteem.

40 Fig. 24 toont in perspectief een aanzicht van een deel van een 8120014 *-« * 6 tussenliggende draagwand.

Fig. 25 toont een vakwerkdakdrager en in perspectief details van een dakdrager.

Fig. 26 toont een deel van het dakdeel, van een dekdeel, van een 5 wanddeel en van een vloer of een deelbalkstuk.

Fig. 27 toont een vakwerkdekdrager vanaf de zijde.

Fig* 28 toont een deel van een trekstang.

Fig. 29 toont een deel van een vakwerkdekdrager.

Fig. 30 toont een lichte wanddrager.

10

Uitvoering van de uitvinding:

Met 1 is in fig. 1 een gebouwskelet weergegeven, waarbij het skelet is opgericht op een fundament 2, dat bijvoorbeeld bestaat uit een 15 basis uit gewapend beton, een kelder, een systeem van kelderdeelbalken, uit sokkels of dergelijke· Het skelet bestaat uit wandpanelen 4 en flankerende wanddragers 3, die in het midden van een verdikt deel 4 van het wandpaneel kunnen zijn aangebracht, de wanddragers 3 in twee tegenover elkaar liggende wanddelen van het gebouw kunnen verankeringsin-20 richtingen 13 hebben voor het verankeren van de dekvakdrager 10, zie ook fig. 2 en 14. De verankeringsinrichting 13 kan bestaan uit flenzen, die in paren zijn aangebracht met bijvoorbeeld een gat 33 voor het fixeren van de verankeringsinrichting.

De wanddragers zijn uit metaal vervaardigd, in hoofdzaak in de 25 vorm van stalen profielen of stalen vakwerkdragers, waartegen de wandpanelen 4 uit kunststofmateriaal zijn vervaardigd, dat een goede isolatie geeft tegen zowel warmte als ook koude en in hoofdzaak bestaat uit van lucht voorzien kunststofmateriaal, zoals bijvoorbeeld polyurethan. De wandpanelen kunnen van vensters, deuren, ventilatoren, ventilatie-30 kanalen of andere wandopeningen al naar noodzakelijk zijn voorzien. De wanddragers 3 zijn bedoeld voor het verankeren op het fundament 2; voor dit doel heeft het fundament gronddorpels 7 of dergelijke inrichtingen. Omdat het gebouw en zijn onderdelen nauwkeurig zijn vervaardigd en optimaal zijn voorvervaardigd is het van belang dat de gronddorpel 7 een 35 zekere verankering en een correcte stand op het fundament heeft. Daarom is het fundament 2 van platen uit bijvoorbeeld staal voorzien, die in het fundament zijn ingegoten, zie ook fig. 10. De gronddorpel 7 is daarbij op het fundament 2 bevestigd door vastlassen op de ingegoten stalen platen.

40 De fig. 15, 16 en 19 tonen dat de grondorpel 7 ogen 61 bezit. Met 8120014 * 7 de fundamenten van het dak-, kelder- of bodemplaattype of de bodem met een basislaag isolatiemateriaal heeft de gronddorpel trekstangen, zoals getoond, voor het ingieten in het beton 63. Het bodemdeel 65 toont ook een trekstang 64 die in de beton 63 is ingegoten. Een wanddrager 66 kan 5 als versterking zijn aangebracht tegen windbelasting en uitwendige drukken. Bij het ingieten houden de ogen 61 de gronddorpel op zijn plaats, terwijl de beton uithardt. De ogen kunnen bevestigd zijn met stiften, nagels, bouten of dergelijke 67. Voor het geval een basis met onderliggende isolatie wordt gebruikt of gedurende koud weer kan de 10 gronddorpel worden bevestigd door bouten of dergelijke door de ogen.

De gronddorpel voor de tussenliggende draagwand 44 kan op het fundament op overeenkomstige wijze zijn aangebracht, zie de fig. 21 en 24. Een bodemverbindingsdeel 65 is met de trekstang 24 op de beton verankerd en kan in de wapening 68 in het fundament 2 zijn gehaakt. De 15 gronddorpel bestaat hier uit een horizontaal U-profiel, mogelijkerwijze met ogen 61. De wanddragers hebben een groef of uitsparing 69 en kunnen op de gronddorpel worden geschoven, om tegen het naastliggende wandpa-neel 4 te rusten en in de groef 70 ervan wordt dan het volgende wandpa-neel met een groef in de wanddrager ingepast en er toe gebracht de 20 wanddrager in te sluiten.

Fig. 20 toont het verbinden van een bovendeel 65 en een tussenliggende wand 71. Hiermede worden twee Y-vormige platen 72 op de verbinding aangebracht en worden bijvoorbeeld V-vormige trekstangen 73 door het verbindingsdeel 72 geleid en in de beton ingegoten.

25 Fig. 17 toont dat wanddragers van uitstekende ogen 75 kunnen zijn voorzien waarmede de wanddrager op de gronddorpel 7 verankerd kan worden.

In fig. 5 is de vorm van het onderste deel van de wanddrager 3 en van een dorpel 7 te zien. De wanddrager heeft een opening 23, zodat hij 30 schrijlings op de gronddorpel kan worden geplaatst. Verder is een ver-ankeringsinrichting 25 op de wanddrager getoond in de vorm van een haak, die er voor is bestemd in het gat 27 in de gronddorpel te treden. Voor het vergemakkelijken van het Inhaken van de wanddrager is de onderste rand ervan afgerond, zie 26. Door middel van deze uitvoering kan 35 de wanddrager in het fundament worden verankerd zonder hulp van gereedschappen. De haak wordt in de gronddorpel gevoerd door het rusten van de wanddrager op de gronddorpel en erna volgend heffen ervan tegen een tevoren geplaatst naastliggend wandpaneel, dat door de wanddrager vast moet worden gehouden. Voor het vergrendelen van de wanddrager kan de 40 haak een afstaande tong 31 bezitten, die in een ander gat 19 in de 8120014 * 8 * ψ gronddorpel wordt Ingebracht.

Het tussen twee wanddragers 3 gelegen wandpaneel 4 heeft een uitsparing in de verbindingrand 15 van het wandpaneel, waardoor twee naast liggende wandpanelen zijn geplaatst voor het omsluiten van een wanddra-5 ger in een langsrichting, zie de fig. 3, 14, 15 en 22. Verder heeft de onderste rand van de wand een opening 24, zie fig. 10 en 21, waardoor het wandpaneel schrijlings op de gronddorpel kan zitten. Voor het verzekeren van een afsluiting tussen de onderste rand van het wandpaneel en het fundament, kan de afdichtingsstrook 51 uit bijvoorbeeld lucht 10 bevattend kunststofmateriaal op elke zijde van de gronddorpel zijn geplaatst, voor het monteren van de wanddrager. Zoals uit fig. 2 blijkt is een ruimte 52 aanwezig tussen het binnenvlak van het wandpaneel en het fundament. Deze ruimte kan gevuld worden bijvoorbeeld met een gelaagd afdichtingsmateriaal uit polyester of dergelijk materiaal en kan 15 uitgevoerd worden bijvoorbeeld samen met de bodem voor het nivelleren. Met 53 is schematisch aangegeven dat het fundament van verwarmingsslan-gen kan zijn voorzien.

De boven rand van het wandpaneel 4 heeft een uitsparing 18, zie de fig. 8, 14, 15 voor het opnemen van een afdekplaat 8 of een haakinrich-20 ting 74. Verder is in fig. 7 aangegeven dat de afdekplaat 8 is geplaatst voor toepassing met andere naastliggende of nabijliggende wanddragers door middel van de opening of het gat 30, als aangegeven. De einden van de afdekplaat 8 worden verbonden door het plaatsen in de openingen 30 en worden samen vergrendeld met de vergrendelingsstift 32 25 in de vorm van een schakel, die in de gaten 36, openingen of dergelijke inrichtingen in de afdekplaat wordt gebracht. Zoals uit fig. 7 blijkt heeft de wanddrager 3 geen verankeringsinrichting, d.w.z. dat deze wanddrager bedoeld is voor toepassing in een wand, waarop geen dakvak-drager wordt geplaatst.

30 De afdekplaat heeft ook de aanbrenginrichting 28, die bijvoorbeeld bestaat uit een gat, waardoor de aanbrenginrichting bedoeld is voor het aanbrengen van een dekbalksysteem 6 of een dek op het skelet. Het dek-balksysteem 6 of het dek zijn in hoofdzaak uitgevoerd als deksysteem-blokken en bestaan uit kunststofmateriaal, dat een goede isolatie ver-35 schaft, bij voorkeur van hetzelfde type als gebruikt wordt voor de wandpanelen 4. De deelbalksystemen 6 zijn daarop van uitstekende stiften 16 voorzien, zie fig. 2, voor het lokaliseren van het blok en waarmede de stiften in verbinding worden gebracht met de aanbrenginrichting 28 voor het monteren van het blok, zodat het rust op de vrije rand van 40 het skelet en op binnenste draagwanden 44, in geval deze aanwezig zijn, 8120014 X * 9 zie fig. 13. De rugwand heeft een overeenkomstige verbinding, waarin de beide plaatsingsstiften elkaar raken. Het deelbalksysteem verstijft het skelet 1.

Als aangegeven in de fig. 14 en 15 kan een haakinrichting 74 in 5 het bovenste randdeel 18 in het wandpaneel 4 zijn aangebracht, zie ook fig. 18. De haakinrichting reikt tot in de uitsparing 18 tussen twee naast elkaar liggende wanddragers 3 voor het haken in de wanddragers.

Een haakinrichting 45, zie fig. 14, is op de hoek van het gebouw aangebracht om vanaf naastliggende wanddrager in de eerste wand en om het 10 verbindingspaneel in de andere wand te reiken.

Uit fig. 23 blijkt hoe het deelbalksysteemblok 6 met een wanddrager 3 alsmede met de wanddrager 3 is verbonden als een dekvakwerkdrager 10 die met een wanddrager met flenzen 13 te verbinden is. Een haak 77 wordt hier gebruikt die bij voorkeur is uitgevoerd als in fig. 5 weer-15 gegeven. Eén einde van de haak wordt in de opening 78 in de wanddrager gebracht en wordt dan teruggebogen tegen en om het deelbalksysteemblok en wordt daarna met een stift 79, een haak, gebogen en uitgestanst uit haakmateriaal of met een dergelijke inrichting geborgd. Het deelbalksysteem wordt verankerd via haken, wanddragers en gronddorpel op het fun-20 dament. In het deelbalksysteem is een groef 76 aanwezig, waarin een overeenkomstige deelbalk 9 of een basisdeel van een dakvakwerkdrager is geplaatst, als het dakdeel is aangebracht. Daarna wordt een nieuw deelbalksysteemblok aan gebracht met een groef, die met de dakvakwerkdrager is verbinding staat, waartoe de mannelijke deelbalken van de dakvak-25 werkdrager behoren, tussen het deelbalksysteemblok. Nieuwe dakdelen zijn met groeven uitgevoerd voor het verbinden met de achterblijvende dakvakwerkdragerdelen en voor het afsluiten van de dakvakwerkdragers tussen de dakdelen. Een trekstang 87 wordt in de basis van de dakvakwerkdrager 9 geplaatst resp. in de mannelijke deelbalken en houdt de 30 dakvakwerkdragers star samen.

De fig. 25 en 27 tonen een dakvakwerkdrager en een dakdeel plus de hierboven genoemde trekstang. Door middel van de dakvakwerkdrager 81-85 en een verbindingsplaat 86 waar de dakvakwerkdrager 10 op gericht en vast aangebracht door middel van de trekstaaf 87, waardoor de dakvak-35 werkdrager en het dak stijf worden gemaakt.

De trekstang 87 strekt zich uit door de mannelijke bodembalk 9 in de dakvakwerkdrager 10 en is net behulp van de ankerplaat 38 en van de moeren 9 strak aangetrokken en hij houdt de dakvakwerkdrager en het dakdeel vast.

40 De dakvakwerkdrager 10 of het dakdeel 81-85 kunnen in het algemeen 8120014 * * 10 uit dunnere platen bestaan met versterkingsplaten 90. De wanddragers 91 in de tussenwanden kunnen in plaats hiervan uit U- of Z-vormige metalen profielen bestaan, die door het een of andere materiaal gedekt zijn, bijvoorbeeld blokeenheden uit kunststof, als bovengenoemd. Daardoor be-5 reikt men een rationele bovenopbouw met gevels en dakdeel 80, dat kan worden vervaardigd met zowel oppervlak aan de binnenzijde als aan de buitenzijde, die voor gebruik gereed zijn, d.w.z. de buitenzijde is weerbestendig en de binnenzijde bijvoorbeeld is een reeds geschilderd dek.

10 Voor vlakke daken kunnen dakvakwerkdragers 10 of mannelijke deel- balken zijn voorzien van flenzen 13, die zich vanaf de wanddrager 3 af uitstrekken.

In fig. 3 is een hoekpijler 5 getoond, die met een naastliggend wanddeel 4 en met wanddragers 3 is verbonden. De vrije bovenwand van de 15 hoekpijler in het skelet is van een plaat 56 voorzien, die een grendel-functie heeft.

In fig. 4 is een dwarsdoorsnede door twee opgerichte deelbalksy-stemen getoond over de doorsnede E-E in fig. 2 en hieruit blijkt dat het blok een uitsparing bezit, naar het naastliggende blok dat als bei-20 de blokken samen zijn geplaatst, een uitsparing 19 vormt naar de binnenruimte, zie ook fig. 9. In deze uitsparing is het onderste skelet 9 van een dakvakwerkdrager 10 geplaatst. Voor het monteren van het onderste skelet kan de uitsparing gevuld zijn bijvoorbeeld met een polyure-thanverbinding of een dergelijke andere verbinding, waarop het skelet 25 in de uitsparing worden geplaatst. Het onderste skelet 9 houdt het deelbalksysteemblok 6 vast. Bovendien houdt het onderste skelet de tegenover elkaar liggende buitenwanden op evenwijdig geplaatste wanden met elkaar verbonden, d.w.z. het onderste skelet borgt de wanden in het skelet 1, zie de pijlen 11 in fig. 1.

30 De bovengenoemde wanddorpels 7, afdekplaten 8, onderste skelet 9 en dakvakwerkdragers 10 zijn vervaardigd uit metaal, bijvoorbeeld uit metalen profielen, zoals vierkante staalprofielen. Zoals hierboven genoemd kunnen de wanddragers 3 ook als vierkante profielen zijn vervaardigd.

35 De binnenruimte van de eerste verdieping van een gebouw is door dekbalksystemen, gevels, hellende dakdelen, staande blokdelen en/of dekdelen omgeven, of door ten minste die delen van de gevel en delen, die toegepast zijn voor het isoleren van de binnenruimte 40 en deze begrenzen, zie bijvoorbeeld fig. 13. Gevelblokken en delen zijn daarom 40 uit kunststofmateriaal vervaardigd, dat een goede isolatie verschaft, 8120014 11 bij voorkeur van het type, waarvan ook de bovengenoemde wanddelen en dekbalksysteemblokken zijn vervaardigd. De noodzakelijke dikte en de noodzakelijke isolatie van het gebouw wordt bereikt door middel van kunststofwandpanelen 3 en bij voorkeur, waar toepasbaar, dekbalksy-5 steemblokken 6 en bij voorkeur waar toepasbaar gevels en zelfs de eerste verdiepingen in gebouwen met inrichtingen van bestaande blokdelen 37, geneigde dakdelen 38 en dekdelen 39. Deze blokken, gevels en delen zijn zelfdragend waardoor de noodzakelijke afdichting en isolatie worden bereikt dankzij de materiaaleigenschappen en het geringe geleidings-10 vermogen. Verder verschaffen de blokken, gevels en delen de noodzakelijke wand- en dakdikten en daarom kunnen bijvoorbeeld wandpanelen 3 en zelfs dekbalksysteemblokken 6 op êén of beide zijden, uit materiaal worden vervaardigd met het buitenste wandoppervlak of een binnenste wandoppervlak, bijvoorbeeld een dek- of een bodemvlak met een geschikte 15 vorm en van geschikt patroon. De oppervlakken van blokken, gevels en delen kunnen daarom in gerede toestand worden vervaardigd en kunnen dus zo worden gebruikt dat zij geschikt zijn voor beschilderen, behangen enz. of zodat zij een volledig gedecoreerd oppervlak hebben. Dit kan worden bereikt door het vervaardigen ervan in uit één stuk gegoten ma-20 teriaal, dat op zichzelf, door de materiaalkeuze, de noodzakelijke eigenschappen bezit. Dankzij de zelfdragende uitvoering wordt een ruimte keuze bereikt voor het indelen van binnenruimte en in deze samenhang kan worden genoemd dat binnenste steunwanden 44 en andere binnenwanden met vrije plaatsingsmogelijkheden uit bovengenoemd kunststofmateriaal 25 kunnen worden vervaardigd, maar hier moet men geen isolatie in aanmerking nemen bij het dimensioneren van binnenwanden. Als een verder voordeel kan in fig. 3 worden gezien dat de hoekpijler 5 van versieringen 55 is voorzien.

Een dragende binnenwand 44 kan in het gebouw zijn aangebracht met 30 prioriteit voor de plaatsing van de steun van dekbalksystemen 6. Voor het vormen van andere binnenwanden 71 kan het dek bijvoorbeeld van een rand, een buis of een ander voorwerp worden voorzien, waardoor de bovenrand van de tussenwand een equivalente uitsparing 47 bezit, die over de rand van het dek ligt.

35 De gevels en delen in de eerste verdieping van het gebouw zijn zo uitgevoerd dat zij naastliggende dakvakwerkdelen omsluiten of ten minste geschikt zijn voor het omsluiten van die delen van vakwerkdragers die naar de geïsoleerde binnenruimte 40 zijn toegekeerd. Daarom zijn, de blokken en delen die aanwezig zijn voor het begrenzen van de binnen-40 ruimte van een eerste verdieping van het gebouw, zo uitgevoerd met 8120014 * ♦ 12 blokverbindingsranden voor het opnemen of omsluiten van verbindingsdelen van dakvakwerkdragers. In deze gevallen, waar gevels, en gevels samen met verbindende blokken en delen aanwezig zijn, hebben zij een uitsparing 76 voor het opnemen van de te verbinden dakvakwerkdragers, 5 d.w.z. op elke zijde van gevels, die naar de binnenruimte zijn gekeerd, en zijn uitsparingen aanwezig voor het opnemen van ten minste dat deel van dakvakwerkdragers dat grenst aan de geïsoleerde binnerruimte. De gevels en gebouwdelen in de eerste bouwverdieping kunnen zelfs van deuren, vensters, ventilatiekanalen, ventilatoren, dakluiken, dakzolder-10 vensters en andere toebehoren zijn voorzien. De gevels, blokken en delen zijn aanwezig in de vereiste dikte en bezitten de vereiste isolatie.

Nu wordt gewezen op de fig. 10 en 12 waarin de oprichtinrichting 20 is weergegeven, die bijvoorbeeld bestaat uit een L-vormige meerlaags-15 eenheid met een uitstekende flens 21. De opstelinrichtingen 20 zijn in paren geplaatst en omvatten een orgaan voor een voorgefabriceerde dakvoet 22 of een deel van de dakvoet. Hier is de dakvoet uitgevoerd als een opneemorgaan, d.w.z. met een uitsparing of groef, door middel waarvan de dakvoet of een deel van een dakvoet op de oprichtingsinrichting 20 20 kan worden aangebracht via de opneemverbinding. Als gevolg daarvan kan de dakvoet met zijn uitsparing in de uitstekende flens 21 van de oprichtingsflens ingeschoven worden. De dakvoet kan dus zo zijn uitgevoerd dat hij ten minste een inrichting omvat voor een dakkanaalophang-ing of dergelijke.

25 De werkwijze voor het oprichten van een dergelijk geheel geïso leerd gebouw omvat dus toepassing van het hierboven genoemde materiaal of van overeenkomstige gebouwdelen. Het fundament is hierbij van tevoren van een bodemdorpel of een andere verankerings- en instelinrichting voorzien. De voorgefabriceerde gebouwonderdelen voor het skelet kunnen 30 gemakkelijk met de hand worden opgericht, waardoor de wanddragers op het fundament verankerd worden. Daarna worden de wandpanelen op het fundament verankerd en gedwongen zich met de wanddragers te verbinden op het eerste blokrandsamenstel. Daarna wordt de tweede wanddrager op het fundament verankerd en met het randsamenstel van het reeds opge-35 richte wandpaneel verbonden om aldus het wandpaneel te fixeren. Een tweede wandpaneel wordt dan op het fundament verankerd en met zijn eerste blokrandelement met de tweede wanddrager verbonden enz. Het skelet wordt op deze wijze opgebouwd, totdat het laatste wandpaneel, dat het horizontale begrenzingsdeel van het gebouw vormt op het fundament is 40 verankerd, waardoor het laatste wandpaneel, dat bijvoorbeeld uit een 8 1 2 0 0 1 4 13 hoekpijIer bestaat, aan. het fundament wordt verankerd en met zijn blok-elementrand zich met de eerste opgerichte wanddrager verbindt, waarna een laatste wanddrager op het blokrandsamenstel van bovengenoemde laatste wandpaneel wordt verankerd en met het blokrandelement van het hier-5 boven genoemde laatste wandpaneel. Hierdoor kan de het laatst opgerichte wanddrager worden verankerd door de het naar beneden intreden in de opening in het blokrandelement. Op andere wijze kan het laatste wandpaneel worden verbonden met de laatste wanddrager en de eerste wanddrager met een haakinrichting. Aldus opgerichte wanden en eventueel aanwezige 10 binnenwanden worden van afdekplaten of haakinrichtingen voorzien en vele balksysteemblokken worden geplaatst en met wanden of wanddragers in ingrijping gebracht en op de wanden geplaatst en waar toepasselijk op de vrije randen van de binnenste draagwanden.

In alle gevallen waarin het gebouw een eerste verdieping heeft, 15 wordt een eerste dakvakwerkdrager en een eerste gevel opgericht voor verbinding met de dakvakwerkdrager of ten minste met delen van de dakvakwerkdrager. Hét dakbalksysteem of de bodem is van geleidingsstroken voorzien, indien deze ontbreken, waar de binnenruimte van de eerste verdieping staande blokken moet hebben worden zij weer verbonden met de 20 gevel of ten minste een deel van de dakvakwerkdrager. Waar toepasbaar worden hellende dakdelen en dekdelen opgericht tegen staande blokdelen, die met de gevel en de opgerichte dakvakwerkdragers zijn verbonden, die hiermede ten minste gedeeltelijk de binnenruimte omgeven, die door de gevels en delen wordt omsloten* Daarna wordt een tweede dakvakwerkdra-25 ger verbonden met de voorgenoemde delen enz. om het opstellen van de eerste binnenruimte van de verdieping te voltooien met verbinding van het eerste geveldeel met de laatst opgerichte dakvakwerkdrager.

Het plaatsen van het dak en van de dakvakwerkdragers voor een ge-veldak wordt bij voorkeur uitgevoerd als hierboven beschreven met dak-30 vakwerkdragerdelen 81-86, dakdelen 80 en trekstangen 87.

Volgens een speciale werkwijze worden de dekdelen, hellende dakdelen of dekken en hellende dakdelen die met staande blokken zijn verbonden, opgesteld met een eerste blokdakelement dat met de geplaatste dakvakwerkdrager wordt verbonden, waarna het dek of het hellende dakdeel 35 op de dakvakwerkdrager wordt verankerd of, door middel van een verbin-dingsinrichting met de geplaatste gevel, dakwakwerkdrager en gedeelte in verbinding wordt gebracht. Als dergelijke verbindingsinrichtingen worden toegepast kan een eenvoudig gereedschap noodzakelijk zijn.

Als een bijzonder dak wordt gevormd dan kunnen de dakdelen ervan 40 worden vervaardigd uit het isolerende kunststofmateriaal, dat in aan- 8120014 u meriting komt, alsmede ook de dakpannen.

Industriële toepasbaarheid: 5 Bij het berekenen en voorbereiden van een proefproject voor een twee verdiepingen bezittend huis werd een betonfundament gekozen. De dikte van de wanddelen bedroeg 150 mm, vervaardigd uit polyurethan met λ = 0,017, Mi + Mu « 0,20, Kw = 0,13. Het fundament werd van een dunne gladde laag uit cement voorzien en werd op een 70 mm dikke bodemlaag 10 uit mineraalwol geplaatst. Het dakbalksysteemblok had een verstijvings-effect dankzij de uitstekende stiften, die met de afdekplaat in ingrij-ping zijn. Het blok bestond uit polyurethan met een dikte van 300 mm en λ= 0,017, Mi + Mu = 0,3, Kw - 0,06. De wanden tegen het hellende dak en het mannelijke deelbalksysteem hadden een dikte en andere eigen-15 schappen overeenkomstig het tevoren genoemde deelbloksysteem. Het proefproject toonde aan dat het nauwelijks noodzakelijk is een extra verwarming aan te brengen omdat de isolatie en de afsluiting zo goed zijn, dat men alleen een verwarmingsbron moet verzorgen om extra warmte af te geven bij extreme weersomstandigheden. Het gebouw is zo uitgevoerd, dat 20 mechanische ventilatie mogelijk is. Door toepassing van een afdekeen-heid moet het mogelijk zijn de totale warmtebehoefte te dekken..

Bij gebruik van het gebouw volgens de uitvinding in een omgeving met een warmer klimaat kan een geschikte en normale binnentemperatuur op eenvoudige wijze en met minder energieverbruik worden bereikt voor 25 het toevoeren van koudere lucht naar de binnenruimte van het gebouw.

Zonder het overschrijden van het principe van de uitvinding kunnen modificaties in de werkwijze en bij de inrichtingen volgens de uitvinding mogelijk zijn. Aldus kan het gebouw andere vormen, een andere grootte, een andere bodemuitvoering en dakhoek en andere daken hebben.

30 Het is ook mogelijk uit andere oogpunten dan hierboven beschreven en aangegeven de opbouw van het gebouw te voltooien met meerdere verdiepingen. Wanddragers en andere dragende delen van het skelet kunnen in wandpanelen en delen ingesloten worden, waardoor een versterking wordt gevormd of een skelet, dat in de blokken en delen is ingegoten en wat 35 de wandpanelen betreft kunnen deze uitsteken uit de onderste en bovenste randen van de wandpanelen voor het verankeren met een fundament of voor het mogelijk maken van de voortzetting van het gebouw boven .de onderste verdieping. Het gebouw is van het begin af aan bedoeld voor het aanhouden van bestaande moduulafmetingen voor gebouwen en als voorbeeld 40 kan het raadzaam zijn dat dakvakwerkdragers tot 1200 mm worden beperkt.

8120014 15

Er bestaat dus geen reden om af te wijken van bestaande gebouwnormen wat betreft afmeting, sterkte, isolatie en afsluiting. Het fundament zelf kan van elk geschikt type zijn en kan bijvoorbeeld bestaan uit met beton gevulde blokken* Dienovereenkomstig kan de bodem op het fundament 5 of kelderdakbalksysteem uit delen bestaan die uit het in aanmerking komende kunststofmateriaal zijn vervaardigd, geproduceerd met de gewenste patronering en versiering. Er bestaat echter een vrije keuze in de benutting van andere bodem-, dak- en wandbekleding zoals ook het geval is wat betreft de vlakken van panelen, platen, tapijten, beschildering 10 enz. In geval speciale buitenfagaden noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld in de fig. 10, 19 en 22 met 57 aangegeven, dan kan een tegel-steenwand worden gebouwd, bij voorkeur met een ventilatieluchtruimte tussen de facade en het skelet. De luchtruimte kan hier 20 mm bedragen, terwijl de tegelsteenfa$ade een dikte van bijvoorbeeld 120 mm kan heb-15 ben. Het fundament kan zelfs van een randisolatie 12 zijn voorzien, bijvoorbeeld uit lichtgewicht beton met een dikte van 100 mm. Ook andere daken en dakbekledingen kunnen natuurlijk worden toegepast, maar volgens het voorbeeld van de werkwijze moet het dak van voor dakdelen in aanmerking komend kunststofmateriaal zijn voorzien. Hier is een 20 luchtruimte 59 aanwezig tussen het dak en het hellende dak. In fig. 13 is een bevestigingsinrichting en dergelijke getoond, bijvoorbeeld in de vorm van een gat, dat zich door het dak en delen uitstrekt voor de verankering, of een verbindingsinrichting voor de diametrale verbinding van het bovenste deel van het gebouw of de gevels of tussengeplaatste 25 gebouwdelen. Hiermede is de uitvinding niet beperkt tot dat wat uit het voorbeeld van de werkwijze blijkt, maar slechts door de hierna volgende conclusies.

8120014

Claims (35)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een geheel geïsoleerd gebouw geplaatst op een fundatie (2), waarbij wanddragers (3) zijn ver-5 vaardigd uit metaal, bij voorkeur staalprofielen of stalen balken, en dat wandpanelen (4), die zijn geplaatst tussen de wanddragers zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal dat een goede isolatie geeft zowel tegen warmte als tegen koude, en bij voorkeur bestaat uit lucht bevattend kunststofmateriaal of schuimkunststofmateriaal, zoals polyurethan, met 10 het kenmerk, dat de wandpanelen (4) zijn uitgevoerd met zodanige blok-randverbindingen (15) dat naast elkaar liggende wandpanelen een wand-drager (3) in langsrichting kunnen omgeven, dat een eerste wanddrager is opgesteld en verankerd op de fundatie (2), een eerste wandpaneel is geplaatst op de fundatie en verbonden wordt met een eerste blokrandver-15 binding met genoemde eerste wanddrager, een tweede wanddrager is verankerd op de fundatie en verbonden wordt met een tweede blokrandverbin-ding van genoemde eerste wandpaneel, een tweede wandpaneel wordt verbonden met de fundatie en in verbinding wordt gebracht met zijn eerste blokrandverbinding met genoemde tweede wanddrager enz. totdat het laat-20 ste wandpaneel, dat de horizontale afmeting van het gebouw vormt op de fundatie is geplaatst en dat de aldus geplaatste wanddragers in langsrichting zijn omsloten door de wandpanelen, dat naastliggende wanddragers van elke wand met elkaar in verbinding zijn door middel van dekplaten (8) die reiken tussen naast elkaar liggende paren wanddragers 25 van elke wand, dat de wanden die op deze wijze zijn opgesteld een skelet (1) vormen, dat is voorzien van dragers (9), die rusten op twee tegenover elkaar liggende wanden van het skelet, en verbindingssysteem-blokken (6) of dekdeelblokken vervaardigd uit een kunststofmateriaal, waarbij genoemde dragers en verbindingssysteemblokken of dekdeelblokken 30 op hun beurt op het skelet zijn geplaatst, dat in toepasbare gevallen als het gebouw een eerste verdieping moet hebben met dekbalken (10) mogelijke gevels, staande blokdelen (37), dek of dakdelen (38) en/of dek-of dakdelen (39, 80) of tenslotte die delen van de gevels en delen die gericht zijn naar de geïsoleerde binnenruimte (40) zijn vervaardigd uit 35 genoemd kunststofmateriaal en waarbij de gevels en delen zo zijn uitgevoerd, dat ze met elkaar samenwerken en geplaatste dekbalken of ten minste die delen van de dekbalken die zijn gericht naar en liggen nabij de geïsoleerde binnenruimte kunnen omgeven.

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een geheel geïsoleerd gebouw opgesteld op een fundatie, met het kenmerk, dat de wanddragers (3) 5 zijn vervaardigd uit metaal, bij voorkeur uit stalen profielen of liggers, en dat wandpanelen (4), die zijn geplaatst tussen de wanddragers zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal, dat een goede isolatie verschaft, bij voorkeur lucht bevattend kunststofmateriaal, zoals polyure-than, en dat de wanddragers zijn verankerd op de fundatie (2) en in 10 langsrichting zijn omsloten door de wandpanelen, dat de wanden die op deze wijze zijn opgesteld, zo zijn uitgevoerd, dat zij iên of een aantal binnenruimten omgeven die zijn bedekt met dekbalksysteemblokken (6) vervaardigd uit het kunststofmateriaal dat een goede isolatie geeft, dat dekvakwerkdragers (10) zijn verankerd op de wanddragers (3) met be-15 vestigingsmiddelen (13) of met de dekbalksysteemblokken (6), die in toepasbare gevallen, als het gebouw een eerste verdieping moet hebben, de gevels, opgerichte blokdelen (37), dekdelen (38) en/of plafonddelen of ten minste die delen van gevels en delen die gericht zijn naar de geïsoleerde binnenruimte zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal met 20 goede isolatie, en waarmede de gevels en de delen samen zijn verbonden om de opstelling van dekbalken of ten minste die delen van de dekbalken die gericht zijn naar en liggen nabij de geïsoleerde binnenruimte te omsluiten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dekbal-40 ken (10), genoemde balken (9) en ook andere structurele delen (81-85, 8120014 90, 91) voor de ondersteuningsconstructie en die ten minste nabij de geïsoleerde binnenruimte (40) liggen, zijn vervaardigd uit metalen profielen, zoals vierkante buizen, Z- of U-vormige profielen, dunne platen of andere platen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dekbal-25 ken (10) en ook andere constructiedelen (9, 81-85, 90, 91) voor de on- dersteuningsconstructie en die ten minste de geïsoleerde binnenruimte omsluiten zijn gevormd uit metaalprofielen, zoals vierkante, Z- of U-vormige staalprofielen, dunne platen of andere platen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het laatste wandpaneel (4) bijvoorbeeld een hoekkolomblok (5) vormt en is geplaatst op de fundatie (2) en is,verbonden met zijn eerste of enige blokrand-verbinding met de laatste wanddrager (3) en dat het laatste wandpaneel samenwerkt met de genoemde eerste wanddrager.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dekdelen 30 (38, 80) en bij voorkeur ook nokdelen (50) zijn uitgevoerd in kunst stofmateriaal met goede isolatie.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wanddra ger (3) geplaatst nabij een hoek wordt verbonden door middel van een dekplaat (45) met het nabij liggende wandpaneel (4) in de wand en onder een rechte hoek.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de noodzakelijke dikte en de noodzakelijke isolatie van het gebouw wordt bereikt door middel van genoemde wandpanelen (4) en gevels, waar toepasbaar, en 35 bij voorkeur zelfs dekbalksysteemblokken (6) en/of andere mogelijke delen (37, 38, 39, 80), zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije 15 einde van de opgezette wanden is voorzien van dekplaten (8) en dat genoemde balken (9) bij bevestiging in samenwerking worden gebracht met de dekplaten.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een wand-drager is verankerd op de fundatie (2), een wandpaneel (4) is verankerd op de fundatie en zo is uitgevoerd dat de wanddrager wordt verbonden 40 met een eerste blokrandverbinding, een tweede wanddrager is verankerd 8120014 op de fundatie om een tweede randverbinding van het wandpaneel te verbinden, een tweede wandpaneel is verankerd op de fundatie en zo is uitgevoerd dat hij samenwerkt met zijn eerste blokrandverbinding met de tweede wandligger enzovoorts dat het laatste wandpaneel dat de horizon-5 tale hoogte van het gebouw vormt is verankerd op de fundatie en in samenwerking is gebracht daarmede waarbij het laatste wandpaneel bijvoorbeeld een hoekkolom (5) vormt verankerd op de fundatie en samenwerkt met zijn eerste of enige blokrandverbinding met de laatste wanddrager en dat ten minste het laatste wandpaneel in verbinding is met de eerste 10 bovengenoemde wanddrager, waarbij de aldus zich naar boven uitstrekkende wand is voorzien van verbindingssysteemblokken (6) die rusten op de vrije rand van de wanden zoals ook de dekdelen (80) en/of de geveldelen (38).

6. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ligger-systeemblokken (6) of de dekdeelblokken zijn voorzien van zodanige 20 blokrandverbindingen dat zij genoemde blokken genoemde balken (9) of onderste skeletten (9) van de dekbalken (10) omgeven of ten minste die delen van genoemde balken of genoemde lagere skeletten die zijn gericht naar en liggen nabij de geïsoleerde binnenruimte (40) geplaatst onder genoemde balken en onderste skeletten.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat naast el-15 kaar liggende wanddragers (3) in elke wand met elkaar samenwerken door middel van een haakinrichting (74) en dat de wanddrager nabij een hoek met behulp van een haakinrichting (45) is gekoppeld met het nabijliggende wandpaneel (4) in de wand onder een rechte hoek daarmee.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ligger- systeemblokken (6) of dekdeelblokken zijn voorzien van onderste skeletten (9) naar de betreffende dekbalk (10), waarbij het onderste skelet van de dekbalk samen wordt gehouden met een spanstang (87), die zich uitstrekt in genoemd onderste skelet.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vrije 20 rand van bovengenoemde wand is voorzien van een dekplaat (8) en dat het dekbalksysteemblok (6) bij het oprichten ervan in samenwerking wordt gebracht met de plaat.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wanddra- gers (3) zijn verbonden met het liggersysteemblok (6) of met dekdeelblokken door middel van haken (77), die in samenwerking worden gebracht met de wanddragers en ook samenwerken met een rand van het nabij liggende liggersysteem of dek.

8. Werkwijze volgens conclusie 1 of 7, met het kenmerk, dat het dekbalksysteemblok (6) is voorzien van onderste delen (9) op de betref- 25 fende dekbalk (10) en ook dat de onderste delen en de dekbalken in vaste verbinding met elkaar zijn gebracht of dat een deel van de dekbalken is verankerd met het dekbalksysteemblok waarvan een deel samen wordt gehouden met een trekstang (87) in het dragersysteemblok.

9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dekde- len (39) of geneigde dakdelen (38) of de dek- of dakdelen verbonden met staande blokken (37) zijn opgericht met een eerste blokrandverbinding voor het verbinden van een opgerichte dekbalk (10), waarna het dek of het dakdeel is verankerd op de dakbalk of door middel van verbindings- 40 inrichtingen (60), die in samenwerking zijn gebracht met de opgerichte 8120014 * · · gevel en de opgerichte dakbalken en delen.

9. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de wanddra-30 gers (3) zijn verbonden met het dekbalksysteem (6) door middel van haken (77), die in samenwerking zijn gebracht met de wanddragers en ook samenwerken met de rand van het nabij liggende dekbalksysteem.

10. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ondersteu-ningsbinnenwanden (44) zijn geplaatst op de fundatie (2) voordat de toepasbare liggersysteemblokken (6) of dekblokken zijn samengevoegd tot 5 het skelet (1), terwijl andere binnenwanden (71) zijn geplaatst nadat de liggersysteemblokken of de dekdeelblokken zijn geplaatst.

10. Werkwijze volgens conclusie 1 of 9, met het kenmerk, dat het dekdeel (39) of het geneigde dakdeel (38) of het dek en het geneigde 35 dakdeel verbonden met het blok (37) worden opgericht waarbij de eerste randverbinding van het blok is verankerd met een opgezette dekbalk (10), waarna het dekdeel of het geneigde dakdeel wordt verankerd op de dekbalk door middel van een verbindingsinrichting die in samenwerking is gebracht met de opgerichte gevel en de opgerichte dekbalken en secties. 40 11. Uitvoering van een bouwwerkwijze volgens een van de conclusies 8120014 ' 18 1 tot 10 voor een gebouw bedoeld voor opstelling op een fundatie (2), zoals een basis, een kelder of dergelijke en omvattende een skelet (1) met wanden en waarbij mogelijk ramen, deuren, ventilatoren en andere wandopeningen op een onderste verdieping aanwezig zijn, dekdelen (39), 5 dekbalken (10) en dak (80) en waar toepasbaar met dekbalksysternen (6), staande blokken (37), dekorganen (38), luiken en dakopeningen plus noodzakelijk isolatiemateriaal, met het kenmerk, dat het skelet (1) met wanden bestaat uit metalen wanddragers (3) en wandpanelen (4) uit kunststofmateriaal, waarbij de wanddragers zo zijn uitgevoerd met ver-10 ankeringsinrichtingen (25, 69 of 75) dat verankering mogelijk is op de fundatie (2) door middel van een dorpel (7) of ander verankerings- en regelinrichting, plus dat de wandpanelen zo zijn uitgevoerd dat zij de wanddragers in langsrichting omgeven en de noodzakelijke wanddikte verschaffen en de noodzakelijke isolatie, waarbij liggersystemen geplaatst 15 op de wandpanelen (4), het dek of overeenkomstig orgaan zo zijn uitgevoerd dat ze samenwerken met bevestigingsorganen voor de panelen of zijn bevestigd op de wanddragers door middel van haakinrichtingen (77), en de noodzakelijke isolatie omvatten en dat in toepasbare gevallen als het gebouw een eerste verdieping moet hebben, de binnenruimte (40) van 20 de eerste verdieping is omsloten door de gevels, dekdelen, blokken, delen en een vloer uit kunststofmateriaal, waardoor de gevels, dekdelen, blokken en delen de noodzakelijke isolatie verschaffen en dat de dekdelen, blokken en delen de noodzakelijke wand- en dekdikte verschafffen en dat zij zo zijn uitgevoerd, dat zij naastliggende dekbalken (10, 25 81-86) omsluiten.

11. Gebouw voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 10 waarbij het gebouw, dat één of meer verdiepingen bezit, is bedoeld voor het oprichten ervan op een fundatie (2), zoals 10 een basis, een kelder of dergelijke en een skelet (1) omvat met wanden en wanddragers (3) vervaardigd uit metaal, waarbij genoemde wanden de vorm hebben van wandpanelen (4) uit kunststofmateriaal met goede isolatie zowel tegen hitte als koude en de noodzakelijke wanddikte en de noodzakelijke isolatie verzorgen waarbij de wanddragers (3) zo zijn 15 uitgevoerd dat zij kunnen worden verankerd op een dorpel (7), die is geplaatst in de fundatie, en dat een liggersysteem (6) of een dak bestaat uit liggersysteemblokken (6) of dekblokken vervaardigd uit kunststofmateriaal met goede isolatie tegen zowel hitte als koude, met het kenmerk, dat verstijving van het skelet (1) wordt verkregen door balken 20 (9), onderste skeletten (9) van dakbalken (10), het liggersysteem (6) of het dek of de grendelinrichtingen die zich uitstrekken in het liggersysteem of het dek, waarbij de grendelinrichtingen een lengte bezitten die groter is dan de afstand tussen twee tegenover liggende wanden van het skelet, dat de wandpanelen (4) blokrandverbindingen (15) verto-25 nen die zijn uitgevoerd met uitsparingen op zodanige wijze dat nabij liggende wandpanelen een wanddrager (3) in langsrichting kunnen omgeven, waarbij nabij elkaar liggende panelen met elkaar kunnen samenwerken op het uitwendige van de wand alsmede op het inwendige van de wand, dat de liggersysteemblokken of de dekblokken een rand-uitsparing bezit-30 ten, waarbij een eerste zijde van de rand-uitsparing is bedoeld voor samenwerking met het eindoppervlak van de wandpanelen en een tweede zijde van de rand-uitsparing is bedoeld voor samenwerking met het bin-nenoppervlak van de wandpanelen, dat een bovenrand van de wandpanelen een uitsparing (18) bezit voor het opnemen van dekplaten (8) of haakin-35 richtingen (74), die kunnen reiken tussen de wanddragers van elke wand, waarbij genoemde bovenrand van de wandpanelen op zodanige wijze is uitgevoerd dat de dekplaten of de haakinrichtingen in langsrichting zijn opgesloten door de wandpanelen en de liggersysteemblokken of de dekblokken, en dat in toepasbare gevallen, als het gebouw een eerste ver-40 dieping moet hebben, dekbalken (10) bezit, waarbij ten minste die delen 8120014 van geplaatste dekbalken, die liggen nabij een geïsoleerde binnenruimte (40) zijn omsloten door toepasbare gevels, staande blokdelen (37), dek of daksecties (38) en/of dek- of dakdelen (39, 80), of omsloten door ten minste die delen van de gevels en delen die gericht zijn naar de 5 geïsoleerde binnenruimte en welke gevels en delen zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal dat een goede isolatie verschaft tegen zowel hitte als koude·

12. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de liggersy-steemblokken (6) of de dekblokken de noodzakelijke isolatie verschaffen 10 van het liggersysteem of het dek.

12. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de dorpel (7) bestaat uit een regelorgaan voor het opstellen van het gebouw en stevig is verankerd in de fundatie (2) en dat hij is gevormd als een verankeringseenheid voor de wanddragers (3).

13. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de wandpane-len (4) en in toepasbare gevallen gevels en delen (37, 38, 39, 80) mogelijke vensters, deuren, ventilatoren, ontluchtingsgaten of leidingen, sluitingen en andere wand of dek of dakopeningen tonen.

13. Gebouw volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de wanddra gers (3) zijn voorzien van een verankeringsinrichting (25, 69 of 75) door middel waarvan de wanddragers kunnen worden bevestigd op de dorpel (7) en waarbij de wanddragers kunnen worden verankerd en opgezet.

14. Gebouw volgens volgens conclusies 11 of 13, met het kenmerk, dat genoemde gevels, blokken (4, 6) en delen (37, 38, 39, 80) de noodzakelijke isolatie verschaffen en de noodzakelijke dikte van het wanden liggersysteem en dek en dak.

14. Gebouw volgens conclusie 11 of 13, met het kenmerk, dat de 35 wanddragers (3) bestaan uit metalen profielen, bij voorkeur vierkant, die in toepasbare gevallen zijn voorzien van bevestigingsorganen (13) voor dekbalken (10) en daardoor bij voorkeur de vorm hebben van ëén of twee flenzen die zich uitstrekken vanaf de wanddrager.

15. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat ten minste 20 één zijde of beide zijde van de wandpanelen (4) gevormd in het materiaal van het uitwendige oppervlak van een buitenwand resp. inwendige oppervlak van een binnenwand, een geschikte vorm of patroon bezit of bezitten.

15. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de randver-40 bindingen van wandpanelen (4) openingen (70) bezitten, waardoor twee 8120014 naast elkaar liggende wandpanelen zo kunnen worden geplaatst, dat zij de wanddrager (3) omsluiten.

16. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de dekplaten 25 (8) of de haakinrichting (74) zo zijn uitgevoerd dat zij reiken tussen en samenwerken met nabij liggende paren wanddragers (3) van elke wand of op een hoek van het gebouw tussen een wanddrager (3) in een eerste wand en een wandpaneel (4) in een tweede wand.

16. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de bovenrand van de wandpanelen (4) een uitsparing (18) bezit voor het opnemen van 5 afdekplaten (8) of haakinrichtingen (74).

17. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de dekplaten 30 (8) zo zijn uitgevoerd dat zij kunnen worden verbonden met elkaar bij verbinding met een nabij liggende wanddrager (3).

17. Gebouw volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de dekplaat of dergelijke (8, 9) bestaat uit een metalen profiel en een verbindings-inrichting (16) omvat voor samenwerking met het blokvormige liggersysteem of dek, waardoor het liggersysteem of het dekdeel het skelet (1) 10 versterken.

18. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een onderrand van de wandpanelen (4) een uitsparing (24) bezit voor het opnemen van een deel van de fundatie (2) of voor het opnemen van de dorpel (7), 35 waarbij de wandpanelen de dorpel omgeven tussen de wandpanelen en de fundatie.

18. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het liggersysteem (6) of het dek afgericht van de binnenruimte (40) een groef of dergelijke bezit voor het opnemen van het onderste skelet (9) van de dekbalken waardoor het onderste gestel zo is uitgevoerd dat het ligger- % 15 systeem of het dek of die blokken waaruit het balksysteem is gevormd te bevestigen, en dat het onderste skelet zo is uitgevoerd dat het twee tegenover liggende wanden vasthoudt in een onderling bevestigde stand.

19. Gebouw volgens conclusie 11 of 18, met het kenmerk, dat de dorpel (7) vast is bevestigd in de fundatie (2) en een leger vormt voor de wandpanelen (4) en een regelinrichting voor de wandpanelen en voor 40 het oprichten van het gebouw en dat hij is uitgevoerd als een veranke- 8120014 J 25 ringseenheid voor de wanddragers (3).

19. Gebouw volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de dekplaten (8) zo zijn uitgevoerd dat zij kunnen worden verbonden met elkaar als 20 zij worden verbonden met een nabij liggende wanddrager (3).

20. Gebouw volgens conclusie 11 of 19, met het kenmerk, dat de wanddragers (3) zijn voorzien van een verankeringsinrichting (25, 69 of 75), bijvoorbeeld omvattende een haak of dergelijke, door middel waar- 5 van de wanddragers kunnen worden bevestigd op de fundatie (2) of op de dorpel (7), waarbij de wanddragers kunnen zijn verankerd en geheven.

20. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de haakin-richting (74) zo is uitgevoerd dat hij zich uitstrekt tussen en samenwerkt met twee wanddragers (3) of op een hoek van het gebouw tussen een wanddrager in een eerste wand en een wandpaneel (4) in een tweede wand.

21. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de genoemde liggers (9) of onderste skeletten (9) vast zijn verbonden met de verbindingsdelen van de dekplaten (8) of de haakinrichtingen (74).

21. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat elke deklig- ger (10) bestaat uit verschillende delen (81-85), die zo zijn uitgevoerd dat zij in staat zijn om te worden opgericht voor het vormen van een dekbalk waardoor de dekbalk op veilige wijze samen wordt gehouden met een trekstang (87), die zo is uitgevoerd dat hij reikt in en door 30 een mannelijke deelbalk (9) of basisdeel van de dekbalk, waarbij het verstijven van het skelet of het gebouw wordt bereikt door middel van de trekstang.

22. Gebouw volgens de conclusies 11 of 21, met het kenmerk, dat het liggersysteem (6) of het dek gevormde groeven (19, 76) of dergelijke bezit voor het opnemen van de dragers (9) of de onderste gestellen (9) van de dekbalken (10) of genoemde grendelinrichtingen, waarbij de balken of de onderste skeletten zo zijn uitgevoerd dat zij twee tegen-15 over elkaar liggende wanden op een onderling vaste stand houden.

22. Gebouw volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de trekstang (87) een verankeringsplaat (88) bezit voor het bevestigen van een tevo- 35 ren vervaardigde dakvoet (22) waarbij de dakvoet de vorm heeft van een houder met een bevestiging voor een ophanging of dergelijke inrichting voor de dakvoet.

23. Gebouw volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de grendelinrichtingen zo zijn uitgevoerd dat zij reiken in de onderste skeletten (9) en zo zijn uitgevoerd dat zij de liggersysteemblokken (6) of dek-blokken vergrendelen en het skelet (1) verstijven of verstevigen.

23. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat waar toepasbaar de gevel of gevels samen met verbonden nokken en delen een opening 40 (76) bezitten voor het opnemen van een verbindingsdekdeel (10) waarbij 8120014 * « de opening in de gevel is gericht naar de binnenruimte.

24. Gebouw volgens conclusies 11 of 23, met het kenmerk, dat elke dakbalk (10) bestaat uit een aantal delen (81-85), die zo zijn uitgevoerd dat zij kunnen worden aangebracht voor het vormen van een dakbalk, waarbij de dakbalk vast samen wordt gehouden met een trekstang (87), die zo is uitgevoerd dat hij reikt in en door het onderste skelet 25 (9).

24. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat waar toepasbaar blokken en delen zijn verschaft voor het sluiten van de binnenruimte (40) op de eerste verdieping van het gebouw samen met blokrand- 5 verbindingen (76) voor het opnemen van verbindingsdelen van nabij liggende balken (10).

25. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de dekplaten (8) bestaan uit een metalen profiel en samenwerkingsorganen (28) bezitten voor samenwerking met het blokvormige liggersysteem (6) of dek, waarbij het liggersysteem of dek het skelet (1) verstijft of verstevigt. 30

26. Gebouw volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de liggersy steemblokken (6) of de dekblokken uitstekende pennen (16) bezitten of overeenkomstige samenwerkende middelen, die zo zijn uitgevoerd, dat zij zich uitstrekken in de samenwerkingsinrichtingen (28) van de dekplaten (8) waarbij de samenwerkende inrichtingen bij voorkeur zijn gevormd als 35 gaten overeenkomstig de pennen.

25. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat ten minste ëên zijde of beide zijden van de wandpanelen (4) gevormd in het materiaal van het buitenoppervlak van de buitenwand resp. het binnenoppervlak 10 van de binnenwand, een geschikte vorm of patroon bezit. 8120014 GEWIJZIGDE CONCLUSIES;

27. Gebouw volgens conclusies 11 of 24, met het kenmerk, dat de grendelinrichtingen bestaan uit een trekstang (87), en een verankerings-plaat (88) bezitten voor het bevestigen van een tevoren vervaardigde dakvoet (22).

28. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de wanddra- 8120014 < * gers (3) zijn voorzien van bevestigingsinrichtingen (13) voor de dakbalken (10) en daarbij bij voorkeur de vorm van ëên of twee flenzen bezitten die zich uitstrekken vanaf de wanddrager.

29. Gebouw volgens conclusies 11 of 28, met het kenmerk, dat de 5 onderste skeletten (9) zijn verbonden met bevestigingsinrichtingen (13), die worden gevormd door wanddragers (3), waarbij de tegenover elkaar liggende wanden onderling in een vaste stand worden gehouden waardoor de wanden van het skelet (1) zijn vergrendeld.

30. Gebouw volgens conclusies 11 of 29, met het kenmerk, dat de 10 onderste skeletten (9) zijn verbonden met betreffende dakbalken (10) door middel van de bevestigingsorganen (20).

31. Gebouw volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de bevestigingsinrichtingen (20) zijn gevormd als schijfvormige eenheden bijvoorbeeld in de vorm van een L en een uitstekende flens (21) vertonen, 15 waarbij de bevestigingsinrichtingen in paren zijn geplaatst en een bevestiging omvatten voor een tevoren vervaardigde dakvoet (22).

32. Gebouw volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat elke dakvoet (22) is gevormd als een bak en zo is uitgevoerd dat hij kan worden bevestigd op de bevestigingsmiddelen (20) door middel van een bak-ins- 20 telling, waarbij de dakvoet houders heeft voor de dakvoetondersteunin-gen of dergelijke inrichtingen.

33. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat toepasbare gevels of de gevels samen met verbonden blokken en secties (37, 38, 39, 80) een uitsparing vertonen voor het opnemen van een verbindingsdekbalk 25 (10), waarbij de uitsparing in de gevel is gericht naar een binnenruim te (40).

34. Gebouw volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat toepasbare staande blokdelen (37), dek- of dakdelen (38) of dek en dakdelen (39, 40) zijn uitgevoerd met een uitsparing (76) op zodanige wijze dat nabij 30 liggende blokken of delen een verbindingsdakbalk (10) of een deel van een dergelijke dakbalk in langsrichting kan omgeven.

35. Gebouw volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat toepasbare blokken en delen (37, 38, 39, 80) voor het omsluiten van een geïsoleerde binnenruimte (40) op genoemde vloer van het gebouw dakbalken (10) 35 toont die zijn gevormd met een eerste blokrandverbinding voor het opnemen van verbindingsdelen van nabij liggende dakbalken en tweede blok-randverbindingen voor het verbinden en samenwerken met verbindingsblok-ken en delen, waarbij genoemde tweede blokrandverbindingen zijn uitgevoerd met tongen (43) en groeven (42) of corresponderende verbindings- 40 middelen. 8120014 -