NL8105882A - Schuifdeur. - Google Patents

Description

* , -1-ΪΓ.Ο. 30727

Schuifdeur

De uitvinding heeft betrekking op een schuifdeur met een sokkelbalk en een tot een betrekkelijk klein deel van zijn lengte--richting beperkte schuifgeleiding, die in langsrichting van de 5 balkgezien twee ondersteuningsplaatsen bezit, waarvan elk een bevestiging voor twee rolinrichtingen draagt, waarvan de ene tegen een bovenste en de andere tegen een onderste loopvlak van de > balk rust, waarbij de bevestigingen als tweearmige in hun midden- • gebied draaibaar gelegerde hefbomen zijn uitgevoerd, die op hun 10 'van het middendeel afgekeerde einddelen een van de rolinrichtingen bezitten en die wat betreft hun gedraaide stand, bij voorkeur door middel van een stelschroef, instelbaar zijn.

Ben bekende schuifdeur van dit type is beschreven in de ter inzage gelegde Duitse octrooiaanvrage 2 743 007> en werkt met 15 een schuifgeleiding uit twee bevestigingsorganen in de vorm van hefbomen, die in het midden draaibaar zijn gelegerd op een wat zijn plaats betreft met het fundament vastverbonden draagdeel worden vastgehouden. Aan beide einden van de hefboom gelegerde rolinrich-. tingen kunnen door zwenken van de hefboom zodanig worden verplaatst, 20 dat een van beide op een hefboom vastgehouden rolinrichtingen op een bovenste en de andere op een onderste loopvlak van de sokkel balk rust. In deze gezwenkte standen worden de bevestigingen door een instelschroef gefixeerd, zodat de hartlijnen van de rolinrichtingen in totaal wat de plaats betreft vast worden vastgehouden.

25 Door deze uitvoering van de instelling verkrijgt men een speling-vrije geleiding in langsschuifrichting van de deur, zodat de op de rolinrichtingen uitge^oefende belastingswisselinggibij het verschuiven van de deur uit zijn eindstand naar de andere niet ‘ door de speling bepaalde de rollegers bovendien belastende kantelbewegingen 30 van de deur waarneembaar maken.

De afstand van de beide bevestigingen respectievelijk rustplaatsen in langsrichting van de balk is onderhevig aan tegengestelde oogmerken. In de zin van een geringe asbelasting, in het bijzonder trekbelasting, van de rolinrichtingen zou een zo groot moge-35 lijke afstand tussen de bevestigingen nagestreefd moeten worden.

. Om redenen van plaats en vervaardiging bestaat daarentegen de behoef te aan een zo kort mogelijke uitvoering van het buiten het deurgat gelegen en daarmede voor het sluiten ervan niet werkzame deel van 8105882 r * β·2“ de sehuifgeleiding. Het practische compromis bestaat daarin dat tussen de beide bevestigingen een betrekkelijk grote afstand over-blijft, waarin bijvoorbeeld, zoals bij de bekende deur, een schuif-aandrijving plaatsvindt.

5 De bekende deur met het voordeel van een spelingsvrij instel bare geleiding is goed gebleken maar de schuifbeweging heeft betrekkelijk moeilijk plaats, en de slijtage is dienovereenkomstig hoog, en wel verrassenderwijs ook dan nog als bijzonder: vlakke. - en boven de langsrichting van de balk nauwkeurig konstant op afstand 10van elkaar liggende bovenste en onderste loopvlakken op de balk worden uitgevoerd, zoals uit proeven is gebleken.

De uitvinding heeft daarom tot doel een schuifdeur van het hierboven aangehaalde type te verschaffen onder handhaving van het voordeel van de spelingsvrije instelling, die gemakkelijker ver-15schuifbaar is, minder slijtage vertoont en meer economisch te gebruiken is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat elk van beide bevestigingen aan een einde door een erbij aangebrachte wieg wordt gedragen, aan zijn andere einde een verdere op gelijke 20wijze uitgevoerde bevestiging met twee rolinrichtingen zijn aange- v bracht die hunnerzijds'in het midden draaibaar gelegerd op een, met het fundamentdeel van de sehuifgeleiding te bevestigen dragende deel wordt vastgehouden.

Yolgens de uitvinding wordt dus voor elk van beide steun-25plaatsen voor de sehuifgeleiding voorzien in een wieg, die zijnerzijds twee bevestigingen draagt met steeds weer twee rolinrichtingen.

Omdat de hefboomvormige bevestigingen wat betreft hun draaistand ten opzichte van de wieg instelbaar zijn, blijft de mogelijkheid behouden van het spelingsvrij aanliggen van de rolinrichtingen op 30de loopvlakken. In het bijzonder echter volgt de uitvoering volgens de uitvinding van de sehuifgeleiding van de deur de overweging dat de sokkelbalk onder het eigen gewicht van de deur uit zijn in de inbouwstand horizontale richting al naar de constructie min of meer in vertikale richting afbuigt, en wel zodanig dat de krommingsboog 35van de door het buigen gekromde verloop van de sokkelbalk met betrekking tot het horizontale vlak tussen de steunplaatsen optreedt.

De afwijking van het verloop van de balk uit het horizontale vlak en daarmede de neiging van de loopvlakken op de ondersteunings-plaatsen verandert met de schuifstand van de deur en kan daarom 40door het instellen van de zwenkstand van de bevestiging alleen niet 8105882 -3- worden gecompenseerd.

Bij de Bekende schuifdeur is de stand van de assen van de in totaal vier rolinrichtingen na het instellen van de heide bevestigingen wat zijn plaats betreft vast en daarom worden door de 5 hellende loopvlakken hoge drukken uitgeoefend op de vanaf het langs-midden van de schuifgeleiding gezien buitenliggende bovenste rolinrichtingen en binnenliggende onderste rolinrichtingen, die aanleiding geven tot overeenkomstige moeilijkheden bij het aflopen en extra legerbelastingen.

10 Be inrichting volgens de uitvinding met twee instelbare bevestigingen op een vrij zwenkbaar gelegerde wieg maakt het de rolinrichtingen mogelijk een verandering van de helling van de loopvlakken onder zwenken van de wieg te volgen. Omdat na het instellen van de zwenkstand van de bevestigingen de plaats van de assen van 15 de rolinrichtingen met betrekking tot de bijbehorende wieg vast is, verandert door een draaiing van de wieg niet alleen de hoogtestand van de assen van de rolinrichtingen maar deze geven aanleiding tot de zwenkbeweging van de wieg zodat het spelingsvrij aanliggen van de rolinrichtingen op de loopvlakken wordt ‘gehandhaafd, zonder dat door 20 hellingsveranderingen extra krachten moeten worden opgenomen. Baarby blijven krommingsveranderingen binnen de lengte van het aangrijpge-bied van de rolinrichtingen van slechts een wieg buiten beschouwing omdat deze te verwaarlozen klein zijn ten opzichte van de hellingsveranderingen, die door de krommingsveranderingen van de totale 25 sokkelblak op de enkele wieg inwerken.

Boor de uitvoering volgens de uitvinding zijn per onderst euningsplaats twee rolinrichtingen evenwijdig met het bovenste loopvlak en twee rolinrichtingen evenwijdig met het onderste loopvlak in aangrijping, waarvan de draagbelastingen door het vereffe-30 ningseffekt van de wieg voor de helft wordt verdeeld. Beze verdeling.' van de per ondersteuningsplaats optredende druk- en trekbelastingen geeft aanleiding tot overeenkomstig lagere legerbelastingen en drukken tussen rol en loopvlak, waardoor de rolweerstand belangrijk wordt verkleind en reeds daardoor, dus zonder beschouwing van de 35 hellingsveranderingen, de schuifbeweging van de deur belangrijk gemakkelijker wordt. Beze belastingsverdeling maakt een minder sterke uitvoering van de rolinrichtingen en de legers alsmede van de bevestigingen mogelijk, die daardoor in het bijzonder in langs-richting van de ondersteuningsplaats overeenkomstig ruimte besparend 40 uitgevoerd kunnen worden. Yoor de wieglegering is in elk geval 8105882 -4- voldoende ruimte aanwezig, zodat zijn uitvoering in groot volume en sterk belastbaar niets in de weg staat.

In totaal bereikt men een arm aan slijtage zijnde schuifge- leiding, die, op grond van zijn gemakkelijk lopen, wat ook in de eind- 5 schuifstanden respectievelijk bij het aanlopen van de motoraandrij- ving behouden blijft, van overeenkomstig zwakkeen energie besparende * > motoraandrijvingen kan Worden voorzien.

Bij een vo.orkeursuitvoering zijn de op het bovenste loopvlak aangrijpende rolinrichtingen aangebracht op de-naar het langs-10 midden van de schuifgeleiding afgekeerde einden van de hefboomvormige bevestigingen, aangebrachi. Op grond van de na het instellen van de bevestigingen wat hun plaats betreft vaste plaatsing van de rolassen tot de wieg kan men echter ook omgekeerd de op het onderste loopvlak aangrijpende rolinrichtingen op deze einden vande 15 bevestigingen aarib;rengen.

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Pig. 1 toont een onderbroken gedeeltelijk aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld in het gebied van de schuifgeleiding.

20 Fig. 2 toont een doorsnede over de lijn II-II in fig. 1.

De schuifdeur volgens het uitvoeringsvoorbeeld omvat een sokkelblak 1 en een daarboven aangebrachte en hierdoor gedragen eigenlijke deuropbouw 2, die wordt gevormd door eën evenwijdig met de sokkelbalk 1 verlopende holle profielbalk 3 en zich van de boven-25 zijde daarvan uitstrekkend aangebrachte'versperringsroosterdelen 4

De verbinding tussen de sokkelbalk 1 en de op de bovenzijde hiervan geplaatste holle balk 3 moet zo goed mogelijk zijn om de deur tegen een vertikale verbuiging zo veel mogelijk te verstijven. In het belang van een variabele opbouw van de deur kan echter 30 ook een losneembare verbinding worden aangebracht, waarbij dan grotere doorbuigingen en daarmede krommingen van de sokkelbalk op de koop toe moeten worden genomen.

Het is verder mogelijk profielbalken 1 en 3 als een stuk als sokkelbalk uit te voeren en het versperringsrooster zelf door 35 schroeven, klemmen of dergelijke op de bovenzijde: ervan te bevestigen. Ook een dergelijke sokkelbalk ondergaat een verbuiging, die groter wordt naar mate de verbinding tussen de sokkelbalk en het versperringsrooster in het belang van een variabele vorm zodanig is uitgevoerd, dat het versperringsrooster geen of slechts een 40 geringeverstijving van de totale deur tegen verbuigingen in vertikale 8105882 -5- richting vormt.

Als in fig. 2 schetsmatig aangegeven is een motoraandrijving 5 aanwezig, die op niet nader aangegeven wijze de draaibeweging van de aandrijfmotor via een ketting-en/of tandwielaandrijving onder 5 omzetting in een lineaire beweging op een tandstanguitvoering overdraagt, die zijdelings in langsrichting van de sokkelbalk verlopend hierop is aangebracht.

De sokkelbalk 1 is als rechthoekig hol profiel nitgevoerd, waarvan de zich in horizontale vlakken uitstrekkende binnenvlakken 10als bovenste loopvlak 6 en onderste loopvlak 7» aangegeven in fig. 1, zijn uitgevoerd. De het onderste loopvlak vormende onderwand van het holle profiel is door een zich in het midden van de langsrichting van de sokkelbalk 1 aanwezige sleuf 8 onderverdeeld, die het onderste loopvlak 7 iu twee aan de rand liggende loopvlakdelen verdeelt.

15 In de holle ruimte 9 van de sokkelbalk 1 zijn alle rolin- richtingen van de steunplaatsen 10 en 20 aangebracht, zodat de rol-inrichtingenitegen weerinvloeden en vervuiling zijn gevrijwaard.

Zoals uit fig. 2 blijkt zijn de afzonderlijke rolinrichtingen telkens als rolpaar JO uitgevoerd, waarvan de afrolvlakken het bovenste loop-, 20vlak 6 en de ter weerszijden van de sleuf 8 verlopende delen naar het onderste loopvlak 7 van de sokkelbalk Ί zijn toegekeerd.

De steunplaats 10 omvat de rolinrichtingen 11, 12 en 11’, 12*, terwijl op de steunplaats 20 de rolinrichtingen 21, 22 en 21 *, 22’ zijn aangebracht. De rolinrichtingen 11 en 12 zijn symmetrisch ver-25deeld over beide einden van een als dubbelarmige hefboom uitgevoerde bevestiging 13 aangebracht. Op dezelfde wijze worden de rolinrichtingen 11' en 12’ door een bevestiging 131 gedragen. In het kader van de steunplaats 20 zijn de rollen 21 en 22 weer op dezelfde wijze op een bevestiging 23 aangebracht, terwijl de rolparen 21’ en 22’ 30door een bevestiging 23' worden gedragen. In het kader van de onder-steuningsplaats 10 zijn de bevestigingen 13 en 13* via zwenklegers 14 respectievelijk 14' symmetrisch op de beide einden 15 respectievelijk^1 van een als tweearmige hefboom uitgevoerde wieg 16 verdeeld ondersteund, die zijnerzijds via een zwenkleger 17 op een 35draagdeel 18 wordt vastgehouden. Op dezelfde wijze zijn in het kader van de ondersteuningsplaats 20 de bevestigingen 23 en 23’ via zwenklegers 24 respectievelijk 24' symmetrisch op de beide einden 25 respectievelijk 25' van een als tweearmige hefboom uitgevoerde wieg 26 verdeeld ondersteund die zijnerzijds via een zwenkleger 27 op een 40draagdeel 28 wordt vastgehouden.

8105882 -6- ·

De bevestigingen 13 en 13' en op dezelfde wijze 23 en 23' zijn met behulp van schroeven 19 en 19', respectievelijk 29 en 29? wat betreft hun zwenkhoek ten opzichte van de erbij behorende wieg 16 respectievelijk 26' zodanig instelbaar, dat de rolinrichtingen 5 11 en 11’ respectievelijk 22 en 22’ spelingsvrij op het bovenste loopvlak 6 van de sokkelbalk 1 komen te rusten, terwijl de rolinrichtingen 12 en 12* respectievelijk 21 en 21' spelingsvrij op het onderste loopvlak 7 van de sokkelbalk 1 rusten. In deze bepaalde zwenkstand blijven de bevestigingen zodat onafhankelijk van de op-10 .tredende belasting de spelingsvrije legering van de sokkelbalk 1 op d,e rolinrichtingen en daarmede'pp de steunplaatsen in totaal wordt gewaarborgd. Dit geldt in het bijzonder ook voor belastingswisseling, die tijdens het verschuiven van de deur kan optreden. De dragende delen 18 en 28 worden op een in de bodem verzonken aangebrachte 15 draagrail 31 vastgehouden en wel zodanig dat een van beide draagstenen wat betreft zijn plaats in langsrichting van de sokkelbalk instelbaar is. Terwijl in dit uitvoeringsvoorbeeld het draagdeel 28 van de steunplaats 20 rop de draagrail 31 is gelast is'het draagdeel 18 van de steunplaats 10 met behulp van schroefbouten J>2 op de 20 draagrail 31 bevestigd, welke verbinding losneembaar ist en het mogelijk maakt het draagdeel 18 in verschillende plaatsen langs de draagrail 31 vast te zetten. Op deze wijze kan de afstand tussen de beide steunplaatsen op de betreffende deurconstructie respectievelijk op de betreffende bedrijfsverhoudingen worden aangepast.

25 Het is zonder meer duidelijk dat per steunplaats steeds twee rolinrichtingen evenwijdig worden belast,* namelijk in het kader van de steunplaats 10 op druk de rolinrichtingen 11 en 11' en -na belastingswisseling - op trek de rolinrichtingen 12 en 12’. Omdat de evenwijdig belaste rolinrichtingen door verschillende bevestigin-30 gen 13 respectievelijk 13' worden ondersteund en daarmede op verschillende hefboomarmen 15 respectievelijk 15* van de wieg 16 inwerken, die vrij draaibaar in het zwenklager 17 wordt vastgehouden, stelt zich steeds een gelijkmatige lastverdeling in op de evenwijdig belaste rolinrichtingen 11 en 11' respectievelijk 12 en 12*. Het-35 zelfde geldt voor de op het bovenste loopvlak 6 rustende rolinrichtingen 22 en 22’ respectievelijk de op het onderste loopvlak 7 rustende rolinrichtingen 21 en 21 *. Op grond van deze belastings-verdeling over twee rolinrichtingen zijn de legerbelastingen ervan en de afrolweerstanden ervan op de loopvlakken 6 en 7 belangrijk 40 kleiner dan bij toepassing van slechts twee rolinrichtingen per 8105882 -7- steunplaats. Hiermede wordt een eerste bijdrage geleverd aan de beoogde lichte verschuifbeweging van de deur. Omdat de deur onder zijn eigen gewicht over een min of meer klein bedrag van de ideale horizontale richting van uitstrekken naar beneden buigt, verschrijgt 5 het verloop van de sokkelbalk een kromming, waarvan het onderste toppunt in het gebied tussen de beide steunplaatsen ligt. Hiermede worden de loopvlakken 6 en 7 van de sokkelbalk 1 in het gebied van de steunplaats 10 uit het horizontale vlak respectievelijk naar links afhellend gebogen terwijl hun helling in het gebied van de 10 steunplaats 20 naar rechts afhellend verloopt. Dit hellingsverloop ten opzichte van het horizontale vlak wordt veranderd afhankelijk van de schuifstand van de deur. Op grond van de zwenklegering van de wiegen 16 en 26 kunnen de erbij aangebrachte rolinrichtingen zich aan deze hellingsveranderingen zonder meer aanpassen zodat daardoor 15 geen extra belastingen en zwenkingen optreden* Daardoor wordt een tweede bijdrage geleverd tot de; beoogde gemakkelijke beweging van de deur, waardoor het mogelijk is deuren met betrekkelijlsrgrotere spanwijdte te bouwen zonder dat aan de buigstijfheid te hoge eisen moeten worden gesteld, wat de constructie tot dusverre zeer verzwaard 20 heeft.Daarbij moet in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de overbelastingen, die aan het begin en aan het einde van de deur-beweging vanuit de betreffende eindstanden uit traagheidskrachten respectievelijk kinetische energieën ontstaan en zich uiten in slingerende krommingsveranderingen, waarvan de amplitudewaarden 25 zeer hoog kunnen zijn, wat de bekende starre rollegeringen belangrijk, belast.

8105882

Claims (4)

1. 2. Schuifdeur volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de op het bovenste loopvlak (6) rustende rolinrichtingen (11,11’, 22, 22')aan de van het langsmidden van de schuifgeleiding afgekeerde einden van de bevestigingen (13> 13*» 23, 23’) zijn 25 aangebracht.
2. 3. Schuifdeur volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke rolinrichting (11, 12, 11*, 12’, 21, 22, 21’, 22') als coaxiaal rolpaar (30) is uitgevoerd.
3. 4. Schuifdeur volgens een van de voorgaande conclusies, 30 m 'e t het kenmerk, dat alle rolinrichtingen (11, 12, 11', 12',21, 22, 21', 22') in een holle ruimte (9) van de als profiel uitgevoerde sokkelbalk (1) zijn aangebracht, waarvan de onderste wand een doorgaande sleuf (8) voor de rollegerbokken vormen, die op de einden van de bevestigingen (13, 13', 23, 23') bevestigd 35 respectievelijk hierop gevormd zijn.
4. 5. Schuifdeur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wiegen op de draagdelen en/of de bevestigingen op de wiegen in hoogterichting verplaatst instelbaar worden vastgehouden. 8105882 -9- 6.Schuifdeur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draagdelen (18, 28) zijn uitge-voerd als met de bovenzijde naar benedaa gerichte ïï-vormige onderdelen. 5 7· Schuifdeur volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste éen (18) van de draagdelen (18, 28) is voorzien van boringen voor het opnemen van doorsteek-en/ofklemschroefbouten. 8105882