NL1022760C2 - Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift. - Google Patents

Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift. Download PDF

Info

Publication number
NL1022760C2
NL1022760C2 NL1022760A NL1022760A NL1022760C2 NL 1022760 C2 NL1022760 C2 NL 1022760C2 NL 1022760 A NL1022760 A NL 1022760A NL 1022760 A NL1022760 A NL 1022760A NL 1022760 C2 NL1022760 C2 NL 1022760C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rail
frame
drive means
transport device
movement
Prior art date
Application number
NL1022760A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Klaasjan Verbrugge
Alex Ooms
Martinus Cornelis Scheppingen
Original Assignee
Ooms Otto Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ooms Otto Bv filed Critical Ooms Otto Bv
Priority to NL1022760A priority Critical patent/NL1022760C2/nl
Priority to EP04075525.8A priority patent/EP1449801B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022760C2 publication Critical patent/NL1022760C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66BELEVATORS; ESCALATORS OR MOVING WALKWAYS
    • B66B9/00Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures
    • B66B9/06Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures inclined, e.g. serving blast furnaces
    • B66B9/08Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures inclined, e.g. serving blast furnaces associated with stairways, e.g. for transporting disabled persons
    • B66B9/0838Levelling gears
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66BELEVATORS; ESCALATORS OR MOVING WALKWAYS
    • B66B9/00Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures
    • B66B9/06Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures inclined, e.g. serving blast furnaces
    • B66B9/08Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures inclined, e.g. serving blast furnaces associated with stairways, e.g. for transporting disabled persons
    • B66B9/0807Driving mechanisms
    • B66B9/0815Rack and pinion, friction rollers

Description

INRICHTING VOOR HET VAN EEN EERSTE NAAR EEN TWEEDE NIVEAU TRANSPORTEREN VAN EEN LAST, IN HET BIJZONDER TRAPLIFT
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift, omvattende een langs een rail verplaatsbaar frame waaraan een lastdrager bevestigd is, 5 en dat voorzien is van om althans een deel van de rail grijpende steun- en geleidingsmiddelen en van met een voortbewegingsdeel van de rail samenwerkende aandrijfmiddelen. Een dergelijke traplift is algemeen bekend, bijvoorbeeld uit EP 0 560 433, EP 0 738 232 of EP 1 119 513. 10 Bij deze bekende trapliften wordt gebruik gemaakt van een frame, waaraan een lastdrager, zoals een stoel, is opgehangen. De stoel is daarbij zwenkbaar om een horizontale as, teneinde het zitvlak daarvan onder alle omstandigheden horizontaal te kunnen houden. Het frame zelf is onder 15 tussenkomst van steun- of geleiderollen of -wielen opgehangen aan een rail, die het verloop van de trap volgt. Bij een verplaatsing van de traplift lopen de geleiderollen of -wielen langs de boven- en/of onderzijde van de rail. Voor het verplaatsen zijn de bekende trapliften voorzien van een 20 aandrijving, in het algemeen een motor waardoor een tandwiel wordt geroteerd, dat ingrijpt in een tandstang langs de rail.
De bekende trapliften hebben het nadeel dat wanneer de rail een bocht maakt in het verticale en/of horizontale vlak, de geleiderollen of -wielen en het tandwiel van de 25 aandrijving niet dezelfde baan zullen beschrijven, omdat zij op verschillende plaatsen aangrijpen op de rail, respectievelijk de tandstang. Hierdoor bestaat het risico dat het tandwiel buiten aangrijping raakt met de tandstang, waardoor aandrijving zonder bijzondere maatregelen onmogelijk 30 wordt. Bovendien maken de verschillen in de baan die door de 1022760 H afzonderlijke delen van de traplift beschreven worden een stabiele regeling van de stand van het zitvlak van de stoel met behulp van een elektronische regeling nagenoeg H onmogelijk.
H 5 De uitvinding heeft derhalve tot doel een H transportinrichting van de hiervoor beschreven soort te H verschaffen, waarbij deze nadelen zich niet of althans in mindere mate voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bij een dergelijke inrichting bereikt, doordat de 10 aandrijfmiddelen ten opzichte van de steun- en geleidingsmiddelen beweegbaar in het frame zijn opgenomen. Op deze wijze kunnen de aandrijfmiddelen ook in bochten in contact blijven met het voortbewegingsdeel, bijvoorbeeld de tandstang, van de rail, terwijl de steun- en 15 geleidingsmiddelen de rail nauwkeurig blijven volgen.
Bij voorkeur zijn de aandrijfmiddelen in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting van het frame beweegbaar.
Zo kunnen verschillen in afstand tot de hartlijn van de rail in binnen- en buitenbochten worden gecompenseerd.
I 20 Een dergelijke beweging kan op eenvoudige wijze worden bereikt, wanneer de aandrijfmiddelen om ten minste één I in hoofdzaak in de verplaatsingsrichting van het frame I verlopende as scharnierbaar met de steun- en I geleidingsmiddelen verbonden zijn. Voor een in hoofdzaak I 25 rechtlijnige beweging van de aandrijfmiddelen verdient het de I voorkeur, dat deze om een aantal onderling in hoofdzaak I evenwijdige assen scharnierbaar zijn. Bijvoorbeeld kunnen de I aandrijfmiddelen onder tussenkomst van een aan twee zijden scharnierbaar orgaan of een stangenstelsel met het frame I 30 verbonden zijn.
I Een andere wijze om de gewenste bewegingen te bereiken, is dat de aandrijfmiddelen in ten minste één richting verschuifbaar met de steun- en geleidingsmiddelen I 1ΠΟΟ-70Λ t 3 verbonden zijn. Voor een optimale beweegbaarheid in verschillende richtingen zijn in dat geval bij voorkeur de aandrijfmiddelen langs ten minste twee een hoek met elkaar insluitende geleiders verschuifbaar.
5 Daar de aandrijfmiddelen volgens de uitvinding niet vast aan het frame bevestigd zijn, vertoont de transportinrichting bij voorkeur tussen de aandrijfmiddelen en het frame aangebrachte, beweegbare middelen voor het dóorleiden van door samenwerking van de aandrijfmiddelen met 10 het voortbewegingsdeel van de rail opgewekte aandrijfkrachten.
Een.constructief eenvoudige oplossing wordt verkregen, wanneer de krachtdoorleidingsmiddelen ten minste twee samenwerkende, dwars op de verplaatsingsrichting van het 15 frame vrij beweegbare drukorganen omvatten. Anderzijds is het ook goed denkbaar, dat de krachtdoorleidingsmiddelen ten minste één langwerpig trek- en drukelement omvatten.
Een compacte aandrijving wordt verkregen, wanneer de aandrijfmiddelen ten minste één motor omvatten, alsmede een 20 daarmee verbonden uitgaande as waarop een met het voortbewegingsdeel van de rail samenwerkend, roteerbaar aandrijforgaan is aangebracht. Voor een optimale overbrenging van de aandrijfkrachten zonder slip verdient het de voorkeur dat het aandrijforgaan een tandwiel is, en het 25 voortbewegingsdeel van de rail een tandstang omvat.
Teneinde te voorkomen dat gebruikers van de transportinrichting onbedoeld met de tandstang in contact komen, is deze bij voorkeur aan de van het frame afgekeerde zijde van de rail aangebracht, en strekt de uitgaande as van 30 de aandrijfmiddelen zich dwars op de verplaatsingsrichting van het frame uit tot voorbij de rail.
Tijdens de verplaatsing langs de rail van de transportinrichting met daarop de gebruiker treden krachten t 0 2 2 7 P 0 en momenten op, die in de inrichting moeten worden opgenomen. H Een doelmatige en stabiele constructie wordt verkregen, H wanneer deze krachten en momenten gelijkmatig over de H inrichting worden verdeeld. Bij voorkeur zijn daartoe de H 5 aandrijfmiddelen ingericht voor het opnemen van een om de H verplaatsingsrichting van het frame gericht moment, terwijl H de steun- en geleidingsmiddelen ingericht zijn voor het H opnemen van dwars op de verplaatsingsrichting van het frame H gerichte momenten.
10 Bij voorkeur is in dat geval de transportinrichting voorzien van ten minste één op de uitgaande as van de aandrijfmiddelen gelagerd, op een uitstekend deel van de rail aangrijpend steunwiel. Zo wordt deze as zowel voor de aandrijving als voor het doorleiden van het moment gebruikt.
15 De steun- en geleidingsmiddelen omvatten voor het opnemen van de momenten bij voorkeur ten minste twee in de verplaatsingsrichting van het frame met tussenruimte aangebrachte, op de rail aangrijpende geleidingsrollen.
Teneinde het verloop van de rail in het horizontale en 20 verticale vlak optimaal te kunnen volgen omvatten de steun- en geleidingsmiddelen verder met voordeel een aantal in omtreksrichting van de rail verdeeld aangebrachte paren I geleidingsrollen. Bij voorkeur zijn daarbij de geleidingsrollen gelagerd in ten minste één dwars op de 25 verplaatsingsrichting van het frame kantelbare rollendrager.
I Zo kunnen bochten in de rail eenvoudig worden gevolgd.
I Wanneer de rollendrager de gedaante heeft van een ringsegment I met althans ten dele bol buitenoppervlak, kan dit eenvoudig met de gewenste beweegbaarheid worden opgenomen in het frame.
I 30 Eenzelfde mate van beweegbaarheid kan ook worden bereikt, I wanneer de rollendrager twee samen een cardanische ophanging I vormende vorken omvat. Een stabiele geleiding van de I verticale transportinrichting langs de rail wordt bereikt, 5 I wanneer er ten minste twee in de verplaatsingsrichting van I het frame met tussenruimte aangebrachte rollendragers zijn, waartussen de aandrijfmiddelen zijn opgenomen.
Teneinde te voorkomen dat het zitvlak van de stoel I 5 bij bochten in de rail gaat hellen, waardoor een gebruiker I daar vanaf zou kunnen glijden, is de transportinrichting bij I voorkeur voorzien van middelen voor het in een bepaalde stand I handhaven van de lastdrager, welke standhandhavingsmiddelen I ten minste één met de lastdrager verbonden stelmotor, een I 10 systeem voor het besturen van de stelmotor en signaalgevend I met het besturingssysteem verbonden sensoren voor het I waarnemen van de stand van de lastdrager omvatten. Bij I voorkeur zijn de standhandhavingsmiddelen ingericht voor het I voorafgaand aan het transport in een gewenste stand plaatsen I 15 van de lastdrager en het bij een bocht in de rail aanpassen I van de stand daarvan. Op deze wijze wordt de besturing I vereenvoudigd, omdat immers tijdens het transport langs I rechte delen van de rail geen ingrepen nodig zullen zijn.
I Met voordeel zijn daarbij de sensoren ingericht voor 20 het waarnemen van de stand van de steun- en geleidingsmiddelen ten opzichte van het frame en/of voor het I waarnemen van de stand van de aandrijfmiddelen ten opzichte I van de steun- en geleidingsmiddelen. Op deze wijze kunnen I bewegingen in de traplift zelf worden gebruikt voor het I 25 bepalen van de stand van de lastdrager, en is de waarneming I dus geheel onafhankelijk van de rail.
I Bij voorkeur zijn de sensoren contactloos werkende I sensoren, zoals bijvoorbeeld optische of elektronische I sensoren. Hierdoor wordt slijtage van de sensoren vermeden, I 30 en kunnen instellingen programmatisch in plaats van handmatig I aangepast worden.
I De uitvinding betreft verder een installatie voor het I van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een I 1 022 7ΒΩ last, in het bijzonder een trapliftinstallatie, omvattende ten minste één een hoek met de horizontaal insluitende rail met een voortbewegingsdeel, en een daarlangs verplaatsbare H transportinrichting als hiervoor beschreven.
5 Het voortbewegingsdeel van de rail kan met voordeel H een tandstang omvatten, die bij voorkeur een in hoofdzaak H ronde doorsnede vertoont. Hierdoor wordt onder alle omstandigheden een optimale ingrijping van het aandrijf- H tandwiel in de tandstang gewaarborgd, ongeacht de stand van 10 de aandrijfmiddelen ten opzichte van de rail.
Een sterke., stijve en toch relatief lichte rail wordt verkregen, wanneer deze eveneens een in hoofdzaak ronde H doorsnede vertoont. Bovendien wordt dan ook in bochten een optimaal contact tussen de steun- en geleidingsmiddelen en de 15 rail gewaarborgd.
Teneinde op doelmatige wijze momenten rond de rail te kunnen opnemen, is deze bij voorkeur voorzien van een H daarlangs verlopend uitstekend deel voor samenwerking met het steunwiel.
20 De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen aangeduid zijn met verwijzingscijfers die met 100 verhoogd zijn, en waarin: 25 Fig. 1 een perspectivisch vooraanzicht toont van een I trapliftinstallatie volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, I Fig. 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch I achteraanzicht toont van een deel van de trapliftinstallatie I 30 van fig. 1, I Fig. 3 een zijaanzicht is volgens de pijl III in fig.
7
Fig. 4 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch achteraanzicht is van de trapliftinstallatie van fig. 1 in een bocht van de rail,
Fig. 5 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch 5 achteraanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de trapliftinrichting,
Fig. 6 een perspectivisch vooraanzicht toont van de trapliftinrichting volgens fig. 1 tot 4 met een aantal sensoren voor het bepalen van de stand van de lastdrager, en 10 Fig. 7 een blokschema is van een systeem voor het handhaven van de stand van de lastdrager.
Een installatie 1 voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last (fig. 1), in het getoonde voorbeeld een trapliftinstallatie, omvat een langs 15 een trap 2 geplaatste rail 3, die een hoek α met de horizontaal H insluit, en een langs de rail 3 beweegbare inrichting 4 voor het transporteren van de last tussen de verschillende niveaus, hier dus een traplift. De rail 3, welke in het getoonde voorbeeld een ronde doorsnede heeft, 20 wordt gedragen door een aantal verdeeld langs de trap 2 aangebrachte staanders 5, die bevestigd zijn aan een uitstekend deel 6, dat zich langs de rail 3 uitstrekt (fig.
2). De functie van dit uitstekende deel 6 wordt verderop toegelicht. De rail 3 is verder voorzien van een 25 voortbewegingsdeel 7, hier in de vorm van een tandstang 8, die een ronde doorsnede vertoont.
De traplift 4 omvat een langs de rail 3 verplaatsbaar frame 9 waaraan een lastdrager 10 bevestigd is, hier in de vorm van een stoel met een zitting 11, rugleuning 12, 30 armleuningen 13 en een voetensteun 14. De stoel 10 is zwenkbaar om een horizontale as 45 (fig. 3) verbonden met het frame 9, en in het frame 9 is een hierna verder toe te lichten handhavingsmechanisme 70 aangebracht, onder andere i n?? 7 H bestaande uit een met de as 45 verbonden stelmotor 71, zodat H de stand van de stoel 10 altijd constant gehouden kan worden, H ongeacht de helling van de rail 3.
H Het frame 9 van de traplift 4 is verder voorzien van H 5 steun- en geleidingsmiddelen 15 die om een deel van de omtrek H van de rail 3 grijpen. Het frame 9 is daartoe in hoofdzaak L- H vormig uitgevoerd, met een staande rug 38 en twee onder de H rail 3 grijpende voeten 26. De steun- en geleidingsmiddelen 15 zijn ingericht voor het opnemen van dwars op de 10 verplaatsingsrichting van de traplift 4 gerichte momenten.
Daartoe omvatten de steun- en geleidingsmiddelen 15 een aantal in de verplaatsingsrichting met tussenruimte aangebrachte geleidingsrollen 17, die op de rail 3 aangrijpen. In het getoonde voorbeeld zijn er zelfs meerdere 15 paren geleidingsrollen 17, die bovendien in omtreksrichting van de rail 3 verdeeld zijn aangebracht. Door gebruik te maken van een groot aantal geleidingsrollen 17, kunnen deze I elk relatief klein worden .uitgevoerd, waardoor een compacte H constructie wordt bereikt. Bovendien worden zo de belastingen 20 van de traplift 4 gelijkmatig over de rail 3 verdeeld, en wordt de weerstand geminimaliseerd. De geleidingsrollen 17 I zijn elk roteerbaar om een as 18, en telkens per paar I opgenomen in een uitsparing in een rollendrager 20. De I buitenste uitsparingen zijn afgedekt met een sluitplaat 19.
I 25 De rollendrager 20 heeft in het getoonde voorbeeld de gedaante van een naar een zijde open ringsegment met een bol I buitenoppervlak 21. De open zijde dient om het ringsegment om I het uitstekende deel 6 van de rail 3 te laten grijpen. In het getoonde voorbeeld zijn er twee rollendragers 20 aanwezig, in 30 elk waarvan drie rollenparen 17 met een tussenruimte van 120° I in omtreksrichting zijn aangebracht. Elke rollendrager 20 is I op twee diametraal tegenover elkaar gelegen punten gelagerd I in met het frame 9 verbonden komvormige schotels 24, zodanig I 1 9 ? 9 7 n 9 dat dit in beginsel alzijdig beweegbaar is. De schotels 24 zijn met een aantal schroeven 25 aan de onder de rail 3 stekende voet 26, resp. een over de rail 3 grijpend deel 27 van het frame 9 bevestigd. Een denkbeeldige lijn die de 5 rollendragers 20 verbindt sluit een kleine hoek β in met de verticaal V.
Teneinde de beweegbaarheid van de rollendrager 20 te beperken tot twee onderling loodrechte richtingen dwars op de verplaatsingsrichting van de traplift, dus een kantelbeweging 10 dwars op de rail 3, zijn in het buitenoppervlak 21 daarvan twee nagenoeg in de verplaatsingsrichting verlopende groeven 22 gevormd, waarin telkens een pen 23 grijpt. Deze pen 23 steekt in het midden uit de komvormige schotel 24. Door het verschuiven van de pennen 23 in de groeven 22 wordt dus een 15 draaibeweging van de rollendrager 20 om een nagenoeg horizontale as toegelaten, terwijl ook een verdraaiing van de rollendrager 20 om de pennen 23 mogelijk is. De pennen 23 verhinderen daarentegen een kantelbeweging om de langsas van de rail 3. Op deze wijze kunnen bochten in de trap 2 en 20 daarmee dus in de rail 3, die in het algemeen verdraaiingen in zowel het horizontale als het verticale vlak met zich meebrengen (fig. 4} uitstekend gevolgd worden.
De traplift 4 is ook voorzien van aandrijfmiddelen 16 die samenwerken met het voortbewegingsdeel 8 van de rail 3.
25 Deze aandrijfmiddelen 16 zijn opgenomen in een hier omgekeerd L-vormig uitgevoerd subframe 28, dat tussen de voeten 26 van het frame 9 is gevormd. In het subframe 28 is een rol 29 roteerbaar om een as 30 gelagerd, waardoor het subframe 28 op de rail 3 steunt. De aandrijfmiddelen 16 omvatten een motor 30 31 met een uitgaande as 32 waarop een roteerbaar aandrijforgaan 33 is aangebracht, dat aangrijpt op het voortbewegingsdeel 8 van de rail 3. Voor het voeden van de 1022?30 H motor 31 zijn in het getoonde voorbeeld bovenin het subframe H 28 twee accu's 34 opgenomen.
H In het getoonde voorbeeld is zoals gezegd het H voortbewegingsdeel 8 een tandstang, en is dus het H 5 aandrijforgaan 33 uitgevoerd als een tandwiel. Daar de tandstang 8 aan de van het frame 9 afgekeerde zijde van de rail 3 aangebracht is, strekt een uitgaande as 32, die door H de motor 31 aangedreven wordt, zich dwars op de H verplaatsingsrichting uit onder de rail 3.
10 De uitgaande as 32 strekt zich in het getoonde H voorbeeld zelfs uit voorbij de tandstang 8 en het tandwiel H 33, tot het uitstekend deel 6 van de rail 3. Op het H uitstekende deel van de as 32 is een steunwiel 35 gelagerd, dat aangrijpt op het uitstekende deel of de strip 6 van de 15 rail 3. Hierdoor kan een om de rail 3 gericht moment, dat het gevolg is van het gewicht van de lastdrager 10 en de daardoor gedragen last, worden opgenomen door de aandrijfmiddelen 16.
Teneinde een optimale ingrijping van het tandwiel 33 I in de tandstang 8 te waarborgen, is tegenover het steunwiel 20 35 nog een sluitrol 36 roteerbaar gelagerd op een as 37. Het omgekeerd L-vormige subframe 28 met de daarin gelagerde H sluitrol 36 en de uitstekende as 32 met het steunwiel 35 I vormen zo een de rail 3 nagenoeg volledig omsluitend geheel.
Omdat de steun- en geleidingsmiddelen 15 en de 25 aandrijfmiddelen 16 in de verplaatsingsrichting van de I traplift 4 beschouwd versprongen zijn, en omdat het I voortbewegingsdeel 8 niet samenvalt met de rail 3, zullen de geleidingsrollen 17 en het tandwiel 33 niet dezelfde verplaatsing vertonen wanneer de rail 3 een bocht maakt.
30 Hierdoor zou het risico bestaan dat het tandwiel 30 buiten I aangrijping zou raken met het voortbewegingsdeel 8 van de I rail 3, waardoor de traplift 4 zou kunnen stilvallen of althans schokkerig zou kunnen bewegen. Ook zouden dergelijke I 1022760 11 verschillen storend zijn voor de elektronische besturing van het standhandhavingsmechanisme 70. Derhalve voorziet de uitvinding erin, dat de aandrijfmiddelen 16 ten opzichte van de steun- en geleidingsmiddelen 15 beweegbaar in het frame 9 5 zijn opgenomen.
In het getoonde voorbeeld is het subframe 28 met daarin de aandrijfmiddelen 16 in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting van de traplift 4 beweegbaar ten opzichte van het frame 9, waardoor verschillen in afstand tot 10 de hartlijn van de rail 3 in binnen- en buitenbochten kunnen worden gecompenseerd. Het subframe 28 is daartoe met de rug 38 van het frame 9 verbonden onder tussenkomst van een orgaan 39, dat aan weerszijden een scharnieras 40, resp. 41 bepaalt. De scharnierassen 40, 41 zijn daarbij in hoofdzaak in de 15 verplaatsingsrichting van de traplift 4 gericht. Door gebruik te maken van twee evenwijdige scharnierassen 40, 41 wordt bereikt dat het subframe 28 in twee onderling loodrechte richtingen, dwars op de rail 3 beweegbaar is.
Teneinde de aandrijfkrachten die worden opgewekt door 20 de ingrijping van het tandwiel 30 in de tandstang 8 te kunnen doorleiden naar het frame 9 van de traplift 4, zijn in het getoonde voorbeeld tussen het subframe 28 van de aandrijfmiddelen 16 en het frame 9 krachtdoorleidingsmiddelen 42 aangebracht. Deze krachtdoorleidingsmiddelen 42 dienen 25 beweegbaar te zijn, om de bewegingen tussen het subframe 28 en het frame 9 te kunnen volgen. Bij de getoonde uitvoering omvatten de krachtdoorleidingsmiddelen 42 daartoe telkens twee samenwerkende drukorganen of glijlagers 43, 44, een op het subframe 28 en een op het frame 9, die dwars op de 30 verplaatsingsrichting van de traplift 4 vrij beweegbaar zijn. Deze drukorganen 43, 44 schuiven bij een onderlinge beweging van het frame 9 en het subframe 28 langs elkaar, ongeveer op de wijze van stootblokken op met elkaar gekoppelde 1022760 H spoorwegwagons. Zo kunnen de aandrijfkrachten ten allen tijde H worden doorgegeven van de rail 3 naar de traplift 4, ongeacht H de onderlinge stand van het subframe 28 en het frame 9.
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de traplift H 5 104 (fig. 5) is het subframe 128, waarin de aandrijfmiddelen H 116 zijn opgenomen, ten opzichte van het frame 109 beweegbaar door middel van een tweetal stangenstelsels 150 aan H weerszijden daarvan. Elk stangenstelsel 150 omvat een in H hoofdzaak verticaal gerichte stang 139, die aan de boven- en 10 onderzijde via assen 140, 141 scharnierbaar verbonden is met telkens twee naar en van de rail 103 gekeerde, schuin omhoog gerichte draaistangen 151, 152. De naar de rail 3 gerichte H stangen 151 zijn daarbij met hun andere eind via een as 153 scharnierbaar verbonden met het subframe 128, terwijl de van 15 de rail 103 afgekeerde stangen 152 via een scharnieras 154 verbonden zijn met het frame 109. Op deze wijze wordt weer bereikt dat het subframe 128 in twee onderling loodrechte richtingen, dwars op de rail 103 beweegbaar is ten opzichte van het frame 109.
20 Voor het doorleiden van de aandrijfkrachten vanaf de I aandrijfmiddelen 116 naar het frame 109 wordt bij deze uitvoering gebruik gemaakt van krachtdoorleidingsmiddelen 142 I in de vorm van twee trek- en drukstangen of Panhardstangen I 155, waarvan een einde 156 onder tussenkomst van bijvoorbeeld I . 25 een scharnier 157 verbonden is met het subframe 128, terwijl het andere einde 158 eveneens via een scharnier 159 bevestigd I kan zijn aan een uithouder 160 van het frame 109.
I Overigens omvatten bij deze uitvoering de steun- en I geleidingsmiddelen 115 twee relatief grote geleiderollen 117 I 30 aan weerszijden van de rail 103, die rechtstreeks in het I frame 109 gelagerd zijn.
H Zoals hiervoor aangegeven omvat de traplift 4, 104 I een standhandhavingsmechanisme 70, 170, dat bestaat uit een I 1 Π O O -7 Λ 13 stelmotor 71, 171, die aandrijvend verbonden is met de zwenkas 45, 145 van de stoel 10. De opbouw en werking van dit mechanisme 70 wordt toegelicht aan de hand van de eerste uitvoeringsvorm van de traplift 4, onder verwijzing naar fig.
5 6 en 7. De werking van de stelmotor 71 wordt geregeld door een elektronisch besturingssysteem 72, dat signalen ontvangt van een aantal, in het getoonde voorbeeld zes, bewegingssensoren 73L, 73R, 74L, 74R, 75L, 75R. Daarnaast ontvangt het besturingssysteem 72 nog een signaal 76 van 10 sensor die de stand van de stoel 10 waarneemt wanneer de traplift 4 in rust is, dus aan het begin of eind van de rail 3.
Verder kan het besturingssysteem 72 eventueel een aantal secundaire signalen ontvangen, zoals een signaal van 15 een met de stoel 10 verbonden acceleratie-sensor of elektronische waterpas 77, en een signaal 78 van sensoren die een grote weerstand, een aanwijzing dat er iets of iemand de loop van de traplift 4 belemmert, waarnemen. Tenslotte wordt nog een signaal 79 dat de snelheid van de stelmotor 71 20 weergeeft teruggekoppeld naar het besturingssysteem. Al deze signalen worden in het besturingssysteem 71 verwerkt, en op basis daarvan wordt een stuursignaal 80 afgegeven aan de stelmotor 71. De rotatie van deze stelmotor 71 wordt op de as 45 overgebracht door een overbrenging 72, die bij voorkeur 25 zelfremmend is, zoals bijvoorbeeld een wormwiel-overbrenging.
De bewegingssensoren 73, 74, 75 zijn in het getoonde voorbeeld uitgevoerd als contactloos werkende sensoren. Daarbij kan gedacht worden aan optische sensoren, zoals CCD-elementen, of elektronische sensoren, zoals inductieve 30 elementen. In beide gevallen werken de sensoren 73, 74, 75 samen met daar tegenover aangebrachte doelorganen 81, 82, 83. In het geval van optische sensoren zijn de doelorganen optisch waarneembaar, bijvoorbeeld in de vorm van een patroon 1022700- van merktekens, terwijl bij inductieve sensoren gebruik gemaakt kan worden van doelorganen in de vorm van metalen H plaatjes. In het getoonde voorbeeld zijn de sensoren 73, 74 H bevestigd aan het frame 9, terwijl de bijbehorende H 5 doelorganen 81, 82 zijn aangebracht op het buitenoppervlak H van de rollendrager 20. De sensor 75 is hier eveneens bevestigd aan het frame 9, terwijl zijn bijbehorende doelorgaan 83 op het subframe 28 is aangebracht.
H Teneinde de regelinspanning te beperken, wordt de 10 stand van de stoel 10 voorafgaand aan het transport, dus aan het bovenste of onderste uiteinde van de rail 3 op de juiste wijze ingesteld op basis van het ruststand-signaal 76. Daarna wordt deze stand uitsluitend aangepast, wanneer de traplift 4 een bocht in de rail 3 bereikt. Alleen daar zal immers de 15 stand van de traplift 4 veranderen. Het bereiken van een bocht wordt waargenomen door de bewegingssensoren 73, 74, 75 aan weerszijden van de traplift 4. Daarbij zijn de sensoren 73, 74 ingericht voor het waarnemen van bewegingen van de steun- en geleidingsmiddelen 15, meer in het bijzonder de 20 rollendragers 20, ten opzichte van het frame 9, I respectievelijk in de richting van de rail 3 en dwars daarop.
H De sensor 75 is ingericht voor het waarnemen van bewegingen H van de aandrijfmiddelen 16, hier dus het subframe 28, ten opzichte van de steun- en geleidingsmiddelen 15, hier dus de 25 rollendragers 20. Door de bewegingen in de constructie van de traplift 4 zelf te gebruiken voor het bepalen van het verloop I van de rail 3, hoeft geen gebruik gemaakt te worden van I afzonderlijke sensoren die langs de rail 3 geleid worden, zoals bijvoorbeeld beschreven in aanvraagsters oudere 30 octrooiaanvrage EP 1 119 513. Hierdoor wordt de opbouw van het standhandhavingsmechanisme 70 aanzienlijk vereenvoudigd.
I Hoewel de uitvinding hiervoor is beschreven aan de I hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat I m?2760 15 deze daartoe niet is beperkt. Zo zouden de aandrijfmiddelen in plaats van scharnierbaar ook verschuifbaar kunnen zijn, bijvoorbeeld langs twee geleiders die met elkaar een hoek insluiten. Ook zou slechts een subframe met ten minste twee 5 geleiderollen voorzien kunnen zijn, waardoor een compactere maar zwaarder belaste constructie wordt verkregen. De geleiderollen zouden ook op andere wijze in het frame gelagerd kunnen zijn, bijvoorbeeld door middel van een cardanische ophanging of een stangenstelsel, terwijl de 10 krachtdoorleidingsmiddelen ook anders uitgevoerd zouden kunnen zijn. Daarbij kan gedacht worden aan alzijdig roteerbare kogels of flexibele elementen, zoals trekkabels, veren en dergelijke. Zelfs zou kunnen worden afgezien van het gebruik van afzonderlijke krachtdoorleidingsmiddelen, wanneer 15 de verbinding tussen de aandrijfmiddelen en de steun- en geleidingsmiddelen stijf genoeg is. De vorm en plaats van de aandrijving zou natuurlijk ook gevarieerd kunnen worden, bijvoorbeeld door toepassing van een rechte tandstang of een wormwiel. Ook behoeft het steunwiel niet met de aandrijving 20 gecombineerd te zijn, maar zou dit afzonderlijk op het frame of subframe gelagerd kunnen zijn. Verder zou de verdeling van de belastingen over de steun- en geleidingsmiddelen enerzijds en de aandrijfmiddelen anderzijds anders gekozen kunnen worden. Ook het standhandhavingsmechanisme zou anders 25 uitgevoerd kunnen zijn. Er zouden meer of minder sensoren gebruikt kunnen worden, en de gebruikte sensoren zouden ook elektromechanisch van aard kunnen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van encoders die een mechanische beweging omzetten in een elektrisch signaal. Tenslotte zou het 30 standhandhavingsmechanisme als hier beschreven ook toegepast kunnen worden in combinatie met een ander type traplift.
De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.
1 n 9 ? 7 β n

Claims (30)

  1. 2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting van het frame beweegbaar zijn.
  2. 3. Transportinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen om ten minste één in 15 hoofdzaak de verplaatsingsrichting van het frame verlopende as scharnierbaar met de steun- en geleidingsmiddelen verbonden zijn.
  3. 4. Transportinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen om een aantal in hoofdzaak I 20 onderling evenwijdige assen scharnierbaar zijn.
  4. 5. Transportinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen onder tussenkomst van een I aan twee zijden scharnierbaar orgaan met het frame verbonden zijn. I 25 6. Transportinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen onder tussenkomst van een I stangenstelsel met het frame verbonden zijn.
  5. 7. Transportinrichting volgens conclusie 2, met het I kenmerk, dat de aandrijfmiddelen in ten minste één richting I 30 verschuifbaar met de steun- en geleidingsmiddelen verbonden I zijn. I 1 0 L L ï o U
  6. 8. Transportinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen langs ten minste twee een hoek met elkaar insluitende geleiders verschuifbaar zijn.
  7. 9. Transportinrichting volgens één der voorgaande 5 conclusies, gekenmerkt door tussen de aandrijfmiddelen en het frame aangebrachte, beweegbare middelen voor het doorleiden van door samenwerking van de aandrijfmiddelen met het voortbewegingsdeel van de rail opgewekte aandrijfkrachten.
  8. 10. Transportinrichting volgens conclusie 9, met het 10 kenmerk, dat de krachtdoorleidingsmiddelen ten minste twee samenwerkende, dwars op de verplaatsingsrichting van het frame vrij beweegbare drukorganen omvatten.
  9. 11. Transportinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de krachtdoorleidingsmiddelen ten minste één 15 langwerpig trek- en drukelement omvatten.
  10. 12. Transportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen ten minste één motor omvatten, alsmede een daarmee verbonden uitgaande as waarop een met het voortbewegingsdeel van de 20 rail samenwerkend, roteerbaar aandrijforgaan is aangebracht.
  11. 13. Transportinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan een tandwiel is, en het voortbewegingsdeel van de rail een tandstang omvat.
  12. 14. Transportinrichting volgens conclusie 13, met het 25 kenmerk, dat de tandstang aan de van het frame afgekeerde zijde van de rail aangebracht is, en de uitgaande as van de aandrijfmiddelen zich dwars op de verplaatsingsrichting van het frame uitstrekt tot voorbij de rail.
  13. 15. Transportinrichting volgens één der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen ingericht zijn voor het opnemen van een om de verplaatsingsrichting van het frame gericht moment. 1022760
  14. 16. Transportinrichting volgens conclusies 14 en 15, H gekenmerkt door ten minste één op de uitgaande as van de H aandrijfmiddelen gelagerd, op een uitstekend deel van de rail H aangrijpend steunwiel. H 5 17. Transportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steun- en H geleidingsmiddelen ingericht zijn voor het opnemen van dwars H op de verplaatsingsrichting van het frame gerichte momenten.
  15. 18. Transportinrichting volgens conclusie 17, met het H 10 kenmerk, dat de steun- en geleidingsmiddelen ten minste twee in de verplaatsingsrichting van het frame met tussenruimte aangebrachte, op de rail aangrijpende geleidingsrollen H omvatten.
  16. 19. Transportinrichting volgens conclusie 18, met het 15 kenmerk, dat de steun- en geleidingsmiddelen een aantal in omtreksrichting van de rail verdeeld aangebrachte paren geleidingsrollen omvatten.
  17. 20. Transportinrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de geleidingsrollen zijn gelagerd in ten 20 minste één dwars op de verplaatsingsrichting van het frame kantelbare rollendrager.
  18. 21. Transportinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de rollendrager de gedaante heeft van een ringsegment met althans ten dele bol buitenoppervlak. I 25 22. Transportinrichting volgens conclusie 20, met het I kenmerk, dat de rollendrager twee samen een cardanische I ophanging vormende vorken omvat.
  19. 23. Transportinrichting volgens één der conclusies 20 tot 22, gekenmerkt door ten minste twee in de I 30 verplaatsingsrichting van het frame met tussenruimte I aangebrachte rollendragers, waartussen de aandrijfmiddelen I zijn opgenomen. I 1Π00-7ΓΧΛ
  20. 24. Transportinrichting volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor het in een bepaalde stand handhaven van de lastdrager, welke standhandhavingsmiddelen ten minste één met 5 de lastdrager verbonden stelmotor, een systeem voor het besturen van de stelmotor en signaalgevend met het besturingssysteem verbonden sensoren voor het waarnemen van de stand van de lastdrager omvatten.
  21. 25. Transportinrichting volgens conclusie 24, met het 10 kenmerk, dat de standhandhavingsmiddelen zijn ingericht voor het voorafgaand aan het transport in een gewenste stand plaatsen van de lastdrager en het bij een bocht in de rail aanpassen van de stand daarvan.
  22. 26. Transportinrichting volgens conclusie 24 of 25, 15 met het kenmerk, dat de sensoren zijn ingericht voor het waarnemen van de stand van de steun- en geleidingsmiddelen ten opzichte van het frame.
  23. 27. Transportinrichting volgens één der conclusies 24 tot 26, met het kenmerk, dat de sensoren zijn ingericht voor 20 het waarnemen van de stand van de aandrijfmiddelen ten opzichte van de steun- en geleidingsmiddelen.
  24. 28. Transportinrichting volgens één der conclusies 24 tot 27, met het kenmerk, dat de sensoren contactloos werkende sensoren zijn.
  25. 29. Transportinrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de sensoren optische of elektronische sensoren zijn.
  26. 30. Installatie voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder 30 trapliftinstallatie, omvattende ten minste één een hoek met de horizontaal insluitende rail met een voortbewegingsdeel, en een daarlangs verplaatsbare transportinrichting volgens één der voorgaande conclusies. 1 022 7 6 ö Η Η 31. Transportinstallatie volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat het voortbewegingsdeel van de rail een tandstang omvat.
  27. 32. Transportinstallatie volgens conclusie 31, met 5 het kenmerk, dat de tandstang een in hoofdzaak ronde doorsnede vertoont.
  28. 33. Transportinstallatie volgens één der conclusies 30 tot 32, met het kenmerk, dat de rail een in hoofdzaak ronde doorsnede vertoont.
  29. 34. Transportinstallatie volgens conclusie 33, gekenmerkt door een langs de rail verlopend uitstekend deel I voor samenwerking met het steunwiel.
  30. 35. Standhandhavingsmiddelen, kennelijk bedoeld voor toepassing in een transportinrichting volgens één der 15 conclusies 24 tot 29. I 1022760
NL1022760A 2003-02-22 2003-02-22 Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift. NL1022760C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022760A NL1022760C2 (nl) 2003-02-22 2003-02-22 Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift.
EP04075525.8A EP1449801B1 (en) 2003-02-22 2004-02-18 Drive for a stair lift

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022760A NL1022760C2 (nl) 2003-02-22 2003-02-22 Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift.
NL1022760 2003-02-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022760C2 true NL1022760C2 (nl) 2004-08-24

Family

ID=32733220

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022760A NL1022760C2 (nl) 2003-02-22 2003-02-22 Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP1449801B1 (nl)
NL (1) NL1022760C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN107074496A (zh) * 2014-11-07 2017-08-18 安迪凯座椅电梯有限责任公司 座椅电梯
CN112537713A (zh) * 2020-12-04 2021-03-23 程学智 一种基于楼梯的智能移动扶梯控制系统

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2409446B (en) * 2003-12-10 2006-08-30 Stannah Stairlifts Ltd Improvements in or relating to stairlifts
GB0404647D0 (en) * 2004-03-02 2004-04-07 Stannah Stairlifts Ltd Improvements in or relating to stairlifts
NL1030131C2 (nl) * 2005-10-06 2007-04-10 Free Lift B V Hellinglifteenheid, alsmede hellinglift.
GB0602618D0 (en) * 2006-02-09 2006-03-22 Stannah Stairlifts Ltd Improvements in or relating to stairlifts
GB0620861D0 (en) * 2006-10-20 2006-11-29 Stannah Stairlifts Ltd Improvements in or relating to stairlifts
EP1988050B1 (en) * 2007-05-02 2015-01-28 Gedeon Ltd Motorized stair lift
NL2001096C2 (nl) * 2007-12-17 2009-06-18 Freelift Bv Hellingslift voor het bestijgen of afdalen van een helling of trap.
NL2001573C2 (nl) 2008-05-13 2009-11-16 Ooms Otto Bv Traplift.
GB2484709B (en) 2010-10-21 2014-06-04 Handicare Accessibility Ltd Stairlift
EP2452909B1 (en) 2010-11-10 2013-09-25 Micro-Motor AG Rail follower apparatus for stair lift
NL2005957C2 (en) * 2011-01-06 2012-07-10 Handicare Stairlifts B V Transport unit for climbing or descending a slope or stairs.
NL2008020C2 (nl) 2011-12-22 2013-06-26 Gte B V Werkwijze voor het vormen van een buisvormig constructie-element.
CN105621205B (zh) * 2014-10-31 2018-04-13 天津丰宁机电制品有限公司 一种智能型椅式升降机
GB2551817A (en) * 2016-06-30 2018-01-03 Platinum Stairlifts Ltd Drive unit
WO2020243410A1 (en) * 2019-05-31 2020-12-03 Bruno Independent Living Aids, Inc. Stairlift
NL2025442B1 (en) 2020-04-28 2021-11-09 Otolift Trapliften B V Overspeed governor for a stairlift

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2358389A (en) * 1999-12-23 2001-07-25 Brooks Stairlifts Ltd Stairlift seat orientation controller
EP1125882A1 (en) * 2000-02-16 2001-08-22 Freelift B.V. Device for transport along incline or staircase

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2358389A (en) * 1999-12-23 2001-07-25 Brooks Stairlifts Ltd Stairlift seat orientation controller
EP1125882A1 (en) * 2000-02-16 2001-08-22 Freelift B.V. Device for transport along incline or staircase

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN107074496A (zh) * 2014-11-07 2017-08-18 安迪凯座椅电梯有限责任公司 座椅电梯
CN112537713A (zh) * 2020-12-04 2021-03-23 程学智 一种基于楼梯的智能移动扶梯控制系统
CN112537713B (zh) * 2020-12-04 2022-11-18 程学智 一种基于楼梯的智能移动扶梯控制系统

Also Published As

Publication number Publication date
EP1449801A1 (en) 2004-08-25
EP1449801B1 (en) 2015-07-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1022760C2 (nl) Inrichting voor het van een eerste naar een tweede niveau transporteren van een last, in het bijzonder traplift.
NL2001573C2 (nl) Traplift.
EP3345582B1 (en) Variable speed patient transfer apparatus
JP2837759B2 (ja) リフト装置、特に傾斜式リフト装置
NL1028344C2 (nl) Depalletiseerinrichting.
CN106535852A (zh) 用于步态训练的设备
US8944239B2 (en) Conveyor apparatus for loading or unloading packages from shipping containers
NL9101821A (nl) Werkwijze en inrichting voor het op gewicht sorteren van in hoofdzaak ronde produkten.
EP0999152B1 (en) Device for transferring goods
NL8500207A (nl) Verdeeltransporteur voor stukgoed.
NL8600433A (nl) Transportinrichting.
CA1069847A (en) Cart conveyor system
CA2234937C (en) Ladder
NL1011996C2 (nl) Inrichting voor verplaatsing/transport van een persoon.
US5181597A (en) Conveyor- and distribution plant
NL9400388A (nl) Sorteerinrichting voor het afwerpen van goederen.
US6712194B1 (en) Sorting conveyer with a tilting mechanism
AU712055B2 (en) Assembly for feeding a web from a roll
KR101404796B1 (ko) 무인운반차
NL1020996C2 (nl) Amusementsinrichting.
EP2049418B1 (fr) Procédé pour contrôler la tension d'une chaîne de carrousel à godets
GB2301811A (en) Stairlift
JP4720631B2 (ja) 仕分け設備
NL1010883C2 (nl) Verplaatsingsinrichting ingericht voor het langs ten minste twee rails geleiden van een draaginrichting.
FR2678592A1 (fr) Installation de dechargement en continu de navires.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170301