NL8105732A - Condensator en werkwijze en inrichting voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

VO 2567

Titel: Condensator en werkwijze en inrichting voor het vervaardigen daarvan.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op in een laag of stapel gewonden condensatoren en op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen daarvan.

Een dergelijke werkwijze en inrichting is beschreven in het 5 Amerikaanse octrooischrift 3.670.378. In deze publicatie omvat de werkwijze voor het produceren van de condensatoren een eerste stap, waarbij condensatorlichamen gevormd worden door het afwisselend wikkelen van metallieke en diëlektrische dunne lagen op een trommel, het gelijktijdig wikkelen van scheidingslagen tussen de condensatorlichamen 10 om zo een moederwikkeling te vormen met afwisselend lagen van condensatorlichamen en scheidingslagen, waarbij bij een volgende stap een metallieke gesproeide deklaag wordt aangebracht op de randen van de moederwikkeling om de metallieke dunne lagen met elkaar te verbinden, waarna tenslotte de moederwikkeling loodrecht op de scheidingslagen 15 gescheiden wordt om de afzonderlijke condensatorlichamen te vormen.

Deze resulterende condensatorlichamen hebben met elkaar verweven metallieke lagen, die gescheiden zijn door diëlektrische lagen. De lagen van een groep, die diëlektrische substraten en metallieke dunne lagen omvat, steken aan één zijde van het condensatorlichaam naar 20 buiten uit terwijl een andere groep van substraten en dunne lagen van de andere zijde van het condensatorlichaam uitsteekt. De metallieke deklaag wordt op zodanige wijze aangebracht, dat deze de metallieke dunne lagen van de naar buiten toe uitstekende groep lagen elektrisch met elkaar verbindt. Er wordt dus voorzien in twee elektrodes of stellen 25 condensator-"platen", die diëlektrisch van elkaar geïsoleerd zijn, maar met elkaar verweven zijn. '

Bij de voornoemde inrichting gebeurt het soms, dat bij het wikkelproces de lagen die gewonden worden met elkaar verweven of van hun beoogde banen afwijken hetgeen erin resulteert, dat één of meer 30 lagen op onjuiste wijze gelegen zijn ten opzichte van de aangrenzende lagen. Wanneer de scheiding tussen de groepen lagen niet voldoende is, kan de condensator kortgesloten worden of deze kan een lagere dan beoogde diëlektrische sterkte in één of meer gebieden hebben. Wanneer de scheiding uitzonderlijk groot is, wordt de resulterende capaciteit 35 van de condensator verkleind.

8105732 -2-

De onderhavige uitvinding heeft tot doel te voorzien in een condensator van hoge kwaliteit van het reeds genoemde type, welke echter een andere opbouw bezit en waarvoor het fabricageproces aanzienlijk goedkoper is.

5 Een verder doel van, de uitvinding is te voorzien in een inrich ting van het genoemde type, die wezenlijk de mogelijkheid van het optreden van een kortsluiting ten gevolge van een onjuiste plaatsing van de metallieke en diëlektrische dunne lagen in de condensator die wordt gewonden verkleint.

10 Weer een doel van de uitvinding is te voorzien in een inrichting van de genoemde soort, waarbij de vervaardiging van condensatoren veel sneller plaats kan vinden dan met de momenteel verkrijgbare apparatuur.

Nog een doel van de uitvinding is te voorzien in een inrichting van· de genoemde soort, welke de lagen, die de condensator vormen, 15 rechtstreeks vanaf lamineer- of oplegrollen aan kan brengen op een trommel of een overdrachtswiel. Een dergelijke inrichting verhindert, dat het toegevoerde materiaal niet ondersteund door de ruimte beweegt, waardoor het verweven verminderd wordt en dientengevolge de foutieve uit-lijning van de condensatorlagen.

20 Om te voldoen aan de voorgaande oogmerken omvat de condensator volgens de onderhavige uitvinding een aantal lagen met tegenover elkaar gelegen randen, waarbij iedere laag een diëlektrisch substraat en een metallieke dunne laag omvat, waarbij de metallieke dunne laag zich uitstrekt van de rand naar de andere rand, waarbij iedere laag een gebied 25 omvat, dat vrij is van de metallieke dunne laag, en dat aangrenzend is aan, maar op een afstand gelegen is van de andere rand om zo een smalle band langs de rand van de film achter te laten bij de andere rand, die door het genoemde gebied gescheiden is van de rest van de metallieke dunne laag, waarbij de lagen zodanig aangebracht zijn dat de metallieke 30 dunne laag van een laag gescheiden door diëlektrisch materiaal van de metallieke dunne laag van de aangrenzende laag, waarbij de lagen ten opzichte van elkaar verplaatst zijn, zodat aan een zijde van de condensator de randen van de eerste groep lagen naar buiten toe gelegen zijn voorbij de andere randen van een tweede groep lagen en aan een 35 tegenovergelegen zijde van de condensator de randen van.de tweede groep lagen buitenwaarts gelegen zijn voorbij de andere randen van de eerste 8105732 -3- groep lagen, waarbij de lagen van de eerste groep en de lagen van de tweede groep elkaar afwisselen en waarbij de naar buiten toe gelegen randen van iedere groep bedekt zijn met een elektrisch geleidend materiaal om de metallieke dunne lagen van iedere groep elektrisch met 5 elkaar te verbinden, waarbij de smalle band langs de rand met de metallieke dunne laag het aangrenzende bedekkingsmateriaal scheidt van het metaalvrije gebied.

De werkwijze volgens de uitvinding omvat het voorzien in eerste en tweede materiaalbanen, elk met een diëlektrisch substraat, een dek-10 laag uit een metallieke dunne laag en een smal, evenwijdig, longitudinaal metaalvrij gebied; het snijden van de banen langs de evenwijdige lijnen, die verschoven zijn ten opzichte van de metaalvrije gebieden om zo stroken te vormen, die elk een smalle band langs de rand hebben met een metallieke dunne laag die zich van de langsranden van de strook 15 naar binnen toe naar het metaalvrije gebied uitstrekt; het afwisselend wikkelen van de stroken van de eerste en de tweede banen op een trommel bij welk wikkelen de stroken van één baan verplaatst worden ten opzichte van de stroken van de andere baan om een aantal aangrenzende ringen met een condensatoropbouw te vormen, die elk elkaar afwisselend 20 geplaatste metallieke en diëlektrische lagen bezitten en waarbij in elke opbouw de lagen van elk van de respectieve stroken zijwaarts uitsteken vanaf de band langs de rand met de metallieke dunne laag van de stroken van de andere baan; het bedekken van zijwaarts uitstekende gedeelten van elke opbouw met een metalen substantie om de metallieke 25 dunne lagen van de respectieve banen . van de opbouw elektrisch met elkaar te verbinden en het scheiden van de opbouw in dwarsrichting ten opzichte van de stroken voor het vormen van condensatoren.

De inrichting volgens de uitvinding omvat eerste en tweede toe-voerrollen voor banen, waarbij iedere baan een diëlektrisch substraat 30 met een metallieke dunne deklaag bezit, een draaibare trommel, welke op een afstand van de toevoerrol gelegen is, eerste en tweede lamineer-.-, rollen, welke rollen op een afstand van elkaar langs de omtrek van de trommel gelegen zijn, een spanningsaftastrol, behorend bij iedere lamineerrol,'die op een afstand, evenwijdig ten opzichte daarvan gele-35 gen is om samen met de bijbehorende lamineerrol een rollenpaar te vormen, waarbij één baan wordt gestrekt en gespannen voor ieder rollenpaar, v, 8105732 .............

-4- en middelen voor het snijden van de baan in stroken, vooraf aan het wikkelen van de stroken op de trommel om zo te voorzien in afwisselende lagen van metallisch en diëlektrisch materiaal, waarbij de lamineer-rollen voldoende dichtbij de trommel gelegen zijn en de snijmiddelen 5 voldoende dichtbij de lamineerrollen, op zodanige wijze dat de stroken vooraf aan het wikkelen ervan op de trommel over vrijwel hun gehele lengte ondersteund zijn.

De uitvinding kan ook omvatten het op één van de banen aanbrengen van een dunne laag hechtmiddel op ten minste een gedeelte van 10 de elektrische veldgebieden van een condensator, waarbij het hechtmiddel echter niet wordt aangebracht in het gebied, waar de baan gesneden wordt of in de zijwaarts uitstekende gedeelten van de opbouw, waar door sproeien contact wordt gemaakt met de metallieke deklaag.

Het doel van het hechtmiddel is om, indien nodig, de gelamineerde op-15 bouw te fixeren, zodat de gewonden condensatoropbouw gehanteerd kan worden zonder, dat het laminaat wordt verbroken.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kunnen de banen door een station gevoerd worden, waar een aantal laserbundels het metaal weg kan branden om op nauwkeurige wijze op een afstand van elkaar ge-20 legen gedemetalliseerde gebieden te vormen. Deze gedemetalliseerde gebieden kunnen bij het wegbranden met behulp van een laser veel smaller zijn dan mogelijk is met het materiaal, dat commercieel met conventionele gedemetalliseerde zones verkrijgbaar is, welke zones veel breder zijn dan voor laagspanningscondensatoren noodzakelijk is.

25 De uitvinding zal in het hiernavolgende nader worden beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: fig. 1 een schematisch aanzicht van de inrichting, die is opgebouwd volgens de uitvinding en bestemd is voor het uitvoeren van de 30 werkwijze volgens de uitvinding; fig. 2 een deelaanzicht in doorsnede langs de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 een deelaanzicht van bovenaf op vergrote schaal van de opbouw volgens fig. 2; 35 fig. 4 een vergroot deelaanzicht in doorsnede langs de lijn IV-IV in fig. 3; V ' 8105732 -5- fig. 5 een vergroot schematisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, langs de lijn V-V uit fig, 1; fig. 6 een aanzienlijk vergroot deelaanzicht in doorsnede van gedeelten van de condensator volgens de uitvinding; 5 fig. 7 een vergroot gedeelte van fig. 2, waarbij een opbouw voor het aanbrengen van hechtmiddel op de baan getoond wordt; en.

fig. 8 een schematisch aanzicht van het laserafbrandstation, dat de gedemetalliseerde zones vormt, wanneer de baan van de toevoerrol wordt afgetrokken.

10 Pig. 1 toont een paar toevoerrollen 2, 4, waarvan banen A en £ afgetrokken worden. Elk van de banen.A en B omvat een diëlektriscb substraat 6 en een metalieke dunne laag 8. Het substraat 6 kan uit een geschikt plastic vervaardigd zijn, zoals het kunsthars dat verkocht wordt onder het handelsmerk "Mylar". De dunne laag 8 kan een in damp-15 vorm neergeslagen aluminium zijn en zowel het substraat 6 als de metal- . lieke dunne laag 8 zijn uitzonderlijk dun. Bij wijze van voorbeeld, maar geenszins bedoeld als beperking, kan het substraat 6 een dikte hebben van 25 micrometer of minder, terwijl de dikte van de gemetalliseerde dunne laag 8 ter grootte kan zijn van 0,05 micrometer. Iedere 20 baan A en B bezit een aantal evenwijdige gedemetalliseerde of metaal-vrije gebieden 10, zoals het beste uit de fig. 3 en 4 blijkt voor de baan B. Het zal echter duidelijk zijn, dat eenzelfde reeks gedemetalliseerde gebieden aangebracht is op de baan A. De banen A en B kunnen voorzien zijn van tevoren gevormde gedemetalliseerde gebieden 10 of deze 25 gebieden kunnen door een laserafbrandmethode gevormd worden, zoals in het hierna volgende nog beschreven zal worden. In ieder geval passeren de banen respectievelijk over een reeks rollers voor het snijden in 'strokenen het doorgeschoten of afwisselend wikkelen op een trommel of overdrachtswiel 20 met een grote diameter.

30 Meer in het bijzonder passeert de baan A over een vrije rol 12a, waarvan de draaiingsas verschuifbaar is om het weven van de baan A te regelen. De vrije rol 12a beweegt als een eenheid heen en weer met de toevoerrol 2, onder besturing van een conventionele, niet-getoonde hoekgeleidingsaftaster voor het besturen van het weven. Van de vrije t 35 rol 12a verloopt de baan langs de voornoemde hoekgeleidingsaftaster naar een vrije spanningsaftastingsrol 14a. De vrije spanningsaftastingsrol 810 57 32 T Γ -6- zendt een signaal naar een variabele remkoppeling (die niet getoond is) waarop de toevoerrol 2 bevestigd is. Deze gesloten lusbesturing houdt de spanning op een willekeurige tevoren bepaalde waarde. De inrichting omvat ook een lamineer- of oplegrol 16a. Tussen de rollen 14a en 16a is 5 een snij station voor de baan aangebracht, waar de baan A in een aantal stroken gesneden wordt, vooraf aan het verlopen rond de oplegrol 16a en het wikkelen op de trommel op het overdrachtswiel 20. Op gelijke wijze passeert de baan B over een verschuifbare vrije rol 12b en vandaar naar een spanningsaftastende vrije rol 14b langs het snijstation 10 naar de lamineer- of oplegrol 16b, waarbij de vrije rol 12b reageert op een niet getoonde, tweede hoekgeleidingsaftaster voor het regelen van het weven van baan B, terwijl de spanningsaftastende vrije rol 14b weer een signaal zendt naar een niet getoonde variabele remkoppeling waarop de toevoerrol 14 is bevestigd om de spanning op een tevoren be-15 paalde waarde te handhaven.

Het snijstation voor de baan B omvat een aantal ruimtelijk gezien evenwijdige snijinrichtingen, zoals scheermessen 21b, die samenwerken met een gepolijste baanondersteuningsbalk 22b, waarover de baan B passeert. Op gelijke wijze omvat het snijstation voor de baan A een aantal 20 ruimtelijk gezien evenwijdige scheermessen 21a (fig. 7) die samenwerken met een baanondersteuningsbalk 22a. Uit iedere baan vormt het snijstation een aantal stroken, welke onmiddellijk overgaan op de rollen 16a of 16b, al naargelang van de toepassing, en daarvandaan op de trommel 20. Het resultaat hiervan is, dat de stroken vooraf aan het wikkelen 25 op de trommel 20 vrijwel over hun gehele lengte ondersteund zijn.

Omdat de stroken niet onondersteund door een ruimte bewegen, wordt weven uitgesloten en kunnen de stroken nauwkeurig op de trommel 20 geplaatst worden. Dit vormt een duidelijk verschil met bestaande inrichtingen, welke vertrouwen op randgeleiders om te verhinderen, dat de strook weeft, 30 hetgeen echter niet altijd voorkomen kan worden.

De lamineer- of oplegrollen drukken tegen de trommel of het overdrachtswiel 20 aan en de scheermessen kunnen rechtstreeks werkzaam zijn in smalle sleuven op de rollen 16a en 16b. In ieder geval verschaft de, inrichting voor het snijden van de banen een soepel snijden door de 35 scheermessen, zonder dat het baanmateriaal kan rimpelen. Dit is van bijzonder belang, aangezien het moeilijk is om gladde snedes zonder rimpe- ...............8 1 0 5 7 32........:..............'................;....._........'...........~..................:.....~~ -7- len te verkrijgen in baanmateriaal, dat zo dun is als het materiaal dat bij de onderhavige uitvinding wordt toegepast. Bij de inrichting volgens de uitvinding kunnen de rollen 16a en 16b hetzij onder een o hoek van 90 ten opzichte van elkaar gelegen zijn, zoals in fig. 1 of 5 onder een hoek van 180° ten opzichte van elkaar.

De baan B wordt in een aantal stroken 18b gesneden, zoals getoond in de fig. 2 t/m 4. De baan A wordt eveneens gesneden om te voorzien in stroken 18a, die, evenals de stroken 18b, uiteindelijk conden-satorlagen zullen worden, (fig. 6). De snijlijnen voor de baan B zijn 10 verplaatst ten opzichte van de gedemetalliseerde gebieden om zo banden 24 met een metalen dunne laag langs de rand van iedere strook 18b te vormen. Een gelijksoortig snijden vindt plaats voor de baan A met uitzonderling van het feit, dat de snijlijn voor ieder,mes 21a verschoven is ten opzichte van die volgens fig. 3 om een gelijksoortige band 24 15 met een metalen laag langs de rand van de stroken 18a te vormen. Wanneer dus het mes 21b gelegen is aan de linkerzijde van het gedemetalliseerde gebied 10 voor het snijden van de baan B, gezien in fig..3,'dan zal voor de baan A het mes 21a aan de rechterzijde van het aangrenzende gedemetalliseerde gebied gelegen zijn, zoals aangegeven met de pijlen 20 21aa in fig. 3. '

De stroken worden tegelijkertijd om de trommel 20 geplaatst om het in fig. 5 getoonde gelaagde patroon te vormen. Er worden een aantal hoepels of ringen 30 met een condensatoropbouw gevormd, waaruit afzonderlijke condensatoren gevormd kunnen worden. Terwille van de duidelijk-25 heid is‘ in fig. 5 slechts één van de ringen 30 in dwarsdoorsnede getoond. Bovendien is de afkomst van de verschillende stroken, nl. van A of B op een van de opbouwen 30 in fig. 3 aangegeven. Het zal duidelijk zijn, dat de stroken niet op schaal getoond zijn, maar aanzienlijk zijn verkort. Er is in ieder geval een beginwikkeling van A-lagen aan-30 grenzend aan de trommel 20, zoals in fig. 5 is getoond door de onderste vijf lagen. Vervolgens worden de stroken afgewisseld en ten opzichte van elkaar versprongen aangebracht, terwijl ze tegelijkertijd op de trommel 20 gewonden worden om het patroon te vormen, dat in fig. 5 aangegeven is met de afwisselende A- en B-lagen. Daarna wordt weer een 35 groep van A-lagen over de groep van afwisselende A- en B-lagen gewikkeld. De binnen- en buiten-A-lagen dienen als versterking, terwijl de met 8 TO 5 7 32 -8- elkaar verweven A- en B-lagen of stroken het actieve gedeelte van de condensatoropbouw vormen.

Elk van de afzonderlijke ringen 30 kan van de trommel 20 verwijderd worden en de zijden 32 en 34 kunnen op een conventionele wijze 5 met een metallieke gesproeide deklaag 40 bedekt worden (fig. 6). De ring 30 kan dan loodrecht ten opzichte van de randen 32 en 34 gesneden worden om een bepaalde lengte met een condensatoropbouw te vormen.

Deze lengte kan weer in dwarsrichting gesneden worden om afzonderlijke condensatoreenheden te vormen.

10 Fig. 6 toont een vergroot deelaanzicht door een aantal verweven lagen van de condensator. De figuur toont, dat aan één zijde van de condensator gemetalliseerde dunne lagen 8a en het substraat 6a zijwaarts uitsteken ten opzichte van de aangrenzende randen 36 van de lagen 18b.

De gemetalliseerde gesproeide deklaag 40 verbindt elektrisch de geme-15 talliseerde dunne lagen 8a om een stel condensatorelektrodes of -platen te vormen, waarbij dit mogelijk gemaakt wordt door de afstand tussen de lagen of stroken 18a. De afstand tussen de metallieke deklaag 40 aan de linkerzijde in het bovengedeelte van fig. 6 en de gemetalliseerde laag 8b van de strook 18b is ten minste gelijk aan de breedte van het ge-20 metalliseerde gebied 10 plus de breedte van de band 24 langs de rand met de metallieke dunne laag. In feite is de band 24 dus een "zwevende” elektrode. Door te voorzien in de zwevende elektrode, die gevormd wordt door de band 24 wordt de gehele breedte van het gedemetalliseerde gebied gebruikt voor diëlektrische scheiding langs de oppervlakken, van 25 de lagen, waardoor de mogelijkheid van het optreden van kortsluiting of verandering van de capaciteit van de condensator van de voorgeschreven waarde verkleind wordt.

Aan de andere zijde van de condensator, zoals getoond wordt door het ondergedeelte van fig. 6, steken de lagen 18b naar buiten toe uit 30 vanaf de rand 37 van de lagen 18a voor het ontvangen van de rechter metaalsproeilaag 40, welke getoond is in het ondergedeelte van fig. 6.

De band 24 langs de rand met een metallieke dunne laag in het ondergedeelte van fig. 6 dat gelegen is op de laag 18a dient eveneens als een "zwevende" elektrode, zodat men het volle voordeel heeft van de gede-35 metalliseerde gebieden, zoals in het voorafgaande beschreven is.

7........' 8 1 0 5 7 3 2 .....~.....“.........7.......'......'7.....................".................~.....7 ‘ -9“

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding die in fig. 7 getoond is, kan een willekeurig geschikt dun hechtmiddel op de baan A geplaatst worden met behulp van een aanbrenginrichting 50, die op een plaats juist vóór de plaats waar het snijden van de baan plaatsvindt, 5 is aangebracht. Een bruikbaar type hechtmiddel is epoxyhars, maar de uitvinding is hiertoe niet beperkt. Het hechtmiddel wordt niet aangebracht in het gebied waar gesneden wordt of in het gebied van de baan, waar het metallieke sproeimiddel moet worden aangebracht. Het doel van het hechtmiddel is om indien nodig het laminaat aan elkaar te hou-10 den nadat dit op de trommel 20 gewonden is, zodat de structuren 30 zonder het verbreken van het laminaat gehanteerd kunnen worden. Het hechtmiddel kan aangebracht en verspreid worden met een laagdikte die in wezen kleiner is dan 1 micrometer en het hechtmiddel kan dus gebruikt worden zonder feitelijk de werkelijke capaciteit-volumeverhouding 15 te verkleinen.

Het bij de onderhavige uitvinding toegepaste baanmateriaal kan met de gedemetalliseerde gebieden gekocht worden. Deze gedemetalliseer-de gebieden zijn echter gewoonlijk groter dan nodig is voor laagspan-ningscondensatoren. Dienovereenkomstig is het, zoals getoond is in fig. 20 8, mogelijk om de gedemetalliseerde gebieden 10 te vormen wanneer de baan A of de baan B van de toevoerrol wordt afgetrokken. Dit kan worden uitgevoerd door de baan te voeren door een laserafbrandstation 52, waar laserbundels 53 gebruikt kunnen worden om het neergeslagen metaal weg te branden en om een uiterst smal gedemetalliseerd gebied 10 te vormen, 25 welk gebied veel kleiner is dan de gebieden die aanwezig zijn op com-' mercieel verkrijgbare banen. Dientegevolge worden de materiaalkosten verkleind alsook de afmetingen van de condensator. De bij de onderhavige uitvinding toegepaste spanningsaftastsystemen en randgeleidings- ; besturingssystemen zijn normaal in de handel verkrijgbaar.

r".....:.......... 8 1 0 5 7 32.....................'....................".......r77;“.................777-

Claims (15)

1. Condensator, gekenmerkt door een aantal lagen met tegenover elkaar gelegen randen, waarbij iedere laag een diëlektrisch substraat en een metallieke dunne laag omvat, welke metallieke dunne laag zich uitstrekt van een rand naar de andere rand, waarbij iedere laag een 5 gebied omvat, dat vrij is van de metallieke dunne laag, en dat aangrenzend is aan, maar op een afstand gelegen is van de andere rand om zo een smalle band met een metalen dunne laag langs de rand achter te laten bij de andere rand die door het genoemde gebied gescheiden is van de rest van de metallieke dunne laag, waarbij de lagen zodanig 10 geplaatst zijn, dat de metalen dunne laag van één laag door diëlektrisch materiaal gescheiden is van de metalen dunne laag van de aangrenzende laag, waarbij de lagen zo ten opzichte van elkaar verplaatst zijn, dat aan één zijde van de condensator de randen van de eerste groep lagen buitenwaarts liggen voorbij de andere randen van de tweede 15 groep lagen en aan een tegenovergelegen zijde van de condensator de randen van de tweede groep lagen buitenwaarts liggen voorbij de andere randen van de eerste groep lagen, waarbij de lagen van de eerste groep afwisselen met de lagen van de tweede groep en waarbij de naar buiten liggende randen van de lagen in iedere groep bedekt zijn met een elek-20 trisch geleidend materiaal om de metalen dunne lagen van iedere groep met elkaar te verbinden.

2. Condensator volgens conclusie 1, met het kenmerk/, dat het metaal-vrije gebied en de smalle metallieke dunne laag langs de rand samen een breedte hebben, die een klein gedeelte vormt van de breedte van de bij- 25 behorende laag.

3. Condensator volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voorzien is in versterkingslagen aan tegenovergelegen zijden van de eerste en tweede groepen lagen.

4. Werkwijze voor het maken van condensatoren, met het kenmerk, 30 dat de werkwijze de volgende stappen omvat: - het voorzien in eerste en tweede materiaalbanen met elk een diëlektrisch substraat, een deklaag uit een metallieke dunne laag, en smalle evenwijdige, longitudinale metaalvrije gebièden; - het snijden van de banen langs evenwijdige lijnen, welke verschoven 35 zijn ten opzichte van de metaalvrije gebieden om zo stroken te vormen, 8 1 0 5 7 3 2................; -11- die elk een smalle band met een metalen dunne laag langs de rand hebben, die zich in binnenwaartse richting uitstrekt van één langs-rand van de strook naar het metaalvrije gebied; - het afwisselend wikkelen van de stroken van de eerste en tweede banen 5 op een trommel en het bij het wikkelen verschuiven van de stroken van één baan ten opzichte van de stroken van de andere baan om zo een aantal aangrenzende ringen met een condensatoropbouw te vormen, die elk afwisselend geplaatste metalen en diëlektrische lagen hebben, waarbij in elke opbouw de lagen van de stroken van elke respectieve 10 baan zijwaarts naar buiten toe uitsteken vanaf de banden langs de rand met de metalen dunne laag van de stroken van de andere baan; - het bedekken van de zijwaarts uitstekende gedeelten vein iedere opbouw met een metalen substantie om de metalen dunne lagen van de respectieve banen van de opbouw elektrisch te verbinden en het 15 scheiden van de opbouw dwars ten opzichte van de stroken om zo condensatoren te vormen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, gekenmerkt door het onder spanning brengen van de banen over een lengte van elk ervan en het snijden van de banen in het gespannen gedeelte.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, gekenmerkt door bet aanbrengen van een hechtmiddel tussen de banden van elke opbouw, die gewonden moeten worden.

7. Inrichting voor het maken van condensatoren, gekenmerkt door eerste en tweede toevoerrollen voor banen, waarbij elke baan een diëlek-25 trisch substraat met een metallieke dunne deklaag bezit, een draaibare trommel die op een afstand van de toevoerrollen gelegen is, eerste en tweede lamineerrollen, welke lamineerrollen ten opzichte van de omtrek van de trommel langs de omtrek op een afstand van elkaar gelegen zijn, een vrije rol, behorende bij iedere lamineerrol en evenwijdig op een 30 afstand daarvan gelegen, welke met de bijbehorende lamineerrol een rollenpaar vormt, waarbij één baan gestrekt en gespannen wordt over ieder rollenpaar, door middelen voor het snijden in stroken van de banen vooraf aan het wikkelen van de stroken op de trommel om zo te voorzien in afwisselende lagen van metalliek en diëlektrisch materiaal, 35 waarbij de lamineerrollen voldoende dicht bij de trommel gelegen zijn en de snijmiddelen voldoende dichtbij de lamineerrollen, zodanig dat de ' 8 1 0 5 7 3 2 - i -12- stroken vooraf aan het wikkelen ervan op de trommel over vrijwel hun gehele lengte ondersteund zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lamineer-rollen ongeveer onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar rond de 5 omtrek van de trommel gelegen zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lami-neerrollen ongeveer onder een hoek van 180° ten opzichte van elkaar rond de omtrek van de trommel gelegen zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door middelen die 10 gelegen zijn tussen de rollen van een paar voor het aanbrengen van hechtmiddel op het oppervlak van een baan.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de middelen voor het aanbrengen van het hechtmiddel geplaatst zijn tussen de spanningsaftastende rol en de snijmiddelen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door laserorganen voor het vormen van een aantal longitudinale evenwijdige metaalvrije gebieden op een baan, vooraf aan het snijden van de baan..

13. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door middelen die gelegen zijn tussen de rollen van een paar voor het aanbrengen van een 20 hechtmiddel op het oppervlak van een baan.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de middelen voor het aanbrengen van het hechtmiddel gelegen zijn tussen de spanningaftastende rol en de snijmiddelen.

15. Inrichting volgens conclusie 14, gekenmerkt door laserorganen 25 voor het vormen van een aantal longitudinale evenwijdige metaalvrije gebieden op een baan vooraf aan het snijden van de baan. 81 0 57 32:";“........' ...........~.........................' ..........