NL8105730A - Schijfmaaimachine. - Google Patents

Description

** *

VO 251T

Titel: Schijfmaaimachine

De uitvinding heeft betrekking op een schijfmaaimachine voorzien van een carter omvattende een smeermiddel en waarin een aantal transmissieorganen zijn gelegen teneinde de boven het carter gelegen schijven te laten roteren. Elke schijf is voorzien van ten minste één 5 snijorgaan dat in een legerblok van de schijf draaibaar gelegerd is.

Tijdens de werking glijdt het carter van een dergelijke maai-machine over de grond door tussenkomst van de schijven beschermende leisloffen,teneinde het produkt zo kort mogelijk af te snijden en om te voorkomen dat de schijven in aanraking komen met in het terrein 10 aanwezige obstakels zoals hobbels en eventuele stenen.

Deze leisloffen zijn in het algemeen rechtstreeks verbonden met het frontale deel van het carter.

Het nadeel van een dergelijke opstelling is dat de schokken die door de leisloffen worden geïncasseerd niet worden geabsorbeerd in het 15 gebied waar de leisloffen zijn bevestigd op het carter.

Deze schokken of steeds herhalende schokken kunnen scheurtjes veroorzaken in het carter en veroorzaken problemen bij de luchtdichtheid van het carter.

Om dit ongemak te ondervangen is de naaimachine volgens de uit-20 vinding voorzien van een plaat waaraan de leisloffen zijn verbonden, waarbij de plaat bevestigd is aan ten minste één schijf legerblok.

Derhalve worden de schokken,geïncasseerd door de leisloffen, met meer opgevangen door het frontale deel van het carter zodat de kans op scheurtjes niet meer aanwezig is.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het zeer interessant dat deze plaat zich in hoofdzaak over de gehele lengte van het carter uitstrekt en dat zij bevestigd is aan een groot aantal s chij flegerbiokken.

Een schok, geïncasseerd door één van de leisloffen, wordt door 30 het samenstel van schijflagerblokken waaraan de plaat is bevestigd verzwakt .

Het feit dat de plaat zich over de gehele lengte van de maatbalk uitstrekt draagt bij tot de stevigheid en begrensd tevens ie deformatie 8105730 - 2 - van het carter en de daarin aangebrachte transmissieorganen en voorkomt derhalve een snelle slijtage.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding strekt de plaat zich uit onder het onderoppervlak van het carter.

5 Deze eigenschap van de uitvinding is in het bijzonder van belang, want deze opstelling maakt het mogelijk op efficiënte wijze het ondervlak van het carter te beschermen wanneer de maaimachine tijdens zijn werking zich verplaatst over het aardoppervlak.

Zonder deze plaat zal het ondervlak van het carter in wrijvings-10 contact staat met de aarde en zal een lek kunnen ontstaan waardoorheen het smeermiddel kan vloeien.

Volgens de uitvinding dekt de plaat in hoofdzaak de voorkant van het carter af en omvat in de zones, aangebracht tussen twee aangrenzende schijven^ schrapers die moeten voorkomen dat aarde zich opeen-15 hoopt ten koste van de kwaliteit van het afgemaaide produkt.

Deze plaat en zijn bevestigingen dienen als slijtagestukken en kunnen gemakkelijk worden vervangen door een niet-deskundige. Door de aanwezigheid van deze plaat zal het cart er * waarvan de vervanging wel door een deskundige moet worden uitgevoerd, minder aan slijtage onder- * 20 hevig zijn en derhalve lang kunnen verken.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet. Hierin toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van een schijfmaaimachine volgens de o 25 uitvinding;

Fig. 2 een verticale dwarsdoorsnede door het carter volgens'de lijn I-I van fig. 1;

Fig. 3 een bovenaanzicht van een gebied van het carter gelegen tussen twee aangrenzende schrijven; 30 Fig. 1; een horizontale doorsnede door het carter volgens de lijnen II-II van fig. 1.

8105730 > * - 3 -

In fig. 1 is een naaimachine aangegeven voorzien van een carter 1 waarin een aantal tandwielen 2 zijn aangebracht die worden aangedreven door een bekend mechanisme 3 dat gekoppeld is aan de aandrijving van een niet-weergegeven tractor, welk mechanisme bijvoor-5 beeld een overbrenging, poelies en aandrijfriemen bezit. De door de tandwielen .2 aangedreven schijven k zijn voorzien van twee messen 5 die diametraal tegenover elkaar gelegen zijn en vrij rond hun in de schijven k gelegerde assen 6 kunnen roteren. De messen 5 blijven als gevolg van de centrifugale kracht in hun werkpositie en beschrijven 10 cirkelvormige trajecten T tijdens het roteren van de schijven ü·. Op de korte zijde en onder het onderoppervlak van het carter 1 strekt zich êén aan de legerblokken 11 van de schijven bevestigde plaat 7 uit.

Op de plaat zijn leisloffen 8 ter bescherming van de schijven aangebracht, welke leisloffen, gezien in de richting van de pijl A, 15 een cirkelvormige sector bezitten met een straal die groter is dan de straal van de trajecten 1' van de schijven 1 maar kleiner aan de straal van de trajecten T van de mess.en 5- Op deze wijze zijn de schijven h beschermd tegen obstakels die aanwezig kunnen zijn in het terrein waarover de naaimachine zich verplaatst. De messen 5 zijn evenwel niet 20 beschermd tegen schokken, maar als zij vrij bevestigd zijn op de schijven k door middel van assen 6, kunnen zij gemakkelijk onder de schijven k doorgaan en na over het obstakel heen gegaan te zijn hun werkpositie opnieuw innemen.

In de zones, aanwezig tussen twee aangrenzende schijven 25 zijn op de plaat J schrapers 9 aangebracht die een opeenhoping van aarde tegengaan zodat de afsnijwerking op de juiste wijze kan plaatsvinden.

8 1 0 é 7 3 0 - k -

Deze schrapers 9 strekken zich in voorwaartse richting uit ten opzichte van de plaat 7 in de richting van' de verplaatsing van de naaimachine welke richting is aangegeven door de richting van de pijl A en over een zodanige lengte dat zij ten minste twee leisloffen 5 8 van aangrenzende schijven verbinden.

In fig. 2 is te zien dat het tandwiel 2, aangebracht in het carter 1, een geheel vormt met een as 10 die via lagers 12 en 13 roteert in een legerblok 11-van de schijf. Het bovenste deel van de as 10 is stevig gekoppeld aan een meeneemorgaan 1k waarop de schijf k 10 met behulp van vier bouten 15a waarvan er slechts één is aangegeven, is bevestigd. Het samenstel .van tandwiel 2, as 10, leger 12, leger 13 en meeneemorgaan 1^ is met behulp van een ring 16 in rot at ieverb inding met het legerblok 11 van de schijf. Aan de omtrek van de schijf U zijn diametraal tegenover elkaar twee bussen gesoldeerd waarin de 15 assen 6 van de messen 5 zijn gelegen. Deze assen zijn in de bussen 17 bevestigd met behulp van bouten 18. De bout 19, bevestigd onder het carter 1, dient als carterplug voor het afvoeren van olie uit het carter 1.

Onder het carter 1 strekt zich een plaat 7 uit die de korte 20 voorzijde 20 en het ondervlak 21 van het carter 1 afsluit. Op deze wijze neemt de stevigheid van het carter 1 aanzienlijk toe en geeft tevens een bescherming tegen slijtage van zijn korte voorzijde 20 en zijn onderoppervlak 21 door obstakels die aanwezig kunnen zijn tussen de beide aangrenzende leisloffen 8 van de schijf.

25 De plaat 7 is bij voorkeur bevestigd aan de schijflegerblokken 11 met behulp van vier bevestigingen die door het asleger gaan en waarvan er slechts één in fig. 2 is aangegeven en welke bevestiging bestaat uit een bout 22 en een moer 23.In het inwendige van het carter 1 zijn 8105730

r5 V

- 5 - afstandsringen 2b aangebracht in de vorm van een buisvormige cylinder door welke afstandsringen de bouten 22 gaan en die een zeer stevige verbinding tot stand brengen tussen de plaat 7 en de schijflegerblokken 11^ waarbij het carter 1 zich tussen deze beide delen uitstrekt. Aan het 5 buitenvlakken inwendig in deze afstandsringen 2h,zijn groeven 25 en 26 aangebracht waarin bijvoorbeeld zuil vormige hechtingsmiddelen 27 en 25 zijn aangebracht^teneinde voor luchtdichtheid van het carter 1 te zorgen. In een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kunnen de afstandsringen 2k gemaakt zijn van een synthetisch enigszins elastisch materiaal. 70 Deze elasticiteit zorgt ervoor dat de afstandsringen 2b voor de luchtdichte afsluiting van het carter 1 zorgen, wanneer zij worden vastgezet met de bouten 22 en de moeren 23.

Aan de voorzijde van de plaat 7 en in hoofdzaak onder elke schijf if- zijn lippen 29 gesoldeerd waaraan de leisloffen 8 zijn bevestigd met 75 behulp van bouten 30. In een andere uitvoeringsvorm kunnen deze leisloffen 3 aan de plaat 7 vastgelast zijn.

?ig. 3 is een bovenaanzicht van een deel van het carter 1 dat aanwezig is tussen twee aangrenzende schijven b. Op deze plaatsen van het carter 1 vormen zich opeenhopingen van aarde als gevolg van. de 20 messen 5 wanneer deze in aanraking kernen met de obstakels, bijvoorbeeld molshopen, wanneer een aanzienlijke hoeveelheid aarde zich heeft opgehoopt voor het carter 1 in de richting van de verplaatsing van de naaimachine (pijl A} en voor het kruispunt ? van de trajecten.! van de messen 5 5 kunnen deze messen op deze plaatsen niet meer het produkt af-25 maaien. Cm dit rampzalige verschijnsel te ondervangen, heeft men in deze zones op de plaat 7 schrapers 9 gelast. In een andere uitvoeringsvorm kunnen deze schrapers 9 op een verwijderbare wijze bevestigd worden aan de plaat J. Deze schrapers 9 hebben,gezien vanaf de bovenzijde,de vorm van een rechthoek waarvan de breedte en hoogte gelijk is aan de afstand 30 van de plaat 7 tot het punt ? en waarvan de lengte ten minste gelijk is aan de afstand tot ie beide aangrenzende leisloffen 8. Het is evenwel duidelijk dat de schrapers 9 niez noodzakelijkerwijze van bovenaf gezien de vorm van een rechuhcek hebben.

In fig. b zijn in de verplaatsingsrichting, dat wil zeggen in de 35 richeing van de pijl A, de schrapers 9 opgesteld onder een hoek A met 8105730 - 6 - het oppervlak van de -aarde. De schrapers 9 zijn zodanig bevestigd aan de plaat 7 dat de afstand van het voorvlak van de schrapers 9 en het achtervlak van de messen 5 minimaal is. Bij elke rotatie wordt de aarde, verzameld door de messen 5»opgelicht en geschoven in de richting van 5 beneden naar boven langs het hellende vlak van de schrapers 9 zonder daaraan vast te plakken..

Het is van belang op te merken dat de leisloffen 8 en de schrapers 9 verbonden zijn met de plaat %. en niet rechtstreeks met het carter 1. Derhalve hebben de eventuele schokken die door de leisloffen 8 10 op de schrapers 9 worden geïncasseerd, geen rechtstreekse repercussie op het carter 1 en hebben derhalve geen nadelige invloed op de waterdichtheid van het carter.

Zonder buiten het kader van de uitvinding te geraken kunnen diverse wijzigingen in de uitvoeringsvorm worden aangebracht.

« 8105730

Claims (10)

1. Schi jfmaaimachine voorzien van een carter bestemd voor een smeermiddel en waarin een aantal transmissieorganen zijn aangebracht voor het aandrijven van hoven het carter aangebrachte schijven, waarbij elke schijf voorzien is van ten minste één snijorgaan dat in een schijfleger-5 blok roteerbaar geleid wordt met het kenmerk, dat een plaat (7) aangebracht is waaraan leisloffen (8) aangebracht zijn voor het beschermen van de schijven^waarbij de plaat (75 bevestigd is aan ten minste één schijfleger-blok (11).

2. Maaimachine volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de plaat (7) 10 zich in hoofdzaak uitstrekt over de lengte van het carter (1).

3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de plaat (7) zich uitstrekt onder het onderoppervlak (21) van het carter (1). I. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de plaat (7) in hoofdzaak de smalle frontale zijde (20) van 15 het carter (1) afdekt.

5. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de plaat (7) in het gebied gelegen tussen twee aangrenzende schijven {k) voorzien is van een schraper (9)· b. Maaimachine volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de sehra-20 per (9) een lengte heeft die ten minste gelijk is aan de afstand tussen twee aangrenzende leisloffen (8).

7. Maaimachine volgens een der conclusies 5 of 6 met het kenmerk, dat de schraper (9) onlosmakelijk bevestigd is op de plaat (7).

8. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, 25 dat ten minste één leislof (8) demonteerbaar bevestigd is op de plaat (7).

9. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat ten minste één afstandsring (2b) zich uit strekt in het inwendige van het carter (1).

10. Maaimachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat elke af- 30 stands ring (2b) voorzien is van een aantal middelen ',27, 28) voor het tot stand brengen van een luchtdicht . carter (1). II. Maaimachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de middelen (27, 28) bestaan uit zuilvormige verbindingsstukken die aangebracht zijn in sleuven (25, 2β) aangebracht in het buitenoppervlak en gelegen 8105730 -8-- in de afstandringen (2^).

12. Maaimachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de af-standsringen (2U) gemaakt zijn van een synthetisch materiaal.

13- Maaimachine volgens een der conclusies 9 t/m 12 met het kenmerk, 5 dat de afstandsringen de vorm hebben van een buisvormige cylinder. 8105730