NL8503156A - Maaiinrichting. - Google Patents

Description

* w , «i -1- 25163/CV/tl

Korte Aanduiding: Maalinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een maalinrichting voorzien van een door loopwielen ondersteund gestel,dat met behulp van een trekarm ^ aan een voertuig kan worden gekoppeld,en van een aantal,gezien in de beoogde voortbewegingsrichting van de maalinrichting tijdens bedrijf naast elkaar opgestelde,om zich omhoog uitstrekkende draaiingsassen draaibare en van messen voorziene maaiorganen,die tijdens bedrijf worden ondersteund door tenminste twee nabij de buitenste maaiorganen op-10 gestelde sloffen,die met de grond in aanraking zijn achter de voorste punten van de door de messen van de maaiorganen beschreven banen,terwijl het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel verend kan uitwijken ten opzichte van de loopwielen.

Bij bekende maalinrichtingen van deze soort wordt de uitvoering ^5 zodanig getroffen,dat slechts een verhoudingsgewijs klein gedeelte van het gewicht van de inrichting via de de maaiorganen ondersteunende sloffen op de grond wordt overgebracht,terwijl het grootste gedeelte van het gewicht door de loopwielen wordt opgenomen en de maaiorganen daarbij verend kunnen uitwijken.

20 In sommige toepassingsgevallen,zoals bijvoorbeeld op sterk oneffen terrein of op een terrein waar zich verhoudingsgewijs vrij veel stenen in de grond' bevinden wenst men vaak de maaiorganen op een hogere snij-hoogte in te stellen dan gebruikelijk wordt toegepast. Om aan deze vraag tegemoet te komen heeft men wel de de maaiorganen ondersteunende 25 sloffen in hoogterichting instelbaar gemaakt. Een belangrijk nadeel blijkt hierbij echter te zijn,dat daardoor een groter deel vsin het gewicht van de maalinrichting via de sloffen op de bodem wordt overgebracht, waardoor de maaiorganen minder goed bodemoneffenheden kunnen volgen en de sloffen de neiging hebben geulen in de grond te gaan vormen,waardoor de 30 beoogde hogere maaihoogte weer verloren gaat, en beschadiging van de grasmat ontstaat.

Met de uitvinding wordt beoogd een maalinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen,waarbij de maaiorganen op eenvoudige wijze in hoogterichting versteld kunnen worden onder het vermijden van de hierboven 35 geschetste nadelen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de trekarm ten opzichte van het gestel verstelbaar is om een zich dwars op de beoogde 3 Λ 7 * V W -J » J 'j

9 "I

-2- 25163/CV/tl voortbewegingsrichting van de maalinrichting tijdens bedrijf uitstrekkende scharnieras.

Doordat het aan het voertuig gekoppelde uiteinde van de trekarm op een vaste hoogte wordt gehouden kan bij het verzwenken van de trekarm 5 ten opzichte van het gestel een kanteling van de maalinrichting worden bewerkstelligd .zodanig, dat de in een rij opgestelde maaiorganen gaan kantelen om de op de grond rustende delen van de sloffen.waardoor de draaiingsassen van de maaiorganen meer naar de verticale stand zullen bewegen en daardoor het laagste punt van de door de messen van de maaior-10 ganen beschreven baan hoger zal komen te liggen. Ten gevolge van deze kanteling zal het deel van het gewicht van de maiinrichting dat door het verend mechanisme op de loopwielen wordt overgedragen gelijk blijven of eventueel zelfs enigszins toenemen,zodat een goede bodemaanpassing van de maaiorganen blijft gewaarborgd en de sloffen geen ongewenst groot 15 deel van het gewicht van de maalinrichting op de grond behoeven over te brengen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

20 Fig. 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een maalinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont op grotere schaal een zijaanzicht op een deel van de in fig.1 weergegeven inrichting.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht op een deel van fig.2.

25 Fig. 4 toont een zijaanzicht op een deel van een trommel en een daaronder gelegen slof.

Fig. 5 toont een met fig.4 overeenkomend zijaanzicht van een gewijzigde uitvoeringsvorm.

Fig. 6 toont een met fig.3 overeenkomend aanzicht van een gewijzigde 30 uitvoeringsvorm.

De in de figuren weergegeven maalinrichting omvat een gestel 1.dat wordt ondersteund door een tweetal loopwielen 2. De loopwielen zijn met behulp van in eikaars verlengde gelegen assen 3 vrij draaibaar bevestigd aan de uiteinden van armen 4. De van de assen 3 af gekeerde uiteinden van 35 de armen 4 zijn bevestigd aan de uiteinden van torsiestaven 5,die zijn opgenomen in een holle gestelbalk 6 en die aan hun van de armen 4 afge- $ fj "" 'l 50 v ^ y w · sj j * \ -3- 25163/CV/tl keerde uiteinden zijn vastgeklemd.

Het gestel omvat verdere een holle gestelbalk 7,welke aan ieder van zijn uiteinden een maaiorgaan 8 ondersteunt,welk maaiorgaan is voorzien van een trommel 9 en een aan het ondereinde van de trommel bevestigde 5 schijf 10. Aan de schijf 10 zijn op gebruikelijke wijze maaimessen 11 scharnierend bevestigd.

De beide raaaiorganen 8 worden tevens ondersteund door een zich evenwijdig aan de balk 7 uitstrekkend onder de maaiorganen gelegen holle vlakke tandwielkast 12. Op deze tandwielkast 12 zijn een viertal tussen 10 de buitenste maaiorganen 8 gelegen verdere schijfvormige maaiorganen 13 bevestigd,zodanig,dat de draaiingsassen van deze maaiorganen13 zich evenwijdig aan de draaiingsassen van de maaiorganen 8 uitstrekken.

Aan de tandwielkast 12 is een zich evenwijdig aan deze tandwielkast uitstrekkende balk 14 bevestigd. Verder strekt zich onder ieder maaior-15 gaan een door een verenstalen strip gevormde slof 15 uit. Het vooreinde van de slof 15 is gestoken door een opening aangebracht in een onder de maaiorganen gelegen schermplaat 16. Een naar boven doorgebogen gedeelte 17 van de slof 15 rust tegen de balk 14 en op enige afstand van dit doorgebogen gedeelte is de slof 15 met behulp van een niet nader weerge-20 geven bout vastgezet aan een achter de balk 14 uitstekende plaatvormige steun 18 . Verder is de slof nog voorzien van een achter deze steun 18 vrij uitstekende verlenging.

Een nadere omschrijving van dergelijke sloffen is gegeven in de oudere Nederlandse octrooiaanvrage 8403245.

25 Het gestel is verdere voorzien van een zich naar voren uitstrekken de balk 19. Aan het uiteinde van deze balk is een steun 20 bevestigd , waarin een bus 21 is gelegerd. De bus heeft een buitenoppervlak ,dat een deel vormt van een bol en is ineen overeenkomstig gevormde uitsparing in de steun 20 opgenomen,zodat de bus instelbaar is.

30 Verder is aan de balk 19 een plaat 24 bevestigd. Met behulp van een verticaal staande scharnierpen 25 is een arm 26 verzwenkbaar met de plaat 24 gekoppeld. In de arm 26 is een met de bus 21 overeenkomende bus 27 gelegerd. In de bussen ?1 en 27 zijn in eikaars verlengde gelegen pennen 28 resp. 29 opgenomen,waarvan de buiten de bussen 21 en 27 uit-35 strekkende uiteinden zijn verbonden met het uiteinde van een trekarm 30. Pen 29 is daarbij gevoerd door een sleufgat in plaat 24. 1 .. . v . 0 3 -4- 25163/CV/tl ύ' 1 ( ' ,(

Aan het van de as 25 afgekeerde uiteinde van de arm 26 is met behulp van een zich evenwijdig aan de as 25 uitstrekkende pen 31 een koppelstuk 32 scharnierend gekoppeld.Het koppelstuk 32 is voorzien van een boring waarin een uiteinde van een stang 33 is geschroefd. De stang 33 5 is verschuifbaar geleid in een aan de balk 19 bevestigde U-vormige steun 34.

Een verschuiving van deze stang vanuit de in fig.3 weergegeven stand naar links wordt verhinderd door een op de stang bevestigde moer 35. De stang kan meer of minder diep in het koppelorgaan 32 worden inge-10 schroefd en ten opzichte van dit koppelorgaan worden vastgezet met behulp van een op de stang geschroefde moer_36.... ............ ......

Zoals verder in fig.2 is weergegeven zijn tussen de de loopwielen 2 dragende armen 4 en het gestel ^erstelcilinders 40 aangebracht met behulp waarvan de loopwielen ten opzichte van het gestel kunnen worden 15 verzwenkt.

Fig. 2 toont de normale bedrijfsstand ,waarbij de onder -de maaiorganen gelegen sloffen op de .grond rusten. Daarbij is de uitvoering zodanig getroffen ,dat het grootste gedeelte van het gewicht van de inrichting via het door de torsiestaven 5 gevormde verende mechanisme op de loop-20 wielen 2 wordt overgedragen,zodat de sloffen met een verhoudingsgewijs geringe kracht tegen de bodem worden gedrukt en de maaiorganen dientengevolge zich goed aan bodemoneffenheden kunnen aanpassen.Daarbij sluiten + o de draaiingsassen van de maaiorganen 8 en 13 normaal een hoek van - 5 met de verticaal in.

25 Bij gebruik van de inrichting op oneffen terrein of op terreinen waar zich verhoudingsgewijs veel stenen in de grond bevinden kan het gewenst zijn dat de messen 11 in hun laagste stand hoger boven de grond zijn gelegen dan veelal tijdens normaal maaien wordt toegepast. Volgens de uitvinding is nu een eenvoudige en snelle hoogteinstelling te bewerk- 30 stelligen door verdraaiing van de arm 26. Indien namelijk de arm 26 door verdraaiing van de stang 33 ,gezien in fig.3 in de richting van de wijzers van de klok wordt verzwenkt zal,gezien in fig.2 de bovenste met de trekarm 30 verbonden pen 29 worden verplaatst in de richting volgens pijl A,zodat dus de scharnieras waarom de trekarm ten opzichte van het 35 gestel verzwenkbaar is geneigd is om gezien in fig.2 te gaan verdraaien in de richting van de wijzers van de klok. De trekarm 30 is dan dus geneigd -13 :¾ err 1 /¾ > { , ' λ

W fj W i ‘J

' i

* I

'V't

/ V

t i -5- 25163/CV/tl om ten opzichte van het overblijvende deel van het gestel te verzwenken om, een denkbeeldige,zich min of meer evenwijdig aan de rij maaiorganen j uitstrekkende scharnieras.

I" · ·"

Het vooreinde van de trekarm 30 is echter aan een de inrichting tij-5 dens bedrijf voortbewegend voertuig zoals een landbouwtrekker 42 gekoppeld, zodat dit uiteinde op een vaste hoogte wordt gehouden.Dientengevolge zal de bovengenoemde verzwenking van de arm 26 tot gevolg hebben,dat het j i aankoppelpunt van de trekarm 30 aan de gestelbalk 9 omhoog gaat bewegen.

Dit leidt tot een kantelen· van de maaiorganen om de achter de maaior- 10.. ganen uitstekende uiteinden van de sloffen in een richting tegen de wijzers van de klok in,gezien in fig.2 ,zodat de hoek tussen de draaiings-assen van de maaiorganen en de verticaal een weinig afneenkt en dientengevolge de messen in hun laagste stand hoger boven de boden zullen komen te liggen. Bij deze kanteling zal het via de torsieveren op de wielen 2 15 overgebrachte deel van het gewicht van de maalinrichting hetzelfde blijven of eventueel een weinig toenemen,zodat de belasting op de sloffen 15 niet toeneemt en de goede bodemaanpasbaarheid van de maaiorganen gehandhaafd blijft. Bij het terugverzwenken van de arm 26 met behulp van de schroefstang 33 zal de maalinrichting weer terug bewegen in de in fig.2 20 .weergegeven stand.

- * '-v__

Bij het in Fig.6 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het van de . * hefboom 26 afgekeerde uiteinde van de stang 33 verbonden met een plunjer 37 van een verstelcilinder 38. De verstelcilinder 38 is beves*· tigd aan een U-vormig steun 39 die is vastgezet aan de steun 34 met behulp 25 van een tweetal door in de steunen 34 en 39 aangebrachte gaten gestoken . pennen 39. Gezien in de lengterichting van de verstelcilinder zijn in de steun 39 meerdere achter elkaar gelegen gaten 40 aangebracht,zodat de steun 39 in meerdere standen aan de steun 34 kan worden vastgezet.

Doordat de arm 26 hier verzwenkbaar is met behulp van een hydraulische 30 verstelcilinder,die kan worden bediend met behulp van een op de de maalinrichting voortbewegende trekker of dergelijke kan de verstelling van de maaihoogte door de bestuurder van de trekker tijdens bedrijf plaatsvinden,zodat steeds voor alle werkzaamheden een optimale instelling van de maaihoogte mogelijk is. Dit kan bijvoorbeeld van nut zijn bij het 35 afmaaien van plat geslagen gewas,waarbij men afhankelijk van de rijrichting in de richting waarin het gewas is omgeslagen of tegengesteld A ·*β ·\ m* * · ϋ * £ 'J l - S ' -6- 25163/CV/tl «r

* · i A

daaraan soms verschillende maaihoogtes wenst te kunnen toepassen.

Doordat de steun 39 in meerdere standen aan de steun kan worden vastgezet,zijn onder gebruikmaking van een eenvoudige verstelcilinder 38, die voor de beoogde verstelling steeds zijn gehele slag uitvoert,toch 5 op eenvoudige wijze meerdere instelmogelijkheden te realiseren.

De boven beschreven machine is onder behoud van alle hierboven aangegeven mogelijkheden eenvoudig om te zetten in een maaiinrichting waarbij de draaiingsassen van de maaiorganeri andere hoeken insluiten met de verticaal. Hiertoe behoeft slechts,zoals weergegeven in Fig.5 een 10 vulstuk A3 te worden aangebracht tussen iedere slof 15 en de balk 1A, zoals weergegeven in fig.5.

Het vulstuk 43 grijpt met een neus 44 om de balk 14 en iedere steun 18 is gedeeltelijk opgenomen in een in een desbetreffend vulstuk opgenomen uitsparing.De vulstukken 43 en de sloffen 15 zijn weer met 15 bouten 45 vastgezet aan de steunen 18.

Zoals verder nog uit de fig.2, 3 en 5 blijkt steken-. de achtereinden . van de uit verenstaal vervaardigde sloffen vrij uit voorbij de bevestigingspunten van de sloffen 15 aan de steunen 18. Deze verende uitstekéhde uiteinden vangen stoten op bij het op de grond terecht komen van de 20 maaiorganen,indien deze opgesprongen zijn,hetgeen een gunstige invloed heeft op de levensduur van de maaiinrichting.

Uiteraard zijn er binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen en Jbf aanvullingen op boven omschreven uitvoering mogelijk.Zo kan de trekarm 30 bijvoorbeeld met een horizontale,zich 25 evenwijdig aan de rij maaiorganen uitstrekkende as scharnierend met het gestel zijn gekoppeld waarbij dan verstelmiddelen zullen zijn aangebracht met behulp waarvan de trekarm om deze as ten opzichte van het gestel verzwehkbaar zal zijn.

Voor transport kan de inrichting omhoog getild worden door verzwen-30 king van de armen 4 ten opzichte van het gestel met behulp van de verstel-cilinders 40.

De trekarm 30 kan daarbij met behulp van een sLechts schematisch in fig.1 aangeduide verstelcilinder 45 om de door de tappen 28 en 29 gevormde zwenkas worden verzwenkt ,zodat de maaiinrichting recht achter 35 de trekker zal komen te liggen.

~i -I ·ζ η Λ · · -¾ 3 -l ) \

Claims (10)

1. Maalinrichting voorzien van een door loopwielen ondersteund gestel, dat met behulp van een trekarra aan een voertuig kan worden gekoppeld,en van een aantal,gezien in de beoogde voortbewegingsrichting van de maalinrichting tijdens bedrijf naast elkaar opgestelde,om zich omhoog uit-5 strekkende draaiingsassen .draaibare en van messen voorziene maaiorganen, die tijdens bedrijf worden ondersteund door tenminste twee nabij de buitenste maaiorganen opgestelde sloffen,’die met de grond in aanraking zijn achter de voorste punten van de door de messen van de maaiorganen beschreven banen,terwijl het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel 10 verend kan uitwijken ten opzichte van de loopwielen,met het kenmerk,dat de trekarm ten opzichte van het gestel verstelbaar is.om sen zich dwars op de beoogde voortbewegingsrichting tijdens bedrijf uitstrekkende scharnieras.

2. Maalinrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de sloffen, 15 gezien in de beoogde voortbewegingsrichting van de inrichting tijdens bedrijf achter de draaiingsassen van de maaiorganen met de grond in aanraking zijn.

3. Maalinrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat de sloffen worden gevormd door uit verenstaal vervaardigde strippen,die 20 zijn voorzien van achter de achterste bevestigingspunten van de sloffen uitstrekkende vrij uitstekende gedeelten.

4. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat onder ieder maaiorgaan een slof is aangebracht.

5. Maalinrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het ken-25 merk ,dat de trekarm ten opzichte van het gestel verzwenkbaar is on een zich omhoog uitstrekkende zwenkas,die om de zich dwars op de beoogde voortbewegingsrichting tijdens bedrijf uitstrekkende scharnieras verstelbaar is.

6. Maalinrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat de trekarm 30 is verbonden met boven resp.onder de trekarm uitstekende tappen,die zijn gelegerd in alzijdig verzwenkbaar ondersteunde bussen,waarvan er althans een is gelegerd in een verstelbaar met het gestel verbonden orgaan. *

7. Maalinrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk,dat het verstel-35 bare orgaan wordt gevormd door een arm,die ten opzichte van het gestel verzwenkbaar is om een op enige afstand van de'in de arm gelegerde bus • < > • · ' . J - · · ' i _I I * . ' V % l> -8- 25163/CV/tl opgestelde, zich omhoog uitstrekkende scharnieras.

8. Maalinrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat de arm is gekoppeld met een schroefspindel met behulp waarvan de arm verzwenkbaar en in meerdere standen instelbaar is. 5

9· Maalinrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat de arm is gekoppeld met een op afstand bedienbare verstelcilinder.

10. Maalinrichting volgens conclusie 9>.met het kenmerk,dat de verstelcilinder ten opzichte van het gestel van de maalinrichting verstelbaar is in een richting evenwijdig aan zijn lengteas en in meerdere 10 standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is. t J > ·— ’ -· Λ ·. - λ . ·*\ -h O ./ »J - V