NL8104791A

NL8104791A - Werkwijze voor het opzuigen van onder water gelegen bodemmateriaal en een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Info

Publication number: NL8104791A
Application number: NL8104791A
Authority: NL
Original assignee: Berk Hendrikus Van
Priority date: 1981-10-22
Filing date: 1981-10-22
Publication date: 1983-05-16
Also published as: GB2108179B; DE3269669D1; US4470208A; IN157316B; CA1191513A; AU8972182A; ZA827720B; EP0078563A1; GB2108179A; JPH0445618B2; AU556798B2; EP0078563B1; JPS5880034A

Description

·· *" -A ‘ N.O. 50458 χ_

Werkwijze voor het opzuigen van onder water gelegen bodemmateriaal en een Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

De uitvinding betreft in de eerste plaats een werkwijze voor het opzuigen van onder water gelegen bodemmateriaal met behulp van ten minste een met een vaartuig verbonden zuigbuis, waarbij deze zuigbuis vanaf het vaartuig tot een schuine of verticale stand wordt neergelaten 5 en een onderdruk in de zuigbuis wordt opgewekt voor het via een of meer zuigopeningen nabij de onderkant van de zuigbuis, door deze buis heen opzuigen van een mengsel van bodemmateriaal en water, terwijl daarbij eventueel de zuigopeningen steeds dieper onder het bodemoppervlak worden gebracht, zodat door het wegzuigen van het bodemmateriaal een put of 10 bekken in de bodem wordt gevormd. Een dergelijke werkwijze is beschreven in het artikel "A Suction dredger in sand pits" in "Civil Engineering and Public Works Review", april 1970, volume 65, Nr. 765, biz. 403 t/m 4-05.

Bij de bekende werkwijze is in zeegang het grootste probleem, 15 de zuigopening(en) vanaf het vaartuig op de meest gunstige afstand van het bodemmateriaal te houden. Is deze afstand te groot dan wordt een mengsel van bodemmateriaal met naar verhouding te veel water aangezogen, waardoor de transportconcentratie daalt, terwijl bij een te kleine afstand de zuigopening wordt geblokkeerd, zodat geen mengsel van bodemmateriaal en 20 water kan worden aangezogen. Daarom moeten bij de bekende werkwijze ingewikkelde deiningscompensatoren en positioneringssystemen worden toe-gepast, teneinde de afstand tussen de zuigopening(en) en het bodemmateriaal konstant te houden. Ondanks deze maatregelen kan de werkwijze bij bijvoor-beeld zware zeegang niet worden toegepast.

25 Het doel van de uitvinding is een werkwijze zoals in de aanhef genoemd te verschaffen die deze nadelen niet heeft.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de werkwijze volgens de uitvinding het onderste deel van de zuigbuis over een bepaalde afstand in de bodem wordt gedreven, zodat tijdens het opzuigen van het mengsel van bodem-30 materiaal en water steeds tenminste een deel van het gewicht van de zuigbuis door het bodemmateriaal bijvoorbeeld door een in het bodemmateriaal gevormd steunvlak wordt opgenomen en de zuigbuis tenminste in de lengte-richting is verankerd, en het mengsel van bodemmateriaal en water door zich 8104791 -2-

% V

* op een afstand van dit steunvlak bevindende dwarsopeningen in de zuigbuis wordt gezogen.

Op deze wijze wordt dus de zuigbuis in wezen in de bodem verr ankerd, waarbij hoe dieper deze verankering is hoe beter ook een ver-5 ankering in,dwarsrichting wordt verkregen, zodat in deze verankerde toe-stand de zuigopening(en) zich steeds in de meest gunstige stand voor het opzuigen van het bodemmateriaal kunnen bevinden, en slechts een zeer een-voudige deiningscompensator en eventueel een eenvoudiger positionerings-systeem voldoende zijn.

10 Doordat bij de werkwijze volgens de uitvinding de zuigbuis door het bodemmateriaal wordt ondersteund kan ook het vaartuig door de bodem worden ondersteund. Daardoor kan op voordelige wijze het vaartuig tot onder het waterniveau worden afgezonken aangezien het vaartuig niet op een bepaald niveau onder water behoeft te zweven. Op deze wijze wordt het 15 vaartuig - grotendeels onttrokken aan de invloed van de water en windinvloeden, zodat het toepassen van een deiningscompensator geheel overbodig is,terwijl het vaartuig met zuigbuis op elke gewenste zuigdiepte kan worden afgezonken. Bovendien kan daarbij de opgewekte onderdruk optimaal worden benut.

Voor het in de bodem drijven of verder daarin drijven van het 20 onderste deel van de zuigbuis kan een fluidum onder druk door openingen in of nabij de kopkant van de zuigbuis in het bodemmateriaal worden gespoten.

Op deze wijze wordt de samenhang van het bodemmateriaal onder en om het steunvlak door de fluidumstralen verbroken en/of gefluidiseerd en weggezogen, waardoor als gevolg van de via de zuigbuis op de bodem 25 uitgeoefende kracht de zuigbuis zakt, totdat wordt gestopt met het uit-spuiten van het fluidum onder druk, waarna bij samenhangende grondsoorten weer direkt een steunvlak aanwezig is, of het dan om en onder het onder-eind van de zuigbuis aanwezig bodemmateriaal zich direkt consolideert en weer een steunvlak voor de zuigbuis wordt gevormd.

30 In samenhang met het uitspuiten van een fluidum onder druk of afzonderlijk kan een onderdruk nabij het ondereind van het onderste deel van de zuigbuis worden opgewekt, waarbij deze onderdruk bij voorkeur door de in de zuigbuis opgewekte onderdruk wordt verkregen.

Door deze onderdruk wordt het bodemmateriaal om het steunvlak 35 direkt weggezogen, waardoor de zuigbuis zakt totdat deze onderdruk weer wordt weggenomen.

De uitvinding betreft eveneens een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, omvattende een vaartuig en een daarmee verbonden zuigbuis met een open ondereind, middelen voor het neerlaten van de zuigbuis en 8104791 . «* * -3- middelen voor het opwekken van een onderdruk in de zuigbuis, waarbij volgens de uitvinding onder het open ondereind van de zuigbuis een met de zuigbuis in verbinding staand, steunorgaan is aangebracht, en het open ondereind van de zuigbuis boven dit steunorgaan door middel van een of meer dwars-5 openingen in open verbinding staat met de buitenkant van de zuigbuis.

Op voordelige wijze kan daarbij het vaartuig als een tot onder het wateroppervlak af te zinken vaartuig zijn uitgevoerd, aangezien·, doordat de zuigbuis door middel van het steunorgaan door de bodem kan worden onder-steund, tevens het vaartuig kan worden ondersteund.

10 Op deze wijze kan de zuigbuis worden gevormd door een buisstuk van een bepaalde lengte, zodat het niet meer noodzakelijk is gebruik te maken van een gelede buis of telescoperende buisstukken met hijsdraden, zoals bij de bekende inrichtingen, voor het op een dieper gelegen niveau brengen van de zuigopeningen in de buis. Bovendien kunnen daardoor de 15 middelen voor het opwekken van een onderdruk op een optimale afstand van de zuigopeningen worden aangebracht, omdat de afstand tussen de zuigopeningen en het vaartuig constant is, onafhankelijk van de zuigdiepte.

De afstand tussen de onderrand van de zuigbuis en het steunorgaan kan veranderbaar zijn, waarbij dit bij voorkeur wordt verkregen door-20 dat om of in tenminste een onderste deel van de zuigbuis een daarlangs ver-schuifbaar buisstuk is aangebracht, en middelen aanwezig zijn voor het uit en inschuiven van dit buisstuk, zodat in een uitgeschoven stand een deel van'dit buisstuk uit de zuigbuis steekt en een verlenging daarvan vormt.

Op deze wijze kan het bodemmateriaal om en onder de onderkant 25 van het steunorgaan direkt worden weggezogen, waardoor de zuigbuis tot een dieper niveau kan zakken.

Het steunorgaan kan door middel van stangen, pijpstukken of soortgelijke organen met de zuigbuis zijn verbonden, zodat de ruimten tussen deze organen de dwarsopeningen vormen.

30 Op voordelige wijze kunnen daarbij deze pijpstukken de toevoer- leidingen vormen voor het toevoeren van een fluidum onder druk naar een of meer kamers die in het steunorgaan zijn gevormd, waarbij in deze kamer openingen zijn aangebracht voor het in de bodem spuiten van fluidumstralen.

Door middel van deze fluidumstralen kan het zich om het steun-35 orgaan bevindende bodemmateriaal worden verbroken en/of gefluidiseerd en afgezogen, waardoor de zuigbuis tot een dieper niveau kan zakken.

Daarbij kan de zuigbuis zijn uitgevoerd als een buis met een dubbele wand, waarbij de genoemde pijpstukken met hun boveneinden uitmonden in de ringvormige ruimte tussen deze wanden.

8104791

« V

-4-

Ook is het mogelijk dat het steunorgaan door middel van in axiale richting doorlopende wanddelen van de zuigbuis met de zuigbuis is verbonden, zodat de ruimten tussen deze wanddelen de dwarsopeningen vormen.

Bij de zuigbuis die is uitgevoerd als een buis met een dubbele 5 wand zijn beide wanden van de zuigbuis in axiale richting tot aan het steunorgaan verlengd, terwijl in beide verlengingswanden tegenover elkaar gelegen openingen zijn aangebracht, Bij voorkeur liggen daarbij de onderste randen van de openingen in de binnenste verlengingswand lager dan de onderste randen van de openingen in de buitenste verlengingswand.

10 Opgemerkt wordt dat uit het Franse octrooischrift 1.403.852 een werkwijze voor het opzuigen van onder water gelegen bodemmateriaal met be-hulp van een zuigbuis bekend is, waarbij het ondereind van de zuigbuis over een bepaalde afstand in de bodem wordt gedreven, en een van buiten naar binnen gerichte, langs en onder de onderrand van de zuigbuis stromende water-15 stroom tot stand wordt- gebracht, welke waterstroom niet continu is maar schoksgewijs wordt opgewekt. Daarbij kunnen in de zijwand van de zuigbuis zijopeningen zijn aangebracht, maar deze dienen uitsluitend om een aan-vullende waterstroom te vormen voor het eroderen van het zich als een kern in de onderkant van de zuigbuis bevindende bodemmateriaal, zodat deze zij-20 openingen zich zo dicht als mogelijk bij de onderrand moeten bevinden.

De uitvinding wordt nader beschreven aan de hand van de tokening, waarin uitvoeringsvormen van de uitvinding en de werking daarvan bij bijvoor-beeld een hoofdzakelijk uitrzand bestaand bodemmateriaal zijn getoond.

Figuren 1 en 2 tonen schematised een eerste uitvoeringsvorm 25 van de zuigbuis volgens de uitvinding, figuren 3 en 4 tonen schematised een tweede uitvoeringsvorm van de zuigbuis volgens de uitvinding, figuur 5 geeft schematised een uitvoeringsvorm van de gehele inrichting volgens de uitvinding weer, 30 figuren la t/m 6!f geven als voorbeeld enige opeenvolgende stappen weer bij het uitvoeren van de werkwijze, figuur 7 toont op grotere schaal een uitvoeringsvorm van de zuigbuis, figuur 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de zuigbuis en, 35 figuur 9 toont doorsneden volgens de vlakken lXa lXb en lXc in fig. 8.

figuren 10 en 11 tonen een verdere uitvoeringsvorm van de zuigbuis die gedeeltelijk overlangs is doorgesneden, figuur 12 toont doorsneden volgens de vlakken Xlla,Xllb,Xllc en Xlld in figuur 11 en, 40 figuur 13 is een doorsnede volgens XIII in fig. 12.

8104791 -5-

Zoals getoond in figuur 1 is onder het ondereind van de' zuig-buis 1 een ringvorroig steunorgaan 2 aangebracht, dat door middel van de stangen of pijpstukken 3 op verder niet getoonde wijze zodanig met de zuigbuis is verbonden, dat de zuigbuis ten opzichte van het steunorgaan op en neer kan worden bewogen. Het steunorgaan 2 is reeds in de bodem 4 5 gedreven, zodat dit orgaan en daardoor ook de zuigbuis door het steunvlak 5 wordt ondersteund. Bij het opwekken van een onderdruk in de zuigbuis wordt een mengsel 6 van bodemmateriaal, in het algemeen zand, en water via de ruimten tussen de pijpstukken 3 naar en in de zuigbuis gezogen.

Nadat op deze wijze een bepaalde hoeveelheid zand is opgezogen, 10 totdat bijvoorbeeld het bodemprofiel 7 is verkregen, zal het voor een voortgaande opzuiging noodzakelijk zijn het steunorgaan op een dieper niveau te brengen, waartoe zoals in figuur 2 getoond, de zuigbuis dichter bij het steunorgaan 2 wordt gebracht, zodat nabij dit steunorgaan een onderdruk ontstaat en het bodemmateriaal om dit orgaan wordt gefluidiseerd en 15 weggezogen zoals bij 8 in figuur 2 is getoond, waardoor het steunorgaan met de zuigbuis tot een lager niveau zakt. Nadat de onderdruk nabij het steunorgaan 2 is weggenomen, consolideert zich het om het steunorgaan gelegen bodemmateriaal, zodat weer een steunvlak wordt gevormd en weer kan worden voortgegaan met het opzuigen van bodemmateriaal nadat de zuigbuis 20 weer ten opzichte van het steunorgaan omhoog is gebracht.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 omvat de zuigbuis een buitenbuis 9 en een binnenbuis 10, zodat een ringvormige kamer 11 wordt gevormd, die bij het niet getoonde boveneind van de zuigbuis is verbonden met een toevoer voor een fluidum onder druk. Het steunorgaan 12 25 is door middel van het verlengde wanddeel 13 van de buitenbuis 9 met de zuigbuis verbonden, terwijl het steunorgaan 12 een ringvormige kamer 14 omvat met naar beneden gerichte uitstroomopeningen IV, welke kamer 14 door middel van de pijpstukken 15 in verbinding staat met de ringvormige ruimte 11, In de wand 13 zijn een aantal openingen 16 aangebracht, via 30 welke openingen 16 de onderkant van de zuigbuis 9, 10 in verbinding staat met de omgeving,

In figuur 3 is het steunorgaan 12 reeds in de bodem 17 gedreven, en wel over een betrekkelijk grote afstand zodat dit steunorgaan en daardoor ook de zuigbuis door de bodem wordt ondersteund waarbij ook een goede 35 verankering in horizontale richting wordt verkregen. Bij het opwekken van een onderdruk in de zuigbuis wordt een mengsel 18 van zand en water via de openingen 16 naar en in de zuigbuis gezogen.

Moet na verloop van tijd, bijvoorbeeld als het bodemprofiel 19 8104791 ♦ -6- is verkregen, het steunorgaan 12 op een dieper niveau wordt gebracht, dan wordt een fluidum onder druk in de ringvormige kamer 11 gebracht, waaruit dit fluidum 'door de pijpstukken 15 in de ringvormige kamer 14 van het steunorgaan 12 stroomt en van daaruit door de openingen 141 in het omringen-5 de bodemmateriaal, zoals getoond in figuur 4 door de pijlen 20 en 21. Op deze wijze wordt het bodemmateriaal om het steunorgaan 12 gefluidiseerd zoals bij 22 getoond, en door de zuigbuis weggezogen, waardoor het steunorgaan met de zuigbuis tot een lager niveau zakt.

Wordt daarna gestopt met het uitspuiten van een fluidum onder 10 druk door de openingen 14, dan zal zich het om het steunorgaan gelegen bodemmateriaal weer consolideren, zodat weer een steunvlak wordt gevormd voor de zuigbuis.

Zoals getoond in fig. 5 omvat de zuigbaggerinrichting een vaar-tuig 23, bijvoorbeeld in de vorm van een ponton, dat is voorzien van 15 ballasttanks 24 voor het geregeld afzinken van het vaartuig, zoals getoond door de stand van het vaartuig ten opzichte van het waterniveau 25. Bij 26 is een zuigbuis 27 scharnierend aan het vaartuig geroonteerd, welke zuigbuis door middel van het zuiger-cilindersamenstel 28 van een stand evenwijdig aan het vaartuig naar de getoonde, zich loodrecht naar beneden uitstrekken-20 de stand kan worden gezwaaid. Bij het ondereind is de zuigbuis voorzien van een steunorgaan 29, terwijl bij het boveneind de zuigbuis via het pijpstuk 30 in verbinding staat met de zuigkant van een pomp 31, waarvan de perskant is aangesloten op een persleiding 32 die naar een niet verder getoonde plaats is geleid, waar het opgezogen bodemmateriaal moet worden 25 afgezet. Verder is het vaartuig voorzien van verankeringsmiddelen, zoals de kabel 33 die bijvoorbeeld naar een op het vaste land gelegen verankerings-punt loopt, en de kabel 34 die vanaf een liertrommel 35 naar bijvoorbeeld een verankeringsboei is geleid.

Zoals getoond in figuur 5 is de zuigbuis 27 door het afzinken ongeroerde 30 van het vaartuig over een bepaalde afstand m de/bodem 35 doorgedrongen, zodat de zuigbuis en het vaartuig bij de onderkant van het steunorgaan 29 door de bodem worden ondersteund, terwijl bij het in werking zijn het bodemmateriaal volgens de pijlen 36 beweegt en door het open ondereind van de zuigbuis, in en door de zuigbuis wordt gezogen, en vervolgens door de 35 persleiding 32 geperst.

In figuur 6 zijn schematisch verschillende stadia getoond bij het in werking zijn van de inricbting volgens figuur 5 in ondiep water.

In figuur 6a bevindt het vaartuig 23 zich op de plaats van bestemming.

8104791 -7-

A

to to

In figuur lb is getoond hoe de zuigbuis 27 tot op de bodem is neergelaten, en door deze bodem wordt ondersteund, waarna met het aanzuigen van bodemmateriaal wordt begonnen, waarbij de zuigbuis 27 steeds verder naar beneden zwaait, zoals getoond in figuur 6c en een bekken in het 5 bodemmateriaal wordt gevormd.

In figuur 6d heeft de zuigbuis 27 de zich ten opzichte van het vaartuig loodrecht naar beneden uitstrekkende stand bereikt, zodat voor het verder en dieper aanzuigen van bodemmateriaal het vaartuig moet worden afgezonken, zoals getoond in figuur 6e.

10 In figuur 6f is het steunorgaan 29 dieper in de bodem gedreven, voor het verkrijgen van een op een dieper niveau gelegen steunvlak, zodat kan worden voortgegaan met het opzuigen van bodemmateriaal bij een door de bodem ondersteunde inrichting.

Zoals getoond in figuur 7 omvat de zuigbuis 37 een binnenbuis 15 38 en een buitenbuis 39, die coaxiaal op een afstand van elkaar liggen, zodat een ringvormige ruimte 40 tussen deze buizen wordt gevormd, die bij de onderkant van de zuigbuis door de ring 41 is afgesloten.

In de ringvormige ruimte 40 zijn een aantal, bijvoorbeeld vier zuiger-cilindereenheden 42 aangebracht, waarvan de zuigerstangen 43 ver-20 bonden zijn met pijpstukken 44, welke pijpstukken 44 verschuifbaar door openingen in de ring 41 zijn geleid. Bij hun ondereinden zijn de pijpstuk-ken 44 bevestigd aan het ringvormige steunorgaan 45, zodat door bediening van de zuiger-cilindereenheden 42 de afstand tussen het steunorgaan 45 en het, met de ring 41 samenvallende ondereind van de zuigbuis 37 kan 25 worden veranderd.

De zuigbuis is door middel van de tappen 46 scharnierend verbonden met het vaartuig.

In de figuren 8 en 9 is een andere uitvoeringsvorm van de zuigbuis getoond. Deze zuigbuis omvat een buitenbuis 47 en een coaxiaal, 30 op een afstand daarbinnen gelegen de eigenlijke zuigbuis vormende binnenbuis 48. Het ringvormige steunorgaan 49 is door middel van verlengde wanden 50, 51 van respectievelijk buiten- en binnenbuis, met deze buizen verbonden. In deze verlengde wanden 50, 51 zijn een aantal tegenover elkaar gelegen openingen, respectievelijk 52, 53 aangebracht. In het 35 ondervlak 54 van het steunorgaan 49 zijn openingen 55 gevormd, waardoor een fluidum onder druk kan worden gespoten, welk fluidum door de ringvormige ruimte tussen de binnen- en buitenbuis 48, 47 en tussen de verlengde wanden 51,50 kan worden toegevoerd.

8104791 t -8- «to

De zuigbuis getoond in figuren 10, 11, 12 en 13 omvat eveneens een buitenbuis 57 en een coaxiaal op een afstand daarbinnen gelegen, de eigenlijke zuigbuis vormende binnenbuis 58, terwijl het ringvormige steun-orgaan 59 door middel van de verlengde wand 60 van de buitenbuis met 5 deze buis is verbonden, en in deze verlengde wand 60 een aantal openingen 61 zijn aangebracht. Hierbij is een schuifbuis 62 aanwezig die om de binnenbuis is aangebracht en daarlangs kan schuiven door bediening van de zuiger-cilindersamenstellen 63, die in de ringvormige ruimte tussen de buiten- 57 en binnenbuis 58 zijn gemonteerd, zodat de schuifbuis 62 10 van de in figuur 10 getoonde hoogste stand naar de in figuur 11 getoonde laagste stand en omgekeerd kan worden geschoven.

De schuifbuis 62 wordt daarbij verder geleid doordat hij binnen de geleidingsbuis 6k kan schuiven die bij het ondereind aan het steun-orgaan 59 is bevestigd. In de wand van deze geleidingsbuis 6k zijn openingen 15 65 aangebracht die tegenover de openingen 61 in de verlengde wand 60 zijn gelegen, maar die een grotere lengte hebben dan deze openingen 61, zodat de onderranden 66 van de openingen 65 zich nabij het steunorgaan 59 bevinden.

Wanneer de schuifbuis zich in de onderste stand bevindt zoals getoond in figuur 11, dan worden door de schuifbuis de openingen 61 in 20 de verlengde wand 60 met een tussenafstand geheel averdekt en de openingen 65 in de geleidingsbuis 62 voor het grootste deel bedekt zodat een betrekkelijk klein deel 65a van de openingen 65 boven hun onderranden 66 onbedekt blijft. Daardoor worden naar beneden leidende kanalen 67 gevormd tussen de verlengde wand 60 van de buitenbuis 57 en de geleidingsbuis 6k, 25 die via de openingen 61 bij de bovenkant in verbinding staan met de omgeving en· via de openingen 65a en door middel van de schuifbuis 57 in verbinding staan met de eigenlijke zuigbuis 58.

Door het verschuiven van de schuifbuis 62 naar de onderste stand wordt in wezen de in de eigenlijke zuigbuis 58 opgewekte onderdruk naar 30 een plaats nabij het steunorgaan gebracht, zodat dan water vanuit de omgeving door de kanalen 67 heen naar beneden wordt aangezogen, zoals getoond door de pijlen 68, welke waterstromen het bodemmateriaal onder en om . het steunorgaan kunnen fluidiseren en/of verbreken, waardoor de zuigbuis tot een lager niveau kan zakken.

35 De zuigbuis is door middel van de tappen 69 scharnierend met het vaartuig verbonden.

8104791

Claims

1. Werkwijze voor het opzuigen van onder water gelegen bodem-materiaal met behulp van ten minste een met een vaartuig verbonden zuigbuis, waarbij deze zuigbuis vanaf het vaartuig tot een schuine of verticale stand wordt neergelaten, en een onderdruk in de zuigbuis 5 wordt opgewekt voor het via een of meer zuigopeningen nabij de onderkant van de zuigbuis, door deze buis heen, opzuigen van een mengsel van bodemmateriaal en water, terwijl daarbij eventueel de zuigopeningen steeds dieper onder het bodemoppervlak worden gebracht, zodat door het wegzuigen van het bodemmateriaal een put of bekken in de bodem 10 wordt gevormd, met het kenmerk, dat het onderste deel van de zuigbuis over een bepaalde afstand in de bodem wordt gedreven, zodat tijdens het opzuigen van het mengsel van bodemmateriaal en water steeds ten minste een deel van het gewicht van de zuigbuis door het bodemmateriaal bijvoorbeeld een daarin gevormd steunvlak wordt opgenomen 15 en.de zuigbuis ten minste in de lengterichting is verankerd, en het mengsel van bodemmateriaal en water door zich op een afstand van dit steunvlak bevindende dwarsopeningen in de zuigbuis wordt gezogen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, me t het kenmerk, dat voor het in de bodem drijven of voor het verder daarin drijven van 20 het onderste deel van de zuigbuis, het vaartuig tot onder het water-niveau wordt afgezonken.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het in de bodem drijven of verder daarin drijven van het onderste deel van de zuigbuis, een fluidum onder druk door 25 openingen in of nabij de kopkant van de zuigbuis in het bodemmateriaal wordt gespoten.

4. Werkwijze volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat voor het in de bodem drijven of verder daarin drijven van het onderste deel van de zuigbuis een onderdruk nabij het ondereind 30 van het onderste deel van de zuigbuis wordt opgewekt.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de genoemde onderdruk door de in de zuigbuis opgewekte onderdruk wordt verkregen.

6. Inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze volgens conclu-35 sies 1-5, omvattende een vaartuig en een daarmee verbonden zuigbuis met een open ondereind, middelen voor het neerlaten van de zuigbuis en 8104791 4 ' ... . · »10- * middelen voor het opwekken van een onderdruk in de zuigbuis, met het kenmerk, dat onder het open ondereind van de zuigbuis een met de zuigbuis in verbinding staand;steunorgaan is aangebracht, en het open ondereind van de zuigbuis boven dit steunorgaan door middel van 5 een of meer dwarsopeningen in open verbinding staat met de buitenkant van de zuigbuis.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij middelen aanwezig zijn voor het djper in de bodem brengen van het open ondereind van de zuigbuis, met het kenmerk, dat deze middelen worden gevormd 10 doordat het vaartuig als een tot onder het wateroppervlak af te zinken vaartuig is uitgevoerd.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de middelen voor het opwekken van een onderdruk op enige plaats zijn . aangebracht die zich bevindt tussen het open ondereind van de zuigbuis 15 en het vaartuig.

9. Inrichting volgens conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de afstand tussen de onderrand van de zuigbuis en het steunorgaan veranderbaar is.

10. Inrichting volgens conclusies 7-9 met het ken- 20. e r k, dat om of in ten minste het onderste deel van de zuigbuis een daarlangs verschuifbaar buisstuk is aangebracht, en middelen aanwezig zijn voor het uit en in schuiven van dit buisstuk, zodat in een uitgeschoven stand een deel van dit buisstuk uit de zuigbuis steekt en een verlenging daarvan vormt.

11. Inrichting volgens conclusies 6-10, met het ken merk, dat het steunorgaan door middel van stangen, pijpstukken of soort-gelijke organen met de zuigbuis is verbonden, zodat de ruimten tussen deze organen de dwarsopeningen vormen.

12. 'Inrichting volgens conclusies 6-11, met het ken- 30. e r k, dat het steunorgaan door middel van in axiale richting doorlopen-de wanddelen van de zuigbuis met de zuigbuis is verbonden, zodat de ruimten tussen deze wanddelen de dwarsopeningen vormen.

13. Inrichting volgens conclusies 6-12, met het kenmerk, dat het steunorgaan een of meer kamers _,omvat,en. is voorzien 35 van, met deze kamers in verbinding staande openingen, terwijl ten minste een toevoerleiding aanwezig is voor het toevoeren van een fluidum onder druk naar deze kamers.

14·. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de toevoerleidingen worden gevormd door de genoemde pijpstukken. 8104791 *·

15. Inrichting volgens conclusies 6-14·, met het k e n -m e r k, dat de zuigbuis is uitgevoerd als een buis met een dubbele wand.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het ken- 5. e r k, dat beide wanden van de zuigbuis in axiale richting tot aan het steunorgaan zijn verlengd, en in beide verlengingswanden tegenover elkaar gelegen openingen zijn aangebracht.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het ken- m e r k, dat de onderste randen van de openingen in de binnenste verlen-10 gingswand lager liggen dan de onderste randen van de openingen in de buitenste verlengingswand.

18. Inrichting volgens conclusies 15-17, met het ken-m e r k, dat de pijpstukken met hun boveneinden uitmonden in de ring-vormige ruimte tussen de wanden van de zuigbuis. 8104791