NL8001714A - Baggerwerktuig voor het graven van gaten of geulen in een waterbedding. - Google Patents

Description

r' , £ * ' * .

U

Baggerwerktuig voor het graven van gaten of geulen in een water-bedding.

De uitvinding heeft betrekking op een baggerwerktuig voor het graven van gaten of geulen in een waterbedding, dat in het bijzonder bestemd is voor toepassing in diep water.

De gaten, die met een dergelijk baggerwerktuig in de - 5 waterbedding worden gegraven, kunnen met name dienen cm daarin de afsluiter van een boorput tot onder de bedding verzonken te installeren teneinde te voorkomen dat door tot op de bedding reikend drijvend ijs schade aan de installatie zou worden toegebracht.

De tot dusver békende baggerwerktuigen, waarmee het graven 10 in diep water kan worden uitgevoerd, worden of uitgehouden door een lange ladder of gedragen door de diep stekende poten van een inrichting, die uit twee delen bestaat: een bovenste gedeelte, dat op het wateroppervlak drijft, en een onderste gedeelte, dat langs de poten geleid tot op de bedding neerlaatbaar is, welke beide 15 gedeelten in vaste samenhang met elkaar staan. Zowel met een ladder als met poten geldt echter een beperking ten aanzien van de bereikbare waterdiepte. Veel dieper dan zowat honderd meter kan men moeilijk gaan.

De onderhavige uitvinding beoogt die beperking te 20 ondervangen en dit is nu gerealiseerd doordat het gestel, dat het baggerwerktuig draagt, op zichzelf staand mee neerlaatbaar is tot op de bedding. De voorkeursuitvoering hiervan is gekenmerkt doordat het draaggestel uit een koepelvormige maar open vakwerk-cons truc tie bestaat, die aan zijn onttrek sta- en/of loopsteunen 25 en aan zijn boveneinde een draaitafel heeft en waarin het baggerwerktuig in een stand boven de bedding op te nemen is, en in een tot onder het beddingvlak afhangende stand te brengen is door een 800 1 7 14 ? %

A

μ 2 hefstangstelsel dat door de draaitafel is geleid.

Het grote verschil en het bereikte voordeel ten opzichte van' de bekende inrichtingen met hun lange ladder of poten is derhalve dat de nieuwe inrichting een veel geringere verticale 5 uitgestrektheid heeft en door zijn gemis aan constructieverband met enig gedeelte boven aan het wateroppervlak tot op veel grotere diepten kan worden ingezet, als een zelfstandig beweegbare krab, die voorts getypeerd is doordat het in een aan de draaitafel verbonden draaikrans gelegerde hefstangstelsel een kotterstangstelsel . 10 draagt, waarlangs een boor, cutter of graafwiel door een fluidum-cilinder-zuiger-stelsel in de radiale zin van het baggerwerktuig instelbaar is, of als alternatief of in aanvulling hierop doordat het draaibare hefstangstelsel de boor aan een kantelstang uithoudt, in welke beide gevallen de boor door een centraal door de draaitafel 15 gevoerde pcmpleiding op een baggerafvoerleiding aangesloten is, met een scharnierverbinding, waarom de afvoerleiding, waaraan door drijvers opdrij fvermogen is verleend, zwenken kan maar die daarbij door een aan het draaggestel verbonden takel in een voor het wegpersen gewenste .stand kan worden ingesteld, zodat de bagger goed 20 gericht qp een verwijderd gelegen plaats op de bedding kan worden af gezet.

Door de boor te heffen of neer te laten en daarbij telkens radiaal in te stellen door middel van de kotterstang of de kantelstang kan zo een te boren gat met een daarbij te graven talud 25 worden bestreken, of kan ook een geul worden gegraven.

Het hijsen en neerlaten van de installatie kan worden uitgevoerd met behulp van een daaraan te verbinden hijstakel vanaf het wateroppervlak, waarbij het hijsgewicht van de installatie voor het hijsen en neerlaten kan worden verminderd resp. voor het ver-30 schaffen van een massaal gewicht om stevig op de bedding te nisten en stabiel te staan bij het werk kan worden vermeerderd doordat het draaggestel drijfkasten of als zodanig ingerichte buizen omvat, en waarbij bij voorkeur de drijvers door op afstand bedienbare afsluiters te lenzen en te ballasten zijn.

35 Met de hier beschreven mobiele onderwater-installatie 80 0 1 7 14 <r i • b 3 kan een gat geboord dan wel een geul gegraven worden doordat de steunen van het gestel uit stapoten, die in de bedding te drijven zijn, bestaan maar waaraan ook aandrijfbare wielen of rupsbanden kunnen zijn aangebracht cm als wandelpoten te dienen, of 5 verrijdbaar te zijn. Daarbij wordt ook verplaatsing als vaartuig beoogd, waarbij door lenzen de inrichting tot opdrijven wordt gebracht om zich over het wateroppervlak te kunnen verplaatsen, en de inrichting ook als voertuig kan optreden dat als amfibie in en uit het water kan rijden.

. 10 De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van in in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld daarvan.

Fig. 1 geeft een algemene voorstelling van de op de waterbedding werkende boor- of graafkrab volgens de uitvinding 15 in zijaanzicht en gedeeltelijk in verticale doorsnede; fig. 2 is een bijbehorend bovenaanzicht; fig. 3 is een op grotere schaal weergegeven öetailaf-beelding in bovenaanzicht volgens III-UI in fig. 1 van de bovenaan de boor opgestelde pcmpsectie; en 20 fig. 4 toont een alternatieve uitvoering met een kantel- • stang, in plaats van of in aanvulling op de in fig. 1 voorgestelde kotterstang, die de boor radiaal instelbaar draagt.

Het als een zelfstandige mobiele eenheid uitgevoerde boor-of graafwerktuig 1,. zoals in fig. 1 en 2 weergegeven, heeft een sta-25 en/of loopgestei 2, dat uit een koepelvormig open vakwerk bestaat, met aan de omtrëk daarvan een aantal spuds 3, waaraan intrekbare en uitzetbare wielen 4 verbonden kunnen zijn, cm ook als wandel-spuds te kunnen dienen. In plaats van wielen worden met het oog qp de zware belasting bij voorkeur rupsbanden toegepast, die aan 30 te drijven zijn om de graafmachine 1 te verrijden.

Bovenop het gestel 2 bevindt zich een draaitafel 5, waaraan een draaikrans 6 is aangebracht, die een centraal in de tafel 5 geleid hefstangstelsel 7 draagt, dat door middel van fluidumcilinder-zuiger-stelsels 8 tot in zijn bergstand binnenin 35 het gestel 2 geheven dan wel tot in zijn werkstand onder het gestel 800 1 7 14 «k.

4 neergelaten kan worden zoals met de dubbele pijl 9 in fig. 1 aangegeven is. De fluidumleiding 10 naar de cilinders 8 is met een draai-verbinding 11 op de draaitafel 5 aangesloten en wordt/ zelf niet mee roterend, door de staander 12 ondersteund.

5 Het hefstangstelsel 7 is derhalve verticaal instelbaar en roteerbaar geleid in de tafel 5 en draagt aan zijn ondereinde de boor of cutter 13 door tussenkomst van kotterstangen 14, zoals in fig. 1 wordt gezien, en/of een kantelstang 15, zoals in fig. 4 weergegeven, waarlangs of waaraan de boor 13 radiaal instelbaar is 10 met behulp van fluidumcilinder-zuiger stelsels 16 zoals in fig.

1 met een dubbele pijl 17 aangegeven is.

Boven de boor of cutter 13 is een zuigpcntp 18 opgesteld, zoals in fig. 3 neer in detail weergegeven is, waarvan de persleiding 19 met een centrale draaiverbinding 20 aangesloten is op 15 de baggerafvoerleiöing 21.

Om een indruk te geven van de grootte van de installatie 1 wordt vermeld dat de omtreksöiaireter van het draaggestel 2 zoals hier weergegeven 35 meter bedraagt en de verticale hefslag tussen zijn bovenste ruststand en laagste werkstand 14 meter. De in-20 stallatie 1 kan door een hijstakel 22 worden bediend maar kan ook een voer- of vaartuig d.w.z. een amfibievoertuig vormen, waartoe daarin te lenzen en te ballasten drijfkasten kunnen zijn opgencmen, voor welk doeleinde ook de vakwerkbuizen 23 kunnen dienen, met bij voorkeur op afstand bedienbare lens- en ballastafsluiters die in de 25 tekeningen niet nader weergegeven zijn.

Het weergegeven hefstangstelsel 7 is in de amtréksrichting over 358° draaibaar. In fig. 1 zijn de hef stangen onder een hoek van 45° gedraaid.

Het in fig. 1 weergegeven geboorde gat 24 heeft een dia-30 ’ meter van 12 meter en kan met de kotterstangen 14 worden bestreken en met behulp van de kantelstang 15 kan daarbij een talud 25 af gegraven worden. Onder het op de wielen 4 verplaatsen kan zo echter, in plaats van een gat 24, ook een geul gegraven worden. Daarbij wordt de bagger door de pompleiding 19 en door de daarop 35 aangesloten baggerleiding 21 geperst naar een afvoerplaats op de 8001714 " ^ β 5 waterbedding 26 waar een goede uitstorting zonder te hoge verspreiding wordt bewerkstelligd door de baggerieiding 21 door middel van enerzijds drijvers 27 en anderzijds een neerhoudtakel 28, dat zoals weergegeven met een bovenaan de poten 3 aangebrachte lier -5 29 bedienbaar is, in een gewenste spuitstand boven de stortplaats te houden. Teneinde deze zwenkbaarheid van de baggerieiding 21 tot stand te brengen is deze zoals weergegeven met een balgverbinding 30 op het niet-rotéerbare bovenste deel 31 van de persleiding 19 van de pomp 18 aangesloten.

10 Tenslotte wordt opgemerkt dat het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld alleen bij wijze van voorbeeld bedoeld is en dat hieraan geen beperkende betékenis moet worden gehecht, daar nog andere uitvoeringen, varianten en wijzigingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

800 1 7 14

Claims (10)

1. Baggerwerktuig voor het graven van gaten of geulen in een waterbedding, dat in het bijzonder bestemd is voor toepassing in diep water, gekenmerkt doordat het gestel (2), dat het baggerwerktuig (1) draagt, op zichzelf staand mee neerlaatbaar is tot 5 op de bedding (26).

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het draaggestel (2) uit een koepelvormige maar open vakwerkcon-structie bestaat, die aan zijn onttrek sta- en/of loopsteunen (3, 4) en aan zijn boveneinde een draaitafel (5) heeft en waarin het bagger- 10 werktuig (1) in een stand boven de bedding (26) op te nemen is, en in een tot onder het beddingvlak afhangende stand te brengen is door een hefstangstelsel (7) dat door de draaitafel is geleid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat het in een aan de draaitafel (5) verbonden draaikrans (6) gelegerde 15 hefstangstelsel (7) een kotterstangstelsel (14) draagt, waarlangs een boor, cutter of graafwiel (13) door een fluidumcilinder-zuiger-stelsel (16) in de radiale zin van het baggerwerktuig (1) instelbaar is.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, geken- 20 merkt doordat het draaibare hefstangstelsel (7) de boor (13) aan een kantelstang (15) uithoudt.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gékeranerkt doordat de boor (13) door een centraal door de draaitafel (5) gevoerde panpleiding (19, 31) op een baggerafvoerleiding 25 (21) aangesloten is, met een scharnierverbinding (30), waarom de afvoerleiding (21), waaraan door drijvers (27) opdrijfvermogen is verleend, zwenken kan maar die daarbij door een aan het draaggestel (2) verbonden takel (28, 29) in een voor het wegpersen gewenste stand kan worden ingesteld.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het draaggestel (2) drijfkasten of als zodanig ingerichte buizen (23) omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de drijvers (27) door op afstand bedieribare afsluiters te lenzen en 800 1 7 14 ’V te ballasten zijn.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de steunen van het gestel uit stapoten (3), die in de bedding (26) te drijven zijn, bestaan maar waaraan ook 5 aandrijfbare wielen of rupsbanden (4) kunnen zijn aangebracht on als wandelpoten te dienen, of verrijdbaar te zijn.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat door lenzen de inrichting (1) tot opdrijven wordt gébracht om zich over het wateroppervlak te kunnen verplaatsen, 10 en de inrichting ook als voertuig kan optreden dat als amfibie in en uit het water kan rijden.

10. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8001714