NL8103714A

NL8103714A - Werkwijze en inrichting voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor treksluitingen.

Info

Publication number: NL8103714A
Application number: NL8103714A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1980-08-19
Filing date: 1981-08-06
Publication date: 1982-03-16
Also published as: CH654988A5; ES504804A0; BE889916A; KR830007262A; IT1144480B; AU529124B2; HK9588A; JPS5738116A; IT8168131A0; KR830001962B1; ES8203694A1; MY8700577A; GB2082962B; SG5487G; GB2082962A; DE3132778A1; DE3132778C2; KR830005991A; US4406849A; FR2511231B1

Description

V

» _ -i

Werkwijze en inrichting voor het doorlopend vervaardigen van koppel-elementen voor treksluitingen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het doorlopend vervaardigen van in een vorm gevormde koppelelementen van thermoplastische kunsthars voor treksluitingen.

Doorlopend in een vorm gevormde koppelelementen voor trek-5 sluitingen hebben een wijd verbreid gebruik gevonden omdat zij beschikbaar zijn in een verscheidenheid van gedaanten en kleuren, koppelkoppen hebben met een ideale gedaante, een daarmee verkregen treksluiting mechanisch sterk maken, betrekkelijk licht zijn en met een hoge produk-tiesnelheid en derhalve goedkoop kunnen worden vervaardigd. Dergelijke 10 in een vorm gevormde koppelelementen worden geproduceerd door het eerst in een vorm vormen van een uitgangsstrook met koppelelementen en het dan rond zijn lengtehartlijn in een U-vormige gedaante vouwen van de uitgangsstrook onder het verwarmen daarvan door hoog frequent verwarmen, hetgeen kan worden gevolgd door supersoon binden van de benen van ge-15 vormde koppelelementen. Wanneer deze twee behandelingsstappen worden samengevoegd, wordt de totale produktiesnelheid van koppelelementen verlaagd, omdat de stap van het hoog frequent verwannen of supersoon binden veel meer tijd vergt dan de stap van het in een vorm vormen van de uitgangsstrook met koppelelementen. Teneinde aan deze moeilijkheid 20 het hoofd te bieden is voorgesteld deze twee stappen onafhankelijk cp gescheiden inrichtingen uit te voeren, zoals geopenbaard in de Amerikaanse octrooischriften 4.025.277 en 4.210.985. Het eerste octrooischrift openbaart een inrichting voor het vouwen en vastsmelten van een uitgangsstrook met koppelelementen, welke inrichting een verwarmer bevat voor 25 het verwarmen van de uitgangsstrook met koppelelementen, welke strook is 8103714 ; * 2 afgekoeld na te zijn afgevoerd uit een vorminrichting, zoals geopenbaard in het tweede Amerikaanse octrooischrift. De voorgestelde werkwijze is eveneens nadelig, doordat aanvullende tijd nodig is voor het weer verwarmen van de uitgangsstrook voor het vouwen en met warmte harden of 5 binden daarvan, hetgeen een vermindering van de vervaardigingssnelheid tot gevolg heeft van in een vorm gevormde koppele lemen ten voor trek-sluitingen.

Thermoplastische kunsthars wordt opeenvolgend gevoerd in matrijsholten langs een matrijswiel voor het vormen van een uitgangs-10 strook met koppelelementen, welke strook dan rond zijn lengtehartlijn tot een U-vormige gedaante kan worden gevouwen door een vouweenheid, die zich bij het matrijswiel bevindt en een draaibaar vouwmatrijswiel omvat, voorzien van een omtreksgroef en uitgerust met een eerste verwarmer, en een draaibare vouwschijf met een omtreksrand, die is geplaatst 15 in de omtreksgroef voor het daarin drukken van de uitgangsstrook met koppelelementen, De gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen wordt dan verwarmd door een tweede verwarmer, die een geleiding bevat met een sleuf voor de doorgang van de gevouwen uitgangsstrook met koppele lemen ten, en middelen voor het verwarmen van de gevouwen uitgangsstrook met koppel-20 elementen wanneer deze door de sleuf beweegt. De zodoende verwarmde, gevouwen strook met koppele lemen ten wordt tot koppele lemen ten met een eindgedaante voor treksluitingen gevormd door een elementvormende matrijs, die aanligt tegen de tweede verwarmer en een sleuf heeft, die in lijn wordt gehouden met de sleuf in de tweede verwarmer en geleidelijk vernauwd 25 voor het doorlopend vormen van de gevouwen uitgangsstrook in koppel- elementen voor treksluitingen, wanneer de elementen met warmte worden gehard. De zodoende gevormde koppelelementen worden dan gekoeld en afgevoerd met een snelheid, die in hoofdzaak gelijk is aan de snelheid waarmee de uitgangsstrook met koppele lemen ten van het matrijswiel wordt ver-30 wijderd. De benen van de gevormde koppelelementen kunnen aan elkaar worden gebonden door een bindingseenheid, die zich bij de element vormende matrijs bevindt, welke bindingseenheid een paar getande wielen omvat, draaibaar in een gemeenschappelijk vlak voor het samen daartussen tot in onderling aanraking drukken van de elementbenen, en een paar druk-35 organen, waarvan er zich een aan elke zijde van het gemeenschappelijke vlak bevindt voor het tussen de getande wielen houden van de koppel- 8103714 * * 3 elementen wanneer deze tussen de getande wielen door bewegen. De tweede verwarmer kan een pijp bevatten, die zich uitstrekt door de sleuf voor de doorgang van een koelmiddel daardoorheen voor het beschermen van de koppen van de koppelelementen van de uitgangsstrook tegen een bovenma-5 tige verwarming door de verwarmingsmiddelen.

Het is een doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor trekslui-tingen met een snelheid, die in hoofdzaak gelijk is aan de snelheid waarmee een uitgangsstrook met koppelelementen doorlopend op een matrijs-10 wiel wordt gevormd.

Een ander doel is het verschaffen van een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Nog een ander doel is het verschaffen van een werkwijze voor het doorlopend vervaardigen van in een vorm gevormde koppelelementen 15 voor treksluitingen onder het in de vervaardigingsstappen toepassen van de warmte, opgewekt bij het in een vorm vormen van een uitgangsstrook met koppelelementen.

Nog een ander doel is het verschaffen van een werkwijze voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor treksluitingen uit 20 een in een vorm gevormde uitgangsstrook met koppelelementen door het aanvullend verwarmen van de uitgangsstrook voor het vergemakkelijken van het vouwen daarvan en het met warmte harden van de koppelelementen.

Nog een ander doel is het verschaffen van een inrichting voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor treksluitingen, 25 welke inrichting is voorzien van een eerste en tweede verwarmer voor het verwarmen van een in een vorm gevormde uitgangsstrook met koppelelementen voor het bevorderen van het doorlopend vouwen van de in een vorm gevormde uitgangsstrook rond zijn lengtehartlijn, en het met warmte harden van de gevouwen uitgangsstrook net koppelelementen.

30 Nog een ander doel is het verschaffen van een inrichting voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor treksluitingen uit een uitgangsstrook met koppelelementen zonder de strook te onderwerpen aan bovenmatige spanning tijdens het behandelen daarvan tot koppelelementen.

35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de gand van de 8103714 ί 4 ί "δ \ tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht is van een gedeelte van een- uitgangsvorm van de koppelelementen, fig. 2 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van de 5 in fig. 1 weergegeven uitgangsvorm van de koppelelementen, fig. 3 een bovenaanzicht is van een gedeelte van de uitgangsvorm van koppelelementen van fig. 1 wanneer deze is gevouwen rond zijn lengtehartlijn tot een koppelelement met een U-vormige dwarsdoorsneden, fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 3, 10 fig. 5 een bovenaanzicht is van een treksluitingband, die het koppelelement van fig. 3 bevat, dat op zijn plaats is genaaid aan een bandlint, fig. 6 een doorsnede is volgens de lijn VI-VI in fig. 5, fig. 7 een doorsnede is van een andere treksluitingband, . 15 de fig. 8 en 9 een bovenaanzicht zijn van een gedeelte van verschillende uitgangsvormen van koppelelementen, fig. 10 een vooraanzicht is van de inrichting, fig. 11 een bovenaanzicht is van een gedeelte van het om-treksoppervlak van het extrusiematrijswiel, 20 fig. 12 een doorsnede is van een gedeelte van het in fig. 11 weergegeven matrijswiel en van een extrusiemondstuk, fig. 13 een doorsnede is van een gedeelte van het vouwmatrijs- wiel, fig. 14 een doorsnede is volgens de lijn XIV-XIV in fig. 10, 25 fig. 15 een aanzicht is van een gedeelte van het in fig. 14 weergegeven vouwmatrijswiel, fig. 16 een bovenaanzicht is van een met hete lucht werkzaam blaasmondstuk, fig. 17 een zijaanzicht is met weggebroken delen van een 30 andere uitvoering van de tweede verwarmer, fig. 18 een doorsnede is volgens de lijn XVIII-XVIÏI in fig. 17, fig. 19 een doorsnede is volgens de lijn XIX-XIX in fig. 10, fig. 20 een doorsnede is volgens de lijn XX-XX in fig. 10, en 35 fig. 21 een doorsnede is van de bindingseenheid.

8103714 £- ï 5

Eerst worden aan de hand van de fig. 1-9 overeenkomstig de werkwijze en de inrichting te produceren, in een vorm gevormde kcppel-elementen van thermoplastische kunsthars voor treksluitingen beschreven.

In fig. 1 is een in een vorm gevormde uitgangsstrook 10 met koppelele-5 menten in een zigzagvormige of meandervormige gedaante, welke strook een aantal evenwijdige element vormende staven 10a omvat, welke staven elk een middenkoppelkop 11 bevatten, en een paar beneden 12,13, welke benen zich uitstrekken vanaf de koppelkop 11 in tegengestelde richtingen, waarbij de element vormende staven 10a met elkaar zijn verbonden door 10 verbindingsgedeelten 14,15, die één geheel vormen met de benen 12,13 aan hun buiteneinden. Zoals is weergegeven in fig. 2, wordt de uitgangs-strook 10 met kcppelelementen in de richtingen van de pijlen A,B gevouwen rond zijn lengt ehartli j n of de koppe Ik oppen 11 tot een U-vormige gedaante, en wordt de gevouwenuitgangsstrook 10 met warmte gehard voor 15 het vormen van een reeks koppelelementen 16 voor treksluitingen, zoals is weergegeven in de fig. 3 en 4. Elk der koppelelementen 16 heeft een paar evenwijdige benen 17,18 overeenkomende met de benen 12,13 van de ui tgangs strook 10 met koppelelementen. De koppelelementen 16 worden bevestigd aan een bandlint 19 voor treksluitingen (fig. 5 en 6) door 20 het naaien van draden 20, waarbij de benen 17,18 zich aan weerszijden van het bandlint 19 bevinden. Zoals is af geheeld in fig. 7, kunnen de koppelelementen 23 met hun benen 17,18 aan elkaar zijn gebonden bij de betreffende, tegenover elkaar liggende oppervlakken 21,22 (fig. 4), en kunnen de kcppelelementen 23 worden genaaid aan of geweven of gebreid 25 in een bandlint 24 voor treksluitingen op een op dit gebied algemeen békende wijze.

Fig. 8 toont een andere in een vorm gevormde ui tgangs strook 25 met koppelelementen, welke strook een paar verbindingsdraden 26,27 bevat, gebed in verbindingsgedeelten 28,29 cp het moment van het in de 30 vorm vormen van de uitgangsstrook 25 met koppelelementen. Met de verbindingsdraden 26,27 zijn de element vormende staven 25a betrouwbaar met elkaar verbonden, en wordt de uitgangsstrook 25 met koppelelementen bestendig gemaakt tegen krachten, uitgeoefend in de richting van de pijl C, welke krachten de uitgangsstrook 25 met koppelelementen in 35 lengterichting willen rekken. Overeenkomstig een wijziging van fig. 9, 8103714 6 ί Λ » omvat een in een vorm gevormde uitgangsstrook 30 met koppelelementen een aantal afzonderlijke, evenwijdige, element vormende staven 33, welke staven aan hun einden onderling zijn verbonden door een paar verbindings-draden 31,32. De uitgangsstroken 25,30 met koppelelementen worden even-5 eens in een U-vormige gedaante gevouwen en met warmte gehard tot koppel-elementen voor treksluitingen. De verbindingsdraden 26,27 en 31,32 kunnen later worden verwijderd door het oplossen daarvan in een oplosmiddel of kunnen worden achtergelaten, zodat zij kunnen worden geweven of gebreid in een bandlint voor treksluitingen voor het aan het bandlint 10 bevestigen van de koppelelementen.

Fig. 10 toont een in zijn algemeenheid met het verwijzings-cijfer 35 aangegeven inrichting voor het doorlopend in een vorm vormen van een dergelijke ui tgangs strook met koppelementen en het tot een reeks in een vorm gevormde koppelelementen met een eindgedaante vormen 15 van de uitgangsstrook. De inrichting 35 omvat een gestel 36, waaraan een matrijswiel 37 is gemonteerd voor het doorlopend draaien in de richting van de pijl D. Het matrijswiel 37 heeft in en langs zijn omtreksop-pervlak 38 (fig. 11 en 12) een aantal evenwijdige matrijsholten 40 voor het bijvoorbeeld vormen van element vormende staven 10a, en een aantal 20 afwisselende matrijsholten 42, zich uitstrekkende tussen de einden van de matrijsholten 40 voor het bijvoorbeeld vormen van de verbindingsge-deelten 14,15. Een schoen 43 wordt tegen het omtreksoppervlak 38 van het matrijswiel 37 gehouden, en heeft een extrusiemondstuk 44 (fig. 12) voor het opeenvolgend in de matrijsholten 40 en vandaar in de matrijshol-25 ten 42 binnenvoeren van gesmolten thermoplastische kunsthars wanneer het matrijswiel 37 draait. Wanneer het matrijswiel 37 draait in de richting van de pijl D, wordt het gesmolten thermoplastische materiaal in de ma-trijsholten 40,42 gehard voor het vormen van een in een vorm gevormde uitgangsstrook 10 met koppelelementen, welke strook van het matrijswiel 30 37 wordt gescheiden op een punt E en gevoerd rond leirollen 46,47,48.

De toevoersnelheid van de uitgangsstrook 10 met koppelelementen is zo-• danig, dat de strook van het matrijswiel 32 wordt gescheiden zonder te worden onderworpen aan waarneembare spanning, omdat de uitgangsstrook 10 bij het verlaten van het matrijswiel 22 voldoende wamrte behoudt voor 35 het gemakkelijk kunnen vervormen van de strook 10.

8103714 ér * 7

De inrichting 35 bevat ook een vouweenheid 49, gemonteerd aan het gestel 36 naast het matrijswiel 37, en voorzien van een vouw-matrijswiel 50, gemonteerd aan het gestel 36 voor het draaibaar worden aangedreven in de richting van de pijl F, en voorzien van een eerste 5 verwarmer, die verwarmerelementen 52 bevat, en een omtreksgroef 53, en een vouwschijf 51, gemonteerd aan het gestel 36 voor het door aandrijving draaien in de richting van de pijl G en voorzien van een omtreksrand 54, die zich gedeeltelijk in de omtreksgroef 53 in het vouwmatrijswiel 50 bevindt. De in een vorm gevormde uitgangsstrook 10 met koppelelementen 10 wordt tussen het vouwmatrijswiel 50 en de vouwschijf 51 ingevoerd wanneer deze worden aangedreven voor het draaien, waarna de uitgangsstrook 10 door de omtreksrand 54 van de vouwschijf 51 in de omtreksgroef 53 in het vouwmatrijswiel 50 wordt gedrukt om zodoende te worden gevouwen rond zijn lengtehartlijn tot een ü-vormige gedaante. De uitgangsstrook 15 10 kan gemakkelijk worden gevouwen, omdat hij voldoende plooibaar is als gevolg van de in de strook 10 vastgehouden warmte na te zijn gevormd, en de aanvullende warmte, aangevoer door de eerste verwarmerelementen 52 in het vouwmatrijswiel 50. Voor een doeltreffende toepassing van de in de uitgangsstrook 10 vastgehouden warmte, moet de vouweenheid 49 zich 20 bij voorkeur zo dicht mogelijk bij het matrijswiel 36 bevinden.

De gevouwen uitgangsstrook 10 met koppelelementen wordt geleverd met een kemkoord 56, toegevoerd door een geleiding 55 wanneer de uitgangsstrook 10 op het punt staat het vouwmatrijswiel 50 op het punt H te verlaten, welk kernkoord 56 is gemaakt van een wamrtebestendige 25 garen, zoals katoengaren. Zoals het duidelijkst weergegeven in fig. 13, wordt het kernkoord 56 volgens een raaklijn toegevoerd aan het vouwmatrijswiel 50, waar het kemkoord 56 tussen de benen 12,13 tegen de binnen-oppervlakken 57 van de koppen 11 van de uitgangsstrook 10 wordt aangebracht.

30 De gevouwen uitgangsstrook 10 met koppelelementen beweegt, wanneer hij van de vouweenheid 49 wordt afgevoerd, om een leirol 58 en gaat een tweede verwarmereenheid 60 binnen, die is gemonteerd aan een horizontale gestelverlenging 59, vastgezet aan het gestel 36, De tweede verwarmereenheid 60, omvat, zoals het duidelijkst weergegeven in de 35 fig. 14 en 15, een geleiding 61, voorzien van een naar beneden openende 8103714 8 sleuf 63 met een trapezoïdale dwarsdoorsnede, en een hete luchtvernti-lator 62, die zich onder de geleiding 61 bevindt, waarbij de geleiding 61 en de hete lucht ventilator 62 een zelfde lengte hebben, zoals is weergegeven in fig. 10. De geleiding 61 bevat daarin verwarmers 64 en 5 een doorgang 65 voor een koelmiddel, zoals water. De gevouwen uitgangs-strook 10 past verschuifbaar in de sleuf 63 wanneer hij daardoorgeen beweegt met de benen 12,13 divergerend naar beneden gericht. De geleiding 61 wordt geregeld door de verwarmers 64 en de waterdoorgang 65 teneinde op een temperatuur van ongeveer 50°C te worden gehouden. De 10 hete lucht ventilator 62 heeft een langwerpige opening 66, die in lijn en verbinding wordt gehouden met de sleuf 63, en een roestvrij stalen doom 67 met een driehoekige dwarsdoorsnede, die zich in lengterichting door en in het midden van de opening 66 uitstrekt, waarbij één platte zijde van de doorn 67 naar de sleuf 63 is gericht. De hete lucht ventila-15 tor 62 wordt op een temperatuur van ongeveer 150°C gehouden door verwarmers 69. Hete lucht op een temperatuur van 300 tot 320°C wordt uit drie pijpen 68 onder de hete lucht ventilator 62 geleverd door de opening 66 in de sleuf 63 in de geleiding 61. Bij het naar boven stromen door de opening 66 wordt de hete lucht door de naar beneden tapse doom 20 67 verdeeld in twee stromen I en J (fig. 15) , die in hoofdzaak botsen tegen de benen 12,13 voor het verwarmen daarvan.

Het kerrikoord 56 wordt tegen de oppervlakken 57 van de koppen 11 gehouden en dient als een scherm tegen de hete lucht stromen voor het zodoende voorkomen van het gesmolten of vervormd raken van de koppen 11. 25 De fig. 17 en 18 tonen een andere uitvoeringsvorm, waarbij een buis 70 zich in lengterichting uitstrekt door de lseuf 63 voor het daardoorheen laten van een koelmiddel, zoals water op een temperatuur van ongeveer 50°C. De koppen 11 van de uitgangs strook 10, die door de sleuf 63 beweegt, lopen op een horizontaal gedeelte van de buis 70, 30 zodat een bovenmatig verwarmen daarvan door de naar boven in de sleuf 63 geblazen hete lucht wordt voorkomen.

De benen 12,13 van de gevouwen uitgangsstrook 10 kunnen op een gewenste temperatuur worden verwarmd tijdens het bewegen door de sleuf 63 door het aanpassen van de temperatuur van de geleverde hete 35 lucht en/of het kiezen van de lengte L van de tweede verwarmereenheid 60.

8103714 9

Een element vormende matrijs 71 is gemonteerd aan de gestel-verlenging 59 naast of benedenstrooms van de tweede verwarmereenheid 60. De element vormende matrijs 71 bevat, zoals afgebeeld in de fig. 19 en 20, een bovenste blok 72, voorzien van een sleuf 73, en een onderste 5 blok 74, dat zich onder het bovenste blok 72 bevindt en de sleuf 73 afsluit. De sleuf 73 heeft een geleidelijk vernauwende dwarsdoorsnede, zodat zijn profiel nabij de tweede verwarmereenheid 60 in hoofdzaak dezelfde is als die van de sleuf 63 in de tweede verwarmereenheid 60, zoals weergegeven in fig. 19, maar een in hoofdzaak U-vormige gedaante 10 heeft op een plaats op afstand van de tweede verwarmereenheid 60,. zoals weergegeven in fig. 20. Wanneer dus de gevouwen uitgangsstrook 10 met koppelelementen, voldoende plooibaar gemaakt door te zijn verwarmd door de tweede verwarmereenheid 60, door de sleuf 73 gaat, wordt de uitgangs-strook 10 door het geleidelijk smaller wordende profiel van de sleuf 73 15 tot een reeks koppelelementen 16 voor treksluitingen gedrukt met een U-vormige eindgedaante, waarbij de benen 17,18 daarvan zich in hoofdzaak onderling evenwijdig uitstrekken (fig. 20). Tezelfdertijd worden de verbindingsgedeelten 14,15 van de koppelelementen 16, zoals wenselijk, gevormd door het onderste blok 74.

20 De zodoende gevormde koppelelementen 16 voor treksluitingen gaan door een koeleenheid 75 (fig. 10), waar de kcppelementen 16 worden gekoppeld, en worden dan naar buiten gevoerd door een afvoereenheid 76, die wordt aangedreven door bijvoorbeeld een koppelmotor (niet weergegeven) , zodat de koppelelementen 16 worden afgevoerd met een snelheid, 25 die in hoofdzaak gelijk is aan de snelheid, waarmee de uitgangsstrook 10 met koppelelementen wordt gevormd of de omtrekssnelheid van het ma-trijswiel 37. De uitgangsstrook 10 met koppelelementen wordt derhalve tijdens het bewerken daarvan tot de koppelelementen 16 gedwongen met dezelfde snelheid te bewegen als die van het vormen van de uitgangsstrook 30 lOomet als gevolg, dat de uitgangsstrook 10 niet wordt onderworpen aan bovenmatige spanning en derhalve vervorming, en de koppelelementen 16 met een hoge produktiesnelheid kunnen worden vervaardigd, evenredig aan de snelheid waarmee de uitgangsstrook 10 met koppelelementen doorlopend wordt gevormd.

35 Een bindingseenheid 77 (fig. 10) kan zijn opgesteld tussen 8103714 «r ν \ 10 - ' - ν ‘ de element vormende matrijs 71 en de koppeleenheid 75 voor het met elkaar binden van de benen 17,18 van de koppe le lemen ten 23, zoals af geheeld in fig. 7. De bindingseenheid 77 omvat een paar horizontale getande wielen 78,79, draaibaar in een gemeenschappelijk vlak aan een 5 paar assen 80,81 voor het in onderlinge aanraking drukken van de benen 17,18. Wanneer de benen 17,18 in onderling drukaanraking zijn, worden zij aan elkaar gebonden wanneer zij nog zacht zijn als gevolg van de warmte, aangevoerd door de tweede verwarmereenheid 60. De zodoende door de getande wielen 78,79 samengedrukte koppelelementen 23 worden voor 10 een stabilisatie van de stand daartussen vastgehouden door een paar bovenste en onderste drukorganen of rollen 82,83, waarvan er zich een • aan elke zijde van het gemeenschappelijke draaivlak van de getande wielen 78,79 bevindt. Een van de getande wielen 79 is beweegbaar naar en vanaf het andere getande wiel 78 in de richtingen van de pijlen K in fig. 21 15 voor aanpassing van de mate van binding tussen de benen 17,18.

Het kemkoord 56 kan uit de koppe le lemen ten 16 worden verwijderd door een rol 84 (fig. 10) en weer worden geleverd aan het vouw-matrijswiel 50, waarbij het kemkoord 56 voor dit hergebruiken zonder einde is. Wanneer de gevormde uitgangsstrook 25 (fig. 8) met koppel-20 elementen moet worden gevormd tot koppelelementen, kunnen de verbin- dingsdraden 26,27 worden verwijderd door de rol 84. Voor het vergemakkelijken van het verwijderen van de verbindingsdraden 26,27, moeten deze bij voorkeur gedeeltelijk in de verbindingsgedeelten 28,29 zijn gebed om zodoende gemakkelijk losmaakbaar te zijn.

25 Wanneer de in fig. 7 weergegeven koppelelementen 23 moeten worden vervaardigd, kan het kemkoord 56 tussen de gebonden benen 17,18 aangébracht blijven in plaats van te worden verwijderd door de rol 54.

De verbindingsdraden 26,27 en 30,31 wprden, wanneer deze moeten worden opgenomen, geleverd tussen het matrijswiel 27 en de schoen 30 43, zoals is weergegeven in fig. 10. Het opnemen van de verbindingsdraden 26,27 en 30,31 maakt het mogelijk de uitgangsstroken 25,30 zonder vervorming in lengterichting onder spanning te plaatsen.

Wanneer gesmolten thermoplastische kunsthars vanuit het extrusiemondstuk 44 opeenvolgend in de matrijsholten 40 langs het ma-35 trijswiel 37 wordt gebracht voor het vormen van een uitgangsstrook met 8103714

Cr · 11 koppelelementen, wordt het matrijswiel 37 verwarmd tot een temperatuur tussen 120°C en 130°C. De gevormde uitgangsstrook met koppelelementen behoudt bij het verlaten van het matrijswiel 36 warmte, en wordt alvorens deze vastgehouden warmte te verliezen, aanvullend verwarmd door 5 de verwarmers 52, waarna de uitgangsstrook door de vouweenheid 49 tot een U-vormige gedaante wordt gevouwen. De gevouwen uitgangsstrook wordt weer verwarmd door de tweede verwarmmereenheid 60 en gevormd tot een reeks koppe lelemen ten voor treksluitingen, wanneer deze met warmte worden gehard. Dienovereenkomstig wordt de door de gevormde uitgangs-10 strook met koppelelementen vastgehouden warmte doeltreffend gebruikt voor daaropvolgende béhandelingsstappen van het vormen van koppelele-menten.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

15 8103714

Claims

1. Werkwijze voor het. doorlopend vervaardigen van in een vorm gevormde koppelelementen voor treks lui tingen, gekenmerkt door de stappen van het opeenvolgend brengen van thermoplastische kunsthars in 5 holten langs een omtreksoppervlak van een matrijswiel tijdens het draaien daarvan, voor het vormen van een uitgangsstrook met koppelelementen, verder het voortdurend uit de holten, verwijderen van de uitgangsstrook met koppelelementen, het rond zijn lengtehartlijn vouwen van de uitgangs-strook met koppelelementen tot een U-vormige gedaante tijdens verwar- 10 ming voor het verschaffen van koppelkoppen en benen aan elke zijde daarvan, het met warmte harden van de gevouwen uitgangsstrook met koppele-menten tot koppelelementen voor treksluitingen met een eindgedaante onder verwarming en voortdurend verder voeren, en het voortdurend afvoeren van de koppelelementen voor treksluitingen met een snelheid, die 15 in hoofdzaak dezelfde is als de snelheid waarmee de uitgangsstrook met koppelelementen voortdurend op het matrijswiel wordt gevormd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelelementen voor treksluitingen met warmte worden gehard door te worden verwarmd met hete lucht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de aan de stap van het met warmte harden voorafgaande stap van het inbrengen van een koord in lengterichting door de gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen om zodoende tegen de koppelkoppen te worden gehouden tussen de benen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door de stap van het uit de koppelelementen in hoofdzaak gelijktijdig met de afvoer-stap verwijderen van het koord.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door de stap van het aan elkaar binden van de benen volgende op de stap van het met 30 warmte harden.

6. Inrichting voor het doorlopend vervaardigen van koppelelementen voor treksluitingen, gekenmerkt door een gestel, verder door een aan het gestel gemonteerd matrijswiel voor een doorlopend draaien met een omtrekssnelheid en met in en langs het omtreksoppervlak daarvan 35 een aantal matrijsholten voor het vormen van een uitgangsstrook met 8103714 4 % koppelelementen, welke strook middenkoppelkoppen en benen aan weerszijden daarvan heeft, door een extrusiemondstuk, gemonteerd aan het gestel en gericht naar het omtreksoppervlak van het matrijswiel voor het opeenvolgend in de matrijsholten spuiten van thermoplastische kunsthars, 5 door een vouweenheid, gemonteerd aan het gestel voor het vouwen van de uitgangsstrook met koppelelementen rond zijn lengtehartlijn wanneer de strook doorlopend van het matrijswiel wordt verwijderd, welke vouweenheid een eerste verwarmer bevat voor het verwarmen van de strook tijdens het vouwen, door een tweede verwarmereenheid, gemonteerd aan het gestel 10 voor het verwarmen van de gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen, door een element vormende matrijs, gemonteerd aan het gestel voor het vormen van de door de tweede verwarmereenheid verwarmde, gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen tot koppelelementen voor treksluitingen, door een koeleenheid, gemonteerd aan het gestel voor het koelen van de 15 koppelelementen, en door een afvoereenheid, die zich naast de koeleenheid bevindt voor het afvoeren van de koppelelementen met een snelheid, die in hoofdzaak gelijk is aan de omtrekssnelheid van het matrijswiel.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vouweenheid een vouwmatrijswiel omvat, draaibaar gemonteerd aan het ge-20 stel en voorzien van een omtreksgroef, en een vouwschijf, draaibaar gemonteerd aan het gestel en voorzien van een omtreksrand, die in de omtreksgroef is geplaatst voor het doorlopend in lengterichting in het midden in de omtreksgroef drukken van de uitgangsstrook met kcppelele-menten.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede verwarmereenheid een geleiding omvat, voorzien van een sleuf met een trapezoldale dwarsdoorsnede voor het leiden van de gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen voor het daardoorheen bewegen, en middelen voor het verwarmen van de gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen 30 wanneer deze door de sleuf beweegt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de element vormende matrijs aanligt tegen de geleiding.

10.Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tweede verwarmereenheid een buis omvat, die zich uitstrekt door de sleuf 35 voor de doorgang van een koelmedium voor het beschermen van de koppel- 8103714 A koppen van de uitgangsstrook met koppelelementen tegen bovenmatige verwarming door de verwarmingsmiddelen.

11. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de element vormende matrijs is voorzien van een sleuf, die in lijn wordt 5 gehouden met de sleuf van de tweede verwarmereenheid en een dwarsdoorsnede heeft, die geleidelijk nauwer wordt voor het voortdurend vormen van de gevouwen uitgangsstrook met koppelelementen tot koppelelementen voor treksluitingen.

12. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 10 verwarmingsmiddelen een hete lucht ventilator omvatten voor het leveren van hete lucht in de sleuf in de geleiding.

13. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door een bin-dingseenheid, gemonteerd aan het gestel naast de element vormende matrijs voor het binden van de benen van de koppelelementen wanneer deze uit 15 de element vormende matrijs worden afgevoerd.

14. Inrichting volgens conclusie 13, mët het kenmerk, dat de bindingseenheid een paar getande wielen omvat, draaibaar in een gemeenschappelijk vlak voor het gezamenlijk daartussen in onderlinge aanraking drukken van de benen, en een paar drukorganen, waarvan er een is 20 opgesteld aan elke zijde van het gemeenschappelijke vlak voor het daartussen vasthouden van de koppelelementen wanneer deze tussen de getande wielen door bewegen.

15. Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.

16. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 8103714