NL8103689A

NL8103689A - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van bovenaanslagen op een ritssluitingketting.

Info

Publication number: NL8103689A
Application number: NL8103689A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1980-08-13
Filing date: 1981-08-05
Publication date: 1982-03-01
Also published as: NL183977B; FR2488494B1; ES505277A0; JPS5734802A; GB2082249A; NL183977C; ES8205116A1; GB2082249B; JPS5951281B2; IT8168115A0; IT1144466B; BE889915A; FR2488494A1; BR8105153A; KR840000494B1; DE3130121A1; ES8205115A1; CA1170433A; KR840000625B1; DE3130121C2

Description

* <i

V

Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van hovenaanslagen op een rit s sluitingkett ing.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijs ze en een inrichting voor het aanbrengen van bovenaanslagen op een ritssluitingketting, die reeksen van sluitelementen van een konti-nu type bevat. Meer in het bijzonder houdt de uitvinding zich be-5 zig met een werkwijze voor het uitvoeren van het aanbrengen van de bovenaanslag in in hoofdzaak een kontinue werkingscyelus en verder met een inrichting, die ontwomen is voor het uitvoeren van die werkwijze in de praktijk.

Er zijn talloze werkwijzen voorgesteld voor 10 het aanbrengen van bovenaanslagen op kontinue lengten van rits-sluitingdraagbanden. Een typisch voorbeeld van een dergelijke bekende werkwijze omvat het vastlassen van een strip of film van kunststof tezamen met gekoppelde reeksen van sluitelementen op een naar draagbanden, het vormen van het materiaal tot een gewens-15 te vorm en het snijden van de draagbanden langs de gevormde bovenaanslagen. Deze bekende werkwijze vereist de noodzaak van het bewegen van de draagbandketting naar een snijstation in aansluiting aan het vormen van de bovenaanslagen daarop, in welk geval een hoge mate van nauwkeurigheid nodig is voor het brengen en hou-20 den van een bedoelde snijlijn op een bepaalde lengte van de ritssluitingketting in samenvalling met een snijmes. Dit is echter moeilijk ten gevolge van de neiging van de draagband om te rekken of te krimpen, gekoppeld met het feit, dat de strip van gevormde kunststof zeer klein is. Verder is het noodzakelijk om een snij-25 machine te installeren, die afzonderlijk is van een vormmachine, hetgeen op zijn beurt extra vloerruimte nodig maakt, ingewikkelde mechanische stelsels en extra tijd ten gevolge van het bewegen en nositioneeren van de draagbandketting na het vormen van de boven-aanslagstrippen.

30 Met de voorgaande nadelen van de bekende tech niek in gedachten heeft de uitvinding tot doel het leveren van een \ SU-Ξβββ ψΓ Τ \ - 2 - nieuwe werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van bovenaanslagen op ëen ritssluitingketting met een maximum aan rendement en nauwkeurigheid.

Meer in het bijzonder levert de uitvinding 5 een nieuwe werkwijze en inrichting, die het lassen, vormen en snijden van bovenaanslagen teweeg kan brengen in een enkel station en die daarom een minimum aan ruimte en tijdverbruik met zich mee brengt.

Deze en andere oogmerken en maatregelen van 10 de uitvinding zullen beter worden begrepen uit de nog volgende figuurbeschrijving in samenhang met de bijbehorende tekening.

Kort gezegd, levert de uitvinding een werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van bovenaanslagen op een ritssluitingketting, die wordt gekenmerkt door de maatregel, dat 15 de middelen voor het vastlassen en het vormen van een strip van filmmateriaal en middelen voor het aansluitend snijden van de ketting langs de gevormde strip, beide zijn opgenomen in een gemeenschappelijk huis en ten opzichte van elkaar worden aangedreven door een gemeenschappelijk aandrijforgaan.

20 De uitvinding zal hieronder nader worden toe gelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een inrichting voorhet toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding is weergegeven.

In de tekening toont: 25 figuur 1 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een inrichting; figuur 2 een doorsnede volgens de lijn 2-2 van figuur 1; figuur 3 een bovenaanzicht van een deel van 30 de inrichting van figuur 1; figuur H in perspektief een vormdrevel, die deel uitmaakt van de inrichting van figuur Ikfiguur 5 in perspektief een afdichtsnijdrevel, die deel uitmaakt van de inrichting van figuur 1; 35 figuur 6 en 7 een gedeeltelijke doorsnede ^ 81 0 3 6 8 9 ΐ * - 3 - voor het toelichten van de werking van de inrichting volgens de uitvinding; en figuur 8 een bovenaanzicht van een gedeelte van een ritssluitingdraagbandketting, die is verkregen volgens de 5 uitvinding.

In het bijzonder in figuur 1 is een bovenaan-slagaanbrenginrichting 10 volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting 10 heeft een basis 11, waarop een huis 12 is gemonteerd, dat een vormdrevelhouder 13 en een afdichtsnijdrevel 1U huisvest.

10 Het huis 12 is in horizontale richting beweegbaar, om welke reden het huis 12 aan zijn onderzijde is voorzien van een rol 15, die draaibaar is op en langs de basis 11, en verder van een langwerpige uitsparing 16 in een van zijn zijwanden, die is aangepast aan een komplentair gevormd uitsteeksel 17, dat is gevormd op een ge-15 leidingsblok 18, dat in vertikale richting uit de basis 11 steekt.

Een pneumatisch aangedreven cylinder 19 is vastgemonteerd on de basis 11 en heeft een zuigerstang 20, die aan een achtereindvand 21 van het huis 12 is gekoppeld ten einde dit huis heen en weer te bewegen langs het geleidingsblok 18. Een paar 20 vasthouddelen 22 en 23 zijn aangebracht voor het houden en dragen van het huis 12 tegen het geleidingsblok 18.

De vormende drevelhouder 13 is aan de bovenzijde voorzien van een filmzak 13*, die een vooreinde P' van boven-aanslagvormende film P ontvangt, en aan de onderzijde met een 25 controledeel 2k, dat een omtreksgedeelte vasthoudt van een schijf-kop 25 van een steundeel 26, dat vast is gemonteerd op een hefblok 27, dat in vertikale richting beweegbaar is door middel van een (niet weergegeven) luchtcylinder en in omringende verhouding is opgesteld ten opzichte van een aandrijfstang 27f. De drevelhouder 30 13 bevat een veerbelaste positioneringsnen 28, die is ingericht om te steken door een opening 29 in de baan van een sluitelement-ketting F.

De drevelhouder 13 ontvangt een vormende drevel 30, die in vertikale richting beweegbaar is en normaal naar 35 beneden wordt belast door een veer 31 doch in zijn neerwaartse be- l 8103689

V

ψ *

V

- k - weging wordt begrensd door middel van een uitsteeksel 32, dat is opgesteld in een groef 33, die in vertikale richting is gevormd in de drevelhouder 13.

De bovenaanslagvormingsdrevel 30 heeft aan 5 zijn bovenoppervlak een meervormige vorm 3^ (figuur *0, die een in hoofdzaak Y-vormige rug 3^a heeft en een paar van platte landen 3^b en c aan tegenovergelegen zijden van de rug 3^a.

De afdichtsnijdrevel 1^ heeft, zoals beter zichtbaar is in figuur 5, aan zijn bovenoppervlak een meervoudig 10 snijvlak 35, dat in het midden een Y-vormig gedeelte 35a heeft, dat korrespondeert met de Y-vormige rug 3^a van de vormende drevel 13, een paar lineaire gedeelte 35b en c, die zich in dwarsrichting uitstrekken van het Y-vormige gedeelte 35a, en een in hoofdzaak U-vormig gedeelte 35d. Een steunbout 1V is aan de bodem van de 15 drevel 1^ bevestigd om nog nader toe te lichten doel. De afdicht-snijdrevel wordt normaal naar beneden belast door een drukveer 36, doch is in zijn neerwaartse beweging beperkt door een flens 37, die ka,n samenwerken met het huis 12.

Boven het huis 12 bevinden zich een klemdeel 20 38, dat in vertikale richting beweegbaar is voor het houden van de draagbandketting F tegen een voetsteun 39 on het huis 12 gedurende het aanbrengen van de bovenaanslag, een draagbandketting-geleiding Uo, die de ketting F strekt voorafgaande aan de aankomst in het behandelingsstation W en eeïi supersonische hoorn Hl, die in 25 vertikale richting beweegbaar is en is geplaatst tussen het klemdeel 38 en de geleiding kO. Een paar grijpers h2 en b3 is naar voren van het klemdeel 38 geplaatst en in horizontale richting in een lijn met de kettinggeleiding U0 en werkt voor het vastgrijpen van de ketting F en het voortbewegen daarvan over een te voren be-30 paalde afstand. Een paar meetrollen UU en U5 is in de nabijheid van de kettinggeleiding Ho aangebracht ten einde te roteren bij de voorwaartse beweging van de ketting F. De hoeveelheid van rotatie' van de rollen en k5 korresnondeert met de lengte van de ketting F, die voorwaarts is bewogen en wordt elektrisch afgetast door een 35 geschikt (niet weergegeven) en bekend middel.

8103689 m ψ - 5 -

Zoals is weergegeven in figuur 2, is een film-toevoermechnaisme U6 aangebracht op een plaats tegenover het ge-leidingsblok 18 voor het toevoeren van de kunststoffilm P aan de bovenzijde van de vormende drevel 30. Het filmtoevoermechanisme 5 U6 bevat een langwerpige filmgeleiding H7, die is bevestigd aan de drevelhouder 13, een elektromagneet H8, en een plunjer Π9, die werkzaam daarmee is verbonden. Het bekrachtigen van de magneet U8 schakelt de plunjer U9 in voor het persen van de film P tegen een draagblok 50. Een filmterugkeerstopper 51 is aangebracht onder de 10 magneet Π8 om te voorkomen, dat de film P terug beweegt, om welke reden de stopner 51 normaal tegen de bewegingsrichting van de wijzers van het uurwerk wordt belast door een veer 52 voor het houden van de film P tegen een draagblok 53.

Nadat hierboven de konstruktieve details van 15 de inrichting 10 zijn beschreven, zal hieronder de werking worden toegelicht.

De draagbandketting F passeert over een gelei-dingsrol 5Π, tussen de meetrollen HU en U5 en door de kettingge-leiding HO, De ketting F passeert verder tussen het behandelings-20 station W en de supersonische hoorn Ui, vervolgens tussen het klem-orgaan 38 en het voetstuk 39 en bereikt tenslotte de grijpers b2 en U3. Ten dienste van de illustratie begint een behandelings-cyclus voor het aanbrengen van bovenaanslagen op de draagband F met het inschakelen van de grijpers h2 en Π3, waarbij de ketting F 25 over een tevoren bepaalde afstand of lengte wordt voortbewogen, waarna de meetrollen HU en U5 worden geroteerd over een afstand, die korrespondeert met de lengte van de ketting F, die is voortbewogen. Het voltooien van elk van de gelijke tevoren bepaalde kettingbewegingen wordt elektrisch vastgesteld voor het zenden van 30 een signaal voor het diskontinu voortbewegen van de grijpers H2 en H3. Dit wordt gevolgd door een neergaande beweging van het hefblok 27, waardoor de drevelhouder 13 omhoog wordt bewogen naar een stand, die in figuur 1 met ountstreeplijnen is weergegeven, in welke stand

Φάβ positioneringsoen 28 binnen treedt tussen de sluitelementen E

35 on de ketting F en deze laatste op zijn plaats verankert. Gelijk-I

V

i t j- i 8103689 - 6 - tijdig met het omhoogbewegen van de drevelhouder 13, wordt de elektromagneet 1*8 hekrachtigd voor het bewegen van de plunjer 1*9 tegen het steunblok 50, waardoor de film P wordt vastgeklemd. De filmgeleiding 1*7 komt omhoog bij omhoogbewegende drevelhouder 13 5 voor het brengen van de geklemde film in opwaartse richting met zich mee. Een vooreinde P' van de film P bevindt zich in de zak 13? in het bovengedeelte van de drevelhouder 13 en ligt boven de vorm 3** van de vormende drevel 30. Het klemorgaan 38 gaat naar beneden en klemt de ketting F tegen het voetstuk 39 en vervolgens wordt 10 een (niet weergegeven) rem ingeschakeld voor het vergrendelen van de meetrollen 1*1* en 1*5, waarna de ketting F op zijn plaats wordt geklemd tussen de rollen Hi* en 1*5 en het klemorgaan 38 en dus stevig daartussen wordt gehouden. De supersonische hoorn 1*1 daalt nu naar de stand van de ketting F, op welk moment een detektie-signaa.1 15 wordt opgewekt voor het bekrachtigen van een (niet weergegeven) cylinder, die is verbonden met de stang 27' en aldus de vormende drevel 30 omhoog beweegt totdat hij samenwerkt met de strip of film P’ en deze afsnijdt, terwijl hij is ontvangen in de zak 13*.

De strip P' wordt dan overgebracht naar en belast door de vorm 3** 20 van de drevel 30 tegen de gekoppelde reeksen van elementen E en vastgelast door het oscilleren van de hoorn 1*1 naar en tezamen met de elementen E en ook de banden T. De filmstrip P’ wordt dus vastgelast en gevormd tot een S-vorm, die identiek is met de vorm van de vorm 3** van figuur 1*. Na het voltooien van het vastlassen en 25 het vormen, wordt de hoorn 1*1 uitgeschakeld en de stang 2J' naar beneden bewogen, en op hetzelfde moment wordt de drevel 30 naar beneden bewogen door de werking van de veer 31, gevolgd door het omhooggaan van de hefinrichting 27 tezamen met de drevelhouder 13. Dit brengt de inrichting 10 terug naar de startpositie van figuur 30 1.

De filmgeleiding daalt neer met de drevelhouder 13, op welk moment de elektromagneet 1*8 wordt uitgeschakeld voor het loslaten van de nlunjer 1*9, zodat de film P wordt bevrijd β' "* doch gevangen door de stopner 51, zodat, hij niet naar beneden be- Ύ7 35 weegt. Terwijl de filmgeleiding 1*7 neerdaalt, wordt een vooreinde i i 81 0 3 6 8 9 - 7 - P1 van de film P’ automatisch naar binnen gebracht in de zak 13' van de drevelhouder 13.

Een volgende verkingscyclus begint met het inschakelen van de cylinder 19, zodat het huis 12 wordt bewogen 5 langs het geleidingsblok 18 in de naar rechts gerichte richting van figuur 1 totdat het snijblad 35 van de afdichtsnijdrevel 1U in samenvalling komt met het behandelingsstation W;, waar hij ligt onder de hoorn U1. In deze positie valt de steunbout 1U’ in zijn kop samen met de aandrijfstang 27', waarbij de schijfkop 25 daarop 10 de vormende drevel 30 draagt. De hoorn Ui start weer met oscilleren en de stang 27' heft de afdichtsnijdrevel 1U op via bout 1U* totdat het blad 35 van de drevel 1U de tevoren gevormde strip S en de banden T bereikt en afsnijdt langs de meervoudige bladgedeelten 35a, b, c en d van figuur 5· De verkregen bovenaanslag is in figuur 9 15 weergegeven terwijl hij is bevestigd aan een achtergedeelte van de draagbandketting P.

Figuur 9 toont ook, dat een groep van sluit-elementen E op een voorwaarts eindgedeelte van de afgesneden draagbandketting is verwijderd langs het U-vormige gedeelte 35d van het 20 blad 35. Een gedetailleerde bezichtiging van figuur 9 toont ook, dat het uiterste sluitelement E’ is gesneden door een verlengstuk 35e van het Y-vormige gedeelte 35a, ten einde een volledige scheiding van de gekonpelde draagbanden toe te staan.

Terwijl het snijden wordt voltooid, gaat de 25 hoorn U,1 omhoog en dat doet ook de afdicht snij drevel 1¼. Het huis 12 wordt teruggetrokken naar de beginstand van figuur 1. Het klem- orgaan 38 wordt gelost en op dezelfde wijze de meetrollen Uk en U5. De draagbanden F', die zijn behandeld volgens de uitvinding, kunnen worden gezonden naar een ander bewerkingsstation voor het 30 daarop aanbrengen van een schuif, een onderaanslag en andere delen.

Het voorwaartse einde van de draagbandketting F, dat is af gesneden van de behandelde draagbanden F’ wordt weer vastgegrenen door de grijpers U2 en U3 op de wijze van figuur 2 voor het hervatten en /. ^ herhalen van de bovengenoemde wrkingscyclus.

I 35 Binnen het kader van de conclusies vallen ook ( 8103689 i *·· - 8 - andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

o 8103689

Claims

1. V'erkwi j ze voor het aanbrengen van boven-aansLagen aan een ritssluitingketting, omvattende de stappen van a) het voortbewegen van de ketting over een 5 tevoeren bepaalde afstand en het positioneren van de ketting in een behandelingsstation; b) het stevig vastklêmmen van de ketting aan tegenovergelegen zijden van het behandelingsstation; c) het toevoeren van een strip van kunststof 10 aan het behandelingsstation; d) het lassen en vormen van de strip tezamen met een reeks van sluitelementen; en e) het afdiehtend snijden van de strip in een tevoren bepaalde vorm en het afsnijden van de ketting langs de 15 strip, met het kenmerk, dat de staopen d) en e) in een en hetzelfde bewer-kingsstation worden uitgevoerd.

2. Inrichting voor het aanbrengen van bovenaanslagen op een ritssluitingketting, bestaande uit: 20 a) een basis; b) een huis, dat op de basis is gemonteerd en beweegbaar is in de voortbewegingsrichting van de ketting; c) een vormende drevelhouder, die beweegbaar is ongenomen binnen het huis en een vormende drevel heeft, die 25 beweegbaar is ten opzichte van de houder; d) een afdichtsnijdrevel, die beweegbaar is opgenomen binnen, het huis; e) middelen voor het aandrijven van de houder, de vormende drevel en de afdichtsnijdrevel ten opzichte van elkaar; 30 f) middelen voor het toevoeren van een strip van kunststof aan het behandelingsstation; g) een sunersonische hoorn, die is ongesteld boven het behandelingsstation en werkzaam is gekoppeld met de vor-mende drevel en de afdichtsnijdrevel voor het aanbrengen van de < 35 strip op de ketting; Λ $ ).· i» 8103689 J V -lO- tl ) middelen voor het voortbewegen van de ketting over een tevoren bepaalde afstand; i) een paar meetrollen, waartussen de ketting passeert; en 5 j) middelen voor het stevig klemmen van de ketting tussen de voortbewegingsmiddelen en de rollen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met- het kenmerk, dat de vormende drevel een meervormige vorm heeft en de afdichtsnijdrevel een meervoudig snijblad heeft met een eerste ge-10 deelte, dat wat de vorm betreft korrespondeert met de meervormige vorm, een tweede gedeelte, dat is ingericht voor· het in dwarsrich-ting snijden van de ketting, en.· een derde gedeelte, dat is ingericht voor het leveren van een grote U-vormige uitsparing in de ketting.

15 Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de toevoermiddelen een filmgeleidingsorgaan bevatten, dat beweegbaar is met de vormende drevelhouder, en een veerbelaste stopper om teruggaande beweging van de filmstrip te beletten.

5· Inrichting volgens conclusie 2, met het 20 kenmerk, dat de vormende drevelhouder en dé afdichtsnijdrevel zich in naburige relatie bevinden en in vertikale richting ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn doch door middel van dezelfde aandrijf-organen.

6. Inrichting volgens conclusie 2, met het 25 kenmerk, dat middelen zijn aangebracht voor het beweegbaar ondersteunen van het huis op de basis in die richting.

7· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de steunmiddèlen een rol omvatten, die draaibaar is gemonteerd op de bodem van het huis en draaibaar op de basis, en 30 een geleidingsblok, dat op de basis is gemonteerd en het huis geleidt terwijl het laatste in de genoemde richting beweegt.

8. Werkwijze en inrichting' zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8103689 /|5)