NL8103571A

NL8103571A - Adaptor voor een laagspanningslamp.

Info

Publication number: NL8103571A
Application number: NL8103571A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-07-29
Filing date: 1981-07-29
Publication date: 1983-02-16
Also published as: CA1186290A; FR2510824A1; BE893953A; DE3227382A1; GB2104316B; US4443778A; GB2104316A; JPS5819481U; JPS6321909Y2; FR2510824B1

Description

c " ' * t EHN 10108 1 N.V. Philips’ <&ceilanpen£abrieken te Eindhoven.

Adaptor voor een laagspanninqslamp.

De uitvirding heeft betrekking op een adaptor voor een laag-spanningslanp, voorzien van een huis net aan een einde een lanpvoet voor het aansluiten van de adaptor op een lamphouder met netspanning, en tevens voorzien van een lairphouder voor een laagspanningslanp, 5 in walk huis een transformator is cpgencmen waarvan de primaire wikkeling door strocmgeleiders verbonden is met de lanpvoet en de secundaire wikkeling door strocmgeleiders net de lairphouder. Een dergelijke adaptor is onder meer nit het DE-OS 28 04 586 bekend.

De adaptor maakt het mogelijk laagspanningslanpen op netspan-10 ning te bedrijven. Indien de adaptor uitgerust is met een lanpvoet die past in de gewocnlijk voor netspanningslanpen toegepaste lanphcuders, kunnen netspanningslanpen naar believen warden uitgewisseld tegen laagspanningslanpen, lanpen die in het algemeen een brandspanning hebben van ca. 6 tot ca. 24 Volt. Als zodanige lanpvoeten kunnen 15 warden genoend E27, E14 en B22 lanpvoeten.

Het gebruik van laagspanningsgloeilampen heeft in vele gevallen voordelen boven het gebruik van netspanningsgloeilanpen.

Zo kan laagspanningsgloeilanpen een geringer vermogen gegeven warden dan netspanningslanpen, terwijl het gloeilichaam toch mechanisch sterk is.

20 Dit is vooral van belang bij hoogbelaste lanpen zoals halogeengloei-lanpen.

Een ander voordeel van laagspanningsgloeilanpen is, dat het gloeilichaam zeer veel klelner is dan het gloeilichaam van netspanningslanpen met een zelfde vermogen. Daardoor is het bij gebruik 25 van die lanpen mogelijk met behulp van een reflector een nauwere lichtbundel te vormen. Laagspanningslanpen eigenen zich derhalve bijzon-der cm toegepast te warden voor het verkrijgen van accentverlichting.

De uitvinding beoogt een adaptor met een eenvcudige canstruc-tie die een zeer snelle en gemakkelijke montage mogelijk maakt.

30 Deze doelstelling is bij de adaptor van de in de openings- paragraaf genoemde soort daardoor gerealiseerd, dat de transformator een ringkemtransformator is en dat een montage-orgaan aanwezig is dat een buisvormig deel en een flens heeft, welk montage-orgaan de lanphouder 8103571 FHN 10108 2 t * t ....... draagt en deels in het huis is opgenomen, van welk montage-orgaan het. .

buisvormige deel cmgeven wordt door de transformator en met zijn van de flens verwijderde einde door een opening in het huis naar buiten steekt en daar bevestigd is aan de lampvoet, terwijl de flens van 5 het montage-orgaan in de lengterichting van het buisvormige deel steunt tegen het huis, waardoor het huis door de lampvoet en de flens cpgesloten is.

De lampvoet kan op verscheidene wijzen aan het montage-orgaan bevestigd zijn. Het montage-orgaan kan voorzien zijn van schroefdraad 10 waar een Edison-lampvoet opgeschroefd is. Anderzijds is het mogelijk de lampvoet plaatselijk in be deuken in uitsparingen in het montage-orgaan. Nog een andere mogelijkheld is. het buisvormig deel van het montage-orgaan te -voorzien van een rondgaande groef, daar in een metalen veerring op te nernen en de lampvoet aan die ring te lassen of 15 te solderen. Voor het maken van een lasverbinding kan bijvoorbeeld van een laser gebruik gemaakt warden. Een andere mogelijkbeid is de bevestiging met lijm te realiseren. Een opgeschroefde lampvoet kan des-gewenst geborgd warden, hijvoorbeeld door het maken van een indeuking, een las- of soldeerverbinding met een ring, of het gebruik van lijm.

• 20 Bij gebruik van een Edison-lampvoet is een schroefverbinding, eventueel geborgd door te lijmen of de lampvoet in te deuken zeer aantrekkelijk gebleken.

De flens van het montage-orgaan kan binnen het huis gelegen zijn en daar in de lengterichting van het buisvormige deel rusten 25 tegen een of meer uitsteeksels die van de wand van het huis naar binnen steken of liggen op een rand in de wand van het huis. De flens kan echter anderszins geheel of gedeeltelijk buiten het huis liggen.

De flens kan middelen, zeals nokken of een verdiepte rand hebben cm het huis ten opzichte van het montage-orgaan gecentreerd te houden.

35 Deze uitvoeringsvorm is aantrekkelijk cmdat het binnenoppervlak van de wand van het huis dan geen profielering behoeft on de flens van het montage-orgaan een zitting te bieden.

De lairphouder kan op de van de transformator afgekeerde zijde van de flens van het montage-orgaan bevestigd zijn. De adaptor 35 kan compacter warden uitgevoerd als de lamphouder in het buisvormig deel van het montage-orgaan verzonken is. In een aantrekkelijke uitvoerings-vorm heeft de lamphouder een flens die rust tegen de flens van het montage-orgaan. Het montage-orgaan kan een of meer nokken hebben die door 8103571 * ΕΗΝ 10108 3 _________de flens van de lampbouder steken. Desgewenst kan de flens gebargd .... .

zijn, bijvoorbeeld door de nokken te defarmsren, of met andere middelen zoals een bargring, bijvoorbeeld een schraapring. In een uitvoeringsvarm zijn in de flens van de lamphouder gaten gevcrand met 5 langs bun randen tcngen waardoor flens en sciiraapringen gelnte-greerd zijn.

De lamphouder kan een Edison- of een Swanlanphcuder zijn, dan wel een lanphouder voor een lamp met stekerpennen.

In een gunstige uitvoeringsvcrm heeft de flens van bet 10 mcntage-argaan aan zijn van de transformatar afgekeerde zijde een kraag voor bet cpnemen van een afschermkap. Een dergelijke kap kan bet uitstralen van strooilicht voorkanen. De kraag en de afscberirkap kunnen middelen bebben an samen een koppeling, bijvoorbeeld een bajonet-, schroef-, klik- of klemfooppeling, te vormen.

15 In een gunstige uitvoeringsvcrm heeft bet buisvarmige deel van bet mcntage-orgaan een opening in zijn wand voor bet door-voeren van stroangeleiders naar de lampvoet en/of naar de lairpbcuder.

In bet algeneen wordt, ter bevordering van de elektrische veiligbeid van de adaptor keramiek en/of kunststof toegepast voor 20 bet vervaardigen van bet mcntage-orgaan in bet huis. Daarbij kan van thermcplasten en tbermbharders gebruik gemaakt warden.

m het algemeen zal men in de adaptor lanpen met een reflector toepassen, in bet bijzcnder halogeenlanpen met reflector. Veiligbeidshalve kan de reflector daarbij afgesloten warden met 25 een ruit. De ruit kan nog een andere nuttige functie bebben. Door gebruik te maken van een gematteerde of gesatineerde ruit, kunnen zeer smalle lichtbundels (b.v. 2 x 3°) meer of minder verbreed warden (b.v. tot 2x7°). Een object kan daardoor naar keuze van grotere afstand of vanaf kleinere afstand juist geheel verlicht warden.

30 Uitvoeringsvarmen van de adaptor volgens de uitvinding warden in de tekening getoond. Daarin is

Piguur 1 een eerste uitvoeringsvcrm grotendeels in largs- doarsnede,

Piguur 2 een tweede uitvoeringsvcrm grotendeels in langs-35 doorsnede met een afschenrikap in zijaanzicht.

In figuur 1 bevindt zich in een kunststof huis 1 een mcntage-orgaan 5, dat een buisvarmig deel 7 en een flens 6 heeft. In het huis 1 bevindt zich tevens een ringtransformatar 4 (in de figuur 8103571 f * . ' - ( f* HN 10108 4 ----schematisch aangeduid), die het buisvormige deel 7 cmgeeft. Het ____ van de flens 6 afgekeerde einde 8 van het buisvormige deel 7 steekt . door een opening in het hnis 1 naar buiten. Het einde 8 heeft schroef-draad, waar de lairpvoet 2 qpgeschroefd is. De lairpvoet is met lijm 5 tegen losdraaien geborgd. De flens 6 steunt in de lengterichting van het buisvormige deel 7 op ribben 9 die van het huis naar binnen steken.

Het huis 1 is tussen de flens 6 en de lairpvoet 2 opgesloten, terwijl in deze uitvoeringsvorm de flens 6 toch binnen het huis 1 is gelegen.

Een lartphouder 3 heeft een flens 10 (beide in zijaanzicht getoond) 10 en is in het buisvormige deel 7 verzonken. De flens 10 rust op de flens 6. Nokken 11 aan de flens 6 steken door de flens 10 heen. De flens 10 is door schraapringen 12 geborgd. Stroomgeleiders 16a zijn verbonden met de secundaire wikkellng van de transformator 4 en de lartphouder 3 voar een laagspanningslamp, terwijl stroomgeleiders 15 16 verbonden zijn met de primaire wikkeling van de transfaniator en met de lairpvoet 2, die bestend is te warden opgenomen in een lartphouder met netspanning. De stroomgeleiders zijn door een sleufvormige opening 13 in het huisvarmige deel 7 naar binnen gevoerd. Het huis 1 heeft een nok 14 die grijpt in een groef 15 in het montage-orgaan an die 20 delen tegen onderlinge verdraaiing te borgen.

De montage van de adaptor is zeer eenvoudig. De transformator

• ' t . M

4 wordt over het buisvormige deel 7 geschoven. De stroomgeleiders/! 6 en 16a warden door de opening: 13 respectievelijk naar beneden en naar boven 16a toe naar binnen gestoken. De geleiders / warden aan de lamhouder 3 25 bevestigd en deze wordt met zijn flens 10 over de nokken 11 geplaatst en met de ringen 12 geborgd. Vervolgens wordt het huis 1 aangebracht en een der stroomgeleiders 16 am de onderrand van het huis 1 naar buiten cmgebogen. Een lairpvoet 2 wordt inwendig van lijm voorzien en qp het einde 8 vastgedraaid, waarbij de lairpvoet 2 met het huis 1 en 30 de flens 6 met de ribben 9 tot aanslag worden gebracht* Tenslotte wordt de stroamgeleider 16 naar het bodancontact van de lairpvoet 2 aan dat contact bevestigd en indien gewenst de verbinding aan de stroomgeleider 16 met het zijcontact van de lairpvoet 2 verzekerd met bijvoorbeeld soldeer.

35 De assemblage van de adaptor vergt zeer weinig tijd en weinig onderdelen, terwijl toch een zeer solide constructie verkregen wordt. In de lauphcuder 3 werd een 6V 15W halogeengloeilanp/reflector-eenbeid met een BAY15d-lanpvoet geplaatst, waarvan de reflector met 81 03 5 71' ........................

PHN 10108 5 * * ft __________een heldere ruit was afgesloten. Aangesloten op een lairphouder met 220V leverde de lamp een bundel met een wijdte van 2 x 3°. Over de bovenrand van het hois werd een afscberirikap geplaatst cm strooistraling te voarkonen. Het huis van de adaptor was vervaardigd uit met kwarts-5 poeder gevulde fenolformaldehyde, bet montage-orgaan uit met glasvezel versterkte polyester, terwijl de lairphouder en zijn flens in hoofdzaak uit vernikkeld messing bestonden.

In figuur 2 hebben delen die overeenkomen met delen van fig.

1 een verwijzingscijfer dat 20 hoger is, 10 De flens 26 van het mcmtage-orgaan 25 strekt zich uit tot aan het buitencppervlak van het huis 21. De flens 26 heeft een verdiepte rand 42 waar het huis 21 in ligt. Daardoor worden huis en flens gecentreerd gebcuden. Plaatselijk heeft de flens 26 uitsteeksels 43 die grijpen in uitsparingen 44 in het huis 21. Montage-orgaan 25 15 en huis 21 zijn daardoor tegen aiderlinge verdraaiing gebargd.

In het einde 28 van het montage-orgaan 25 is een rondgaande groef 41 aangebracht, waar in een verende metalen ring 40 is qpge-nanen, die klemnend aanligt tegen de Swan-lanpvoet 22. De lairpvoet 22 en de ring 40 zijn door te lassen aan elkaar bevestigd.

20 De flens 26 van het montageorgaan 25 heeft een kraag 45, waar een afscbermkap 46 ariheen geplaatst kan worden.

De adaptor 20 laat zidi snel en gemakkelijk assembleren op een wijze vergelijkbaar met die van fig. 1. Het huis 21 is ook hier opgesloten tussen de lairpvoet 22 en (de flens 26 van) het 25 montageorgaan 25.

30 8103571 35

Claims

2. Maptor volgens conclusie 1, met . het kenmerk, dat de laitp-voet op het einde van het buisvormige deel geschroefd is.
3. Maptor volgens conclusie -1, met het kenmerk, dat de ' 20 flens van het montage-orgaan ten dele buiten het huis ligt.
4. Maptor volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn cm het huis ten cpzidhte van de flens te centreren.
5. Maptor volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lamphouder in het buisvormige deel van het montage-orgaan verzonken 25 is.
6. Maptor volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lamphouder een flens heeft die aan de flens van het montage-orgaan bevestigd is.
7. Maptor volgens conclusie 1., met het kenmerk, dat de flens 30 van het montage-orgaan een kraag heeft voor het opnemen van een afschermkiap.
8. Maptor volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kraag middelen heeft cm samen met middelen aan een afschermkap een koppeling te vormen.
9. Maptor volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het buisvormige deel van het montage-orgaan in zijn wand een opening heeft voor het doorvoeren van strocmgeleiders. . 8103571