NL8102815A - As met middelen voor het daarop vastzetten van een haspel, rol materiaal of soortgelijk voorwerp. - Google Patents

Description

, * * »* NO. 30009 -1- . - . -

As met middelen voor het daarop vastzetten van een haspel, rol/imateriaal of soortgelijk voorwerp.

De uitvinding betreft een inrichting bestaande uit een uitstekende as met middelen voor het daarop vastzetten van een haspel, roj^nateriaal of soortgelijk voorwerp, die vanaf het vrije eind van de as, op de as kan worden geschoven, wel-5 ke middelen omvatten een aantal in uitsparingen in de as ge-legen, langwerpige drukorganen, die door middel van een via een, met een bron van drukfluidum te koppelen aansluiting, door de as toe te voeren drukfluidum, radiaal naar buiten kun-nen worden verplaatst totdat zij tegen de binnenkant van de 10 centrale holte van een op de as geschoven haspel aanliggen, en weer radiaal naar binnen kunnen bewegen voor het van de as verwijderen van de haspel, welke inrichting in het bijzonder dient voor toepassing bij een verpakkingsmachine waarin voor-werpen continu in een verpakkingsmateriaalbaan worden verpakt 15 die van een op de as vastgezette rol verpakkingsmateriaal wordt afgerold. Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 79103930.8.

Bij de bekende inrichting is onder elk drukorgaan een langwerpige zak van een buigzaam materiaal aangebracht, waar-20 van de binnenkant in verbinding staat met de aansluiting op een bron van een drukfluidum, en waarin een terugslagklep is gelegen, zodat voor het radiaal naar buiten verplaatsen van de drukorganen elke bij een drukorgaan behorende zak moet worden opgeblazen door de bron van het drukfluidum, gedurende 25 een bepaalde tijd met de aansluiting in verbinding te stellen, en voor het weer radiaal naar binnen verplaatsen van de drukorganen, de terugslagklep moet worden ingedrukt, teneinde de zakken weer te laten leeglopen. Bovendien kan de plaats van een op de as vastgezette haspel binnen ruime grenzen varieren 30 Dit zijn zwaarwegende nadelen van deze inrichting, in het bijzonder bij toepassing in een verpakkingsmachine van het genoemde type, aangezien bij de huidige snelwerkende verpak-kingsmachines een afgewerkte rol verpakkingsmateriaal ook snel door een nieuwe rol moet kunnen worden vervangen, in het 35 bijzonder bij die verpakkingsmachines waarbij het eind van de afgerolde materiaalbaan automatisch aan het vooreind van een, in de machine gereedstaande tweede rol verpakkingsmateriaal wordt gehecht, en het indrukken van de terugslagklep voor het 81 02 8 1 5 :* * -2- van de as afschuiven van de afgewerkte rol, het aankoppe-len van de bron van drukfluidum, nadat een nieuvi/e rol op de as is geschoven, veel tijd vergt, afgezien van het feit dat dit aankoppelen makkelijk kan worden vergeten 5 door de bedieningspersoon, teru/ijl door lekken de fluidum-druk zodanig kan verminderen, dat de rol los komt van de as. Daarbij is het van het allergrootste belang, dat een op de as geschoven en vastgezette rol zich nauwkeurig op een bepaalde plaats bevindt, aangezien anders de verpak-10 kingsmachine niet goed kan werken.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van het genoemde type te verschaffen die deze nadelen niet heeft.

Dit doel wordt bereikt doordat bij de inrichting volgens de uitvinding elk drukorgaan tevens in axiale 15 richting verschuifbaar tussen een voorste en' een achterste stand in de bijbehorende uitsparing is aangebracht, en bij het, van het vrije eind van de as afgelegen eind is voor-zien van een radiaal naar buiten uitstekende aanslag, zo-dat door middel van een op de as geschoven, tegen deze aan-20 slagen aanliggende haspel, de drukorganen in de achterste stand kunnen worden geschoven, terwijl binnen de drukorganen een axiaal heen en u/eer beweegbaar bedieningsorgaan is gelegen, dat aan de buitenkant is voorzien van ten minste een wigvlak dat kan samenu/erken met, aan de binnenkanten 25 van de drukorganen gevormde u/igvlakken, zodat bij een bevi/e-ging van het bedieningsorgaan van de ene uiterste stand naar de andere, de drukorganen, in hun achterste stand, radiaal naar buiten kunnen u/orden gedrukt, en middelen aan-\i/ezig zijn voor het weer in hun voorste stand terug brengen 30 van de drukorganen, .. ... rbij een beweging van het bedieningsorgaan naar de ene uiterste stand, u/aarbij het bedieningsorgaan een aanslagvlak heeft dat tegen een, in de as ge-vormd aanslagvlak aanligt, in de genoemde ene uiterste stand van het bedieningsorgaan, en als een veer werkende 35 middelen aanwezig zijn die het bedieningsorgaan naar deze ene uiterste stand drijven, en verder twee ruimten in de as zijn gevormd die door een betrekkelijk nauw kanaal met elkaar in verbinding staan, waarbij een eerste kleporgaan aanwezig is dat dit kanaal, in de ene uiterste stand van 40 bet bedieningsorgaan afsluit, en de eerste ruimte in direc- 81 02 8 1 5 A ft -3- te verbinding staat met de aansluiting op een bron van het drukfluidum, zodat in de werkzame toestand deze ruimte is ge-vuld met het drukfluidum, en de tweede ruimte wordt begrensd door een in wezen dwarsl°Pend vlak van het bedieningsorgaan 5 en is voorzien van een tweede kleporgaan dat zich normaal in de gesloten stand bevindt, terwijl het eerste kleporgaan zo-danig in verbinding staat met de drukorganen, dat bij een ver-schuiving van deze organen naar hun achterste stand, het eerste kleporgaan wordt geopend waardoor het drukfluidum door het 20 genoemde kanaal in de tweede ruimte kan stromen zodat het bedieningsorgaan, door de op het genoemde dwarsvlak werkende fluidumdruk naar de andere uiterste stand wordt gedreven voor het, door middel van de wigvlakken radiaal verplaatsen van de drukorganen, en door het tweede kleporgaan te openen, de 15 tweede ruimte kan worden ontlast van de fluidumdruk zodat het bedieningsorgaan, door de als een veer werkende middelen, weer naar de ene uiterste stand kan worden gedreven.

Bij een op deze wijze uitgevoerde inrichting kan een haspel zeer snel op de juiste plaats op de as worden vastge-20 zet door eenvoudigweg de haspel, tegen de aanslagen aanlig-gend, tot een eindstand op de as te schuiven, welke eindstand wordt bepaald door de achterste stand van de drukorganen, waarbij deze organen automatisch radiaal naar buiten worden verplaatst voor het vastzetten van de haspel. Bovendien blijft 25 daarbij de aansluiting op de bron van het drukfluidum gehand-haafd, waardoor eventuele lekken worden gecompenseerd en de fluidumdruk voldoende groot blijft om de haspel vast op de as te houden.

Bij voorkeur worden de als een veer werkende middelen 30 gevormd door de in de eerste ruimte heersende fluidumdruk, waarbij deze ruimte wordt begrensd door een dwarsvlak van het bedieningsorgaan dat een kleiner oppervlak heeft dan het, de tweede ruimte begrenzende dwarsvlak van het bedieningsorgaan en tegengesteld is gericht.

35 Op voordelige wijze is daarbij ten minste het voorste deel van de as hoi, en wordt het bedieningsorgaan gevormd door een binnen deze holte gelegen bus die axiaal versehuif-baar om een coaxiaal in de holte uitstekende, met de as ver-bonden asstomp is aangebracht, waarbij de genoemde eerste 40 ruimte wordt omsloten door het voorbij de asstomp uitstekende 81 02 8 1 5 -4-

• V

V

voorste deel van de bus, welkudeel bij de voorkant in wezen is afgesloten en bij de achterkant via een door de asstomp lopend kanaal in verbinding staat met de aansluiting voor de koppeling met een bron van een drukfluidum, en de genoemde 5 t\i/eede ruimte wordt gevormd door het voorste deel van de hol-te van de as, tussen het gesloten vooreind van de bus en het gesloten vooreind van de holle as.

Daarbij kan het, de eerste en tv/eede ruimte met elkaar verbindende kanaal, door de voorafsluiting van de eerste ruim-10 te lopen, en het eerste kleporgaan worden gevormd door een klepelement dat in de ene uiterste stand van het bedienings-orgaan tegen de voorkant van deze voorafsluiting aanligt, zo-dat daarbij de uitmonding van het kanaal in de tv/eede ruimte wordt afgesloten, en dat in de andere uiterste stand van het 15 bedieningsorgaan op een afstand daarvan ligt.

Bij voorkeur is het klepelement aangebracht op het vooreind van een stang die door een opening in de voorafsluiting loopt, zodat deze afsluiting langs de stang kan sehuiven, waarbij een veerschotel op de stang, nabij het achtereind 20 daarvan is bevestigd voor het aan §6n kant ondersteunen van een veer, die met het andere eing^tegen de voorafsluiting aanligt, terwijl de veerschotel/het naar de andere uiterste stand bewegen van het bedieningsorgaan tegen het vooreind van de asstomp kan aanliggen, en het bedieningsorgaan een aanslag-25 vlak heeft dat zodanig kan samenwerken met de aan de drukorga-nen gevormde aanslagen, dat bij een verschuiving van de druk-organen naar de achterste stand, het bedieningsorgaan wordt meegenomen, en bij de beweging van het bedieningsorgaan naar de ene uiterste stand, de drukorganen weer in hun voorste 30 stand worden geschoven.

De drukorganen kunnen door middel van door openingen in deze organen lopende spanveren in de uitsparingen in de as worden gehouden.

Zoals hierboven reeds is gezegd, wordt bij de inrichting 35 volgens de uitvinding verzekerd dat een rol materiaal van een bepaalde breedte op de juiste plaats op de as ten opzichte van de verpakkingsmachine wordt vastgezet. Het is echter veelal gewenst dat bij een verpakkingsmachine, verpakkingsmaterialen van verschillende breedtes kunnen worden toegepast, wat bete-40 kent dat de plaats van een rol materiaal op de as ten opzichte 81 02 8 1 5 -5- van de verpakkingsmachine bij voorkeur moet kunnen worden ge-wijzigd. Dit \i/ordt volgens de uitvinding verkregen doordat de as axiaal verse huifbaar is gelagerd en middelen zijn aange-bracht voor het heen en weer verschuiven van de as.

5 Op deze wijze kan door een axiale verschuiving van de as, de plaats waar een rol materiaal op de as wordt vastgezet, welke plaats wordt bepaald door de achterste stand van de druk-organen, ten opzichte van de verpakkingsmachine in dwarsrich·?.. ting worden gewijzigd, zodat rollen verpakkingsmateriaal van 10 verschillende breedtes kunnen worden toegepast bij een en de-zelfde verpakkingsmachine. Bij de vervaardiging van een ver-pakkingsmateriaalrol, tijdens het tot een rol wikkelen van dit materiaal, of door uitdroging van het verpakkingsmateriaal, kunnen spanningsverschillen tussen de beide zijranden van de 15 materiaalbaan ontstaan, waardoor bij het afwikkelen de mate-riaalbaan iets wordt gekromd, wat tot een ontsporing van de materiaalbaan in de verpakkingsmachine kan leiden. Daarom is het gewenst, tijdens het in werking zijn van de verpakkingsmachine, de van de rol verpakkingsmateriaal naar de verpakkings-20 machine lopende materiaalbaan in dwarsrichting te kunnen rege-len, teneinde te voorkomen dat de materiaalbaan ontspoort.

Op voordelige wijze kan daarvoor gebruik worden gemaakt van de verschuifbaarheid van de as volgens de uitvinding, waarbij de middelen voor het verschuiven van de as een motor 25 omvatten die wordt bestuurd door signaleringsmiddelen die, bij een afwijkende-dwarsstand van ten minste §§n zijrand van de verpakkingsmateriaalbaan, een signaal kunnen geven voor het 0 pn in werking stellen van de motor, waardoor de as in/bepaalde, de stand van de zijrand corrigerende richting wordt verplaatst. 30 Daarbij is bij voorkeur een tijdinrichting aanwezig, die na het, door het genoemde signaal in werking stellen van de motor, deze, nadat een verplaatsing van de as over een be-paalde afstand is bereikt, weer stopt, en een regelinrich-ting, waardoor na het stoppen van de motor en nadat een be-35 paalde lengte van de materiaalbaan langs deze inrichting is gelopen, een signaal van de signaleringsmiddelen weer naar de motor kan worden doorgelaten.

Op deze wijze wordt bereikt, dat de as stapsgewijs axiaal wordt verschoven, en telkens na zo'n stap door de signalerings-50 middelen wordt bepaald of door de verschuiving van de as, 81 02 8 1 5 - 6 - de door deze middelen bespeurde afwijkende stand van de verpakkingsmateriaalbaan voldoende is gecorrigeerd, waardoor wordt voorkomen, dat de as te ver wordt.verschoven voor het corrigeren van de stand van de materiaalbaan, zodat de as 5 weer in tegengestelde richting moet worden verschoven, met als gevolg dat de materiaalbaan gedurende betrekkelijk lange tijd zich niet in de juiste stand bevindt.

Op voordelige wijze kunnen de signaleringsmiddelen worden gevormd door twee, in dwarsrichting ten opzichte van de mate-10 riaalbaan op een afstand van elkaar gelegen fotocellen, die zodanig nabij een rand van de materiaalbaan zijn opgesteld, dat bij een juiste stand van deze rand de ene fotocel op een betrekkelijk korte afstand van deze rand op de materiaalbaan is gericht, en de andere fotocel op een betrekkelijk 15 korte afstand van de rand buiten de materiaalbaan ligt.

Op d eze wijze zal, bij een juiste stand van de materiaalbaan, slechts de genoemde ene fotocel een signaal geven, en bij een niet-juiste stand van de materiaalbaan hetzjj beide fotocellen een signaal geven, of beide fotocellen geen sig-20 naal geven.

De regelinrichting wordt bij voorkeur gevormd door een fotocel die op een bepaalde plaats tussen de signaleringsmiddelen en de as zijn gelegen en die telkens bij het langs deze fotocel lopen van een op de verpakkingsmateriaalbaan 25 aangebracht merkteken een signaal kan geven, en een tel-inrichting die een bepaald aantal van deze signalen kan tellen.

Bij een verpakkingsmachine kan het voorkomen, dat, bij-voorbeeld door een vervuiling van de geleidingen van de te 30 verpakken voorwerpen, de verpakkingsmateriaalbaan zo sterk gaat afwijken van de juiste stand, dat voor het corrigeren van deze afwijkende stand de as over een grote afstand in §§n richting zou moeten worden verschoven, wat niet wenselijk is.

Daarom is bij voorkeur een uitstekende plaat met de ver-35 schuifbaar gelagerde as verbonden, welke plaat een bepaalde, evenwijdig met de h artlijnvan de as lopende, breedte heeft, terwijl een ten naastebij op het midden van deze plaat gerichte, in wezen vast opgestelde inductieftaster aanwezig is, die bij het voorbij deze taster komen van een rand van de plaat, een 40 signaal kan geven, waardoor de verpakkingsmachine wordt gestopt.

81 02 8 1 5 - 7 -

Opgemerkt wordt, dat uit de Europese octrooiaanvrage 80301268.1 een geleidingssysteem voor een materiaalbaan be-kend is, waarbij deze baan over twee zodanig beweegbaar ge-monteerde rollen is geleid, dat de hartlijnen van deze rollen 5 kunnen kantelen, terwijl deze rollen worden bestuurd door signaleringsmiddelen, die door middel van infraroodstraling de randen van de materiaalbaan aftasten.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing naar de tekening, waarin: 10 fig. 1 in overlangse doorsnede het voorste deel van een in-richting volgens de uitvinding toont, fig. 2 het achterste deel van de inrichting volgens fig. 1 toont, fig. 3 schematisch een verpakkingsmachine weergeeft, waarin 15 een inrichting volgens fig. 1 en 2 is toegepast, en fig. 4 het aanzicht volgens de lijn IV-IV in fig. 3 is.

Zoals getoond in fig. 1 omvat de inrichting volgens de uitvinding een as 1 en een daaromheen liggende, holle as 2, die bij de voorkant door het neusstuk 3 is afgesloten. De as 1 20 omvat een binnen de holle as 2 gelegen asstomp 4, met een voorste deel 4a, waarlangs het busvormige bedieningsorgaan 5 in axiale richting kan schuiven. In de holle as 2 zijn een aantal uitsparingen 6 aangebracht, waarin de drukorganen 7 zijn gelegen, die door middel van de, door openingen in de 25 drukorganen 6 lopende spanveren 8 in de uitsparingen 6 worden gehouden. Uit de figuur blijkt duidelijk, dat de uitsparingen 6 een iets grotere lengte hebben dan de drukorganen 7, zodat deze laatste axiaal verschuifbaar zijn tussen een, bij de onderkant van de figuur getoonde, voorste stand en een, 30 bovenin de figuur getoonde, achterste stand. Elk drukorgaan 7 heeft een radiaal naar buiten uitstekende aanslag 9, waar een op de as geschoven haspel of rolmateriaal 10 tegenaan kan komen te liggen.

Verder zijn de drukorganen 7 voorzien van twee stellen 35 wigvlakken H en 12, die kunnen samenwerken met, aan de buiten-kant van het bedieningsorgaan 5 gevormde, wigvlakken, zodat bij een verschuiving van het bedieningsorgaan 5, vanuit de ene, onderin de figuur aangegeven uiterste stand naar de, aan de bovenkant van de figuur aangegeven andere uiterste stand, Bruk-40 organen 7 radiaal naar buiten worden verplaatst. ^ 81 02 8 1 5 % - 8 -

V V V

De drukorganen 7 zijn bovendien voorzien van de aanslag-vlakken 13, die kunnen samenwerken met het aanslagvlak 14 van het bedieningsorgaan 5.

Het voorste deel van het bedieningsorgaan 5 steekt voorbij ^ het eind van het asstompdeel 4a uit, zodat een ruimte 15 wordt gevormd, die door middel van het door de as 1 en de as-stomp 4, 4a lopend kanaal 16 in verbinding staat met de in fig. 2 getoonde aanslaiting 17 op een bron van een drukfluidum.

De ruimte 15 is bij het vooreind afgesloten door de vooraf-10 sluiting 18, wear een betrekkelijk nauw kanaal 19 doorheen loopt. Door de voorafsluiting 18 loopt een verschuifbare steel 20, die bij het vooreind het klepelement 21 draagt en bij het achtereind een, door een opgeschroefde moer tegenge-houden, veerschotel 22 . Tussen deze veerschotel 22 en voor-15 afsluiting 18 is een veer 23 gelegen. In het neusstuk 3 is een tweede ruimte 24 gevormd, en in het neusstuk is een klep 25 aangebracht, die door middel van de drukknop 26 kan worden opengedrukt. Verder is in het neusstuk 3 een aanslagvlak 27 gevormd, waar het vooreind van het bedieningsorgaan 20 5 tegenaan ligt, in de genoemde ene uiterste stand van dit orgaan .

In de onderste helft van fig. 1 is de situatietjetoond waarbij geen haspel 10 op de as aanwezig is of waarbij de haspel 10 op de as is geschoven maar nog niet tegen de aan-25 slagen 9 is aangekomen. In de ruimte 23 heerst constant de druk van het door het kanaal 16 toegevoerde drukfluidum, waardoor, als gevolg van de op het achteeind van de voorafsluiting 18 uitgeoefende fluidumdruk, het bedieningsorgaan 5 tegen de aanslag 27 wordt aangedrukt. Daarbij wordt door de 30 veer 23 het klepelement 21 tegen de voorkant van de voorafsluiting 18 aangedrukt, zodat het in de tweede ruimte 24 uit-mondende eind van het kanaal 19 wordt afgesloten.

Wordt nu de haspel 10 verder op de as geschoven, dan komt deze haspel tegen de aanslagen 9, zodat bij het verder 35 op de as schuiven van de haspel 10 de drukorganen 7 in de, boven in de figuur aangegeven achterste stand worden geschoven. Daarbij wordt door middel van de aanslagvlakken 13, 14, het bedieningsorgaan 5 meegenomen, waardoor de voorafsluiting 18 langs de steel 20 naar achteren wordt geschoven, waarbij de 40 veerschotel 22 tegen het vooreind van het voorste deel 4a 81 02 8 1 5 - 9 - van de asstomp aankomt, en het kanaal 19 vrij komt van het klepelement 21. Het zich in de ruimte 15 bevindende druk-fluldum kan nu door het kanaal 19 in de tweede ruimte 24 stromen, waardoor een druk op de voorkant van de vooraf-5 sluiting 18 wordt uitgeoefend, en het bedieningsorgaan 5 verder naar rechts, naar de boven in de figuur aangegeven andere uiterste stand wordt geschoven, waarbij door middel van de wigvlakken 11, 12 de drukorganen 7 radiaal naar buiten worden verplaatst en tegen de binnenkant van de centrale holte 10 in de haspel 10 aandrukken, waardoor deze haspel 10 wordt vastgelegd, en wel in een bepaalde stand, die wordt bepaald door de achterste stand van deze drukorganen 7.

Voor het van de as afschuiven van een haspel 10 wordt de drukknop 26 ingedrukt, waardoor de ruimte 24 wordt ont-15 last, zodat de druk op het vooreind van de voorafsluiting 18 wegvalt, en het bedieningsorgaan 5, door de in de ruimte 15 heersende fluidumdruk weer naar links naar de ene uiterste stand wordt gedreven, waarbij het kanaal 19 door het klepelement 21 wordt afgesloten. Daarbij worden de drukorganen 20 7 eerst radiaal naar binnen bewogen door de span veren 8 en daarna weer naar hun voorste stand verschoven doordat het aanslagvlak 14 tegen het vlak 13 aankomt.

Zoals getoond in fig. 2 is de as 1 vrijtlraaibaar en verschuifbaar gelagerd in de lagers 28 en 29, die aan het 25 gestel 30 zijn gemonteerd. Met 31 is een op de as 1 aange-brachte remtrommel aangegeven en met 32 een remschoen.

0m de as 1 is met tussenkomst van het logellager 34 een bus 33 aangebracht, die is voorzien van een vertanding 35 waarin de tanden van het tandwiel 36 grijpen. Het tandwiel 36 kan 30 in beide richtingen tot rotatie worden gebracht door middel van de motor 37 en een in de kast 38 gelegen vertragingsme-chanisme.

Aan de bus 33 is door middel van de schroef 39 een plaatvormig orgaan 40 bevestigd, waarop een ircUctieftaster 41 35 is gericht.

Zoals getoond in fig. 3 omvat een verpakkingsmachine twee van de in de fig. 1 en 2 getoonde assen 2, 2', waarop de materiaalbaanrollen 10 en 10' zijn vastgezet. Van de ene rol 10 wordt bij het verpakken van de voorwerpen42 de materiaal-40 baan 43 afgerold, terwijl de verpakkingsmateriaalrol 10‘ in 81 02 8 1 5 - 10 - gereedheid staat, zodat door verder niet getoonde middelen het achtereind van de van de rol 10 afgerolde materiaalbaan 43 automatisch aan het vooreind van de materiaalbaan 10' wordt gehecht ' . - zodat de verpakkingsmachine continu kan 5 door werken wanneer de materiaalrol 10 is uitgeput.D£ afge-werkte rol 10 kan dan worden vervangen door een nieuwe rol op de as 2 te schuiven , waarbij deze rol zich automatisch in de juiste stand zal bevinden. Deze in wezen door de achterste stand van de drukorganen 7 bepaalde stand is 10 van tevoren ingesteld door een verschuiving van de as l.Moeten na het verpakken van een aantal voorwerpen 42, andere voorwerpen in de verpakkingsmachine worden verpakt, waarbij een verpakkingsmateriaal van een andere breedte moet worden toe-gepast, dan worden de assen 2 en 2' in de daarvoor juiste 15 stand verschoven, zodat weer elke op deze assen vastgezette verpakkingsmateriaalrol zich in de juiste stand ten opzichte van de verpakkingsmachine zal bevinden.

Zoals getoond in de figuren 3 en 4 zijn twee fotocellen 44 en 45 boven de materiaalbaan, nabij een van de zijranden 20 daarvan aangebracht. De fotocel 44 is daarbij op een korte afstand van de zijrand van de materiaalbaan op deze baan gericht, en de fotocel 45 is op korte afstand van deze rand buiten de materiaalbaan 44 gericht, zodat bij de , in fig. 4 getoonde, juiste stand van deze rand, slechts door de fotocel 25 44 een signaal wordt gegeven, bij welke juiste stand de materiaalbaan 43 op correcte wijze in de vouwkast 46 van de verpakkingsmachine wordt geleid zodat ook de voorwerpen 42 correct worden verpakt. Komt echter om de een of andere reden de rand van de materiaalbaan 43 meer naar beneden ten opzichte 30 van de in fig. 4 getoonde stand te liggen, zodat ook de fotocel 44 op een punt buiten deze materiaalbaan is gericht, dan wordt een signaal aan de motor 37 gegeven waardoor de motor, via een niet getoond tijdrelais gedurendefeen korte tijd zodanig in werking wordt gesteld, dat de as 1 via het tand-35 wiel 36 over een bepaalde afstand wordt verplaatst in de richting tegengesteld aan de richting waarin de rand van de materiaalbaan zich heeft verplaatst. Vanaf dat moment wordt door middel van een pulsteller (niet getoond) een bepaald aantal pulsen geteld, die worden teweeggebracht doordat op 40 de materiaalbaan 43 aanwezige merktekens langs de fotocel 47 81 02 8 1 5 - 11 - lopen. Dit aantal is zodanig bepaald dat het aantal getelde pulsen ten minste gelijk is aan het aantal merktekens dat zich bevindt op het deel van de materiaalbaan 43 tussen de fotocellen 44, 45 en de as 1, zodat na het bereiken van dit 5 aantal het effekt van de verplaatsing van de as 1 bij de fotocellen 44 en 45 is gekomen. Is door de verplaatsing van de as 1 de rand van de materiaalbaan nog niet in de juiste stand gekomen, dan wordt door het signaal van de fotocellen 44,45 de motor 37 weer gedurende een bepaalde tijd in werking 10 gesteld. Deze stappen warden eventueel herhaald totdat de rand van de materiaalbaan zich in de juiste stand bevindt.

De bovengenoemde stappen worden ook uitgevoerd wanneer de rand van de materiaalbaan 43 meer naar boven ten opzichte van de in fig. 4 getoonde stand komt te liggen, zodat 15 ook door de fotocel 45 een signaal wordt gegeven.

Bij een te grote afwijking van de juiste stand van de rand van de materiaalbaan, bijvoorbeeld als gevolg van een vervuiling van het vouwmechanisme in de vouwkast 46, wordt de as 1 over een zodanig grote sfstand in §§n richting ver-20 plaatst, dat de inductieftaster 41 op een punt buiten §§n van de zijranden van het plaatvormige orgaan 40 is ge-richt, waardoor de verpakkingsmachine wordt uitgeschakeld.

In fig. 3 zijn nog de compensatiearmen 48 en 48' ge-toond die elk in verbinding staan met de bij de betreffende 25 as 1 behorende remschoen 32.

- conclusies - 81 02 81 5

Claims (9)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat de als een veer werkende middelen worden 2^ gevormd door de in de eerste ruimte heersende fluidumdruk, waarbij deze ruimte wordt begrensd door een dwarsvlak van het bedieningsorgaan dat een kleiner oppervlak heeft daryhet, de tweede ruimte begrenzende dwarsvlak van het bedieningsorgaan en tegengesteld is gericht. 2q 3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het k e n m e r k, dat ten minste het voorste deel van de as hoi is en het bedieningsorgaan wordt gevormd door een binnen deze holte gelegen bus die axiaal verschuifbaar om een coaxiaal in de holte uitstekende, met de as verbonden asstomp is aan-22 gebracht, waarbij de genoemde eerste ruimte wordt omgesloten door het voorbij de asstomp uitstekende voorste deel van de bus, welk deel bij de voorkant in wezen is afgesloten en bij de achterkant via een door de asstomp lopend kanaal in verbinding staat met de aansluiting voor de koppeling met een 40 bron van een drukfluidum, en de genoemde tweede ruimte wordt 81 02 8 1 5 -14-. gevormd door het voorste deel van de holte van de as tussen het gesloten vooreind van de bus en het gesloten eind van de holle as.
2. 4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het 5. e n m e r k, dat het de eerste en tweede ruimte met elkaar verbindende kanaal door de voorafsluiting van de eerste ruimte loopt, en het eerste kleporgaan wordt-gevormd door een klepelement dat in de ene uiterste stand van het b'edienings-orgaan tegen de voorkant van deze voorafsluiting aanligt, 10 zodat daarbij de uitmonding van het kanaal in de tweede ruimte wordt afgesloten, en dat in de .andere uiterste stand van het bedieningsorgaan op een afstand daarvan ligt.
3. 5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het k e n m e r k, dat het klepelement is aangebracht op het voor-15 eind van een stang, die door een opening in de voorafsluiting loopt zodat deze afsluiting langs de stang kan schuiven, waarbij een veerschotel op de stang nabij het achtaceind daarvan is bevestigd voor het aan een kant ondersteunen van een veer, die met het andere eind tegen de voorafsluiting aanligt, 20 terwijl de veerschotel bij het naar de andere uiterste stand bewegen van het bedieningsorgaan tegen het vooreind van de asstomp kan aanliggen, en het bedieningsorgaan een aanslag-vlak heeft dat zodanig kan samenwerken met aan de drukorganen gevormde aanslagen, dat bij een verschuiving van de drukorga-25 nen naar de achterste stand het bedieningsorgaan wordt meege-nomen en bij de beweging van het bedieningsorgaan naar de ene uiterste stand de drukorganen veer in hun voorste stand worden geschoven.
4. 6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het 30. e n m e r k, dat de drukorganen door middel van door opening-en in deze organen lopende spanveren in de uitsparingen in de as worden gehouden.
5. 7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het k e n m e r k, dat de as axiaal verschuifbaar is gelagerd en 35 middelen zijn aangebracht voor het heen en veer verschuiven van de as.
6. 8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het k e n m e r k, dat de middelen voor het verschuiven van de as een motor omvatten die wordt bestuurd door signaleringsmidde-40 len die, bij een afwijkende dwarsstand van ten minste έ§η zij- . 8102815 - 15 - rand van de verpakkingsmateriaalbaan, een signaal kunnen geven voor het in v/erking stellen van de motor, waardoor de as in een bepaalde, de stand van de zijrand corrigerende richting wordt verplaatst.
7. 9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het k e n m e r k, dat een tijdinrichting aanwezig is, die na, door het genoemde signaal in werking stellen van de motor, deze, nadat een verplaatsing van de as over een bepaalde af-stand is bereikt, weer stopt en een regelinrichting is aange-10 bracht waardoor na het stoppen van de motor en nadat een bepaalde lengte van de materiaalbaan langs deze inrichting is gelopen, een signaal van de signaleringsmiddelen ιι/eer naar de motor kan worden doorgelaten.
8. 10. Inrichting volgens conclusies 8 of 9, m e t 15 het kenmerk, dat de signaleringsmiddelen worden gevormd door twee, in dwarsrichting ten opzichte van de materiaalbaan op een afstand van elkaar gelegen fotocellen, die zodanig nabij een rand van de materiaalbaan zijn opgesteld, dat bij een juiste stand van deze rand de ene fotocel op een 20 betrekkelijk korte afstand van deze rand op de materiaalbaan is gericht, en de andere op een betrekkelijk korte afstand van deze rand buiten de materiaalbaan ligt.
9. 11. Inrichting volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk, dat de regelinrichting wordt gevormd 25 door een fotocel die op een bepaalde plaats tussen de signaleringsmiddelen en de as is gelegen en die telkens bij het langs deze fotocel lopen van een op de verpakkingsmateriaalbaan aangebracht merkteken, een signaal kan geven, en een tel-inrichting die een bepaald aantal van deze signalen kan tellen. 30 12. Inrichting volgens conclusies 7-11, met het k e n m e r k,dat een uitstekende plaat met de verschuifbaar gelagerde as is verbonden, welke plaat een bepaalde, even-wijdig met de hartlijn van de as lopende breedte heeft, ter-wijl een ten naaste bij op het midden van deze plaats gerichte, 35 in wezen vast opgestelde inductieftaster aanwezig is, die bij het voorbij deze taster komen van een rand van de plaat een signaal kan geven waardoor de verpakkingsmachine wordt gestopt. 81 02 8 1 5