NL1006482C2 - Inrichting voor het hygiënisch verpakken van gebruikte voorwerpen. - Google Patents

Description

5

INRICHTING VOOR HET HYGIËNISCH VERPAKKEN VAN GEBRUIKTE VOORWERPEN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lucht- en en vloeistofdicht verpakken van af te voeren voorwerpen, zoals damesverband, papieren luiers, injectienaalden en ander ziekenhuisafval.

10 Tot nu toe wordt dergelijk afval al of niet verpakt in plastic zakjes, in grotere plastic zakken verpakt, en aan de afvalstroom toegevoerd.

Dit leidt tot extra handelingen; de hiertoe veelal gebruikte, speciale houders moeten apart worden geledigd 15 en aan de normale afvalstroom worden toegevoerd. Bovendien bestaat gevaar tot geuroverlast.

Ter vermijding van deze problemen verschaft US-A-4 074 505 een inrichting die voorzien is van: - twee voorraadrollen voor aan elkaar hechtbare 20 foliebanen; - hechtmiddelen voor het naar elkaar toe dringen van de zijranden van de foliebanen; - op de foliebaan aangrijpende transportmiddelen voor het transporteren van de beide foliebanen; en 25 - aandrukmiddelen voor het na het inwerpen van een voorwerp over hoofdzakelijk de gehele breedte naar elkaar toe dringen van de foliebanen, opdat deze zich aan elkaar hechten.

Als gevolg van deze maatregelen wordt het af te 30 voeren voorwerp aan alle zijden ingesloten tussen de twee foliebanen, zodat het gevaar van lekkage of geuroverlast is uitgesloten.

De constructie is echter tamelijk gecompliceerd, zodat de kostprijs hoog is en de bedrijfszekerheid laag 35 is.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting, waarbij bovengenoemde nadelen worden vermeden.

1006482 2

Dit doel wordt bereikt, doordat de aandrukmiddelen een paar, zich over tenminste een aanzienlijk deel van de breedte van de foliebanen uitstrekkende elementen omvatten die draaibaar aan een frame zijn bevestigd.

5 Aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvorm blijken uit de overige onderconclusies.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuur, die een gedeeltelijk weggebroken, perspectivisch aanzicht van een 10 eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding voorstelt.

De in de figuur afgebeelde inrichting omvat een opvanghouder 1, waarboven het eigenlijke mechanisme 2 is geplaatst. Het mechanisme 2 wordt afgesloten door een op 15 de bak 1 geplaatste afdekkap 3. Het mechanisme 2 wordt gevormd door twee platen 4,5 die door een aantal assen onderling zijn verbonden. Tussen de platen 4 en 5 zijn twee verbindingsstaven 6,7 aangebracht, op elk waarvan een voorraadrol 8, respectievelijk 9 voor zelfklevende 20 folie is aangebracht. Verder zijn twee verbindingsstaven 10, respectievelijk 11 aangebracht, om elk waarvan een geleiderol 12, respectievelijk 13 is geplaatst. Aan de staven 10,11 zijn kleppen 30,31 bevestigd die om de staven scharnierbaar zijn. Aan hun onderzijde worden de 25 kleppen 30,31 door een veer 32 naar elkaar toe getrokken.

Verder zijn twee assen 21,22 draaibaar gelagerd in beide platen 4,5. Op elk van de assen 21,22 is een stel aandrukrollen 23 aangebracht. Een van de assen, namelijk 22, is door middel van een elektromotor 24 en 30 een riemverbinding 25 aandrijfbaar.

Ten slotte is de inrichting voorzien van een niet in de tekening weergegeven detectie-inrichting die het inwerpen van een voorwerp in de in de afdekkap 3 aangebrachte opening 26 detecteert.

35 Vervolgens zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding worden toegelicht.

Wanneer een in te pakken voorwerp wordt ingeworpen in de opening 26, wordt dit gedetecteerd door de detec- 1006482 3 tie-inrichting. Terwijl het voorwerp terechtkomt tussen de van de voorraadrollen 8,9 afgewikkelde foliebanen 27,28, wordt de elektromotor 24 als gevolg van de detectie ingeschakeld, waarna de aandrukrollen 23 in rotatie 5 worden aangedreven. Deze aandrukrollen drijven enerzijds het naar beneden bewegen van de foliebanen, en het daartussen opgesloten voorwerp, terwijl tevens de foliebanen aan hun zijden door de platen 30,31 tegen elkaar aan worden gedrukt, opdat zij zich aan elkaar hechten.

10 Hiertoe kunnen de foliebanen van zelfklevend materiaal zijn uitgevoerd, of kan slechts een van de foliebanen van zelfklevend materiaal zijn uitgevoerd. Tevens is het mogelijk dat hiervoor een aparte, niet in de tekeningen weergegeven lijmdispenser wordt toegepast. Om ook een 15 afsluiting boven het voorwerp te bewerkstelligen, zijn de platen 30,31 aangebracht. Deze dringen de foliebanen 27,28 steeds naar elkaar toe, maar laten door de veerkracht van de veer 32 het in te pakken pakketje passeren.

20 Wanneer ook hier sprake is van een hechtprincipe dat met warmte gepaard gaat, is het mogelijk hiervoor de platen 30,31 te verwarmen, evenals de rollen 23. Ook hier zal in een dergelijke situatie gebruik gemaakt moeten worden van een tijdschakeling om de verwarming alleen te 25 laten plaatsvinden, wanneer dit noodzakelijk is. Wanneer vervolgens de elektromotor, hetgeen door een tijdschake-laar van tevoren is ingesteld, het af te voeren voorwerp tot onder de onderrand van de platen 30,31 heeft getrokken, wordt de motor 24 weer uitgeschakeld.

30 1006482

Claims (4)

1. Inrichting voor het lucht- en vloeistofdicht 5 verpakken van af te voeren voorwerpen, zoals damesver-band, papieren luiers, injectienaalden en ander zieken-huisafval, omvattende: - twee voorraadrollen voor aan elkaar hechtbare foliebanen; 10. hechtmiddelen voor het naar elkaar toe dringen van de zijranden van de foliebanen; - op de foliebaan aangrijpende transportmiddelen voor het transporteren van de beide foliebanen,· en - aandrukmiddelen voor het na het inwerpen van een 15 voorwerp over hoofdzakelijk de gehele breedte naar elkaar toe dringen van de foliebanen, opdat deze zich aan elkaar hechten, met het kenmerk, dat de aandrukmiddelen een paar, zich over tenminste een aanzienlijk deel van de breedte 20 van de foliebanen uitstrekkende elementen omvatten die draaibaar aan een frame zijn bevestigd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elementen tezamen een inwerptrechter vormen, langs de binnenzijde waarvan de foliebanen zijn geleid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn gecombineerd met de hechtmiddelen tot aan de zijden van de foliebaan aangrijpende rollen die de zijranden van de foliebaan naar elkaar toe dringen, en die zijn ingericht voor het bij 30 aandrijving uitoefenen van een naar beneden gerichte kracht op de foliebaan.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een elektromotor omvatten die gedurende een periode wordt ingeschakeld wanneer detec-35 tiemiddelen het inwerpen van een voorwerp hebben gedetecteerd. 1006482