NL8102712A - Apparaat voor weergave van een videosignaal. - Google Patents

Apparaat voor weergave van een videosignaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8102712A
NL8102712A NL8102712A NL8102712A NL8102712A NL 8102712 A NL8102712 A NL 8102712A NL 8102712 A NL8102712 A NL 8102712A NL 8102712 A NL8102712 A NL 8102712A NL 8102712 A NL8102712 A NL 8102712A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
video signal
delay
recording
magnetic tape
Prior art date
Application number
NL8102712A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192862B (nl
NL192862C (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8102712A publication Critical patent/NL8102712A/nl
Publication of NL192862B publication Critical patent/NL192862B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192862C publication Critical patent/NL192862C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/48Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
    • G11B5/52Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with simultaneous movement of head and record carrier, e.g. rotation of head
    • G11B5/53Disposition or mounting of heads on rotating support
    • G11B5/531Disposition of more than one recording or reproducing head on support rotating cyclically around an axis
    • G11B5/534Disposition of more than one recording or reproducing head on support rotating cyclically around an axis inclined relative to the direction of movement of the tape, e.g. for helicoidal scanning
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/78Television signal recording using magnetic recording
    • H04N5/782Television signal recording using magnetic recording on tape
    • H04N5/783Adaptations for reproducing at a rate different from the recording rate
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/93Regeneration of the television signal or of selected parts thereof

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)

Description

- C/Ca/eh/1272
Apparaat voor weergave van een videosignaal.
(
De uitvinding heeft betrekking op een apparaat voor weergave van een videosignaal, en meer in het bijzonder op een dergelijk apparaat, waarbij tijdens signaalweergave bij onderbroken bandtransport vermeden wordt, dat uit de schuin-5 loop van de registratiesporen voortvloeiende signaalvervorming optreedt.
Bij een videobandapparaat van gebruikelijk type vindt meestal toepassing plaats van twee signaaltransducenten of magneetkoppen met luchtspleten van onderling verschillende 10 azimuthhoek voor opname en . weergave van signalen in of uit onmiddellijk aangrenzende of afwisselende registratiesporen, zodanig, dat bij een zo groot mogelijke registratiedichtheid een zo gering mogelijke signaaloverspraak optreedt. Een dergelijk videobandapparaat voor magnetische opname en/of weer-15 gave van videosignalen bevat meestal een roteerbare bandlei-trommel met twee afwisselend werkzame signaaltransducenten of magneetkoppen, welke diametraal tegenover elkaar zijn aangebracht en onderling verschillende luchtspleethoeken kunnen vertonen. De magneetband wordt schroeflijnvormig om een ge-20 deelte van de buitenomtrek van de bandleitrommel· gewikkeld en, terwijl de signaaltransducenten of magneetkoppen tegelijkertijd in rotatie worden aangedreven, aan langstransport onderworpen, zodanig, dat de magneetkoppen afwisselend respectievelijk bijbehorende registratiesporen op de magneetband 25 aftasten voor opname vsi signalen daarin of weergave of uitlezing van signalen daaruit. Tijdens 'signaalopname door middel van < een dergelijk videobandapparaat van het type met schroef lijnvormige bandaftasting veroorzaakt ieder van beide magneetkoppen magnetisering van magnetische gebieden van de magnetische laag 30 van de band? indien dergelijke gebieden zichtbaar zouden zijn, zouêen zij het beeld vertonen van een aantal onderling even- t wijdige lijnen of stroken, waarvan de lengte met de breedte van het registratiespoor overeenkomt; de magnetische gebieden hebben bovendien een oriëntatierichting, welke overeenkomt 35 met de azimuthhoek van de luchtspleet van de bijbehorende magneetkop. Tijdens signaalweergave door middel van een dergelijk videobandapparaat wordt ieder registratiespoor afgetast 81 02 7 1 2 ___ * £ .
- 2 - door dié magneetkop, waarvan de luchtspleet is georiënteerd volgens de onderling evenwijdige, zij het virtuele, lijnen van het desbetreffende registratiespoor, met als gevolg, dat de luchtspleet van de een registratiespoor voor uitlezing 5 van videosignalen aftastende magneetkop zich onder een hoek ui-tstrekt·' ten opzichte van dezelfde virtuele lijnen van de beide aan het dan afgetaste registratiespoor grenzende rè-gistratiesporen. Dit heeft tot gevolg, dat indien een signaal-transducent of magneetkop tijdens aftasting van een registra-.
10 tiespoor voor weergave of uitlezing van de daarin opgenomen videosignalen een aangrenzend registratiespoor overlapt of op andere wijze in een dergelijk aangrenzend registratie-spoor opgenomen signalen uitleest, zogenaamd "azimüth-verlies" plaatsvindt, waardoor verzwakking van het uit een dergelijk 15 aangrenzend registratiespoor uitgelezen overspraaksignaal wordt verkregen.
Daarnaast vindt de videosignaalopname veelal plaats onder toepassing van zogenaamde H-alignering, waarbij interferentie tussen of overspraak van horizontale synchronisatie-20 en onderdrukkingssignalen van de in opeenvolgende registratie-sporen opgenomen videosignalen wordt verhinderd. Bij een dergelijke videosignaalopname met H-alignering komen de uiteinden van de randen of randgebieden tussen de opeenvolgende regis-tratiespoorgebieden met daarin opgenomen beeldregelintervallen 25 van spoor tot spoor in eikaars verlengde te liggen, waarbij zij zich dwars op de spoorlangsrichting uitstrekken.
Indien tijdens signaalweergave door middel van een videobandapparaat van het type met schroeflijnvormige band-aftasting de bandtransportsnelheid en -richting met de respec- · 30 tievelijk voor signaalopname normale.bandtransporrsnelheid en -richting overeenkomen, is het mogelijk om de daarbij door de roteerbare magneetkoppen of signaaltransducenten gevolgde aftastbaan nauwkeurig te laten samenvallen met een respectievelijk bijbehorend registratiespoor, zodanig, dat juiste 35 uitlezing van de daarin opgenomen videosignalen wordt verkregen; daarbij zijn de hiervoor beschreven maatregelen werkzaam voor een verregaande eliminatie van uit aangrenzende registratie- 8102712 * « - 3 - sporen afkomstige overspraaksignaalcomponenten.
Bij practische uitvoeringsvormen van een videoband-apparaat van het type met schroeflijnvormige bandaftasting wordt voor de bij signaalopname toegepaste, normale bandtrans-5 portsnelheid gewoonlijk een waarde gekozen, welke een zodanige relatie met de diameter van de bandleitrommel vertoont, dat de videosignalen met H-alignering voor de dichtst bij elkaar gelegen registratiesporen, welke door een zelfde magneetkop zijn opgenomen, wordt verkregen. In de praktijk doet zich 10 echter de situatie voor, dat het magneetbandtransport tijdens signaalopname met een andere dan de normale transportsnelheid plaatsvindt? dit geschiedt meestal ter verkrijging van een hogere signaalregistratiedichtheid op de magneetband. In een dergelijk geval is het niet mogelijk om de beschreven H-alig-15 nering te verkrijgen voor verschillende bandtransportsnelheden. Indien de videosignalen bijvoorbeeld onder toepassing van H-alignering worden opgenomen bij een vooraf bepaalde bandtrans-portsnelheid, zal een dergelijke H-alignering niet worden verkregen wanneer het magneetbandtransport plaatsvindt bij een 20 snelheid, welke de helft van de vooraf bepaalde transportsnelheid bedraagt.
Indien de bandtransportsnelheid tijdens signaalweer-gave in aanzienlijke mate afwijkt van die tijdens signaalopname, of indien de bandtransportsnelheidsrichting tijdens signaal-25 weergave verschilt van dié tijdens signaalopname, zal de door de magneetkoppen tijdens signaalweergave gevolgde aftastbaan een zodanig grote hoek ten opzichte van de registratiespoor-langsrichting vertonen, dat iedere magneetkop tijdens zijn aftastbeweging eerst videosignalen uit een eerste registratie-30 spoor en vervolgens videosignalen uit aangrenzende registratiesporen zal uitlezen, waarbij de positie van de horizontale synchronisatie-impulsen van deze uit aangrenzende registratiesporen uitgelezen videosignalen een faseverschuiving van bijvoorbeeld de halve beeldregelaftastperiode ten opzichte van 35 dié uit het eerste, werkelijk uit te lezen registratiespoor vertonen. Indien dergelijke gedurende één enkel beeldraster-interval eerst uit een eerste registratiespoor en vervolgens uit een aangrenzend registratiespoor uitgelezen signalen ver- 8102712 , * * - 4 - vervolgens worden gedemoduleerd en aan een televisie-ont-vanger worden toegevoerd, zal in de opeenvolging van de horizontale synchronisatie-impulsen bij iedere overgang van de'·, desbetreffende magneetkop of signaaltransducent 5 van het ene spoor naar het andere spoor, dat wil zeggen van het genoemde eerste spoor naar het genoemde aangrenzende spoor, een sprong ter grootte van een halve beeldregelaftast-periode optreden. Tijdens de beeldregelaftastperiode, waarin de automatische frequentieregelschakeling van een dergelijke 10 televisie-ontvanger een dergelijke sprong van 1/2H verwerkt, zal in het zichtbaar gemaakte beeld een hier als "schuin-loopvervorming" aan te duiden vervorming optreden.
Ter vermijding van het optreden van een dergelijke schuinloopvervorming in een zichtbaar gemaakt beeld is in 15 aanvraagsters Amerikaanse octrooiaanvrage 78.774 van 25 september 1979 reeds voorgesteld om de uitgelezen videosignalen te vertragen in een mate, welke overeenkomt met de sprongafstand tussen de in aangrenzende registratiesporen opgenomen, horizontale synchronisatie-impulsen; wanneer 20 signaalweergave bij een van de normale bandtransportsnelheid afwijkende transportsnelheid plaatsvindt, voert een schakel-eenheid afwisselend de door de magneetkop uitgelezen videosignalen en de eveneens uitgelezen, doch vertraagde video-. signalen aan de demodulator toe, waarbij de schakeltoestand 25 van de schakeleenheid steeds, wanneer de magneetkop tijdens ' : het afleggen van zijn aftastbaan van een registratiespoor naar een aangrenzend registratiespoor overgaat, wordt overgeschakeld. ·
Voorts is een videobandapparaat bekend, waarbij niet 30 alleen twee roteerbare hoofdmagneetkoppen met onderling verschillende azimuthhoeken worden toegepast, doch tevens een roteerbare hulpmagneetkop, welke dezelfde azimuthhoek als dié van de ene van beide hoofdmagneetkoppen vertoont en zodanig is aangebracht, dat hij ook hetzelfde registratiespoor 35 als de genoemde ene hoofdmagneetkop aftast. Tijdens signaalweergave bij langzaam bewegend beeld wordt de magneetband intermitterend aangedreven, dat wil zeggen steeds gedurende 81 0 2 7 1 2 * i - 5 - een met de desbetreffende bandtransportsnelheidsverhouding overeenkomend, vooraf bepaald tijdsinterval over een afstand waarbij de tot één volledig videobeeld behorende registratie-sporen worden afgetast; tijdens stilstand van de magneetband 5 worden de videosignalen afwisselend uitgelezen door de genoemde ene hoofdmagneetkop en de hulpmagneetkop, terwijl tijdens bandtransport afwisselende uitlezing van de videosignalen door de beide hoofdmagneetkoppen plaatsvindt.
Bij toepassing van een vertragingsschakeling bij een 10 videobandapparaat van het in de vorige alinea beschreven, nieuwe type blijkt de vertragingsschakeling echter een zeer gecompliceerde constructie te krijgen, terwijl ook de regeling van de vertragingsduur moeilijk wordt.
De uitvinding stelt zich ten doel, een videosignaal-15 weergeefapparaat te verschaffen, dat vrij is van de hiervoor genoemde nadelen.
Meer in hetbijzonder stelt de uitvinding zich ten doel, een videosignaalweergeefapparaat te verschaffen, dat is uitgerust met een betrekkelijk eenvoudige schakeling ter ver-20 mijding van schuinloopvervorming in een zichtbaar gemaakt beeld ingeval van signaalweergave bij een van de tijdens signaalopname normale bandtransportsnelheid en -richting afwijkende bandtransportsnelheid en/of -richting.
Daartoe gaat de uitvinding uit van een apparaat voor 25 weergave van een volgens opeenvolgende, onderling evenwijdige en schüin over een magneetband lopende registratiesporen opgenomen videosignaal, dat is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar aangebrachte hoofdweergeefmagneetkoppen met onderling verschillende azimuthhoeken en tenminste één hulp-30 weergeefmagneetkop, waarvan de azimuthhoek gelijk is aan dié van de ene van beide hoofdweergeefmagneetkoppen en welke ten opzichte van de andere van de beide hoofdweergeefmagneetkoppen over een omtrekshoek van (n + 0,25)H' verplaatst is aangebracht, waarbij n gelijk 0 of een positief geheel getal is en H' de 35 met de duur van één beeldregelaftastperiode op de magneetband overeenkomende hoek is. Volgens de uitvinding is het video-signaalweergeefapparaat voorts voorzien van magneetkopbestu-ringsmiddelen voor zodanige besturing van de hoofd- en hulp- 8102712 - 6 - * fc weergeefmagneetkoppen, dat uitlezing van een videosignaal door middel van de hoofdmagneetkoppen plaats vindt wanneer de magneetband aan langstransport bij de normale snelheid wordt onderworpen, en dat uitlezing van een videosignaal door de .
" 5 ene van de beide hoofdmagneetkoppen en door de hulpmagneetkop plaatsvindt wanneer het magneetbandtransport is onderbroken. Bovendien bevat het videobandapparaat vertragingsregelmiddelen voor afwisselende afgifte van het uitgelezen videosignaal en een vertraagde versie daarvan/ waarvan de vertragingsduur 10 overeenkomt met de sprong, welke synchroon met de wisseling tussen de genoemde ene van de beide hoofdmagneetkoppen en de hulpmagneetkop in de horizontale synchronisatie-impulsen optreedt .
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende 15 beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen/ waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1, schematisch, een bovenaanzicht op een roteerbare magneetkopeenheid van bekend type, waarbij de magneet-; 20 koppen over een omtrekshoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven, dat wil zeggen diametraal tegenover elkaar, zijn aangebracht, figuur 2 en 3 schematische weergaven van respectievelijk een registratiepatroon met en een registratiepatroon 25 zonder H-alignering ter verduidelijking van de sprong, welke tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld in de horizontale synchronisatiesignalen optreedt, figuur 4 een blokschema van een spoorsprongcorrectie-schakeling van bekend type, 30 figuur 5 een schematische weergave op tijdsbasis ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 4, figuur 6 een bovenaanzicht op een roteerbare magneetkopeenheid volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding, 35 figuur 7 en 8 schematische weergaven van respectievelijk een registratiepatroon en een registratiepatroon zonder H-alignering ter verduidelijking van de sprong, welke tijdens 81 02 7 1 2
Jr * - 7 - signaalweergave bij stilstaand beeld in de horizontale synchronisatiesignalen optreedt, figuur 9 een blokschema van een spoorsprongcorrectie-schakeling volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding, 5 figuur 10 en 11 schematische weergaven op tijdbasis ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 9, en figuur 12 een blokschema van een spoorsprongcorrectie-schakeling volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. 10 Voor een goed begrip van de onderhavige uitvinding zal eerst aan de hand van de figuren 1 en 2 signaalweergave bij stilstaand beeld worden beschreven voor een videobandapparaat met een paar diametraal tegenover elkaar aangebrachte, roteer-bare magneetkoppen. Zoals de figuren 1 en 2 laten zien, wordt 15 een magneetband T aan continu langstransport bij standaardsnelheid in de richting van de pijl a onderworpen, waarbij een paar signaaltransducenten in de vorm van de roteerbare mag-neetkpppen IA en 2A in rotatie wordt aangedreven voor afwisselende aftasting in schuine richting van de magneetband T 20 in de richting van de pijl b in figuur 2B; de magneetkoppen IA en 2A kunnen daarbij afwisselend videosignalen in onderling evenwijdige registratiesporen A^ en opnemen. Deze registratiesporen A^ en B^ strekken zich onderling evenwijdig onder een vooraf bepaalde, schuine hoek ten opzichte van de 25 bandlangsrichting uit.
Bij de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm is voor de standaardbandtransportsnelheid tijdens opname een zodanige waarde gekozen, dat aangrenzende registratiesporen A^ en B^ langs hun langsranden tegen elkaar aan liggen? dit wil zeggen, 30 dat tussen aangrenzende registratiesporen 'geen beschermings-banden worden toegepast, zodat een zeer hoge registratie-dichtheid van videosignalen op de magneetband T wordt verkregen. Ingeval van opname van videosignalen van het NTSC-type met 30 volledige videobeelden per seconde worden de 35 diametraal tegenover elkaar aangebrachte magneetkoppen IA en 2A gewoonlijk in rotatie aangedreven met een rotatiesnelheid van 30 omwentelingen per seconde, zodat de koppen tijdens hun 81 02 7 1 2
* V
- 8 - aftastbeweging over de magneetband T ieder een videobeeld-ras'ter met signaalinformatie op de band opnemen of registreren. Dit wil zeggen, dat de oneven genummerde beeldrasters met video-informatie in de registratiesporen A^ worden opge-5 nomen door middel van de magneetkop IA, waarvan de lucht-spleet bijvoorbeeld een schuin naar links ten opzichte van de banddwarsrichting verlopende azimuthhoek vertoont, terwijl de even genummerde beeldrasters met video-informatie in de registratiesporen worden opgenomen door middel van •10 de magneetkop 2A, waarvan de luchtspleet een ten opzichte van de banddwarsrichting naar rechts verlopende azimuthhoek vertoont.
Zoals gebruikelijk bij opname van videosignalen van het NTSC-type, bevat het in ieder registratiespoor A^ en 15 opgenomen beeldraster 262,5 beeldregels met video-informatie.
Dit wil zeggen, dat een in een registratiespoor A^ opgenomen, oneven genummerd beeldraster de videosignaalinformatie voor de beeldregels (1-262) en voor de eerste helft van de beeld-regel (263) bevat, terwijl het in een registratiespoor B^ 20 opgenomen, even genummerde beeldraster de tweede helft van de beeldregel (263) en voorts de overige beeldregels (264-525) bevat. Teneinde zeker te stellen, dat de eerste en de tweede helft van.de 263ste beeldregel respectievelijk bij het oneven-en het even genummerde beeldraster worden opgenomen, worden 25 twee aangrenzende registratiesporen A. en B. aan hun uiteinden
X X
in langsrichting ten opzichte van elkaar verplaatst over een met 3/4H overeenkomende afstand, dat wil zeggen met 3/4 van de registratiespoorlengte, waarin opname van een. beeldregel of beeldregelaftastinterval van de videosignalen plaatsvindt.
30 Het zal duidelijk zijn, dat wanneer de posities, waarin signaal-opname in een registratiespoor begint, voor twee aangrenzende registratiesporen A^ en B^ ten opzichte van elkaar in de spoor-langsrichting over een met 3/4H overeenkomende afstand worden verschoven, de posities, waarin signaalopname door middel van 35 een zelfde magneetkop begint, voor nabij gelegen registratiesporen, zoals de door de magneetkop IA gevormde registratiesporen A1 en A2 of de door de magneetkop 2A gevormde registra- 8102712 » J> - 9 - tiesporen en over een afstand van 1,5H in de regis- tratiespoorlangsrichting ten opzichte van elkaar worden verplaatst. In verband daarmede, en zoals figuur 2B laat zien, vertonen de posities van de horizontale synchronisatie-impulsen 5 van de opgenomen videosignalen in de verschillende registratie-sporen A. in de spoorlangsrichting een afstand van 1/2H ten opzichte van de posities van de horizontale synchronisatie-impulsen van de in de "aangrenzende" nabij gelegen registratie-sporen A^ opgenomen videosignalen, dat wil zeggen de in het 10 door dezelfde magneetkop IA onmiddellijk voorafgaande of onmiddellijk navolgend gevormde registratiespoor. Op soortgelijke wijze geldt, dat de posities van de horizontale synchronisatie-impulsen van de in de registratiesporen B^ opgenomen videosignalen in de spoorlangsrichting over een afstand van 1/2H 15 zijn verschoven ten opzichte van de posities van dehorizontale synchronisatie-impulsen van de door de magneetkop 1B gevormde, respectievelijk onmiddelli'jk voorafgaande en onmiddellijk daarop volgende registratiesporen. Samenvattend kan worden gesteld, dat de posities van de horizontale synchronisatie-20 impulsen van in opeenvolgede registratiesporen A^ door de magneetkop IA of in opeenvolgende registratiesporen B^ door de magneetkop 2A gevormde registratiesporen in de spoorlangsrichting over een afstand nH + 1/2H ten opzichte van elkaar zijn verschoven, waarbij n een positief geheel getal is.
25 Tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een magneetband T met een registratiepatroon volgens figuur 2B door middel van een videobandapparaat van het type met schroeflijnvormige bandaftasting volgen de magneetkoppen IA en 2A een zelfde uitleesaftastbaan, waarvan de schuinloophoek of 30 helling afwijkt van dié van de op de magneetband T tijdens signaalopname gevormde registratiesporen A^ en B^; dit is het gevolg van het feit, dat het langstransport van de magneetband T tijdens een dergelijke signaalweergave is onderbroken, respectievelijk dat de magneetband stilstaat. Als 35 gevolg van de afwijking in hellingshoek tussen de door de magneetkoppen gevolgde aftastbaan en de tijdens signaalopname op de band gevormde registratiesporen zal het signaalniveau 8102712 * ί - 10 - * van de tijdens een dergelijke weergeefwijze uitgelezen videosignalen afhankelijk zijn van de positie, waarin de magneetband T tot stilstand is gekomen. Figuur 2B toont twee dergelijke verschillende posities. In het ene geval, blijken de beide 5 uiteinden van de aftastbaan R^ althans tenminste nagenoeg geheel samen te vallen met respectievelijk het ene uiteinde van het registratiespoor Bg en het ene uiteinde van het registratiespoor A3, terwijl in het andere geval het middendeel van het registratiespoor A2 het middendeel van de aftastbaan 10 R2 bestrijkt, respectievelijk overlapt. In figuur 2B zijn de gebieden, waaruit signalen worden uitgelezen, enkelvoudig gearseerd. Daarbij verdient de aftastbaan R2 de voorkeur, aangezien het in dat geval uitgelezen videosignaal een betrekkelijk hoog niveau vertoont.
15 -Terwille van de eenvoud zijn voor een paar roteerbare magneetkoppen IA en 2A met een verondersteld gelijke azimuth-hoek de posities van de door de beide magneetkoppen tijdens afwisselende aftasting volgens'de baan R^ uitgelezen, horizontale synchronisatie-impulsen in figuur 2B weergegeven.
20 In het begin, wanneer de magneetkop IA het registratie spoor aftast (zie figuur 2A), worden steeds met een interval de respectievelijk bij de eerste tot en met de 263ste beeldregelaftastperiode behorende eerste tot en met 263ste horizontale synchronisatie-impulsen Uitgelezen. Ifërvolgens 25 voert de magneetkop 2A aftasting van hetzelfde registratiespoor uit, waarbij de 264ste tot en met 526ste horizontale . synchronisatie-impuls wordt uitgelezen. Aangezien de door de magneetkoppen IA en 2A uitgelezen signalen op continue wijze ter beschikking komen, bedraagt het interval tussen de 263ste 30 en de 264ste horizontale synchronisatie-impuls 1,25T^, hetgeen op een spoorsprong van 0,25Τ^ duidt. Wanneer zich het geval voordoet, dat na aftasting van een registratiespoor door de magneetkop 2A hetzelfde registratiespoor vervolgens door de magneetkop IA wordt afgetast, eveneens een spoorsprong van 0,25Τ^ 35 optreedt.
Tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld, waarbij de magneetkoppen IA en 2A afwisselend een aftasting van het 81 02 7 1 2 * *- - 11 - registratiespoor A2 volgens de aftastbaan R2 uitvoeren, treedt op soortgelijke wijze een spoorsprong van 0,25Th op, zoals uit figuur 2C naar voren komt.
Wanneer voor de bandtransportsnelheid een waarde wordt 5 gekozen, welke 2/3 bedraagt van de standaardbandtransport-snelheidswaarde voor een videobandapparaat van het desbetreffende type, wordt een registratiepatroon met H-alignering verkregen, zoals figuur 3B laat zien. Daarbij wordt opgemerkt, dat hoewel de registratiespoorsteek bij het patroon volgens 10 figuur 3B een kleinere waarde heeft dan bij het 'registratie-patroon volgens figuur 2B, de registratiesporen in figuur 3B zijn weergegeven met eenzelfde steekwaarde als in figuur 2B. Wanneer de magneetkoppen IA en 2A sequentieel een registratie-patroonverdeling volgens figuur 3B langs de aftastbaan R^ 15 aftasten, wordt uit het gearseerd weergegeven gebied van het registratiespoor Ag een signaal uitgelezen, zodat horizontale synchronisatie-impulsen met de tijdsrelatie volgens figuur 3A worden verkregen. Dit wil zeggen, dat de afstand tussen de 263ste en 264ste horizontale synchronisatie-impuls, de waarde 20 IT^ heeft en dat geen spoorsprong optreedt. Hetzelfde geldt voor de situatie volgens figuur 3C, waarbij de magneetkoppen IA en 2A het registratiespoor A2 van de registratiepatroon-verdëling volgens figuur 3 langs de aftastbaan R2 aftasten.
Het optreden van een registratiespoorsprong van 0,25T^ 25 zoals in figuur 2A weergegeven, of van een spoorsprong van (n + Q,75)H, zoals weergegeven in figuur 2B, bij signaalopname zonder H-alignering komt overeen met een situatie, waarbij de roteerbare magneetkoppen IA en 2A over een omtrekshoek ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht, welke met 30 een bedrag nH' van 180° afwijkt.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een spoorsprong-correctieschakeling van bekend type voor correctie van de door de hiervoor beschreven registratiespoorsprong veroorzaakte signaalvervorming. Bij de correctieschakeling volgens figuur 35 4 vindt toepassing plaats van een vertragingsleiding of - scha keling 3 met een vertragingsduur van 0,25T^ en van een vertr agingsleiding of -schakeling 1/ met een vertragingsduur van 3-02712 * 5 - 12 - 0,5Τ^. Het door de magneetkoppen IA en 2A uitgelezen en vervolgens aan frequentiedemodulatie onderworpen videosignaal wordt toegevoerd aan een ingangsaansluiting 5. Dit gedemodu-leerde videosignaal en het uitgangssignaal van de vertragings-5 leiding 3 worden respectievelijk aan de ingangsaansluitingen 7a en 7b van een' schakeleenheid 6 toegevoerd, waarvan het aan de uitgangsaansluiting 7c verschijnende uitgangssignaal rechtstreeks aan de ingangsaansluiting 9a en via de vertragings-leiding 4 aan de ingangsaansluiting 9b van een wisselschakelaar 10 8 wordt toegevoerd, iffet. aan de uitgangsaansluiting 9c van de wisselschakelaar 8 verschijnende videosignaal wordt toegevoerd aan de ingangsaansluiting 11a van een modus-kiesschakelaar 10, welke aan zijn andere ingangsaansluiting 11b het ingangs-videosignaal krijgt toegevoerd en aan zijn uitgangsaansluiting 15 11c is verbonden met een uitgangsaansluiting 12. Via een aansluiting 13 wordt aan de modus-kiesschakelaar 10 een modus-kiessignaal toegevoerd voor zodanige besturing van de schakelaar 10, dat tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een registratiesporenpatroon volgens figuur 2B zonder 20 H-alignering de ingangsaansluiting 11a van de schakelaar 10 met de uitgangsaansluiting 11c is doorverbonden, terwijl tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een regis-tratiesporenverdeling met H-alignering volgens figuur 3B de ingangsaansluiting 11b met de uitgangsaansluiting 11c van 25 de kiesschakelaar 10 is doorverbonden. Dit houdt verband met het feit, dat ingeval van H-alignering geen spoorsprongcor-rectie noodzakelijk is, zoals in het voorgaande is uiteengezet. In het desbetreffende geval wordt het aan de ingangsaansluiting 5 toegevoerde ingangsvideos:i gnaal ongewijzigd naar de uitgangs-30 aansluiting 12 doorgelaten.
Bij de spoorsprongcorrectieschakeling van bekend type volgens figuur 4 wordt een stuurimpuls , welke synchroon met de rotatiefase van de bijbehorende magneetkop uit het de-tectiesignaal wordt afgeleid, via een ingangsaansluiting 14 35 toegevoerd aan de wisselschakelaar 6 voor besturing daarvan en voorts via een frequentietweedeler 15 als stuurimpuls PG2 aan de wisselschakelaar 8 voor besturing daarvan. De wissel-schakelaars 6 en 8 worden derhalve zodanig bestuurd, dat wanneer 8102712 - 13 - de stuurimpulsen PG^ en PG2 beide het niveau "O" vertonen, de ingangsaansluitingen 7a en 9 a van de respectievelijke schakelaars 6 en 8 met de respectievelijke uitgangsaansluitingen 7c en 9c van de schakelaars worden doorverbonden; wanneer 5 de stuurimpulsen PG^ en PG2 daarentegen beide het niveau "1" vertonen, worden de andere ingangsaansluitingen 7b en 9b van de respectievelijke wisselschakelaars met de respectievelijke uitgangsaansluitingen 7c en 9c doorverbonden.
Vervolgens zal een spoorsprongcorrectie worden be-10 schreven voor het geval van signaalweergave tijdens stilstaand beeld uit een registratiesporenverdeling zonder H-alignering. Indien daarbij het interval, gedurende hetwelk het door de magneetkop IA uitgelezen videosignaal verschijnt, als T, en ia
het interval, waarin het door de magneetkop 2A uitgelezen 15 videosignaal verschijnt, als Ï2a wordt aangeduid, kan worden gesteld, dat de desbetreffende intervallen elkaar afwisselen; de gedurende deze intervallen uitgelezen videosignalen, met inbegrip van hun horizontale synchronisatie-impulsen volgens figuur 5A, worden toegevoerd aan de ingangsaansluiting 5. De 20 stuurimpuls PG1 heeft daarbij de impulsduur van de videobeeld-periode; voorts heeft de stuurimpuls PG^ een zodanige fase, dat impulswaarde-omkering plaatsvindt op een tijdstip juist voorafgaande aan de eerste horizontale svnchronisatie-impuls na beëindiging van het interval Tla of T2ar zoa^s 5C
25 laat zien. De stuurimpuls PG2, welke door de frequentietwee-deler 15 wordt afgegeven, heeft een met tweemaal de video-beeldduur overeenkomende duur en voorts een zodanige fase, dat omkering optreedt op een tijdstip juist voorafgaande aan de eerste horizontale synchronisatie-impuls na beëindiging 30 van het interval Ί?1&, zoals figuur 5B laat zien.
. Gedurende de eerste periode van signaalweergave bij stilstaand beeld vertonen de stuurimpulsen PG^ en PG2 beide het binaire niveau "0", zodat de wisselschakelaars 6 en 8 in een zodanige schakeltoestand worden gebracht, dat hun res-35 pectievelijke ingangsaansluitingen 7a en 9a worden doorverbonden met hun respectievelijke uitgangsaansluitingen 7c en 9c, met als gevolg, dat de ontvangen videosignalen ongewijzigd 81 0 2 7 12 * > -14 - ' naar de ultgangsaansluiting 12 worden doorgelaten. Gedurende de daarop volgende periode T2a vertonen de stuurimpulsen PG^ en PG2 beidé het niveau " 1", zodat dan de respectievelijke ingangsaansluitingen 7b en 9b van de beide wisselschakelaars '5 6 en 8 met hun respectievelijke uitgangsaansluitingen 7c en 9c worden doorverbonden, met als gevolg, dat het door de dan in cascade geschakelde vertragingslijnen 3 en 4 in zijn . geheel over een duur van 0,75Τ^ vertraagde videosignaal aan de uitgangsaansluiting 12 verschijnt. Dit wil zeggen, dat 10 het uitgangsvideosignaal dan een totale’vertragingsduur van l,25Th + 0,75Τ^ = 2T^ vertoont, zoals figuur 5B laat zien, hetgeen wil zeggen, dat spoorsprongcorrectie heeft plaatsgevonden.
Gedurende de op de periode T2a volgende periode T^a . . 15 krijgt de stuurimpuls PG^ de binaire waarde "0", doch de stuurimpuls PG2 vertoont toch de binaire waarde "1", zodat de ingangsaansluiting 7a van de schakelaar 6 met de uitgangsaansluiting 7c wordt doorverbonden, doch de wisselschakelaar 8 nog in zijn laatst hiervoor, genoemde toestand verkeert, 20 waarbij de ingangsaansluiting 9b met de uitgangsaansluiting 9c is doorverbonden. Het door de vertragingsleiding 4 over een duur van 0,5Τ^ vertraagde videosignaal wordt derhalve doorgelaten, zodat spoorsprongcorrectie wordt verkregen, zoals figuur 5B laat zien.
25 Binnen de op de vertragingsduur van 0,5T^ volgende periode Ï2a neemt de stuurimpuls PG^^ de binaire waarde "1" aan, doch gaat de stuurimpuls PG2 naar de binaire waarde "0" over. Dit heeft tot gevolg, dat de ingangsaansluiting 7b van de 'wissèlschakelaar 6 naar de uitgangsaansluiting 7c blijft 20 overgeschakeld, terwijl bij de wisselschakelaar 8 de ingangsaansluiting 9a met de uitgangsaansluiting 9c wordt doorverbonden. Het door de vertragingsleiding 3 over een duur van 0,25T^ vertraagde videosignaal wordt derhalve doorgelaten, zodat spoorsprongcorrectie wordt verkregen. Aangezien de 35 spoorsprong over de daarop volgende 1,25T^ door de vertragingsduur van 0,25T^ kan worden gecorrigeerd, nemen de stuurimpulsen PG^ en PG2 beide weer de binaire waarde "0” aan. Op deze 81 02 7 1 2 - 15 - wijze wordt een totale spoorsprongcorrectie met een cyclusduur van 4 beeldrasters (Tia^T2a’^?Tla"^>T2a^ verkre9en, welke zich steeds herhaalt.
Tijdens signaalweergave bij stilstaand uit een regis-5 tratiesporenpatroon met H-alignering behoeft de spoorsprong-correctieschakeling volgens figuur 4 niet in actie te treden. Zoals in de voorgaande alinea is beschreven, dient de spoor-sprongcorrectieschakeling volgens figuur 4 echter tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een registratiesporen-10 patroon zonder H-alignering zodanig bestuurd te worden, dat de vier mogelijke doorschakeltoestanden van de beide wissel-schakelaars 6 en 8 in een vooraf bepaalde volgorde worden doorlopen, hetgeen een niet geheel van problemen vrije besturing vereist.
15 Voorts wordt opgemerkt, dat bij de schakeling volgens figuur 4 twee vertragingsleidingen 3 en 4 worden toegepast, welke bij cascadeschakeling een videosignaalvertraging met een duur van 0,75T^ teweeg brengen. De toepassing van met elkaar in cascade geschakelde vertragingslijnen veroorzaakt 20 echter bovendien een toename van de tussenschakeldemping, welke ten koste van de videosignaalweergeefkwaliteit gaat.
Aan de hand van figuur 6 zal vervolgens een magneet-kopuitvoering volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven, waarbij de hiervoor genoemde problemen 25 zich niet voordoen. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 is een tweetal magneetkoppen IA en 1B, hierna ook wel als "hoofdmagneetkoppen'* aan te duiden, diametraal tegenover elkaar aangebracht, terwijl een andere magneetkop 2A, hierna ook wel aan te duiden als "hulpmagneetkop", is aangebracht op een 30 plaats, welke ten opzichte van de plaats van de hoofdmag-neetkop 1B in de rotatierichting van de magneetkoppen is verschoven over een vooraf bepaalde hoek Θ, welke overeenkomt met (η + 0,25)Τ^, waarbij n een positief geheel getal is.
De azimuthhoek van de luchtspleet van de hulpmagneetkop 2A 35 is gelijk aan dié van de hoofdmagneetkop IA en verschillend van dié van de hoofdmagneetkop XB gekozen. Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm zijn voor de azimuthhoeken van de 81 02 712 t * - 16 - hoofdmagneetkoppen IA en 1B respectievelijk waarden van +7° en -7° gekozen.
! iignaalopname vindt plaats door middel van de beide hoofdmagneetkoppen IA en 1B; deze vormen op een magneetband 5 respectievelijk twee aangrenzende registratiesporen, welke in de spoorlangsrichting over een met 3/4H overeenkomende afstand buiten elkaar uitsteken, zoals figuur 2B laat zien. Tijdens normale signaalweergave worden dergelijke aangrenzende registratiesporen door respectievelijk de hoofdmagneetkoppen 10 IA en 1B afgetast en uitgelezen, terwijl tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld het uit signaalopname door middel van de hoofdmagneetkop IA resulterende registratiespoor door de hoofdmagneetkop IA en de hulpmagneetkop 2A wordt afgetast en uitgelezen. Ingeval van een dergelijke signaalweergave 15 bij stilstaand beeld door middel van de magneetkoppen IA en 2A zal het duidelijk zijn, dat zelfs bij aftasting en uitlezing van een magneetband met een registratiespoorverdelingspatroon volgens figuur 3B, dat wil zeggen met H-alignering, een sprong in het horizontale synchronisatiesignaal zal optreden. Daar-20 bij wordt echter opgemerkt, dat sprongcompensatie door middel van de schakeling volgens de uitvinding gemakkelijker wordt verkregen dan door middel van de bekende schakeling volgens figuur 4.
Aan de hand van figuur 7 zullen eerst de tijdens signaal-25 weergave bij stilstaand beeld uit een magneetband met een re-gistratiespoorpatrodn zonder H-alignering optredende sprong-verschijnselen worden verduidelijkt. Wanneer de hoofdmagneetkop IA het de beide registratiesporen Bg en A^ in figuur 7B overbruggende bahdgedeelte aftast, wordt een videosignaal 30 uitgelezen, waarvan de horizontale synchronisatiesignalen de tijdbasisrelatie volgens de bovenste rij in figuur 7A vertonen. Aangezien de hulpmagneetkop 2A over een met een bedrag van (n + 0,25)T^ overeenkomende hoek ten opzichte van de hoofdmagneetkop IA verschoven is aangebracht, zullen de 35 bij aftasting van het registratiespoorverdelingspatroon door de hulpmagneetkop 2A uitgelezen, horizontale synchronisatiesignalen ieder over een duur van 0,25T^ zijn vertraagd 8102712 .-17- « · ten opzichte van de horizontale synchronisatiesignalen, welke door middel van een magneetkoppenstelsel met twee over een hoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven aangebrachte magneetkoppen zouden worden verkregen en in de middelste rij 5 in figuur 7B zijn weergegeven. Als gevolg hiervan krijgt de afstand tussen het 263ste en het 264ste horizontale synchro-nisatiesignaal de waarde 1,5Τ^/ hetgeen op een sprong van 0,5Τ^ wijst.
Bij overschakeling van de hulpmagneetkop 2A naar de 10 hoofdmagneetkop IA krijgt de afstand tussen het 526ste horizontale synchronisatiesignaal en het daarop volgende, eerste horizontale synchronisatiesignaal van het daarop volgende videobeeld de waarde (1,25 - 0,25)T^ = IT^, zodat in wezen geen sprong optreedt. Zoals reeds is uiteengezet, wordt bij over-15 schakeling van de hoofdmagneetkop IA naar (uitlezing door) de hulpmagneetkop 2A een sprong van 0,5T^ teweeg gebracht, doch zoals zojuist is beschreven, treedt bij de overschakeling van de hulpmagneetkop 2A naar de hoofdmagneetkop IA geen sprong op.
20 Vervolgens zullen aan de hand van figuur 8B de sprong- verschijnselen worden besproken, welke tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld bij aftasting van een registratiespoor-verdelingspatroon met H-alignering volgens een aftastbaan optreden. In een dergelijk geval, waarbij het uitgelezen 25 uitgangssignaal eerst van de hoofdmagneetkop IA en vervolgens van de hulpmagneetkop 2A afkomstig is, krijgt de afstand tussen het 263ste en het 264ste horizontale synchronisatiesignaal een waarde 1,25T^, terwijl de afstand tussen het 526ste en het daarop volgende, eerste horizontale synchronisatiesignaal 30 de waarde 0,75Τ^ krijgt, zoals in figuur 8A is weergegeven.
Soortgelijke sprongverschijnselen doen zich voor wanneer het registratiespoorverdelingspatroon tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld volgens de aftastbaan volgens de figuren 7B en 8B wordt afgetast en uitgelezen.
35 Figuur 9 toont een uitvoeringsvorm van een spoorsprong- correctieschakeling volgens de onderhavige uitvinding. Bij de schakeling volgens figuur 9 wordt op soortgelijke wijze als 8102712 i r * > - 18 - bij de bekende schakeling volgens figuur 4 het uitgelezen videosignaal toegevoerd aan de ingangsaansluiting 5; tussen deze ingangsaansluiting 5 en de uitgangsaansluiting 12 van de schakeling bevinden zich een vertragingsschakeling of -leiding 5 3 met een vertragingsduur van 0,25Τ^/ een vertragingsschake- ling of -leiding 4 met een vertragingsduur van 0,5Τ^, twee wisselschakelaars 6, 8 en een modus-kiesschakelaar 10.
Bij de in figuur 9 weergegeven schakeling volgens de uitvinding zijn de vertragingsleidingen 3 en 4 parallel· 10 aan de ingangsaansluiting 5 aangesloten, terwijl de vertraagde uitgangssignalen van de beide vertragingsleidingen respectievelijk aan de ene ingangsaansluitingen 7b en 9b van de respectieve wisselschakelaars 6 en 8 worden toegevoerd. De andere ingangsaansluitingen 7a en 9a van de respectieve wis-15 selschakelaars 6 en 8 krijgen beide het via de ingangsaansluiting 5 ontvangen, uitgelezen videosignaal in zijn oorspronkelijke vorm toegevoerd, terwijl de uitgangsaansluitingen 7c en 9c van de respectieve wisselschakelaars 6 en 8 met res-• pectievelijk de ingangsaansluitingen 11b en 11a van de modus-20 kiesschakelaar 10 zijn verbonden. De wisselschakelaars 6 en 8 worden respectievelijkbestuurd door stuurimpulsen PGj en PG2* zodanig, dat wanneer de impuls PG^^ het binaire niveau "1" vertoont, de aansluitingen 7b en 7c van de wisselscha-kelaar 6 met elkaar worden doorverbonden, terwijl wanneer de 25 impuls PG2 het binaire niveau "1" vertoont, de aansluitingen 9b en 9c van de wisselschakelaar 8 met elkaar worden doorverbonden.
Tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld door aftasting en uitlezing van een magneetband met een registratie-30 spoorverdelingspatroon zonder H-alignering, zoals in figuur 7B weergegeven, worden de aansluitingen 11a en 11c van de· modus-kiesschakelaar 10 met elkaar doorverbonden. In dat geval verschijnt aan de ingangsaansluiting 5 een uitgelezen videosignaal met horizontale synchronisatiesignalen, welke de tijd-35 basisrelatie volgens figuur 10A vertonen. In dit uitgelezen videosignaal bedraagt de afstand tussen de respectievelijk door de hoofdmagneetkop IA en de hulpmagneetkop 2A uitge- 8102712 * < - 19 - lezen, horizontale synchronisatiesignalen 1,5Τ^, zoals in het voorgaande is uiteengezet. De stuurimpuls PG2 heeft een zodanige fase, dat hij binnen het interval T2a juist voorafgaande aan het 264ste horizontale synchronisatiesignaal stijgt, 5 respectievelijk daalt. Aangezien de wisselschakelaar 8 door de stuurimpuls PG2 zodanig bestuurd wordt, dat wanneer de impuls PG2 het binaire niveau "O" vertoont, de aansluitingen 9a en 9c van de wisselschakelaar 8 met elkaar zijn doorverbonden, terwijl wanneer de impuls PG2 het binaire niveau "1H ' 10 vertoont, de aansluitingen 9b en 9c van de wisselschakelaar 8 met elkaar zijn doorverbonden, zal in het aan de uitgangs-aansluiting 12 verschijnende videosignaal de afstand 1,5T^ op een waarde 2T^ of een waarde 1T^ zijn gebracht, zoals figuur 10B laat zien, hetgeen er op wijst, dat sprongcorrectie 15 mogelijk is.
Ingeval van signaalweergave bij stilstaand beeld uit een magneetband met een registratiespoorverdelingspatroon met H-alignering, zoals in figuur 8B weergegeven, zijn de aansluitingen 11b en 11c van de modus-kiesschakelaar 10 20 met elkaar doorverbonden. Daarbij zal aan de ingangsaansluiting 5 een uitgelezen videosignaal verschijnen, waarvan de horizontale synchronisatiesignalen de tijdbasisrelatie volgens figuur 11A vertonen. In dit uitgelezen videosignaal bedraagt de afstand tussen de door de beide magneetkoppen uitgelezen, 25 horizontale synchronisatiesignalen bij overschakeling van de hoofdmagneetkop IA naar de hulpmagneetkop 2A 1,25Τ^, doch bij overschakeling van de hulpmagneetkop 2A naar de hoofdmagneetkop IA 0,75T^. Daarbij heeft de stuurimpuls PG^ een zodanige fase, dat hij gedurende het interval T^a juist voorafgaande 30 aan het eerste horizontale synchronisatiesignaal stijgt en gedurende het interval T2a juist voorafgaande aan het 264ste horizontale synchronisatiesignaal daalt, zoals figuur 11C laat zien. De wisselschakelaar 6 wordt door de stuurimpuls PG^ zodanig bestuurd, dat wanneer de impuls het binaire niveau 35 "0" vertoont, de aansluitingen 7a en 7c van de wisselschakelaar 6 met elkaar zijn doorverbonden, terwijl wanneer de impuls PG^ het binaire niveau "1" vertoont, de aansluitingen 8102712 - 20 - 7b en 7c van de wisselschakelaar 6 met elkaar zijn doorverbonden. Zoals figuur 11B laat zien, zullen in het aan de uit-gangsaansluiting 12 verschijnende videosignaal de afstanden van respectievelijk 1,25Τ^ en 0,75Τ^ tussen de horizontale 5 synchronisatiesignalen steeds gelijk aan 1T^ zijn geworden, zodat de mogelijkheid van sprongcorrectie aanwezig is.
Zoals uit de voorgaande beschrijving blijkt, is bij’ toepassing van de .uitvinding tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een magneetband met een registratiespoor-10 verdelingspatroon zonder H-alignering een zodanige sprongcor-rectie mogelijk, dat de vertragingsleiding 4 met een vertra-gingsduur van 0,5Τ^ afwisselend wordt tussengevoegd, terwijl tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld uit een magneetband met een registratiespoorverdelingspatroon met H-alig-15 nering zodanige sprongcorrectie mogelijk is, dat de vertragingsleiding 3 met een vertragingsduur van 0,25T^ afwisselend wordt tussengevoegd. Dit wil zeggen, dat de spoorsprongcorrectie-schakeling volgens de uitvinding zich op veel gemakkelijker wijze laat besturen dan de bekende spoorsprongcorrectie-20 schakeling volgens figuur 4 en dat het door middel van de schakeling volgens de uitvinding bewerkte videosignaal een geringere tussenschakeldemping ondergaat, aangezien de beide vertragingsleidingen bij de schakeling volgens de uitvinding niet met elkaar in cascade zijn gechakeld.
25 Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm is voor de hoek, waarover de hulpmagneetkop ten opzichte van de tweede hoofdmagneetkop is verplaatst, een met 0,25H overeenkomende waarde gekozen, doch het zal duidelijk zijn, dat voor deze hoek in het algemeen een met (n + 0,25)H overeen-30 komende waarde kan worden toegepast, waarbij n een positief geheel getal is.
Figuur 12 toont een andere uitvoeringsvorm van de spoorsprongcorrectieschakeling volgens de uitvinding. Daarbij wordt het uitgelezen videosignaal via een ingangsaansluiting 20 35 en een bufferversterker 21 toegevoerd aan een frequentie- omzetter 22. Deze dient voor amplitudemodulatie van het videosignaal met een van een referentie-oscillator 23 afkomstig 8102712 I * * - 21 -- draaggolfsignaal; het door de frequentie-omzetter 22 afgegeven, gemoduleerde videosignaal wordt toegevoerd aan een paar ver-tragingsleidingen of -schakelingen 24 en 25 met respectievelijke vertragingsduren van 0,5H en 0,25H. De reden, dat het 5 videosignaal eerst aan amplitudemodulatie wordt onderworpen, is, dat een videosignaal, dat zich binnen een betrekkelijk ruim frequentiegebied van zeer lage frequenties tot de chroma-frequentie van 3,58 MHz kan bewegen, niet door de vertragings-leidingen 24 en 25 wordt doorgelaten, daar de doorlaatfre-10 quentieband van deze vertragingslijnen tot de hogere frequenties is beperkt. Door het videosignaal op een draaggolfsignaal van 10,24 MHz te moduleren wordt zekergesteld, dat de lage zij-bandcompónenten van het gemoduleerde videosignaal door de vertragingsleidingen met een frequentiedoorlaatgebied van 15 8MHz - 2MHz worden doorgelaten.
De uitgangen van de vertragingsleidingen 24 en 25 zijn respectievelijk verbonden met de vaste contacten of aansluitingen 26a en 26b van een eerste schakelaar 26, waarvan het beweegbare contact 26c via een versterker 27 is gekoppeld met 20 twee niveau-instelweerstanden 28 en 29, waarvan de uitgangs-aansluitingen respectievelijk met de vaste contacten of aansluitingen 30a en 30b van een tweede schakelaar 30 zijn verbonden. Opgemerkt wordt, dat de niveau-instelweerstanden 28 en 29 dienen voor compensatie van het niveauverschil tussen 25 de uitgangssignalen van de vertragingsleidingen 24 en 25. VSSi de schakelaar 30 is het beweegbare contact 30 c verbonden met een frequentie-omzetter 31, waarin het gemoduleerde videosignaal tot het oorspronkelijke videosignaal wordt gedemodu-leerd met behulp van het via een faseverschuiver toegevoerde 30 en van de referentie-oscillator 23 afkomstige draaggolfsignaal. De hier beschreven uitvoeringsvorm van een spoorsprongcor-rectieschakeling volgens de uitvinding is voorzien van twee voor faseverschuiving van het draaggolfsignaal dienende fase-verschuivers 32 en 33 met onderling verschillende fasever-35 schuivingseffecten, welke respectievelijk met de door het videosignaal in de vertragingsleidingen 24 en 25 ondergane faseverschuiving overeenkomen. De uitgangsaansluitingen van de faseverschuivers 32 en 33 zijn respectievelijk verbonden met 81 02 7 12 * % - 22 - de vaste contacten 34a en 34b van een derde schakelaar 34,. welke synchroon met de eerste schakelaar 26 wordt overgeschakeld.
De schakeling bevat voorts een vierde schakelaar 35, 5 welke aan zijn vaste contact 35a het van de bufferversterker 21 afkomstige, uitgelezen videosignaal in ongewijzigde vorm krijgt toegevoerd en aan zijn vaste contact 35b het gedemoduleerde, .vertraagde vidèosignaal krijgt toegevoerd.
Het beweegbare contact 35c van de schakelaar 35. is via een 10 verticaal-synchronisatiesignaalinvoegschakeling 36, welke nog nader zal worden beschreven, met de uitgangsaansluiting 37 gekoppeld. De schakelaar 35 wordt tijdens signaalweergave uit een magneetband met het registratiespoorverdelingspatroon volgens figuur 7B bestuurd door het schakelsignaal volgens 15 figuur IOC en tijdens signaalweergave uit een magneetband met een registratiespoorverdelingspatroon volgens figuur 8B door een schakelsignaal volgens figuur 11C.
De schakelaars 26, 30 en 34 worden synchroon overgeschakeld in reactie op een via een aansluiting 38 ontvangen 20 , modus-signaal, zodanig, dat tijdens signaalweergave uit een magneetband met een verdelingspatroon volgens figuur 7B de beweegbare contacten 26c, 30c en 34c van de schakelaars respectievelijk met de vaste contacten 26a, 30a en 34a zijn doorverbonden, terwijl tijdens signaalweergave uit een mag-25 neetband met een verdelingspatroon volgens figuur 8B de be-.. weegbare contacten 26c, 30c en 34c van de schakelaar met hun respectievelijke vaste contacten 26b, 30b en 34b zijn doorverbonden. Een schakelsignaalgenerator 40 geeft een schakelsignaal PG.^ volgens figuur 11C of PG2 volgens figuur 10C af . 30 op basis van een impulsvormig signaal, dat via een aansluiting 39 wordt toegevoerd en afkomstig is van een niet in de tekening weergegeven, aan de bandleitrommel toegevoegde impulsgenerator. Het zal duidelijk zijn, dat de schakelsignalen PG1 en PG2 in reactie op het modussignaal selectief worden aangeboden. Voorts 35 wordt opgemerkt, dat de schakelsignaalgenerator 40 een verder stuursignaal krijgt toegevoerd van een H-sprongdetector 41, welke sprongverschijnselen in het horizontale synchronisatie- 81 02 71 2 - 23 - signaal vaststelt. Dit verdere stuursignaal dient voor overschakeling tussen de vertragingsleidingen wanneer de sprong-verschijnselen tijdens signaalweergave bij langzaam bewegend beeld en tijdens signaalweergave bij snel bewegend beeld niet 5 synchroon met het magneetkopwisselsignaal verlopen.
Het op de hier voor beschreven wijze gecorrigeerde videosignaal is bij ieder beeldrasterinterval over een duur van 0,25H of 0,5H vertraagd. Dit kan een verticale "jitter" in het uit het signaal op een televisie-ontvanger zichtbaar .10 gemaakte beeld veroorzaken. Teneinde het optreden van dit verschijnsel te.verhinderen worden door de schakeling 36 verticale referentiesynchronisatiesignalen VD in het gecorrigeerde videosignaal ingevoegd. Deze referentiesynchronisatiesignalen VD worden afgeleid uit het magneetkopwisselsignaal, dat eerst 15 in een differentiërende schakeling 42 wordt gedifferentieerd ter verkrijging van impulsen. Deze impulsen worden in een faseregelschakeling 43 in een vooraf bepaalde mate vertraagd voor bepaling van de positie van het in te voegen referentie-synchronisatiesignaal VD. Tenslotte wordt het referentiesyn-20 chronisatiesignaal VD door de impulsopwekschakeling 44 op basis van de vertraagde impulsen gevormd en door de schakeling 36 aan het correcte videosignaal toegevoegd, respectievelijk daarmee gemengd.
De uitvinding beperkt zich niet tot de in het voor-25 gaande beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen; verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven onderdelen en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.
30 81 02 7 1 2

Claims (8)

1. Apparaat voor weergave van een volgens opeenvolgende, onderling evenwijdige en zich schuin over een magneetband uitb strekkende registratiesporen opgenomen videosignaal, omvattende twee diametraal tegenover elkaar aangebrachte hoofdsignaal- 5 weergeefmagneetkoppen met onderling verschillende azimuth-hoek, tenminste één hulpsignaalweergeefmagneetkop met dezelfde azimuthhoek als de ene van de beide hoofdsignaalweergeef- i magneetkoppen, magneetkopbesturingsmiddelen voor zodanige besturing van de hoofd- en hulpsignaalweergeefmagneetkoppen, 10 dat het videosignaal tijdens signaalweergave bij normale bandtransportsnelheid door middel van de beide hoofdsignaal-weergeefmagneetkoppen wordt uitgelezen en. tijdens signaal-weérgave bij onderbroken bandtransport door de ene van de hoofdsignaalweergeefmagneetkoppen en de hulpsignaalweergeef-15 magneetkop wordt uitgelezen, benevens vertragingsmiddelen voor selectiève vertraging van het uitgelezen videosignaal, .met het kenmerk, dat de hulpsignaalweergeefmagneetkop over een hoek van (n + 0,25)H' ten opzichte van de andere van de beide hoofdsignaalweergeefmagneetkoppen verplaatst is aange-20 bracht, waarbij n gelijk nul of een positief geheel getal is en H' de met de duur van één beeldregelaftastperiode op de magneetband overeenkomende hoek is, terwijl voorts vertragings-besturingsmiddelen aanwezig zijn voor afwisselende afgifte • van het uitgelezen videosignaal in zijn oorspronkelijke vorm , 25 en in vertraagde vorm, in welke laatstgenoemde vorm het videosignaal is vertraagd over een duur, welke overeenkomt met de synchroon met de overgang van uitlezing door de ene van de beide hoofdsignaalweergeefmagneetkoppen naar uitlezing door de hulpsignaalweergeefmagneetkop optredende sprong in de 30 horizontale synchronisatie-impulsen van het videosignaal.
2. Apparaat volgens conclusie 1 voor videosignaalweer-gave uit een eerste type magneetband, waarop de in nabij gelegen registratiesporen opgenomen, horizontale synchronisatie-impulsen van het videosignaal in de spoorlangsrichting ten 35 opzichte van elkaar zijn verschoven, en voor videosignaal- 8102712 * * - 25 - weergave uit een tweede type magneetband, waarop de in nabij gelegen registratiesporen opgenomen, horizontale synchronisatie- impulsen met elkaar in ëén lijn liggen, met het kenmerk, dat de vertragingsbesturingsmiddelen de verttagingsmiddelen 5 zodanig besturen, dat het uit een magneetband van het eerste type uitgelezen videosignaal door een eerste vertragings-leiding en een uit een magneetband van het tweede type uitgelezen videosignaal door een tweede vertragingsleiding met van dié van de eerste vertragingsleiding verschillende ver-10 tragingsduur wordt gevoerd.
3. Apparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voor de onderlinge verschuiving van in nabij gelegen registratiesporen opgenomen, horizontale synchronisatie-impulsen een waarde van (η + 0,75)Τ^ is gekozen, waarbij n = 0 of 15 een positief geheel getal is en de met de duur van één beeldregelaftastperiode op het registratiespoor overeenkomende afstand is, waarbij de eerste vertragingsleiding een vertra-gingsduur van 1/2H en de tweede vertragingsleiding een ver-tragingsduur van 1/4H heeft en H de duur van één beeldregel-20 aftastperiode is.
4. Apparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vertragingsbesturingsmiddelen een eerste schakeleenheid voor overschakeling tussen de eerste vertragingsleiding en de tweede vertragingsleiding in afhankelijkheid van het type 25 van de uitgelezen magneetband bevat, benevens een tweede schakeleenheid voor selectieve afgifte van het uitgelezen videosignaal in zijn oorspronkelijke vorm en in zijn door de eerste of de tweede vertragingsleiding vertraagde vorm.
5. Apparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, 30 dat de vertragingsbesturingsmiddelen schakélbesturingsmiddelen bevatten voor overschakeling van de tweede schakeleenheid bij ieder beeldrasterinterval ingeval van signaalweergave uit een magneetband van het tweede type en bij ieder tweede beeldrasterinterval ingeval van signaalweergave uit een magneet-35 band van het eerste type.
6. Apparaat volgens conclusie 2, waarbij de eerste en de tweede vertragingsleiding een frequentiekarakteristiek ver- 81 02 7 1 2 - 26 - ' * . .... tonen, welke de doorlating van binnen een betrekkelijk hoog frequentiegebied gelegen signalen begunstigt, met het kenmerk, dat de vertragingsbesturingsmiddelen zowel vöór als achter de eerste en de tweede vertragingsleiding frequentie-omzet-5 middelen voor verhoging van de frequentie van het uitgelezen videosignaal naar het hoge frequentiegebied voorafgaande aan de vertraging, respectievelijk voor terugvoering van het vertraagde videosignaal naar zijn oorspronkelijke frequentiege-bdèd na de vertraging omvatten. 10
7. Apparaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de frequentie-omzetmiddelen zijn voorzien van een oscillator voor opwekking en afgifte van een draaggolfsignaal voor de frequentie-omzetmiddelen en van een eerste en een tweede, onafhankelijk van elkaar werkende faseverschuiver voor respec-15 tievelijke toevoer van het draaggolfsignaal aan de achter de eerste en de tweede vertragingsleiding aanwezige frequentie-omzetmiddelen ingeval van videosignaalweergave uit respectievelijk een magneetband van het eerste type en een magneetband van het tweede type. 20
8. Apparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vertragingsbesturingsmiddelen middelen voor invoeging van een verticaal referentiesynchronisatiesignaal in het vertraagde videosignaal omvatten. 8102712
NL8102712A 1980-06-04 1981-06-04 Videobandafspeelapparaat met middelen voor afspelen bij onderbroken bandtransport. NL192862C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP7529980 1980-06-04
JP7529980A JPS572177A (en) 1980-06-04 1980-06-04 Reproducing device of video signal

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8102712A true NL8102712A (nl) 1982-01-04
NL192862B NL192862B (nl) 1997-11-03
NL192862C NL192862C (nl) 1998-03-04

Family

ID=13572223

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8102712A NL192862C (nl) 1980-06-04 1981-06-04 Videobandafspeelapparaat met middelen voor afspelen bij onderbroken bandtransport.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US4405955A (nl)
JP (1) JPS572177A (nl)
KR (1) KR860000615B1 (nl)
AT (1) AT392559B (nl)
BR (1) BR8103519A (nl)
CA (1) CA1171960A (nl)
CH (1) CH642798A5 (nl)
DE (1) DE3122166A1 (nl)
FR (1) FR2484122A1 (nl)
GB (1) GB2077551B (nl)
IT (1) IT1139338B (nl)
NL (1) NL192862C (nl)
PH (1) PH18833A (nl)
SE (1) SE451350B (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS56144684A (en) * 1980-04-11 1981-11-11 Matsushita Electric Ind Co Ltd Reduction device for vertical picture fluctuation
JPS573477A (en) * 1980-06-09 1982-01-08 Matsushita Electric Ind Co Ltd Video signal processing method
JPS57140086A (en) * 1981-02-23 1982-08-30 Hitachi Ltd Recording and reproducing circuit for vtr
JPS5937783A (ja) * 1982-08-25 1984-03-01 Sony Corp 映像信号の記録装置
DE3302211A1 (de) * 1983-01-24 1984-07-26 Grundig E.M.V. Elektro-Mechanische Versuchsanstalt Max Grundig & Co KG, 8510 Fürth Verfahren zur erhoehung der uebersprechdaempfung zwischen benachbarten spuren bei magnetischer videoaufzeichnung nach dem schraegspurverfahren
JPS6047586A (ja) * 1983-08-26 1985-03-14 Matsushita Electric Ind Co Ltd 磁気記録再生装置
JPS6047585A (ja) * 1983-08-26 1985-03-14 Matsushita Electric Ind Co Ltd 磁気記録再生装置
JPS6047587A (ja) * 1983-08-26 1985-03-14 Matsushita Electric Ind Co Ltd 磁気記録再生装置
JP2571153Y2 (ja) * 1992-08-26 1998-05-13 株式会社カイジョー 半導体部品供給装置

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS4919006B1 (nl) * 1968-09-14 1974-05-14
AT346089B (de) * 1976-07-30 1978-10-25 Philips Nv Wiedergabegeraet
JPS53115131A (en) * 1977-03-17 1978-10-07 Matsushita Electric Ind Co Ltd Magnetic picture recording/reproducing system
JPS54138324A (en) * 1978-04-19 1979-10-26 Sony Corp Magnetic recording and reproducing unit
JPS5545222A (en) * 1978-09-26 1980-03-29 Sony Corp Vtr
JPS629532Y2 (nl) * 1978-10-16 1987-03-05

Also Published As

Publication number Publication date
GB2077551B (en) 1984-01-25
GB2077551A (en) 1981-12-16
US4405955A (en) 1983-09-20
AT392559B (de) 1991-04-25
DE3122166A1 (de) 1982-03-25
CH642798A5 (fr) 1984-04-30
BR8103519A (pt) 1982-02-24
IT1139338B (it) 1986-09-24
ATA252481A (de) 1990-09-15
FR2484122A1 (fr) 1981-12-11
CA1171960A (en) 1984-07-31
IT8122140A0 (it) 1981-06-04
NL192862B (nl) 1997-11-03
SE8103478L (sv) 1981-12-05
SE451350B (sv) 1987-09-28
PH18833A (en) 1985-10-09
DE3122166C2 (nl) 1989-04-27
JPS6352516B2 (nl) 1988-10-19
FR2484122B1 (nl) 1984-03-23
JPS572177A (en) 1982-01-07
KR860000615B1 (ko) 1986-05-22
NL192862C (nl) 1998-03-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4609947A (en) Video signal recording apparatus
NL8103872A (nl) Apparaat voor videosignaalregistratie op een magneetband.
US4268875A (en) Avoidance of disturbance of horizontal sync signals in video signal reproduced at other than standard tape speed
NL8204826A (nl) Magnetisch bandopneemapparaat van geringe afmetingen.
US4283737A (en) Video signal reproducing apparatus with circuit avoiding skew distortion when operated at abnormal speed and/or direction
NL8102712A (nl) Apparaat voor weergave van een videosignaal.
US4338631A (en) Video signal, speed-change reproducing system
NL7908299A (nl) Schakeling voor menging van op twee horizontale aftastintervallen betrekking hebbende videosignalen.
NL8103894A (nl) Apparaat voor videosignaalweergave.
JPS58131885A (ja) カラ−映像信号の磁気記録再生装置
EP0024850B1 (en) Video signal recording and reproducing apparatus
JPS61148608A (ja) 磁気記録再生装置
NL8104101A (nl) Pal-kamfilter.
GB1593826A (en) Video signal speed-change reproducing system
JPS6318918B2 (nl)
JP2966062B2 (ja) ビデオ装置
EP0104068B1 (en) Colour video signal recording apparatus
JPS6261195B2 (nl)
JPS60160276A (ja) 映像信号処理装置
JPS6037977B2 (ja) 高速ダビング方法
JPS648956B2 (nl)
JPS6318917B2 (nl)
JPH0316486A (ja) スキュー補正方式
JPH05153627A (ja) PAL方式の8mmVTRにおけるクロマ信号の位相補正装置
JPH0118634B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20010604