NL8100432A - Verbindingsinrichting tussen een bak en een duwboot. - Google Patents

Verbindingsinrichting tussen een bak en een duwboot. Download PDF

Info

Publication number
NL8100432A
NL8100432A NL8100432A NL8100432A NL8100432A NL 8100432 A NL8100432 A NL 8100432A NL 8100432 A NL8100432 A NL 8100432A NL 8100432 A NL8100432 A NL 8100432A NL 8100432 A NL8100432 A NL 8100432A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hook
pusher
lever
eye
cable
Prior art date
Application number
NL8100432A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bretagne Atel Chantiers
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bretagne Atel Chantiers filed Critical Bretagne Atel Chantiers
Publication of NL8100432A publication Critical patent/NL8100432A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • B63B35/66Tugs
    • B63B35/70Tugs for pushing

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Transmission Devices (AREA)
  • Load-Engaging Elements For Cranes (AREA)

Description

<> »r
3iJC27/K^/'TH
Korte aanduiding: Verbindingsinrichting tussen eer. bale er een duwboot.
De uitvinding heeft betrekking op een verbindings-inrichting tussen een bak en een duwboot, waarin een duwboot een bak voortduwt die voorzien is van een uitsparing in het achtereinde waarin de duwboot binnenkomt.
5 De uitvinding beschrijft meer in het bijzonder de verbinding en de uitrusting voor het spannen van de kabels die de bak met de uitsparing en de duwboot met elkaar verbinden om te voorkomen dat ze doer de golfbeweging losraker., waarbij niettemin relatieve bewegingen tussen de duwboot en de bak tnogelijk zijn en 10 bovendien een snelle en gemakkelijke ontkoppeling var. de kabels mogelijk is in noodgeval, zonder menselijk ingrijpen op de brug.
Het is op het gebied van de scheepvaart bekend een duwboot aan een van een uitsparing voorziene bak te bevestigen met gebruikmaking van trekkabels. De meeste momenteel gebruikte 15 systemen zijn zo uitgevoerd.
Een uiteinde van een zware kabel, in het algemeen een staaalkabel, is met een manillakabel bevestigd aan weerszijden van de spiegel van de bak. Het andere einde van de kabel loopt over een grote schijf die bevestigd is op de achterbrug van de beet, 20 dichtbij de verschansing, en vervolgens of wel bevestigd aan de brug van de duwboot, of wel aan de sleeplier, soms door middel van een inrichting die aan het geheel enige veerkracht geeft,
In het algemeen zijn alle systemen op dit principe gebouwd en verschillen ze slechts in onderdelen.
25 De meeste van deze oudere systemen vertonen de zelfde bezwaren. Op zee staan de kabels afwisselend slap en te strak door de relatieve beweging van de duwboot en de bak, en ze breken onder invloed van de plotselinge spanningen wanneer het slecht weer wordt. Het hanteren van die kabels is zeer moeilijk en 30 in het algemeen is er geen veilig systeem van ontkoppeling in noo - ·
Deze oudere systemen zijn, hoewel ze reeds meerdere jaren ir. gebruik zijn, niet veel verbeterd, want de duwboten werden in het algemeen alleen gebruikt bij betrekkelijk mooi weer.
33 De afmetingen van de duwboten en de bakken nemen aanzienlijk toe, evenals de noodzaak om met slecht weer te duwen.
v 8100432 - 2 - . *
Doer recente technische verbeteringen aan de stcotzakken kunnen duwboten in hun holte blijven tot golfhoogten op zee van k,3 meter, en daardoor wordt het nodig om de trekkabelsystemen te verbeteren.
De toenemende afmetingen van de momenteel gebruik-5 te systemen leidt tot moeilijkheden, want de grootste systemen zijn moeilijk te hanteren door de bemanningsleden en ze zijn te duur.
De onderhavige uitvinding lost de moeilijkheden en bezwaren van de tot nu toe bestaande systemen op door het verschaffen van een verbinding en een spansysteem waarmee relatieve be-10 wegingen mcgelijk zijn tussen de duwboten en de bak bij slecht weer, terwijl breuk van de kabels wordt voorkomen.
Bovendien worden door het systeem volgens de uitvinding de spanningen op de achterbrug van de duwboot verminderd en dus de kostprijs daarvan.
15 De uitvinding verschaft verder een noodontkoppe- lingssysteem dat veilig, snel en efficiënt werkt en dat kan worden toegepast zonder ingrijpen van personeel o'p de brug.
Ook levert de uitvinding een inrichting waardoor de verbinding tussen de trekkabels wordt vergemakkelijkt en het 20 hanteren van de kabels tijdens het maken van een verbinding door het hoordpersoneel niet nodig is.
De uitvinding gaat aldus uit van een verbindings-inrichting tussen een bak en een duwboot, waarbij de bak aan de achterzijde voorzien is van een uitsparing die bestemd is om de 25 duwboot op te nemen, welke inrichting voorzien is van trekkabels die de bak en de duwboot met elkaar verbinden. Kenmerkend voor de uitvinding is dat de kabels veerkrachtig zijn en dat de duvrboot voorzien is van middelen om aan de kabels een voorspanning te geven waardoor zij onder een permanente spanning worden gebracht tijdens 50 de duwoperatie van de bak.
Er zijn twee trekkabels die aan weerszijden van de duwboot zijn geplaatst, waarbij van elke kabel een uiteinde voorzien is van een oog waarmee een verbinding mogelijk is met de genoemde voorspanningsmiddelen die zich bevinden op de achterpfefc 35 van de duwboot.
De voorspanningsmiddelen van elke kabel omvatten een haak en aandrijfmiddelen waarmee de haak van voren naar achteren en van achteren naar voren kan worden verplaatst.
^ 8100432 * τ - 3 -
Er zijn middelen aangebracht om ervoor te zorgen dat de baan van de haak in de loop van die verplaatsingen bestaan uit een gedeelte waarin de haak zich in een stand buiten boord bevindt, en een gedeelte waarin de haak door de verschansing gaat, door een spleet, om terug te keren tot de stand binnen boord, waar-bij dit gedeelte van de baan zich bevindt aan het einde van de ver-plaatsingsweg van achteren naar voren van de haak.
Volgens een andere gunstige maatregel heeft de genoemde spleet in de verschansing een breedte waarmee het oog aan het uiteinde van de kabel niet wordt doorgelaten.
Met voordeel worden de aandrijfmiddelen gevormd door een vijzel met een vijzellichaam en een stang.
In een eerste uitvoeringsvorm bevindt de haak zich aan het uiteinde van een hefboom, terwijl de stang van de vijzel bewegelijk is en door een scharnier met dat hefboomeinde is verbonden, terwijl het lichaam van de vijzel vast is.
In een eerste variant van deze uitvoering is het andere uiteinde van de hefboom aangebracht op een scharnier waardoor de hefboom draaibaar is in een vlak evenvdjdig aan de achterplecht van de duwboot.
In een tweede variant van deze uitvoeringsvorm is het tweede uiteinde van de hefboom voorzien van een langwerpige opening waardoorheen een ronde schijf steekt die vast is ten opzichte van de duwboot, terwijl de hefboom verder voorzien is van een pal die vast is ten opzichte van de hefboom en die gedwongen is in een geleidingsgleuf te blijven, welke sleuf zich bevindt in een vlak evenwijdig aan de achterplecht van de duwboot, waarbij door de samenwerking tussen de hefboom en de genoemde opening en de gelei-dingssleuf de baan van de haak wordt bepaald.
Volgens een tweede uitvoeringsvorm is de haak vast verbonden met het vijzellichaam, dat beweegbaar is in een geleidings-buis die een spleet bezit voor het doorlaten van de haak, terwijl de stang van de vijzel een vast uiteinde heeft.
Volgens een derde uitvoeringsvorm is de haak vast verbonden met een wagen die evenwijdig aan de achterplecht van de duwboot beweegbaar is, terwijl de baan van de wagen samen hangt met een geleidingssleuf, en waarbij het vijzellichaam vast is en het einde van de stang ervan scharnierend is ten opzichte van „t 8100432 κ. *· - if - de wagen.
Volgens een andere voorkeursmaatregel is het genoemde oog aan het einde voorzien van een ring, waaraan een lijn is bevestigd die over keerschijven loopt en vervolgens naar een lier 5 gaat.
De bevestiging van de lijn aan de genoemde ring wordt bij voorkeur uitgevoerd met behulp van een kapstuk.
Aan de zijkant is een aantal stootkussens aangebracht tussen de duwboot en de uitsparing in de bak.
10 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening.
Fig. 1 toont perspectivisch een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 2 toont een typisch bekend verbindingssysteem 15 tussen een duwboot en een bak met een V-vormige uitsparing, met gebruikmaking van een staalkabel en schijven;
Fig. 3 toont een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht;
Fig. k is een gedetailleerd bovenaanzicht van de 20 voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding om een voorbeeld te laten zien van de uitvoering van de hefboom en een hydraulische vijzel;
Fig. 5 is een aanzicht van de voorkeursuitvoéring van de inrichting waarin de verende kabel, het oog en de hefboom 25 zijn weergegeven;
Fig. 6 is een gedetailleerd bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de inrichtirg volgens de uitvinding om een andere constructiemogelijkheid van de hefboom te laten zien;
Fig. 7 is een bovenaanzicht van een andere uit-30 voeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 8 en 9 vormen een aanzicht respectievelijk bovenaanzicht van de voorkeursuitvoering van de hefboom;
Fig. 10 is een bovenaanzicht van een derde variant van de inrichting volgens de uitvinding, en 35 Fig. 11 is een doorsnede volgens de lijnen 11-11 C\ ^11 10*
In Fig. 1 is het beste de uitvoeringsvorm te zien van de inrichting volgens de uitvinding die in zijn geheel wordt 8100432 .· t - 5 - aangeduid door 10. Men ziet hier een bak 15 met een V-vormige uitsparing 16 die geschikt is om ten minste gedeeltelijk een duwboot 12 op te nemen. Tijdens de werking kan de duwboot 12 binnen de uitsparing 16 naar boven en naar bereden bewegen ten opzichte van de 5 bak 15· Ce uitsparing 16 heeft dus geen bodem of ander uitsteeksel waardoor deze verticale algemene onderlinge beweging van de duwboot 12 binnen de uitsparing 16 kan worden gehinderd.
Zoals blijkt uit fig. 1 heeft de duwboot 12 een voorstuk 13 en een achterstuk 14 en zijn er opblaasbare stootkussens 10 17 aan de zijden van de romp van de duwboot 12 aangebracht. Een stel trekkabels 20, 22 is schematisch aangeduid als verbinding tussen de bak 15 en de duwboot 12.
Er dient te worden opgemerkt dat elk van c:e kabels 20 en 22 aan de achterzijde van de duwboot 12 bevestigd is en aan de 15 achterspiegel 15 tegen de bak.
Aan het achterstuk lb van de duwboot 12 ziet men een stel hydraulische vijzels 60, 62 die beweegbaar (bij voorbeeld zwenkbaar) aangebracht kunnen zijn op de achterbrug van de duwboot 12. Elke vijzel 60, 62 heeft een stang 6b, 65 die werkzaam is op een 20 hefboom 30, 32. Elke hefboom 30, 32 is voorzien van een haal: ^fO, die zich in een stand buiten boord bevindt en die, gedurende de werking, bevestigd is aan een oog dat aangebracht is aan het uiteinde van elk van de trekkabels 20, 22. De constructie van de haken ^-0 en de manier waarop deze samenwerken met de trekkabels 20, 22 wanneer de 25 inrichting werkt, zullen nu meer in bijzonderheden worden beschreven.
Fig. 2 toont een bekend type verbinding tussen een bak met een V-vormige uitsparing en een duwboot, terwijl fig. 3 een dergelijke verbinding volgens de uitvinding toont.
Zoals blijkt uit fig. 2 verbindt de verbinding 30 100 van een type volgens de bekende techniek een duwboot met een bak 15 die een Wvormige uitsparing heeft. Een aantal stootkussens 15 is tussen de duwboot 12 en de bak 15 aangebracht. De achterspiegel 15T van de bak 15 draagt een stel bevestigingen 1*fQT 1^2 om daaraan de metalen kabels 119, 120 vast te zetten. Op de achterbrug 35 1b van de duwboot 12 zijn keerschijven 130, 132 geplaatst om de richting van de kabels 119i 120 te veranderen zodat ze naar een verbindingsdriehoek 11½ lopen. Een kabel 112 verbindt de verbindings-\ driehoek 11½ met een trommel 110, welke kabel 112 een zekere veer- 8100432 - 6 - kracht kan bezitten, maar het zal duidelijk zijn dat de verbinding volgens de bekende techniek die in fig. 2 is weergegeven geen grote relatieve bewegingen tussen de duwboot 12 en de bak 15 mogelijk maakt, zoals de bewegingen die optreden bij hoge zeegang. Aan de 5 hand van fig. 2 zal het ook duidelijk zijn dat de resulterende krachten die werkzaam zijn op de constructiedelen van de achter-brug van de duwboot verdubbeld worden door de richtingverandering die nodig is om de kabels 119, 120 over de schijven 150, 152 te laten lopen en vervolgens naar de trommel 110. Een van de oogmerken van 10 de uitvinding bestaat in het doepassen van kabels zonder keerschij-ven, waardoor de uiteindelijke krachten die tijdens de werking op de constructie van de duwboot worden uitgeoefend door twee worden gedeeld.
Fig. 5 toont een bovenaanzicht van een gunstige 15 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. Men ziet hier hydraulische vijzels 60, 62 die door hydraulische leidingen 72 verbonden zijn met een· hydraulische centrale 70. Er is een .aantal stootkussens 17 aangebracht tussen de duwboot 12 en de bak 15.
Fig. k illustreert meer in het bijzonder en op 20 schematische wijze de constructie van de hefboom 30 en de bevestiging daarvan aan de brug van de duwboot 12 in deze uitvoering.
Men ziet hier schematisch het hek, de achterplecht en de verschansing van de duwboot 12. De hefboom 30 is samengesteld uit een gedeelte 36 dat zich buiten boord bevindt 25 en een binnenboord gelegen gedeelte 38* Het binnenliggende gedeelte 38 van de hefboom 30 is voorzien van een geleidingsopening 50, waarin een pen of een rol steekt zodat de hefboom een beweging kan uitvoeren overeenkomend met de verplaatsing van de pen of rol binnen de opening 50 tussen de uiteinden 52 en 5^ van de opening.
30 In een tweede geleidingsopening 55 bevindt zich een pen 56 die aan de hefboom 30 is aangebracht. De geleidingsopening 55 is zo aangebracht dat in samenwerking met de spleet 50 een verplaatsing wordt verkregen van het uiteinde van de haak ^0 van de hefboom 30 volgens een baan die in hoofdzaak evenwijdig is aan 35 de verschansing B over het grootste gedeelte van de bewegingvan de hefboom.
cQx Wanneer de hefboom 30 naar zijn uiterste achterste stand wordt verplaatst komt de haak 40 zo te staan als met stippel- \ 81 0 0 4 3 2 λ ·* _ π _ lijnen in fig, b is weergegeven. 7/arneer de hefboom 30 echter in de uiterste voorste stand, ycrdt gebruikt, in fig. b aangeduid door 52, bevindt de haak kQ zich in een stand binnen de lijn van de verschansing B. In deze stand wordt de kabel 20 gescheiden van de hefboom 5 30 want het ccg 25 van de kabel 20 komt los van de haak ^0. Be verschansing B is voorzien van een sploet 2δ met een breedte V-1 (fig. 5) binnen de totale hoogte V/-2 van het oog 25, terwijl het uiteinde van de hefboom 30 door die spleet 23 loopt. Het gevolg daarvan is dat, wanneer de haak hO binnen de brug 20 wordt getrok-10 ken, het oog 25 terecht komt tegen de verschansing B en los komt van de hefboom 30, terwijl de haak 40 door de spleet 28 gaat.
In fig. b is een lijn 80 getekend. Zoals nog nader in bijzonderheden zal worden beschreven, wordt deze lijn 80 gebruikt om de kabel 20 naar de haak bO te trekken en om meer in het bijzonder 15 het oog 25 in de holte b2 van de haak ^0 te krijgen. Er dient te worden opgemerkt dat het oog 25 een ring 26 draagt 'waaraan hst uiteinde van de lijn SO is bevestigd. Be lijn 80 loopt over de schijf 5OO, die zich bevindt aan het buiteneinde van de hefboom 30 voorbij de haak 40, vervolgens over een schijf 29 die zich aan het andere 20 uiteinde bevindt aan de binnenzijde van de hefboom, voordat hij wordt bevestigd aan een lier 90. Tijdens de werking wordt de lijn 80 eerst gevierd en door een bemanningslid op de bak bevestigd aan het ocg 25 door middel van de ring 26.
Vervolgens wordt de trommel 90 in draaiing ge-25 bracht om de lijn 80 op te wikkelen en het oog 25 in de holte b2 van de haak bO terecht te laten komen zoals weergegeven in fig. 1, 3i b en 5* In die stand is de hefboom 30 gereed voor zijn hydraulische werking waardoor de trekkabels 20, 22 onder voorspanning worden gebracht zeals dat wordt gewenst.
30 Fig. 6 toont een variant van de uitvoeringsvorm van de uitvinding. Hier kan de hefboom 230 zwenken om een scharnierpunt B en wordt hij niet in zijn bewegingen geleid door ge-leidingsspleten zoals 50) 55 die toegepast werden in de uitvoering volgens fig. k. in deze variant heeft met een hefboom 230 die een-^5 voudig zvenkbaar is aangebracht, waarbij het buitenste einde van de hefboom een cirkelboogvormige baan volgt in plaats van een baan evenwijdig aan de verschansing B. Be vijzel 2oC dient om de hefboom 230 in werking te stellen docr middel van een stang 26^· die met de 81 0 0 4 3 2 - 8 - hefboom verbonden is door een scharnier 265. De constructie en de werking van de hefboom 230 en de samenwerking ervan met de trekkabel 220 en het oog 225 zijn in hoofdzaak identiek aan die bij de uitvoering volgens fig. k.
5 De constructie van de hefboom blijkt duidelijk uit fig. 8 en 9.
Fig. 7 toont een tweede variant van de inrichting volgens de uitvinding. Hier kan een inrichting 300, gevormd door een wagen 330, zich verplaatsen in een gebogen geleidingsspleet 350, 10 terwijl het voorste einde van de wagen een stang 331 draagt, die scharnierend is ten opzichte van de wagen 330 en de stang 36½ van de vijzel 36Ο. De haak 3^0 van de wagen 330 dient om het oog 225 van de trekkabel 320 te bevestigen. De inrichting 300 werkt op soortgelijke wijze als die volgens de uitvoeringen van fig. k en 5, waarbij 15 de vijzel 360 de stang naar achteren brengt om de trekkabel 320 tot een gewenste waarde voor te spannen.
Voor het losmaken van het oog 325 van de haak 3^0 laat men de vijzel 360 naar voren gaan zodat de vijzeistang wordt teruggetrokken. Het voorste gedeelte van de geleidingsspleet 350 is 20 naar binnen gericht, zoals blijkt uit de tekening, en bij de voorwaartse verplaatsing gaat de in de spleet glijdende wagen 330 naar binnen toe en maakt het zo mogelijk dat het oog 325 los komt van de haak 3^0 wanneer deze binnen boord terug komt door een spleet die aangebracht is in de railing (een spleet soortgelijk aan de spleet 25 28 in fig. 5)·
In geval van nood kunnen de trekkabels 20, 22 worden losgegooid zonder dat er hydraulische druk op de vijzel aan de zijde van de stang behoeft te worden uitgeoefend. Wanneer de druk aan de onderzijde van de vijzel (de zijde tegengesteld aan de 30 stang) laat ontsnappen en wanneer men de schroef van de duwboot zo laat draaien dat hij naar achteren gaat is de door de schroef ontwikkelde kracht voldoende om de vijzel te laten terugtrekken en om te bereiken dat de bevestiging die dient voor de vastzetting van de lijn 80 aan de ring 26 breekt. Deze bevestiging is een kap 35 pen.
Fig. 10 en 11 tonen een derde variant van de in-richting volgens de uitvinding, in zijn geheel aangeduid door kOO. Fig. 10 toont schematisch een bovenaanzicht van een gedeelte opzij \ \ 8100432 -Ο χ van de duwboot 12 met de verschansing B. De duwboot heeft een soortgelijke constructie als die volgens fig. 1, 3i 5, 4, 6 en 7·
De trekkabel 420 is voorzien van een oog 423 <*at past op een haak 440 die in de in fig. 10 weergegeven uitvoering 5 rechtstreeks bevestigd is aan het lichaam van de vijzel 41C, terwijl de stang 415 door een zwenkbare scharnierverbinding 417 verbonden is met de punt van de duwboot.
Het is mogelijk om een buis 430 toe te passen die een langsspleet bezit en op de brug van de duwboot is aangebracht 10 zoals weergegeven in fig. 11, terwijl de vijzel 410 glijdend in de buis 43Ο is aangebracht en de haak 440, die vast verbonden is met de vijzel, naar buiten uitsteekt voor het aanhaken van het oog 423· Dit laatste is overigens op dezelfde wijze uitgevoerd als in fig. met een ring 432 die bevestigd is aan de lijn 480 die over de schijf 15 472, 474 loopt, waardoor de lijn 480 naar een geschikte lier wordt geleid (zie bij voorbeeld fig. 4 en é). Tijdens de werking verplaatst de vijzel 410 zich dan met de rechtstreeks eraan aangebrachte haak 440. De buis 430 is geïnstalleerd met een zekere hoek ten opzichte van de verschansing B, zodat de haak 440 door de verschansing B 20 heenloopt en binnen boord terugkomt wanneer de drukcilinder 'wordt ingetrokken, zoals met stippellijnen is weergegeven. Op deze manier komt het oog 423 los van de haak 440 wanneer de vijzel 410 naar voren beweegt en wanneer de haak door de verschansing gaat. Het loshaken van het oog in geval van nood wordt verkregen zoals be-25 schreven aan de hand van de hierboven beschreven uitvoeringen, waaneer de hydraulische voedingsdruk van de vijzel 410 wegvalt en wanneer de schroef van de boot wordt omgekeerd om de duwboot te laten wegvaren uit de uitsparing in de bak. De ring 432, die dan een kapring is, breekt, waardoor het oog 423 wordt vrijgemaakt zodat 30 het los kan komen van de haak 440 en de duwboot de verbinding met de bak kan losmaken.
Bij wijze van voorbeeld kunnen de volgende numerieke gegevens worden vermeld. De trekkabels 20, 22 bestaan uit nylon en hebben elk een middellijn van 14 cm. De voorspanning var.
35 elk van de kabels bedraagt 8c ton, en de maximale belasting die niet overschreden mag worden, bedraagt 150 ten per kabel.
G
8 1 0 0 43 2

Claims (7)

1. Verbindingsinrichting tussen een bak (15) en een duwboot (12), waarbij de bak aan de achterzijde voorzien is van een uitsparing (16) die bestemd is voor het opnemen van de duwboot, welke 5 inrichting trekkabels (20, 22) omvat, die de bak en de duwboot verbinden, met het kenmerk, dat de kabels veerkrachtig zijn en dat de duwboot voorzien is van voorspanningsmiddelen (30, 60 tot 32, 62) voor de kabels waardoor deze aan een voortdurende spanning onderworpen zijn tijdens het duwen van de bak.
2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat er twee trekkabels aangebracht zijn aan weerszijden van de duwboot, waarbij van elke kabel -een uiteinde verbonden is met de achterspiegel (15T) van de bak en het andere uiteinde voorzien is van een oog (25) waardoor verbinding kan worden gemaakt 15 met de voorspanningsmiddelen die zich bevinden op de achterplecht van de duwboot. 3* Inrichting volgens conclusie 2, m e- t het kenmerk, dat de voorspanningsmiddelen voor elke kabel een haak (Φ en aandrijfmiddelen (60) omvatten waarmee de haak van voren 20 naar achteren en van achteren naar voren kan worden verplaatst. **· Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn die ingericht zijn om aan de baan van de haak tijdens de verplaatsing een gedeelte te geven waarin de haak zich in een positie buiten boord bevindt, en 25 een gedeelte waarin de haak door de verschansing (B) gaat, door een spleet (28) om terug te keren tot een stand binnenboord, waarbij dit gedeelte van de baan zich bevindt aan het einde van de ver-plaatsingsweg in de richting van achteren naar voren van de haak.
5· Inrichting volgens conclusie k, m e t h e t 30. e n m e r k, dat de spleet een zodanige breedte heeft dat slechts het oog aan het uiteinde van de kabel erdoor kan. 6* Inrichting volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen gevormd worden door een vijzel (60) bestaande uit een lichaam en een stang (6*0. 35 7· Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de haak zich bevindt aan het uiteinde van een Q ke^t>°0m (30) terwijl de stang van de vijzel beweegbaar is en door \ een scharnierverbinding (265) verbonden is met dat uiteinde van de \ 81 00 43 2" g + - Π - hefboom, en waarbij bet vijzellichaam vast is.
8. Inrichting volgens conclusie ?, m e t het Ic e η π e r k, dat het tweede uiteinde van de hefboom aangebracht is op een scharnierpen (8) waarmee de hefboom swenkbaar is in een vlak 5 evenwijdig aan de achterplecht van de duwboot. 9* Inrichting volgens conclusie 8, π e t het kenmerk, dat het andere uiteinde van de hefboom voorzien is van een langwerpige opening (50) waarin een pen steekt die vast is ten opzichtevan de duwboot, terwijl de hefboom verder voorzien is 10 van een pal (56) die vast is ten opzichte van de hefboom en gedwongen is om in een geleidingsgroef (55) te blijven lopen, welke groef zich bevindt in een vlak evenwijdig aan de achterplecht van de duwboot, terwijl de samenwerking van de hefboom met de genoemde opening en de genoemde geleidingssleuf de genoemde haak tot stand brengen. 15 1C. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het k e n m e r k, dat de haak (Mi-O) vast verbonden is met het lichaam van de vijzel (410) dat beweegbaar is een geleidingsbuis (^30) welke een spleet bezit voor het doorlaten van de haak, terwijl de stang van de vijzel een vast uiteinde (4l7) heeft.
11. Inrichting volgens conclusie 6, ra e t het kenmerk, dat de haak (3^0) vast verbonden is met een wagen (330) die evenwijdig aan de achterplecht van de duwboot beweegbaar is, terwijl de baan van de wagen samenhangt met een geleidingssleuf (350)j waarbij het vajsellichaam vast is en het einde van de 25 stang ervan scharnierend is ten opzichte van de vragen.
12. Inrichting volgens een der conclusies 7 tot 11, met het kenmerk, dat het oog aan het uiteinde voorzien is van een ring (26, ^32) waaraan een lijn (80, 280) is bevestigd die loopt over keerschijven (500, 29, V?2, kjk) en vervolgens naar 30 een lier (90, 290).
13. Inrichting volgens conclusie 12, m e t h et k e n m e r k, dat de bevestiging van de lijn aan de ring uitgevoerd wordt met behulp van een kapstuk. 1^· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, t-5 met het kenmerk, dat een aantal stootkussens (1?) aan de zijkant aangebracht is tussen de duwboot en de uitsparing van de bak. 'r'\ m.\ \ 8100432
NL8100432A 1980-01-29 1981-01-29 Verbindingsinrichting tussen een bak en een duwboot. NL8100432A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/116,616 US4347801A (en) 1980-01-29 1980-01-29 Barge and tug connection system
US11661680 1980-01-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100432A true NL8100432A (nl) 1981-08-17

Family

ID=22368238

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100432A NL8100432A (nl) 1980-01-29 1981-01-29 Verbindingsinrichting tussen een bak en een duwboot.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4347801A (nl)
JP (1) JPS56157686A (nl)
AR (1) AR226872A1 (nl)
BR (1) BR8100485A (nl)
DE (1) DE3101993A1 (nl)
DK (1) DK38281A (nl)
ES (3) ES257699Y (nl)
GB (1) GB2068866B (nl)
NL (1) NL8100432A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN105683037B (zh) 2013-10-11 2018-03-16 乌尔斯泰恩设计和解决方案公司 具有改进的船体形状的船舶
DE102015108863A1 (de) * 2015-06-03 2016-12-08 Sashay Gmbh Wassersportgerät
CN107777598B (zh) * 2017-11-29 2023-06-02 江苏徐工工程机械研究院有限公司 出绳绞盘装置和抢险救援车

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3027574A (en) * 1960-10-06 1962-04-03 Arthur W Meehan Water ski
GB1148037A (en) * 1967-10-03 1969-04-10 Buludoza Koji Kabushiki Kaisha An ocean-going barge and a pusher vessel
IT966341B (it) * 1971-11-06 1974-02-11 Weser Ag Perfezionamento nelle disposizioni di collegamento tra natante motore e natante di carico
US3735722A (en) * 1971-12-09 1973-05-29 Interstate Oil Transport Co Rigid disconnectable coupling for waterborne vessels

Also Published As

Publication number Publication date
GB2068866A (en) 1981-08-19
ES259302U (es) 1982-06-01
GB2068866B (en) 1984-02-08
DE3101993A1 (de) 1981-11-26
US4347801A (en) 1982-09-07
BR8100485A (pt) 1981-08-18
ES259301Y (es) 1982-11-01
AR226872A1 (es) 1982-08-31
DK38281A (da) 1981-07-30
JPS56157686A (en) 1981-12-04
ES257699U (es) 1981-11-01
ES259301U (es) 1982-03-16
ES259302Y (es) 1982-12-16
ES257699Y (es) 1982-05-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR950031773A (ko) 예인선용 견인장치
CA2076151C (en) System for handling a remotely operated vessel
US3892386A (en) Marine towing line guide
NL194039C (nl) Laadinrichting voor het laden van fluida in een schip op zee.
NL8100432A (nl) Verbindingsinrichting tussen een bak en een duwboot.
NL8402451A (nl) Grendelinrichting voor de geleidingspennen voor een sleepkabel op een sleepboot, bevoorradingsschip of dergelijke.
US3588051A (en) Towing cable control apparatus
US3718108A (en) Guide arrangement
CN109131745B (zh) 一种应急释放装置
NL9302289A (nl) Werkwijze voor het in de scheepvaart manipuleren van een verbindingselement.
NL1009938C1 (nl) Noodsleepvoorziening voor vaartuigen.
US3763816A (en) Automatic docking system
NL1001302C2 (nl) Noodsleepvoorziening voor vaartuigen.
GB2205800A (en) Bucket elevator-type continuous unloader
SE444917B (sv) Lastvexlare for fordon
NL9500203A (nl) Inrichting voor het hanteren van kettingen en/of kabels aan boord van schepen.
GB2066192A (en) Anchors for boats
US4041888A (en) Push tug-barge thrust transmittal means
US2891262A (en) Boat lowering device
US2698949A (en) Boat lowering device
US3993014A (en) Articulated push tug-barge thrust transmittal means
NL8900166A (nl) Reddingsloep-bijhaalinrichting.
DE20316247U1 (de) Vorrichtung zum Aussetzen und Aufnehmen eines tauchfähigen Wasserfahrzeuges, Vorrichtung zum Schleppen eines tauchfähigen Wasserfahrzeuges sowie Überwasserfahrzeug mit einer solchen Vorrichtung
SU874454A1 (ru) Буксирное устройство
BE550570A (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed