NL8900166A - Reddingsloep-bijhaalinrichting. - Google Patents

Reddingsloep-bijhaalinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8900166A
NL8900166A NL8900166A NL8900166A NL8900166A NL 8900166 A NL8900166 A NL 8900166A NL 8900166 A NL8900166 A NL 8900166A NL 8900166 A NL8900166 A NL 8900166A NL 8900166 A NL8900166 A NL 8900166A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sloop
hook
davit
lowering
control mechanism
Prior art date
Application number
NL8900166A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Schat Davit Company
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Schat Davit Company filed Critical Schat Davit Company
Priority to NL8900166A priority Critical patent/NL8900166A/nl
Publication of NL8900166A publication Critical patent/NL8900166A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B23/00Equipment for handling lifeboats or the like
    • B63B23/40Use of lowering or hoisting gear
    • B63B23/60Additional connections between boat and davits

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Emergency Lowering Means (AREA)

Description

Titel: Reddingsloep-bijhaalinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een reddingsloep-bi jhaalinrichting, waarbij de sloepophanging is voorzien van tenminste één hijsoog, een neerlaatkabel, die geleid over een davitkop, d.w.z.een leirol aan het vrije einde van een davit, met een lier is verbonden en viermiddelen voor het controleren van de afstand tussen een buitenboord hangende sloep en het schip.
Achtergrond van de uitvinding.
Een reddingsboot hangt aan twee davits, d.w.z. gebogen kraanarmen, die op het sloependek over rolbanen verrijdbaar of scharnierbaar zijn tussen een binnenboord-stand en een buitenboord-stand. Voorwaarde is dat in de buitenboord-stand, bij slagzij van 20° naar beide zijden, de reddingssloep zo aan hoge zijde hangt dat deze langs en vrij van de scheepshuid kan worden afgevierd. Dit betekent dat bij geen slagzij of lei-slagzij aan lage kant, de sloep te ver van het gangboord is verwijderd om passagiers te laten overstappen. Derhalve wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een trekkabel, de z.g.n. sliphaakpendel (E.: tricing), die zich uitstrekt tussen enerzijds een bevestigingspunt halverwege de davit en anderzijds het hijsoog.waaraan de sloep via een neerlaatkabel, de z.g.n. sloeploper, aan de davit hangt. De sliphaakpendel is bij het hijsoog voorzien van een sliphaak.
De werking van de sliphaakpendel is zodanig dat, daar deze een vaste lengte heeft, bij het vieren van de onbemande sloep aan de neerlaatkabel, de sloep door de sliphaakpendels tegen de scheepshuid wordt getrokken. De neerlaatkabel en de sliphaakpendel convergeren naar de sloep toe.
Voor het vasthouden van de boot tegen de scheepshuid wordt gebruik gemaakt van een z.g.n. bijhaaltalie (E: bowsing). Deze moet apart worden aangebracht bij uitgevierde sloep. Een bijhaaltalie is een over katrollen resp. bij het schip en bij het hijsoog van de sloep, geslagen kabel, veelal en Manilla- of kunststofkabel. Nadat deze is aangebracht en strakgetrokken, wordt de sliphaakpendel ontkoppeld, zodat de sloep in de hijskabel hangt en door de bijhaaltalie tegen het schip getrokken wordt gehouden. Nadat de passagiers in de sloep hebben plaatsgenomen wordt deze door het vieren van de bijhaaltalies tot verticaal onder de davitkop gebracht. Na het loskoppelen van de bijhaaltalie kan de sloep verder ongehinderd door vieren te water worden gelaten.
Samengevat hangt een reddingssloep dus vóór en achter aan neerlaatkabels. Om de sloep tegen het schip vast te lcjgen worden sliphaakpendels toegepast, zodat het sloep-gewicht in hoofdzaak door de neerlaatkabels en, nadat de de sliphaakpendela zijn ontkoppeld, door de bijhaaltalies wordt opgenomen. De bijhaaltalies hebben bovendien de functie een volle sloep, voorafgaande aan het neerlaten, geleidelijk van het schip af te laten bewegen.
Nog afgezien van de gecompliceerdheid van deze wijze van ophanging van reddingssloepen, zoals deze zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld, is een bezwaar dat in de laatste uitvierfase, d.w.z. vóórdat de sloep recht onder de davit-koppen hangt, de zijwaartse component van het eigen gewicht van een zware sloep het moeilijk, zo niet onmogelijk maakt deze fase met handkracht te controleren..
De boven beschreven methode heeft als kenmerk dat de sliphaakpendels in binnenboordpositie reeds op vaste lengte zijn, doch de bijhaaltalies moeten, nadat de sloep is uitgevierd, worden aangebracht. Bij toepassing van gesloten en/of half gesloten reddingsloepen wordt het aanbrengen van bijhaaltalies bij de hijshaken door de sluitkappen bemoeilijkt, soms zelfs onmogelijk gemaakt. Een daarbij eveneens optredend probleem is een bijhaaltalie, die bij zware sloepen eveneens een groot gewicht heeft, van de sloep naar een vast punt op het schip over te brengen. Gedurende al deze handelingen is het embarkeren niet mogelijk en wordt de reddingsactie vertraagd.
Het doel van de uitvinding is een reddingsloep-ophanging waarbij de boven beschreven bezwaren zijn vermeden.
ES, uitvinding.
Hiertoe strekt zich van het sloephijsoog, bij buitenboord hangende sloep, schuin omhoog naar halverwege de davit, een bijhaalinrichting in de vorm van een katrollensysteem uit, voorzien van een bovenblok bij de davit en een onderblok bij de sloep en voorzien van een platte kunststofband, die in één van de blokken is geleid over wrijvingsbussen en tussen één verdere wrijvingsbus en een daarmee samen een wrijvingsrem vormende excentriekrol, die door een voorspan-veer en door de spanning in de band naar de klemmende stand is belast.
Het katrollensysteem vormt een automatische inrichting die de functies van de bekende sliphaakpendel en de samen daarmee toegepaste bekende bijhaaltalie in zich verenigt.
Door in de binnenboordstand de bijhaaltalie op een bepaalde vaste lengte in te stellen, zal bij het naar de buitenboordstand brengen van de sloep deze direct tegen de scheepszijde bij het embarkatiedek worden gehouden, zodat passagiers direct kunnen overstappen.
Nadat de embarkatie is voltooid, kan de wrijvingsrem, die bij voorkeur in het blok aan de sloepzijde is aangebracht, met de hand bedienbaar, vanuit de sloep worden gelost en kan de sloep van het schip af zwaaien. Dit afzwaaien geschiedt gecontroleerd door de remmende werking van de wrijvingsbussen op de daarlangs bewegende band, waarbij de component van het sloepgewicht voldoende is om de bowsing langzaam te vieren.
De genoemde nadelen van het bekende sloepbijhaal-systeemsysteem treden nu niet op. Er behoeven, vóórdat de passagiers instappen, geen zware bijhaaltalieblokken te worden aangebracht, er behoeft geen aanspannen van deze bijhaaltalies plaats te vinden en er behoeft geen sliphaakpendel te worden ontkoppeld. Dit levert een balangrijke tijdwinst op. Na het instappen moet bij het conventionele in hijsogen 5. Elke neerlaatkabel 3 is over een davitkop, nl. een vrij draaiende rol 6 aan het vrije einde van een davit 2, geleid naar een lier op het schip, voor het neerlaten van de sloep. Van het schip is in de figuur alleen het embarkatiedek E en een rollenbaan 7 weergegeven, waarover davits 2 verrijdbaar zijn tussen een buitenboord-stand die met volle lijnen is afgebeeld, en een binnenboord-stand, die met onderbroken lijnen is getekend. In plaats van rollenbanen kan ook een scharnierconstructie worden toegepast.
In een situatie waarin passagiers via de reddingssloep het schip moeten verlaten wordt deze uit de binnenboord-opbergstand naar de buitenboord-gebruiksstand gebracht. Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat tijdens het overstappen van passagiers de sloep dicht tegen het gangboord ter hoogte van het embarkatiedek wordt gehouden. Nadat de passagiers zich in de sloep bevinden, moet deze vrij van het schip, recht onder de davitkop 6 worden gebracht en bij voorkeur zonder te slingeren worden neergelaten.
Voor het tijdens het overstappen tegen het schip aanhouden van de sloep en voor het gecontroleerd onder invloed van het eigen gewicht van het schip af bewegen van de sloep, wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt van de bijhaal-inrichting 4.
De bijhaalinrichting 4 strekt zich in de buitenboord-stand uit tussen het sloephijsoog 5 en een bevestigingspunt 8 aan de davit 2. De bijhaalinrichting bestaat in hoofdzaak uit en bovenste katrolblok 9 en een onderste katrolblok 10.
Tussen de blokken 9 en 10 strekt zich een platte kunststof-band 11 uit die in het bovenblok 9 over rollen 12 is geleid en in het onderblok eerst eveneens over rollen 13 is geleid, vervolgens over wrijvingsbussen 14 (zie fig. 2 en 3) en tussen een samenstel van een verdere wrijvingsbus 15 en een excentriekrol 16, die samen met de verdere wrijvingsbus 15 een wrijvingsrem vormt. Ten slotte kan de band 11 zijn gewikkeld op een haspel 17.
De excentriekrol 16 is uitgerust met een bedieningsarm 18 die in de afgebeelde uitvoering is voorzien van een dwars- systeem de bijhaaltalie worden afgevierd, waarvoor bij grote sloepgewichten een niet op te brengen handkracht nodig is.
Bij het bijhaalsysteem volgens de uitvinding kunnen de passagiers direct na het in de buitenboordstand brengen van de sloep instappen en uitsluitend door het lossen van de excentriekrem wordt, gecontroleerd door wrijving van de band over de wrijvingsrollen, de sloep geleidelijk afgevierd totdat deze vrijwel recht onder de davitkop tot stilstand komt.
Voor het losmaken van de sloep van een bijhaalinrich-ting, waar nog enige restspanning op staat, kan volgens de uitvinding elke bijhaalinrichting met het hijsoog van de sloep zijn verbonden door een kantelhaak, die is uitgerust met een arm,waarvan het vrije einde aanligt tegen een roteerbare as met een uitsparing, waarbij het draaipunt van de haak is versprongen ten opzichte van de hartlijn van de bijhaalinrichting. Wanneer de as wordt gedraaid kan het einde van de haakarm door de uitsparing in de as bewegen, daarbij aangedreven door het, door de restspanning in de bijhaaltalie over het versprongen draaipunt opgewekte koppel, en de haak lost zich van het hijsoog. Hiermee is het probleem opgelost dat voor het lossen van een vaste haak de sloep eigenlijk over de haakpunt zou moeten worden opgetild.
Bij voorkeur zijn de bijhaaltalies uitgevoerd met zodanige banden dat een sloep alleen aan de bijhaal-inrichtingen kan hangen.
Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de sloepbijhaalinrichting worden beschreven.
Fig.l toont schematisch in eindaanzicht de ophanging van een sloep aan davits; fig.2 is een zijaanzicht van een blok dat deel uitmaakt van het katrollensysteem volgens de uitvinding; en fig.3 is een bovenaanzicht van het blok volgens fig.2.
Volgens de tekening, i.h.b. fig.l, is een sloep 1 aan de voor- en achterzijde opgehangen aan davits 2, door middel van neerlaatkabels 3 en bijhaalinrichtingen 4, die samenkomen arm 18' waarop een voorspanveer 19 aangrijpt die de excentriekrol naar de, de band 11 tegen de verdere wrijvingsbus 15 klemmende stand belast. Het is duidelijk dat ook andere voorspanmiddelen, zoals een torsieveer kunnen worden toegepast.
De rollen 12, 13 en de bussen 14, 15, alsmede de excenter 16 en de haspel 17, zijn gelegerd tussen platen 20 en 21, resp. van het bovenblok 9 en van het onderblok 10.
In het onderblok 10 is tevens een haak 22 kantelbaar om een as 23 gelegerd. In de in fig.2 afgeheelde stand vormt de haak 22 een afsluiting voor een uitsparing 24 in de platen 21 van het onderblok 10, waarin het sloephijsoog 5.kan worden opgenomen. De haak is in de afgebeelde sluitstand vergrendeld doordat het vrije einde van een haakarm 25 zich bevindt achter een grendelas 26 die het openzwenken van de haak 22 verhindert. De grendelas 26 is voorzien van een uitsparing 27 die bij rotatie van de as 26 in de baan van het vrije einde van de haakarm 25 kan worden gebracht zodat de haak 22 naar de geopende stand kan zwenken. Voor het naar deze ontgrendel-stand draaien van de as 26 is op een aseinde een hefboom 28 aangebracht die door het lossen van een borgpen 29 wordt vrijgemaakt.
In de tekening is verder nog een krukhendel 30 aangegeven bij de as 31 van de haspel 17. De band 11 heeft een merkteken 32.
De werking van de sloepophanging is als volgt.
In de in fig.l afgebeelde buitenboordstand is de bij-haalinrichting 4 gestrekt en heeft een met het merkteken 32 aangegeven, ingestelde lengte, zodanig dat de sloep 1 tegen het gangboord van het embarkatiedek wordt gehouden. Dit wordt tijdens het uitvieren van de sloep automatisch bereikt door de pendelwerking van de bijhaalinrichting.
Nadat de passagiers zijn ingestapt kan de sloep worden uitgevierd (E.paid-out) door de wrijvingsrem 15/16 te lossen, waartoe de excentriekrol 16 met behulp van de bedieningsarm· 18, tegen de voorspankracht van de veer 19 en tegen de door de band 11 op de excentriekrol uitgeoefende kracht in wordt gedraaid. Onder invloed van het eigen gewicht beweegt de sloep zich dan geleidelijk van het schip af in de richting van de positie recht onder de davitkop 6, welke beweging wordt gecontroleerd door de wrijving die de band 11 ondervindt bij de wrijvingsbussen 14 en ook op de verdere wrij-vingsbus 15.
De positie recht onder de davitkop zal vanwege de genoemde wrijving niet helemaal worden bereikt, echter wel zo dicht worden benaderd, dat het lossen van de bijhaalinrich-ting 4 ten opzichte van het hijsoog 5 geen slingering van betekenis tot gevolg heeft. Van de restspanning in de bijhaal inrichting 4 wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt voor het openzwenken van de specifieke kantelhaak 22 en daarmee vrijgeven van het hijsoog 5. Zoals blijkt uit fig.2 bevindt de haakas 23 zich onder de hartlijn A-A van de bowsing 4. Derhalve resulteert de restspanning in de bijhaalinrich-ting, inwerkend op de haak 22, in een koppel dat de haak naar de open stand wil zwenken, hetgeen wordt verhinderd doordat de haakarm 25 door de grendelas 26 wordt tegengehouden. Door nu, na het verbreken van de borging door de pen 29, de grendelas 26 met behulp van de hefboom zover te draaien, dat de uitsparing 27 in deze as in de baan van het vrije einde van de haakarm 25 wordt gebracht, wordt de haak voor zwenken vrijgegeven en draait de haakpunt weg van de uitsparing 24 in het onderblok 10 Het hijsoog is dan vrij en de sloep 1 zwenkt tot onder de davitkop 6. Teneinde te verhinderen dat het vrije blok 10 tegen het schip slaat is het blok door een vasthouddraad 32 verbonden met een punt van de davit dicht bij de davitkop.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Wezenlijk voor de uitvinding is dat de bijhaalinrichting zowel dient voor het bij het schip houden van de sloep tijdens embarkatie als voor het door wrijving gecontroleerd naar de neerlaatstand onder de davitkop vieren van de sloep, waarbij een specifieke kantelhaak kan worden toegepast om het lossen van het hijsoog zonder krachtsinspanning te kunnen laten plaatsvinden.

Claims (4)

  1. 2. Bijhaalinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aangegeven door een merkteken (32) op de kunststofband (11), de bijhaalinrichting (4) op een bepaalde lengte is ingesteld, zodanig, dat bij het naar de buitenboordstand brengen van de sloep (1) deze direct tegen de scheepszijde bij het embarkatiedek worden gehouden.
  2. 3. Bijhaalinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wrijvingsrem (15/16), die bij voorkeur in het blok (10) aan de sloepzijde is aangebracht, met de hand be-dienbaar, vanuit de sloep (1) kan worden gelost.
  3. 4. Bijhaalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bijhaalinrichting (4) met het hijsoog (5) van de sloep (1) is verbonden door een kan-telhaak (22), die is uitgerust met een arm (25),waarvan het vrije einde aanligt tegen een roteerbare as (26) met een uitsparing (27), waarbij het draaipunt (23) van de haak is versprongen ten opzichte van de hartlijn (A-A) van de bijhaalinrichting (4).
  4. 5. Bijhaalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bijhaalinrichting (4) is uitgevoerd met zodanige banden (11) dat een sloep (1) alleen aan de bijhaalinrichtingen (4) kan hangen.
NL8900166A 1989-01-24 1989-01-24 Reddingsloep-bijhaalinrichting. NL8900166A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900166A NL8900166A (nl) 1989-01-24 1989-01-24 Reddingsloep-bijhaalinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900166 1989-01-24
NL8900166A NL8900166A (nl) 1989-01-24 1989-01-24 Reddingsloep-bijhaalinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8900166A true NL8900166A (nl) 1990-08-16

Family

ID=19854010

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8900166A NL8900166A (nl) 1989-01-24 1989-01-24 Reddingsloep-bijhaalinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8900166A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106516013A (zh) * 2016-11-13 2017-03-22 无锡晟欧船舶设备有限公司 船舶用救生艇降放装置

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106516013A (zh) * 2016-11-13 2017-03-22 无锡晟欧船舶设备有限公司 船舶用救生艇降放装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5378851A (en) System for handling a remotely operated vessel
EP0045556B1 (en) An anchor rack
NL1010650C1 (nl) Automatisch verbindingssysteem voor vaartuigen.
NL8900166A (nl) Reddingsloep-bijhaalinrichting.
US2650378A (en) Davit
US3062168A (en) Boat anchoring system
US5018473A (en) Dinghy towing mechanism and method
US2949617A (en) Ships' lifeboat davits
US2028513A (en) Davit mechanism device for launching lifeboats
US3006097A (en) Door-securing stanchion for trawlers
US2141452A (en) Means for launching lifeboats
US2038233A (en) Boat davit
US3638345A (en) Adjustable purse ring stripper
NL8004776A (nl) Inrichting voor het stilhouden van een in een scheeps- kraan hangende last bij bewegend schip.
US1613367A (en) Means for launching ships' boats
US2415016A (en) Ship davit
US2545011A (en) Means for launching a ship's lifeboat, raft, or similar appliance
US2530840A (en) Hoisting and launching means for boats
US2929081A (en) Davits for launching ships' lifeboats
EP0414321B1 (en) A tilting gravity davit for a free-fall boat
US637619A (en) Self-reefing sail for canoes, &c.
US3765358A (en) Automatic acting mechanism for control of stowable{40 tween decks
GB833681A (en) Improvements in or relating to lifeboat davits
SU887350A1 (ru) Спуско-подъемное устройство дл носител буксируемых антенн
US697359A (en) Apparatus for launching life-boats from ships.