NL8100229A - Kopieermachine met sorteerinrichtingen. - Google Patents

Kopieermachine met sorteerinrichtingen. Download PDF

Info

Publication number
NL8100229A
NL8100229A NL8100229A NL8100229A NL8100229A NL 8100229 A NL8100229 A NL 8100229A NL 8100229 A NL8100229 A NL 8100229A NL 8100229 A NL8100229 A NL 8100229A NL 8100229 A NL8100229 A NL 8100229A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sorter
copier
flag
route
sorting
Prior art date
Application number
NL8100229A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ricoh Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ricoh Kk filed Critical Ricoh Kk
Publication of NL8100229A publication Critical patent/NL8100229A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G15/00Apparatus for electrographic processes using a charge pattern
    • G03G15/65Apparatus which relate to the handling of copy material
    • G03G15/6538Devices for collating sheet copy material, e.g. sorters, control, copies in staples form
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H39/00Associating, collating, or gathering articles or webs
    • B65H39/10Associating articles from a single source, to form, e.g. a writing-pad

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Collation Of Sheets And Webs (AREA)
  • Control Or Security For Electrophotography (AREA)

Description

VO 1504
Kopieermachine met sortserinrichtingen.
Oe uitvinding heeft betrekking op een machine voor het produceren van kopieën, welke machine is gevormd door het met een kopieermachine verbinden van sorteerinrichtingen, uitgerust met gedeelten voor het met de hand invoegen.
5 Tot nu toe worden invoegwerkzaamheden voor "omslagen" of "blanco bladen, gebruikt als scheiding van bladzijden” onder toepassing van een gedéelte voor het met de hand invoegen, hetgeen noodzakelijk is voor het tussenvoegen of sorteren, in het algemeen uitgevoerd voorafgaande aan of na het tussenvoegen of sorteren van 10 kopiebladen door de sorteerinrichtingen. Deze werkzaamheden zijn echter betrekkelijk omslachtig en tijdrovend. Wanneer b.v. het met de hand invoegen wordt uitgevoerd in het geval, dat het aantal tussen te voegen kopieën groot is, is het nodig de omslagen voor het met de hand invoegen van tevoren te tellen of het aantal in bakken 15 gekomen bladen te bevestigen. Anders kan het afleveren van twee bla den of omslagen het gevolg zijn of het klemraken van een omslag in het geval van een sorteerinrichting en dergelijke, die is uitgerust met een of ander soort afbuigorgaan.
Het is derhalve een doel van de uitvinding een machine voor 20 het produceren van kopieën te verschaffen, welke machine het door het met de hand invoegen, tussenvoegen of sorteren nauwkeurig en betrouwbaar kan uitvoeren.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 25 Fig.1 schematisch de machine voor het produceren van kopieën toont, welke machine wordt geregeld door de onderhavige werkwijze:
Fig.2 een zijaanzicht is van een voorbeeld van het gedeelte voor het met de hand invoegen;
Fig.3 en 4 nuttig zijn voor het·uiteenzetten van de werking 30 van het gedeelte voor het met de hand invoegen; 8100229 . 1 $ - 2 -
Fig,5 een toelichtende schets is. voor het verduidelijken van de samenwerking van een overbrenggedeelte en een afbuigorgaan in een sarteerinrichting;
Fig,6 schematisch koppelregelmechanismen toont; 5 'Fig,7 een schets is voor het uiteenzetten van de stapsgewij ze toevoer van het afbuigorgaan;
Fig.8 een verduidelijkende schets is van het overbrenggedeelte;
Fig.9 een verduidelijkende schets is van de samenwerking 1G tussen het aandrijforgaan en aandrijfnokken;
Fig.10 schematisch de opstelling afbeeldt van elektrische elementen in een hoofdsorteerinrichting met betrekking tot de kopieermachine;
Fig.11 een blokschema is van de elektrische verbindingen 15 tussen de kopieermachine en de hoofdsorteerinrichting;
Fig.. 12 een bovenaanzicht is van het regelpaneel in de kopieermachine;
Fig.13 een verbindingsschema toont voor een koppelketen;
Fig,14 een routeschema toont voor de ingangen en uitgangen 2Q in de sorteerinrichting;
Fig.15 een tijdschema toont, voor het vanaf de zijde van de sorteerinrichting aan de kopieermachine verschaffen van codes;
Fig.16 een lijst toont van opdrachtcodes vanaf, de kopieermachine aan de sorteerinrichting; 25 Fig.17 een lijst toont van opdrachtcodes vanaf de sorteer inrichting. aan de kopieermachine;
Fig.18 een blokschema is van een gebruikelijke keten, die het tussenvoegen en sorteren door middel van het met de hand in-voegen nauwkeurig en betrouwbaar uitvoert; 30 Fig.19 een blokschema is van een regelketen voor de machine voor het produceren van kopieën;
Fig.20(a3 een lijst toont van opdrachtcodes, verschaft vanaf de hoofdsorteerinrichting aan een volgsorteerinrichting;
Fig.2DCb) een lijst toont van opdrachtcodes, verschaft van-35 af de volgsorteerinrichting aan de hoofdsorteerinrichting; 8100229 - 3 - \ .?
Fig.21 ββη routeschema toont volgens welke de andere sorteer-inrichtingen dan de hoofdsorteerinrichting hun eigen toestand of rangorde programmeerbaar identificeren;
Fig.22 een programma toont voor het instellen van een af-5 buigtellerj
Fig.23 een programma toont voor het stilzetten van de motor;
Fig.24 en 25 onderprogramma’s tonen, gebruikt in het hoofd -programma;
Fig.26 het hoofdprogramma toont van de hoofdsorteerinrich-10 ting; en
Fig.27 een routeschema toont voor het verduidelijken van het programma van een opstoppings- en tijdschakeling.
Thans verwijzende naar fig.1 bestaat de onderhavige machine voor het produceren van kopieën, zoals weergegeven, uit een kopieer-15 machine 1, verder uit een eerste sorteerinrichting 10 die naast de kopieermachine 1 is opgesteld, uit een tweede sorteerinrichting 20 en uit een derde sorteerinrichting 30, die in deze volgorde zijn geplaatst.
□e kopieermachine 1 omvat een trommel 2 met een lichtgevoe-20 lig lichaam en daar omheen een ladingwisser C1, een lader C2, een ladingwisserlamp L, een ontwikkeleenheid 3, een overbrenglader C3, een scheidingslader C4, een scheidingspal 4 en een schoonmaak-eenheid 5. Een halogeenlamp 6 wordt als aftaster gebruikt in een sleufbelichtingsorgaan. Het oppervlak van de trommel 2 met het 25 lichtgevoelige lichaam wordt eerst geladen. Een manuscript op een contactglas 7 wordt verlicht door de daar onderdoor lopende halogeenlampen, waarbij het door een eerste spiegel M1 en een tweede * spiegel M2 teruggekaatste licht door een doorlaatlens 8 gaat en door een derde spiegel M3 en een vierde spiegel M4 weer wordt terugge-30 kaatst voor het volgens een sleuf belichten van het oppervlak van de trommel 2 met het lichtgevoelige lichaam. De trommel met het lichtgevoelige lichaam , waarop een latent beeld is gevormd door het belichten, wordt dan met een toonmiddel ontwikkeld in de ontwikkeleenheid 3. Een blad papier, dat is toegevoerd vanaf een papiertoe-35 voergedeelte 11 door een papiertoevoerrol 12 en in een wachtstand 8100229 - 4 - -if is geplaatst bij een tagenhoudrol 13, wordt door de tegenhoudrol 13 synchroon met het belichten geleverd en op het toonmiddelbeeld geplaatst. Het toonmiddelbeeld op het oppervlak van de trommel met het lichtgevoelige lichaam wordt overgebracht naar het blad door 5 - -de overbrenglader C3, en het blad wordt van het trommeloppervlak gescheiden door middel van de seheidingslader C4 en de scheidings-pal-4 en dan geleverd aan een fixeereenheid 15 door een zuigover-brengband 14. Het gefixeerde blad wordt naar buiten uit de kopieermachine gestoten door een uitstootrol 16 en overgedragen aan de 10 eerste sorteerinrichting 10. De. trommel met het lichtgevoelige lichaam wordt voor het opnieuw gebruiken schoongemaakt door de schoonmaakeenheid 5., ' Een bladdetector 9 is aangebracht nabij: de bladvasthaudzijde.
van de tegenhoudrol 13 voor het bewaken van het. toevoeren van het 15 blad.. Daarbij is een andere, bladdetector of eindsensor 16a. aange bracht bij de uitgangszijde van de uitstootrol 1.6 in zijn kopie-leverbaan. Het verwijzingscijfer 18 duidt een wisselplaat aan in de uitstaotbaan, welke plaat moet worden geschakeld naar de schaal-zijde 19 van de kopieermachine wanneer de sorteerinrichting niet. is 20 verbonden.
De eerste sorteerinrichting 10 omvat een gedeelte A voor het richten van blanco bladen, verder een gedeelte B voor het met de hand invoegen, een afbuigorgaan C, dat naar boven en naar beneden beweegbaar is- voor het in. de gewenste bakken sturen van de ko-25 pieën, een averbrenggedeelte D, dat het afbuigorgaan draagt en is bestemd voor het transporteren van de kopieën vanaf het gedeelte A voor het richten van blanco bladen of het gedeelte B voor het met de hand invoegen naar het genoemde afbuigorgaan, een bakkenrij E en een motor M.
30 De uit het hoofdlichaam 1 van de kopieermachine gestoten ko pieën worden in de eerste sorteerinrichting 10 gevoerd in de richting van de pijl P, gegrepen door opvangrollenparen 22 onder bewa-• king door een bladopvangdetector 21, en overeenkomstig de stand van een opvangleiplaat of eerste schuif 23,· geregeld door een eerste 35 schuifsolenolde 24, uitgestoten naar een proefschaal 27 via uitstoot- 8100229 i ί - 5 - rallenparen 25 of horizontaal in dszelfde toestand voortbewogen en gezonden naar schuin geplaatste rollen 23 voor het tussenvoegen of sorterenr
Oe kopieën worden naar boven gebracht tot nabij een verge-5 lijkingsplaat (niet weergegeven) door de werking van de schuin ge plaatste rollen 28, in de juiste stand geplaatst door middel van de vergelijkingsplaat en dan naar buiten gezonden naar tussenliggende rallenparen 29. Γη de volgende stap warden de kopieën geleverd aan het overbrenggedeelte 0 wanneer een aftakplaat Ctweede IQ schuif) 32 in het toevoergedeelte in de met een getrokken lijn in de tekening weergegeven stand is geplaatst of overgedragen aan de tweede sorteerinrichting 20 via uitzendrollenparen 33. Een tweede schuifbladdetectar 31 is achter de tussenliggende rollenparen 29 aangebracht. In het geval dat ophoping plaats vindt van kopieën 15 of moeilijkheden in de gedeelten achter de schuin geplaatste rol len, worden alle rollen met uitzondering van de opvangrollenparen 22 en de uitstootrollenparen 25 stilgezet, wordt de eerste schuif 23 naar de met een onderbroken lijn weergegeven stand geschakeld en worden de onafgebroken geleverde kopieën in de proefschaal 27 2Q gezonden.
In het overbrenggedeelte D zijn een aandrijfrol 34 en een aangedreven rol 34' gekoppeld door een stel overbrengbanden 35, en wordt de aandrijfrol 34 aangedreven door de motor M door een elektromagnetische koppeling 36.
25 Verwijzende naar de fig.2 en 3 is een geleiding 37 voor het met de hand invoegen in het gedeelte B voor het met de hand invoegen zodanig geplaatst, dat deze wordt geopend wanneer het gedeelte B voor het met de hand invaegen wordt gebruikt. Het blad S wordt met de hand ingevoegd volgens de baan, gevormd door de geleiding 30 37 voor het met de hand invoegen, een vergelijkingsgeleiding 38, een geleiding 37’ en een gebogen plaat 39, en een stilzetorgaan of schuif 40 voor het met de hand insteken is halverwege zijn route geplaatst zodat deze vooruit of terug kan bewegen. De vergelijkingsgeleiding 38 wordt gebruikt voor. het in een juiste stand plaatsen 35 van het blad S. Het blad S wordt dus in de juiste stand gevoegd, 8 1 00 2 2 9 - 6 - -¾ ï omdat het oploopt tegen de vergelijkingsgeleiding 38 aan zijn lin-kereinde en wordt ingevoegd totdat het voorste einde daarvan het. voorste eindgedeelte 40a bereikt van het stilzetorgaan 40. Een detector 41 voor met de hand ingevoegde bladen, welke detector een 5 licht uitzendende diode of een fototransistor bevat, is aange- - '- . bracht voor het waarnemen van het voorste linker eindgedeelte van het blad S wanneer dit in de juiste stand P1 is gevoegd, bepaald door de vergelijkingsgeleiding'38 en het stilzetorgaan 40, zoals weergegeven in fig.4, maar neemt het blad S anderszins niet waar 10 Cwanneer het blad S in de niet juiste richtingen is ingevoegd, zo als P2 en P3), Wanneer een solenoide voor het met de hand invoegen wordt gestuurd met de signalen van de detector 41 en het stilzetorgaan 40 wordt vanuit de bladinvoegroute teruggetrokken, kan het blad S zonder meer worden ingevoegd langs de vergelijkingsgelei-15 ding 38 tot aan een overbrengrol 42 en een aangedreven rol 43, die het blad verder dragen langs de gebogen plaat 39 en uiteindelijk door een rol 44 worden afgeleverd aan het gedeelte A voor het richten van blanco bladen.
Zoals duidelijk is te zien in fig.5 is het stel overbreng-20 banden 35 aangebracht op de aandrijfrol 34 en de aangedreven rol 34’, en is een eerste ketting 46 geslagen om een kettingwiel 45, bevestigd aan de as van de aandrijfrol 34, en een kettingwiel 45’, los gemonteerd aan de as van de aangedreven rol 34’. In dit geval is de diameter van het kettingwiel 45 kleiner dan die van·de aan-25 drijfrol 34, zodat de snelheid van de ketting 46 lager ligt dan die van de bverbrengband. Daarbij worden alle kettingwielen 47a, 47b, 47c en 47d, aangebracht in het overbrenggedeelte, en de kettingwielen 48a, 48b, 48c en 48d, aangebracht in het afbuigorgaan C, gezamenlijk bediend door de ketting 46.
30 Het afbuigorgaan C is zodanig ontworpen dat het omhoog gaat wanneer het kettingwiel daarvan de naar boven bewegende ketting aangrijpt, en naar beneden gaat wanneer het de neerwaarts bewegende ketting aangrijpt. Hiervoor is het kettingwiel 48a, gemonteerd aan de vaste as van het' afbuigorgaan, voorzien van een veerkoppeling 35 49, die wordt geregeld door een omhoog bewegende solenoide 50 via 8100229 - 7 - « -f een hefboom 51. Wanneer de solenolde 50 wordt bekrachtigd, wordt de koppeling 49 losgemaakt teneinde het kettingwiel 48a vrij te doen zijn, zodat de ketting 46 verder blijft draaien maar het af-buigorgaan C niet beweegt. Wanneer de omhoog bewegende solenoïde 5 50 stroomloos wordt gemaakt, wordt de hefboom 51 teruggebracht door de werking van de veer, en wordt het kettingwiel 48a gegrendeld aan de vaste as via de koppeling 49. Als gevolg hiervan wordt het kettingwiel 48a en dus het afbuigorgaan C door de naar boven bewegende ketting 48 gedragen. Het afbuigorgaan C bedient een be-10 ginstandschakelaar 52 (fig.80 in zijn hoogste stand, waarin hij moet worden stilgezet, zodat de solenolde· 50 zodoende wordt bekrachtigd voor het losmaken van de koppeling 49 teneinde het afbuigorgaan C vrij te doen zijn van de ketting 46.
Een neerwaartse beweging van het afbuigorgaan C is in begin-15 sel gelijk aan de voornoemde opgaande beweging maar belangrijker omdat het afbuigorgaan nauwkeurig in een vooraf bepaalde mate naar beneden moet bewegen. Om deze reden bevat, zoals weergegeven in fig.8, het met de ketting 46 samenhangende regelmechanisme een kettingwiel 54 in aangrijping in de ketting 46, verder een veerkop-20 peling 55 aan het kettingwiel, een elektromagnetische koppeling 57 tussen de veerkoppeling 55 en een as 56, een daalsolenolde 58 voor het regelen van het in- en uitschakelen van de veerkoppeling, een met de solenoideplunjer gekoppelde hefboom 59 en een nokkenhuls 6Q, uitgerust met een uitgesneden gedeelte 60a, dat het vrije einde 25 van de hefboom 59 aangrijpt of daarvan loskomt voor het uitvoeren van de regeling van het inschakelen en uitschakelen van de veerkoppeling 55. Zoals duidelijk afgebeeld in fig.7, is nog een kettingwiel 61 bevestigd aan de as 56 en dus bevestigd aan het overbreng-of transportgedeelte en derhalve in aangrijping in een onbeweeg-30 lijke of tweede ketting 62.
Wanneer de daalsolenolde 58 stroomloos is gemaakt, grijpt het vrije einde van de hefboom 59 de uitsnijding 60a aan in de nokkenhuls 60 voor het uitschakelen van de veerkoppeling 55. Zelfs indien het kettingwiel 54 door middel van de ketting 46 wordt ge-35 draaid, draait derhalve de as 56 niet en staat het afbuigorgaan C
8100229 -f ? ' - a - stil. Wanneer de daalsolenoïde 53 wordt: bekrachtigd, komt het vrije einde, van de. hefboom 59 los vanuit de uitsnijding 60a in de nokken-huls, en wordt de veerkoppeling 55 in de werkzame toestand geplaatst voor- het overbrengen van het draaien van het kettingwiel 5 54 als gevolg van de ketting 46,, naar de as 56 via de elektromagne- " tisohe koppeling 57, die gewooniijk is bekrachtigd. Het kettingwiel 61 draait dus samen met de as 56 en wordt langs de tweede ombeweeg-lijke ketting 62 bewogen voor het naar beneden bewegen van het afbuigorgaan. Omdat de daalsolenoïde 58 weer stroomloos wordt ge-IQ maakt direct nadat het vrije einde van de hefboom 59 is losgemaakt uit de uitsnijding 60a irr de nokkenhuls, glijdt, het vrije einde van de hefboom 59 langs het omtreksoppervlak van de nokkenhuls 60 onder handhaving van zijn aangrijping, en grijpt aan in een andere uitsnijding 60a na een halve omwenteling voor het stilzetten van 15 de nokkenhuls 60. Omdat de veerkoppeling 55 weer wordt uitgescha keld, wordt derhalve ook het afbuigorgaan C stilgezet overeenkomstig de bediening van de as 56 en het daaraan bevestigde kettingwiel 61. Evenals deze elementen beweegt het afbuigorgaan C nauwkeurig naar beneden over een afstand, die overeenkomt met een halve 20 cirkel van de nokkenhuls 60 op het moment van het naar beneden be wegen, welke afstand precies overeenkomt met de tussenruimten van de achter elkaar geplaatste bakken.
Zoals weergegeven in fig.a is tussen de twee bewegingszijden van de overbrengbanden 35, opgehangen aan de aandrijfrol 34 en de 25 aangedreven rol 34'•, een vacuümkamer 63 aanwezig, die door toepas sing van een ventilator 64 altijd op een negatieve druk wordt gehouden. Een groot aantal zaaggaten is in lijn aangebracht in het wandgedeelte van de vacuümkamer dat zich tegenover de bakkenrij bevindt en in een raakstand met de overbrengband, waarbij tevens 30 een groot aantal gaten is aangebracht in de overbrengbanden 35.
Een schakelaar 53 wordt gebruikt voor het waarnemen van het einde van de neerwaartse beweging van het afbuigorgaan. Wanneer een kopie in een stand komt, waarin de zuiggaten van de vacuümkamer samenvallen met die van de overbrengbanden, wordt het door de overbrengban-35 den aangetrokken en getransporteerd naar het afbuigorgaan C, waar 8100229 *' * Μ - 9 - het in de vooraf bepaalde bak wordt gezonden na te zijn.afgebogen door een afbuignok,-weergegeven in fig,9.
Gedetailleerd verwijzende naar fig.9 wordt een kopie, aangekomen bij het afbuigorgaan C door middel van het stel overbreng-5 banden 35, gescheiden -van het oppervlak van de overbrengbanden 35 dank zij het gebogen oppervlak van de afbuignok omdat een van de afbuignokken 65 behorende bij de betreffende bakken of slechts één afbuignok behorende bij de bak in het afbuigorgqan, dat stilstaat voor het leveren van de kopie, uitsteékt vanaf het oppervlak van 10 de overbrengbanden 43, en verder getransporteerd door leiplaten 66a en S6b, gedragen door het afbuigorgaan C# en tenslotte uitgestoten in de bak via uitstootrollénparen 67,
De afbuignok 65 wordt in de stand gehouden waarin de aan-drijfhefhoom 68 van de afbuignok, welke hefboom is gemonteerd aan 15. het afbuigorgaan C, uitsteekt vanaf de oppervlakken van de over brengbanden 35 en is gegrendeld, zoals aangegeven met getrokken lijnen. Deze aandrijfhefboom 68 voor de afbuignokken wordt in de mBt een getrokken lijn weergegeven stand geplaatst wanneer het afbuigorgaan naar beneden beweegt teneinde de vereiste leinok te doen 20 uitsteken vanaf het oppervlak van de overbrengband, maar bewogen naar de met een onderbroken lijn weergegeven stand zodat hij niet in aanraking kan komen met een leinok wanneer het afbuigorgaan naar boven beweegt, De regeling van deze hefboom 68 wordt uitgevoerd door de daalsolenoïde 5Q. Kort gezegd neemt de hefboom 68, wanneer 25 de daalsolenoide 50 stroomloos is gemaakt, de met een getrokken lijn in fig.9 weergegeven stand in en beweegt het afbuigorgaan C naar boven, waarbij de hefboom 68 wanneer de solenoide is bekrachtigd, de met een onderbroken lijn in fig,9 weergegeven stand inneemt, en het afbuigorgaan C in een wacfrttoestand is geplaatst 30 voor het vervolgens bekrachtigen van de daalsolenoïde 58.
Het blad* geleverd door de uitstootrollénparen 67 in het afbuigorgaan C en aan de gewenste bak, wordt gecontroleerd door een bladdetector 69, die direct achter de uitstootrollénparen 67 is geplaatst Bovendien worden lichtzend^ontvangelementparen 70a en 70b 35 gebruikt als een detectorstel 70 voor het optisch waarnemen van de 8100229 - 10 - *t ï aanwezigheid van een blad bij een van de bakken, en het opwekken van een uitgangssignaal, overeenkomende met de. aanwezigheid daarvan.
De tweede en derde sorteerinrichtingen 20 en 30 zijn voor -5 ;-wat betreft de constructie soortgelijk aan de eerste sorteerinrichting 10 behalve dat alleen de eerste sorteerinrichting. 10 het gedeelte B voor het met de hand invoegen bevat, evenals de proefschaal en andere daarmee samenhangende elementen, en werkzaam kan zijn als "hoofd"ï In deze zin worden de eerste, tweede en derde, sorteerin-10 richtingen 10, 20 en. 30 hierna resp. aangeduid als "hoofd"-, "volg"- en ”ondervolg"-soii:eerinrichting.
In fig.10 is een gebruikelijk plaatsingsverband afgebeeld tussen elektrische regelelementen in de kopieermachine 1 en de hoofdsorteerinrichting 10, waarbij in fig.11 zijn elektrische ver-15 bindingen schematisch zijn afgebeeld. Omdat de hoofdsorteerinrich ting onafhankelijk is voorzien van een krachtbronsnoer 72, behoeft een krachtbronsnoer 71 in- de kopieermachine geen bovenmatig grote krachtlast te dragen. Bovendien zijn een hoofdschakelaar 73 en een regeleenheid 82 alleen aangebracht in de kopieermachine, waarbij 20 een duerschakelaar 74 en een schakelaar 75 voor het terugstellen van de sorteerinrichting na een ophoping, weergegeven in fig.10, alleen in de hoofdsorteerinrichting 10 zijn aangebracht.
In fig.11 is een regeleenheid 80 in de kopieermachine voorzien van een CPU, welke, eenheid wordt voorzien van kracht door de 25 hoofdschakelaar 73. en een krachttransformator 76b. De regeleenheid 80 bevat Ι/0-organen 78 en 79, die resp. een programmageheugen en een adresgrendelketen bevatten. Het I/O-orgaan 78 is verbonden met een uitgangsorgaan 77a en een ingangsorgaan 77b, gebruikt voor het uitvoeren van het kopiëren. Op soortgelijke wijze is de sarteer-30 inrichting 10 eveneens voorzien van een regeleenheid 100 met een CPU 101, welke eenheid Ι/0-organen 102, 103 en 104 omvat, geregeld door de CPU 101. Het I/O-orgaan 104 is verbonden met een uitgangs-orgaan 105 en een ingangsorgaan 106, nodig voor de. bediening van de sorteerinrichting. Bovendien bevat de hoofdsorteerinrichting 10 een 35 krachtrelais RA1, dat de kracht in- of uitschakelt voor de regel- 8100229 * i - 11 - senheid 100 in de sorteerinrichting, waarbij een bekrachtigings-signaal aan het krachtrelais RA1 wordt geleverd vanaf de regeleen-heid 80 in de kopieermachine 1. Elektrische kracht naar de sorteer-inrichting 10 wordt synchroon met' de werking van de kopieermachine 5 aangelegd, d.w.z. in aanspreking op het afnemen van •het relais RA1 dat wordt bekrachtigd wanneer de kracht wordt gelegd aan de kopieermachine of de sorteerinrichting, zoals aangegeven door de regel-eenheid in de kopieermachine en andere. Een krachtbroneenheid 99a en een krachttransformator 99b zijn verbonden met het krachtbron-10 snoer 72 door de contacten van het relais RA1. Elke CPU in de kopi eermachine 1 en de sorteerinrichting 10 oefent niet alleen de regeling uit van en het beslissen over de werking van de afzonderlijke eenheid zelf, maar wisselen ook onderling vereiste opdrachtgegevens uit. Hiervoor zijn de regeleenheden in de kopieermachine 1 en de 15. sorteerinrichting 10 verbonden door twee verzamelleidingen 108 en 109, die hier worden aangeduid als ingangsverzamelleiding met acht kanalen (8 bits) en uitgangsverzamelleiding met acht kanalen (8 bits), waarbij in feitelijke ketens de gegevens in beide eenheden door een koppelketen worden uitgewisseld Cb.v. 110 volgens de fig.
20 13 en 19). De kopieermachine en de hoofdsorteerinrichting zijn met elkaar in verbinding geplaatst door het gebruik van een signaaluit-wisselleiding 107, die deze verzamelleidingen bevat, zoals weergegeven in fig.10. Evenals deze verzamelleidingen zijn de kopieermachine 1 en de hoofdsorteerinrichting 10 zodanig geconstrueerd, dat 25 zij elektrisch zijn gescheiden, waarbij echter de sorteerinrichting 10 is ontworpen om te worden bediend als deel van het gehele stelsel van de machine voor het produceren van kopieën overeenkomstig de werktoestanden, opgedragen door de bedieningseenheid 82 in de kopieermachine.
30 Zoals afgedeeld in fig.12 bevat de bedieningseenheid 82 de volgende verschillende schakelaars 83 - 90 en lampen 91 - 96.
83: instelschakelaar, gebruikt voor het mogelijk maken van de sorteertoestand van de sorteerinrichting Csorteertoets)j 84: instelschakelaar, gebruikt voor het mogelijk maken van de 35 tussenvoegtoestand van de sorteerinrichting Ctussenvoegtoets)j 8100229 ' TC * - 12 - 85: instelschakelaar, gebruikt voor het in de werkzame toestand plaatsen van alleen de kopieermachinej 86: scschakelaar, gebruikt voor het in werking stellen van een / kopieerkringloop in de toestand, waarin de kopieermachine 5 klaar is of de groene lamp voor het drukken IN is (kopieer- aanzettoets); 87: schakelaar, gebruikt voor het stilzetten van de kopieerkring loop gedurende, de werkingi
Schakelaar 88 met 10. toetsen: ingangstoets-schakelaar, gebruikt voor 10 het instellen van de teller 97 met het ingestelde aantal.
Verbreekschakelaar 89: schakelaar, gebruikt voor het in de onder-brekingstoestand gaan of het daaruit terugkeren [onderbrekings-toets),.
Terugstelschakelaar 9G: schakelaar, gebruikt voor het terugstellen 15 van een toestand van waarneming van opeenhoping van het kopieerge- deelte.
Lamp 91: lamp voor het. aangeven dat het sorteergedeelte abnormaal is: b.v. een bakkopie is over, de deur van de sorteerinrichting is open of een blad is aanwezig in de bak van de sorteerinrichting.
2Q Lamp 92: lamp voor het aangeven dat de invoer het sorteervermogen overschrijdt, bepaald door het aantal op het' moment van het sorteren verbanden sorteerinrichtingen.
Lamp 93: lamp voor het aangeven dat een ophopingstoestand is waargenomen in het sorteergedeelte.
25 Lamp 94: lamp voor het aangeven dat een ophopingstoestand is waar genomen in het kopieergedeelte.
Lamp 95: lamp voor het aangeven dat de kopieermachine om een of andere reden niet in staat is tot kopiëren.
Lamp 96: lamp voor het aangeven dat de kopieermachine, klaar is.
30 Daarnaast heeft de bedieningseenheid 82 de volgende twee weergeeftellers 97 en 97.
Teller 97: teller voor het weergeven van ingevoerde cijfers, overeenkomende met het aantal kopieën voor tussenvoegen of sorteren of het aantal te kopiëren bladen.
35 Teller 98: teller voor het weergeven van het aantal bladen, waarge- 8100229 * . Jf - 13 - nomen door de detector 9 bij een gebruikelijke werking, het aantal bladen, opgeslagen in de proefschaal 27 of de bakken E op het moment van opeenhoping en het aantal bladen, dat tijdens het met de hand invoegen met de hand is ingevoegd.
5 Een van de kenmerken van de onderhavige machine voor het produceren van kopieën is dat de hoofdsorteerinrichting 10, de volgsorteerinrichting 20 en de ondervolgsorteerinrichting 30 regel-eenheden 100, 100' en 100" hebben net dezelfde ketenuitvoering, waarbij elk dezer regeleenheden onafhankelijk een CPU bevat. Hoewel 10 de hoofdsorteerinrichting, zoals hierna beschreven, gebruik maakt van een uitsluitend programma, gebruiken de volg- en ondervolgsor-teerinrichtingen hetzelfde programma, waarbij zij automatisch worden onderscheiden op grond van het programma in elke sorteerinrich-ting: Omdat aanvullende sorteerinrichtingen achter elkaar kunnen 15 worden apgesteld, is het bij het uiteenzetten van een stelsel, be staande uit een gekozen aantal sorteerinrichtingen van meer dan êên, voldoende alleen hst werkzame verband te verduidelijken tus-· sen de kopieermachine en de hoofdsorteerinrichting. Gemakshalve echter wordt de beschrijving van de uitvinding voorlopig voortge-20 zet voor drie stellen sorteerinrichtingen. Omdat echter, zoals reeds beschreven, de regeleenheden in de volgsorteerinrichting 20 en de ondervolgsorteerinrichting 30 gelijk zijn aan die van de hoofdsorteerinrichting voor wat betreft de constructie, verwijzen gelijke verwijzingscijfers, gebruikt voor de hoofdsorteerinrichting, 25 naar gelijke of soortgelijke samenstellende elementen, gebruikt in de volg- en ondervolgsorteerinrichtingen. Indien het nodig is te onderscheiden van de hoofdsorteerinrichting, worden verwijzingscijfers met een accentteken en een dubbel-accentteken gebruikt voor resp. de volgsorteerinrichting en de ondervolgsorteerinrichting.
30 Thans verwijzende naar fig.13, die gedetailleerd de koppel- keten 110 afbeeldt, zijn de betreffende 8 bits voor de ingangspoort 10 en de uitgangspoort 20 van het Ι/0-orgaan 102 in de hoofdsorteer-inrichting verbonden met de betreffende 8 bits voor de uitgangspoort 10 en de ingangspoort 20 van het I/O-orgaan 79 in de kopieer-35 machine via de betreffende fotokoppelorganen 113. Elektrische ni- 8100229 't ΐ ' _ ’ - 14 - $ veaus tussen de regeleenheden worden dus: gescheiden om zodoende onafhankelijk, van elkaar te zijn door middel van de fotokoppelorga-nen 113. Bovendien toont 114 een inverteerorgaan en 115 een verge-lij ker.
- '5 in de kopieermachine, voorzien van deze, hiervoor uiteenge- - zette gegevenskoppelconstructies, kan dezelfde sorteerinrichting 'worden gebruikt met verschillende soorten kopieermachines indien de betekenis van informatiegegevens, die tussen de kopieermachine en de-sorteerinrichting moeten worden uitgewisseld, op juiste-wijze 10 zijn bepaald en gestandaardiseerd. Een dergelijk voordeel kan de standaardisatie tot gevolg hebben van het ontwerp en de massaproduk-tie.
Uitwisseling van de vereiste gegevens tussen de sorteer-inrichting; en de kopieermachine wordt mogelijk gemaakt door het ver- - -15 schaffen van een CPU-regelprogramma, vertegenwoordigd door het rauteschema, weergegeven in fig.14, aan de koppelketen van deze vccrnoemde constructie-uitvoeringen. .
In het ingangs/uitgangsrouteschema van fig.14 toont ”0" een uitgangsroute aan, en "I" een ingangsroute. "RM" is een register, 20 dat uit te voeren gegevens opslaat , en ”RM £— 0” betekent "nul invoeren in RM”. De afwezigheid van signaalgege.vens, indien uitgedrukt volgens een hexadecimals notatie met 8 bits, die elke 4 bits zijn gedeeld, wordt aangenomen als 00H, en de aanwezigheid van signaalgegevens wordt bepaald als het bit met een gewicht "nul" van 25 8 bits dat een 1 is. Kort gezegd wordt het bit 0 gebruikt als een tastsignaal voor het bepalen van de aanwezigheid of afwezigheid van gegevens.
Verwijzende naar fig.15, die een tijdschema toont voor het geval dat de gegevens Ccode] worden geleverd vanaf de zijde van de 30 sorteerinrichting aan de kopieermachine, tonen Ca] - Ce] de volgen de toestanden.
a] De sorteerinrichting heeft als uitgang CDDE, vooropgesteld dat de POORT 10 gelijk is aan 00H.
b] De sorteerinrichting blijft de toestand Ca] aanhouden tot dat 35 het LEES-signaal 01H wordt verschaft.
8100229 * -f - 15 - c3 De kopieermachine leest CODE en geeft als uitgang het LEES-signaal 01H.
d) De sorteerinrichting stelt de POORT 20 terug op 00H wanneer de .-kopieermachine een LEES-signaal opwekt.
5 e3 De kopieermachine stelt de POORT IQ terug op 00H, vooropgesteld dat de POORT 20 00H wordt.
Hoewel fig.14 het ingangs/uitgangsrouteschema vertegenwoordigt voor de sorteerinrichting, kan een routeschema voor de kopieermachine door vrijwel soortgelijke uitvoeringen worden aangegeven.
10 In de figllS en 17 zijn de definities van signaalcodes, uit gewisseld tussen de sorteerinrichting en de kopieermachine, afgeheeld. Fig.l6Ca3 toont opdrachtcodes Cd.w.z. codes in de POORT 103 vanaf de kopieermachine naar de hoofdsorteerinrichting,. waarbij de bittoewijzing en de betekenissen daarvan zijn aangegeven in fig.
15 15Cb3. Kart gezegd worden 4 bits van gewogen "7" - "4” als toe- standbits en gegevens gebruikt, 2 bits van "3” - ”2" als gegevens-bits, 1 bit van *1” als opdrachtbit en 1 bit van "0” als tastbit. Fig.l7Ca3 toont opdrachtcodes Cd.w.z. codes in de POORT 203 vanaf de hoofdsorteerinrichting 10 naar de kopieermachine 1, waarbij de 20 bittoewijzing en betekenissen daarvan zijn afgebeeld in fig.l7CbJ.
Kort samengevat worden 4 bits van het gewicht ’’7” - "4" gebruikt als abnormaal signaalbits, 2 bits van "3” - ”2” als abnormaal sig-naalcodes en 1 bit van ”0” als tastbit.
Tabel A toont de definities van opdrachtcodes bij de POORT 25 10. 0e uitgangen van de kopieermachine naar de sorteerinrichting
hebben betrekking op een decimaal getal en worden uitgevoerd als bits van een lagere orde C5H3, C9HJ en MSBCDH3. In het geval van twee cijfers kan het dus warden uitgedrukt tot twee cijfers van "99" maximaal, waarbij het in het geval van drie cijfers kan worden 30 uitgedrukt tot drie cijfers van ”999" maximaal. "UITSCHAKELING TOE
STAND” betekent dat de toestand wordt teruggebracht naar de "STANDAARDTOESTAND " zonder een wisselstroomkrachtbron uit te schakelen, maar niet dat de wisselstroomkrachtbron wordt uitgeschakeld zoals in het geval van "AUTOMATISCHE UITSCHAKELING".
35 Tabel B toont de definities van de opdrachtcodes bij de 8 1 00 2 2 9 '* - 16 - " '-T * POORT 20.
De werking van de sorteerinrichting en de kopieermachine, de inhoud van de uitwisselingssignalsn, nodig voor de werking daar- . van en de tijdsturingen voor het uitzenden van de signalen, worden 5 hierna uiteengezet in afhankelijkheid van de werktoestanden van het stelsel.
Tabel A
Definities van opdrachtcodes bij de POORT 10 Codenaam HEXA Definities . - — 10 LEES 0ΤΗ bevestigingscode, aangevende dat de gegevens- / code van de sorteerinrichting van de POORT 20 is afgelezen. Wanneer de kopieermachine da gegevenscode van de POORT 20 heeft afgelezen, verschaft hij de code (LEES] vanaf de •‘15 POORT 10 aan de sorteerinrichting.
AANZETTEN 03H Code als uitgang van de POORT 10 (in de groe- S0RTEER- ne toestand voor het afdrukken] wanneer de INRICHTING kopie-aanzettoets 86 van de kopieermachine is 20 ingedrukt. De sorteerinrichting stelt de aan drijving in werking van het overbrengstelsel door gebruik te maken van dit signaal. Het overbrengstelsel wordt stilgezet door het re-gelstelsel in de sorteerinrichting op het mo-25 ment dat de werking van de sorteerinrichting is beëindigd.
KOPIE- 43H Code als uitgang van de POORT 10 wanneer de OPHOPING kopieermachine is geblokkeerd. Net dit sig- 30 naai zet de sorteerinrichting het overbreng stelsel stil na het tussenvoegen of sorteren van alle bladen in de sorteerinrichting of het opslaan van de bladen in de proefschaal.
8100229 35 - 17 - *
* X
STILZETTEN S3H Code als uitgang op het moment van het EINDE
MOTOR TOONMIDDEL of wanneer alle bladen in de cas sette zijn gebruikt. Met dit signaal zet de 5 sorteerinrichting het overbrengstelsel stil na het tussenvoegen of sorteren van alle bladen in de sorteerinrichting of het opslaan van de bladen in de proefschaal.
10 TERUGSTEL- 23H Terugstelsignaal voor KOPIEBLOKKERING-C43H) LING MOTOR en MOTORSTILZET-C63H] signalen. 0e sorteer- NA BLOKKE- inrichting keert terug- naar de gebruikelijke RING toestand. Het overbrengstelsel staat nogstiLl maar wordt gestuurd met het AANZETTEN SQRTE-15 RING-C03H] signaal.
EINDE S3H Code als uitgang op het moment, dat het ach- SENSOR > terste einde van een blad wordt waargenomen door de eindsensor 16a, aangebracht in de 20 overbrengbaan voor bladen van de kopieerma chine. De sorteerinrichting gebruikt dit signaal voor het waarnemen van het blokkeren van de overbrengroute tussen de kopieermachine en de sorteerinrichting.
25 GEBRUIKE- 11H Toestand voor het gebruiken van de proef- LIJKE TOE- schaal 27 in andere toestanden dan zowel het STAND sorteren als tussenvoegen. Met dit signaal (KOPIËREN] neemt de sorteerinrichting alle vanaf de ko- 30 pieermachine getransporteerde bladen op in de proefschaal 27.
SORTEREN 31H Sorteersignaal als uitgang wanneer de sor- teertoets 83 in de kopieermachine is inge-35 drukt. De sorteerinrichting komt in de sor teert oestand.
81 00 2 2 9 'I » .¾ .. - ia - TUSSEN- 51H Tussenvoegsignaal als uitgang wanneer de VOEGEN tussenvoegtoets 84 in de· kopieermachine is ingedrukt. Oe sorteerinrichting komt in de tussenvoegtoestand.
5 -r ONDERBREEK 71H Signaal als uitgang wanneer de onderbreek- toets 89 in de kopieermachine is ingedrukt. De sorteerinrichting komt tot stilstand na het opslaan van de vanaf de kopieermachine 10 geleverde kopieën in de gewenste bakken of in de proefschaal.
0 AANZET 91H Met dit signaal zet de- sorteerinrichting het programma in werking vanaf het 0 adres.
15 GEGEVENS fT] 5H Signaal, dat gegevens vertegenwoordigt in VAN LAGE het. cijferteken van lage orde.
ORDE f 7 |6 I 5 1 4 | 3 | 2 U { Öl | gegevens } | 0 1 0 1 20 *f5H, vertegenwoordigende het cijferteken van lage orde ^Gegevens van cijferteken van lage orde
Cn = 0 ~ 9) 25 GEGEVENS Q7j 9H Signaal, dat 4 bits vertegenwoordigt in het VAN HOGE cijferteken van hoge orde.
ORDE 1 7 > 6 ( 5 1 4 1 3 i 2 t 1 ΓΠ 1 gegevens { | 1 00 1 L*9H, vertegenwoordigende het 30 cijferteken van hoge orde -> Gegevens van cijferteken van hoge orde
Cn = 0 —-9) 8100229 - 19 - i * f GEGEVENS | n } DH Signaal, dat 4 bits vertegenwoordigt in het VAN MSB cijferteken van hoge orde.
17 |6 15 14 13 |2 11 |0t gegevens |l 1 0 1 { 5 *-^0H, vertegenwoordigende het MSB cijferteken..
^MSB cijfertekengegevens (n * 0 «^w9] UITSCHAKE- B1H Signaal verschaft aan de sorteerinrichting 10 LING TOESTAND door de kopieermachine wanneer het tijd wordt voor het "uitschakelen van de toestand".
De sorteerinrichting geeft als uitgang de * code van UITSCHAKELEN DICHTDRUKKEN of UIT
SCHAKELEN OPENEN Ctabel Bh in afhankelijk-15 heid van de aanwezigheid of afwezigheid van een blad in de bakken.
TERUGSTEL- F1H Signaal verschaft aan de sorteerinrichting LEN NA ONDER- door de kopieermachine wanneer de onderbreek- 20 BREKING toets 89 is teruggesteld. De sorteerinrich- ting keert terug naar de toestand voorafgaande aan de onderbreking.
STILZETTEN D1H Signaal verschaft aan de sorteerinrichting 25 TOESTAND door de kopieermachine wanneer de stilzet- toets 87 is ingedrukt gedurende het uitvoeren van een kopieerkringloop. De sorteerinrichting komt tot stilstand na het opslaan van de bladen in de sorteerinrichting in de 30 bepaalde bakken of de proefschaal.
8100229 '? ï - 20 -
Tabel B
Definities van opdrachtcodes aan de POORT 20 Codenaam HEXA . ___Definities' LEES 0 1H Bevestigingscode, aangevende dat de gegevens- 5 code van de kopieermachine van de POORT 10 is afgelezen. Wanneer de. sorteerinrichting de gegevenscöde van de POORT 10 heeft afgele-zen, verschaft hij de code (LEES) vanaf de POORT 20 aan de kopieermachine.
10 TERUGSTEL- B1H Code als uitgang naar de kopieermachine wan- LEN NA neer de sorteerinrichting onder een blokkeer- BL0KKERING toestand wordt teruggesteld.
IS UITSCHAKE- 0ΒΗ Code, overeenkomende met de UITSCHAKELEN TOE- LEN DICHT- STAND vanaf de kopieermachine of een blok- DRUKKEN keersignaal voor hst uitsluiten van het op treden van het UITSCHAKELEN VAN DE TOESTAND wanneer een blad aanwezig is in de bakken..
20
UITSCHAKE- 07H Code, overeenkomende met het UITSCHAKELEN
LEN OPENEN VAN DE TOESTAND vanaf de kopieermachine of een signaal, dat het UITSCHAKELEN VAN DE TOESTAND niet blokkeert wanneer geen blad aanwe-25 zig is in de! bakken.
SCHAAL- 03H Waarneemsignaal van het achterste einde van SENSOR een blad vanaf de eindsensor (detector 69 voor het sorteren en tussenvoegen en de de-30 tector 21 voor de gebruikelijke toestand), aangebracht op de plaats waar een blad wordt uitgestoten. De kopieermachine telt dit signaal op en gebruikt de opgetelde signalen voor het corrigeren van een blokkering en het 35 aangeven van het moment van blokkering.
8100229 * f £ - 21 - EINDE WER- 13H Signaal als uitgang wanneer de waarden in KINGSKRING- de teller voor het uitstaten van bladen ge- LOOP lijk worden aan het aantal bladen, geplaatst in de kopieermachine.
5 BLOKKERING 81H Blokkeringssignaal, optredende in het sor- SORTEER- teergedeelte volgende op de eerste schuif INRICHTING 23 onder de toestand dat het blad van de ko pieermachine is uitgestoten in de proefschaaL 10 «TERUGSTELLING geeft als uitgang een code ;ï TERUGSTELLING NA BLOKKERING Ctabel Cl.
KOPIE IN A1H Signaal als uitgang in het geval dat een BAK blad aanwezig is in de bak op het moment 15 ' van het veranderen van toestand, zoals hier na. De kopieermachine vertoont "sorteerbe-vestiging”.
Voorgaande toestand Nieuwe toestand
Toestand van gebruik_____ Sorteren van de proefschaal
Toestand van gebruik____^Tussenvoegen van de proefschaal
Sorteren ^Tussenvoegen
Tussenvoegen -) Sorteren 25 x Indien een blad wordt uitgenomen komt als uitgang de SORTEERINRICHTING KLAAR-code.
KOPIEEN C1H Signaal als uitgang wanneer meer dan 100 bla- IN BAKKEN den zijn opgenomen in de bak op het moment 30 OVER van het sorteren of wanneer alle bakken vol zijn met bladen op het moment van tussenvoegen * Indien een blad wordt uitgenomen komt als uitgang de SORTEERINRICHTING KLAAR-code.
8100229 35 * - 22 - □EUR SW FTH Signaal als uitgang indien de deur in de sorteerinrichting open is. x Indien de deur is gesloten, wordt de SORTEERINRICHTING KLAAR-code opgewekt.
5 . . MET.DE HAND 91H Signaal als uitgang van de sorteerinrichting INVOEGEN op het moment van het met de hand invoegen teneinde een verandering van toestand uit te.sluiten.
10 x Indien het met de hand invaegen is vol tooid, komt als uitgang de SORTEERINRICHTING KLAAR-code..
INGANG 01H Signaal als uitgang wanneer gegevens, die 15 OVER het sorteervermogen overschrijden, bepaald door het aantal verbonden sorteerinrichtin-gen, worden ingevoerd- De kopieermachine vertoont "bevestiging ingesteld aantal".
X Terug te stellen door de SORTEERINRICH-20 TING LEES-code.
SORTEER- 11H Abnormaal signaal Chet bit van de gewagen . INRICHTING. .. "7” is 1] anders dan het BLOKKÉRINGS- en KLAAR alle terugstelsignalen- 25 KOPIE- E.1H Blokkeringssignaal, optredende in het sor- BLOKKERING teergedeelte voorafgaande aan de eerste schuif 23 onder de toestand dat het blad van de kopieermachine niet in de proefschaal is 30 uitgestoten.
x TERUGSTELLING geeft als uitgang een code BLOKKERINGSTERUGSTELLING Ctabel €).
8100229 £ - 23 - X, t-
Cl) Gebruikelijke werking (kopiëren).
Een kapieerkringloop met een gebruikelijke werking wordt aangezet door het plaatsen van de hoofdschakelaar 73 in de kopieermachine naar IN, het instellen van de teller met het ingestelde ge-5 tal op N door het indrukken van de schakelaar 88 met 10 toetsen in de bedieningseenheid* het indrukken van de schakelaar 85 voor de gebruikelijke werking en het dan indrukken van de schakelaar 86 voor het afdrukken Caanzetten kopiëren).
0e kopieermachine zendt N kopiehladen naar de sorteerinrich-10 ting, en de kopiebladen worden alle gestapeld in de proefschaal 27.
Wanneer de drukschakelaar is ingeschakeld, komt AANZETTEN SORTEER- · INRICHTING (03H) als uitgang van de kopieermachine. De motor in de sorteerinrichting begint te werken met dit signaal.
EIND SENSOR (83H) komt als uitgang door het afvallen van de • 15 uitstoatbladdetector of eindsensor 16a in de kopieermachine. In de sorteerinrichting wordt dit signaal gebruikt als een tijdstuur-signaal voor het waarnemen van blokkering tussen de sorteerinrichting en de kopieermachine. Als een signaal, dat vertegenwoordigt d at de kopie in de proefschaal 27 in de hoofdsorteerinrichting is 20 geplaatst, verschaft de sorteerinrichting SCHAALSENSOR (03H) aan de kopieermachine door gebruik van het afvallen van de bladopvang-detector of eerste sensor 21. De sorteerinrichting verschaft EINDE WERKINGSKRINGLOOP (13H) op het moment dat het ingestelde aantal N gelijk wordt aan het gekopieerde aantal. In het geval van de ge-25 bruikelijke werking wordt de groene lamp voor het afdrukken in de kopieermachine ontstoken wanneer de belichting van het laatste blad is beëindigd. Volgende op deze tijdsturing wordt de kopieermachine in de toestand geplaatst, klaar voor het beginnen van het kopiëren.
30 C2) Sorteren.
De kapieerkringloop van het sorteren wordt in werking gesteld door het indrukken van de afdrukschakelaar 86 na het instellen van de teller voor het ingestelde aantal op N, en het vervolgens instellen op sorteren door middel van een sorteerschakelaar 35 83.
8100229 - 24 - fA . „
t J
De Kopieermachine zendt N Kopiebladen naar het sorteerge-deelte. De sorteerinrichting verschaft dan als de eerste stap een Kopieblad aan de hoogste baK of eerste bak. Daarna beweegt het af-buigorgaan met een stap naar beneden teneinde' het door de sorteer-5 inrichting in de tweede bak voegen mogelijk te maken van een vol gend kopieblad. Deze werking wordt opeenvolgend herhaald totdat de laagste bak of Ne bak is voorzien van een kopieblad. waarna het afbuigorgaan terugkeert naar de oorspronkelijke of hoogste stand. Wanneer de afdrukschakelaar 86 is ingeschakeld, geeft de kopieer-10 machine als’uitgang AANZETTEN SORTEERINRICHTING C03H). Wanneer de sorteerinrichting dit signaal ontvangt, doet dit de aandrijfmotor in de sorteerinrichting beginnen te lopen. De kopieermachine wekt EIND SENSOR C83H) op in synchronisatie met het afvalsignaalverkregen wanneer het kopieblad door de eindsensor 16a gaat. Dit 15 signaal wordt in de sorteerinrichting gebruikt als tijdsturing voor het waarnemen van een blokkering tussen de sorteerinrichting en de kopieermachine. De sorteerinrichting verschaft een SCHAAL-SENSOR-code (03H3 aan de kopieermachine in synchronisatie met het afvalsignaal, verkregen wanneer een kopieblad door de derde sensor 20 of bladdetector 63 gaat. Met dit signaal vergroot de kopieermachine de inhoud van de teller voor het gekopieerde aantal met één cijfer-teken. De sorteerinrichting verschaft EINDE WERKINGSKRINGLOOP C13HD aan de kopieermachine op het moment dat het aantal gekopieerde bladen gelijk wordt aan het ingestelde aantal N. De kopieermachine 25 . dooft de rode lamp voor het afdrukken en schakelt de groene lamp voor het afdrukken in op het moment van ontvangst van‘het voornoemde signaal. Volgende op deze tijdsturing wordt de kopieermachine in de toestand geplaatst klaar voor het opnieuw kopiëren.
(33 Tussenvoegen.
30 De kopieerkringloopwerking van het tussenvoegen wordt aange zet door het indrukken van de drukschakelaar 86 na het instellen van de teller voor het ingestelde aantal op N, en het dan op tussenvoegen instellen door het indrukken van de afdrukschakelaar 86. De kopieermachine zendt N kopiebladen naar het sorteergedeelte, waarna 35 de sorteerinrichting begint met het in de hoogste of eerste bak 8100229 w - 25 - r f plaatsen van de bladen papier. Wanneer het aantal bladen, opgeno-men in de eerste bak, het vooraf bepaalde aantal bladen n bereikt (50 van het maximale opneemvermogen van b.v. 100), wordt de toevoer van kopiebladen naar de eerste bak onderbroken en beweegt het af-5 buigorgaan naar beneden naar de volgende of tweede bak. Uitwisse ling van de signalen voor de tweede bak tussen de sorteerinrichting en de kopieermachine is dezelfde als in het geval van het sorteren.
(4) Overloopwerking tijdens het sorteren (wanneer het aantal bladen, opgenomen in elke bak, het maximale opneemvermogen A over-10 schrijdt, b.v. A * 100).
□e sorteerinrichting verschaft Κ0ΡΙΕΕΝ IN SAK OVER (C1H) aan de kopieermachine wanneer het opnemen van het 100ste kopieblad is beëindigd of op het moment dat het afbuigorgaan de onderste stand bereikt bij de 100ste op en neergaande bewegingen en het invoegen 15 van het kopieblad is beëindigd. Wanneer de kopieermachine dit sig naal ontvangt, schakelt het de bevestigingslamp 91 voor de sorteerinrichting in, en sluit het de volgende kopieerkringloop uit onder het in de verlichte toestand houden van de rode lamp voor het afdrukken.
20 (5) Overloopwerking tijdens het tussenvoegen (wanneer het aantal bladen, opgenomen in de onderste bak, de vooraf bepaalde waarde n overschrijdt, t.w. n * 50).
0e sorteerinrichting wekt KQPIEEN IN BAK OVER (C1H) op, waarbij de tijdsturing wordt opgewekt wanneer de 50e kopie in de onder-25 ste of laatste bak is gevoegd. Wanrfeer de kopieermachine dit sig naal ontvangt, zet het een nieuwe werking van de papiertoevoerrol 12 stil onder handhaving van de kopieerkringloop totdat het kopieblad in de kopieermachine in het sorteergedeelte is gezonden. Naast deze werking verlicht de kopieermachine de bevestigingslamp 91 van 30 de sorteerinrichting.
De werking van het gehele stelsel in een dergelijke blokkeer-toestand, zoals hiervoor vermeld, kan worden hersteld door het met de hand verwijderen van alle in de bakken opgeslagen kopieën. Wanneer alle bakken zijn vrijgemaakt, neemt de bakbladsensor deze toe-35 standen waar voor het door de sorteerinrichting als uitgang aan de 8100229 Λ 1 5 _ _..........
6 - 26 -
Kopieermachine doen geven van SORTEERINRICHTING KLAAR (11HJ. De kopieermachine schakelt dus de bevestigingslamp 91 van de sorteer-inrichting uit, evenals de rode lamp 95 voor het afdrukken, schakelt de groene lamp 96 voor het afdrukken in.en keert terug naar de 5 toestand, klaar voor een nieuwe kopieerkringloop.
. ¢6} Instelling van de werking door de bedieningseenheid in de kopieermachine.
De kopieermachine wekt SORTEREN (31H) op wanneer de sorteer-schakelaar 83 wordt ingedrukt, en geeft tevens als uitgang TUSSEN-10 VDEGEN (51H3 wanneer da tussenvoegschakelaar 84 wordt ingedrukt.
Bovendien wekt de kopieermachine GEBRUIKELIJKE WERKING (11H) op wanneer de schakelaar 85 wordt ingedrukt. Wanneer de sorteerinrichting een van de voornoemde toestandssignalen uitleest, wordt de geheugen-vlag daarin in zijn toestand gesteld.
15 (73 Instellen van de teller met het ingestelde aantal door de be dieningseenheid in de kopieermachine.
Wanneer de schakelaar 88 met 10 toetsen is ingedrukt, wordt de inhoud van de teller met het ingestelde aantal afzonderlijk.uit-gevoerd op grond' van elk cijferteken.
20 le cijferteken n5H (n * 0^91 2e cijferteken π9Η (n * O'"*·' 9) 3e cijferteken nOH Cn = 0^93
Thans aannemende dat het ingestelde aantal gelijk is aan 123, wordt de uitgang verschaft in de vorm van 35H, 29H, 1DH. De sorteer-25 inrichting slaat zijn gegevens op door toepassing van- het daarin - vervatte geheugen, en houdt deze vast totdat nieuwe gegevens worden verschaft.
(83 Behandeling van overlapping (wanneer het sorteren of tussenvoegen wordt gekozen door het veranderen van de‘ toestand onder de 30 toestand, waarbij er een kopieblad in de bak is3.
Wanneer het SORTEREN of TUSSENVOEGEN is verschaft, controleert de sorteerinrichting de aanwezigheid of afwezigheid van een blad door het gebruik van de bakbladsensor 70, en wekt een BAKKOPIE (A1H3 op naar de kopieermachine vooropgesteld dat er een blad of bladen 35 aanwezig is of zijn. Net dit signaal schakelt de kopieermachine de 8100229 « ï - 27 - bevestigingslamp 91 voor de sorteerinrichting in, evenals de rode lamp 95 voor het afdrukken* De kopieermachine kan in deze toestand van het blokkeren van het kopiëren worden hersteld of teruggesteld door het verwijderen van allé kopieën uit de bakken, soortgelijk 5 aan C5).
(9] Het stilzetten gedurende een kopfeerkringloop.
Wanneer de stilzetschakelaar 89 wordt ingedrukt gedurende een kopieerkringloop, houdt de kopieermachine op met het leveren van een nieuw kopieblad en zet hij zijn aandrijving stil na het 10 plaatsen van de daarin opgeslagen kopieën in de sorteerinrichting.
Wanneer het- aantal kopieën, opgenomen in het sorteergedeelte, gelijk wordt aan het aantal bladen, geleverd door de papiertoevaer-ral 12, verschaft de kopieermachine STILZETTEN (D1H) aan de sorteerinrichting, die door dit signaal tot stilstand wordt gebracht na 15 het opnemen van de geleverde bladen daarin.
C103 Het onderbreken.
Wanneer de onderbreekschakelaar 89 is ingedrukt gedurende een kopieerkringloop. voert de kopieermachine dezelfde werking uit als het "stilzetten”, beschreven in C9]. De kopieermachine wekt de 20 volgende signalen op met de tijdsturingen, verkregen op het moment dat het aantal bladen, opgenomen in het sorteergedeelte, gelijk wordt aan het aantal geleverde bladen.
GEBRUIKELIJKE WERKING C11HJ
ingangsgegevens N = 1 C15H, 09H, 0DH3 25 ONDERBREKING C71H]
Samen met deze werking wordt de teller met het ingestelde aantal ingesteld op N » 1 in de gebruikelijke werking, wordt de teller van het gekopieerde aantal uitgeschakeld, wordt de groene lamp voor het afdrukken ingeschakeld en wordt het onderbreken van het kopië-30 ren mogelijk. De sorteerinrichting neemt zijn inhoud op in het ge heugen in aanspreking op het voornoemde signaal, en verandert naar zijn toestanden. Bij het voltooien van de voornoemde werking komt het gehele stelsel in de toestand van onderbreking en is het zodanig werkzaam, dat alleen de gebruikelijke werking mogelijk is.
35 Cll] Onderbrekingsherstelbediening.
Wanneer de onderbrekingsschakelaar 89 weer wordt ingedrukt 8100229 ~ 23 - · t. > gedurende een onderbrekingstoestand, Keert de Kopieermachine terug naar de toestand voorafgaande aan de onderbrekingsbediening, het - ingestelde aantal en het gekopieerde aantal. Bovendien verschaft de kopieermachine het toestandssignaal voorafgaande aan de onder-5 . breking en het ingestelde aantalsignaal N aan de sorteerinrichting.
De sorteerinrichting leest dan dit signaal uit en keert terug naar . de :toestand voorafgaande aan de onderbreking.
C123 Overinstelling Cwanneer de waarde in de teller met het ingestelde aantal wordt ingesteld op een groter aantal dan het 10 aantal, bladopneembakken Cb.v. 20 bakken] in de sorteerinrich ting tijdens het sorteren].
De sorteerinrichting beoordeelt of de waarde N in de teller met het ingestelde aantal het aantal bakken overschrijdt bij het ontvangen daarvan. Wanneer.deze waarde het aantal bakken over-15 schrijdt, verschaft de sorteerinrichting een INGESTELD AANTAL MEER
(INGANG MEER] CD1H] aan de kopieermachine. Met dit signaal schakelt de Kopieermachine de bevestigingslamp van het ingestelde aantal in, evenals de rode lamp 95 voor het afdrukken, en sluit het kopiëren uit. In dit voorbeeld is echter het aantal bakken.in de sor-20 teerinrichting veranderlijk met het aantal verbonden sorteerinrich- tlngen, zodat een sorteerinrichting 20 bakken verschaft, twee stellen sorteerinrichting 40 bakken verschaffen en drie stellen sorteer-inrichtingen S0 bakken verschaffen, waarbij de beoordeling wordt gemaakt door de regelaar in de sorteerinrichting.
25 C13J Bediening van de deurschakelaar in de sorteerinrichting.
Wanneer het deksel in de sorteerinrichting wordt geopend gedurende de werking, wordt.'de deurschakelaar 74 bediend voor het ult- schakelen van de. wisselstroomkrachtbron in de sorteerinrichting en het stilzetten van‘de werking van het sorteergedeelte» Op dit punt 30 verschaft de sorteerinrichting een DEURSCHAKELAAR CF1H-3 aan de kopi eermachine. Met dit signaal onderbreekt de kopieermachine het leveren van nieuwe bladen , en komt hij tot stilstand na het uitstoten van alle kopieën daarin naar de sorteerinrichting. Bovendien worden de bevestigingslamp voor de sorteerinrichting en da rode lamp voor 35 het afdrukken ingeschakeld en wordt het kopiëren uitgesloten. De ka- 8100229 ’ 1 - 29 - piebladen worden in het overbrenggedeelte opgehoapt tussen de kopieermachine en de sorteerinrichting.
(143 Bediening van de deurschakelaar in de kopieermachine.
Wanneer het deksel in de kopieermachine gedurende de werking 5 wordt geopend, wordt de deurschakelaar in de kopieermachine bediend voor het uitschakelen van de wisselstroomkrachtbron in de kopieermachine en het stilzetten van de werking van de kopieermachine. Op dit punt verschaft de kopieermachine een MQTQRSTILSTANO (63H3 aan de sorteerinrichting. Met dit signaal komt de sorteerinrichting tot 10 stilstand na het in de gewenste bakken daarin apnemen van de kopie- bladen.
(153 Vastlopen van bladen in de kopieermachine.
Indien het vastlopen van bladen optreedt in de kopieermachine gedurende een kopieerkringloop, wordt de vastloopwaarneemketen 15 van de regeleenheid in de kopieermachine bediend voor het stilzet ten van de aandrijfmotor in de kopieermachine. Tegelijkertijd worden de lamp 94 voor het aangeven van het vastlopen en de rode 1 amp 95 voor het afdrukken in de kopieermachine ingeschakeld, en wordt het aantal kopieën, apgenomen in de bakken en geteld met een 20 SCHAALSENSOR (03H), gezonden vanaf de sorteerinrichting, weergege ven op de teller voor het gekopieerde aantal. De kopieermachine verschaft een KOPIEERMACHINE VASTGELOPEN (43H3 aan de sorteerinrichting in aanspreking op de vastloopwaameemsignalen. Met dit signaal komt de sorteerinrichting tot stilstand na het in de gewenste bak-25 ken of de proef schaal voeren van de kopiebladen daarin. De vaomaem- de vastloapwaarneemtaestand wordt teruggesteld wanneer de vastloop-terugstelschakelaar 90 in de bedieningseenheid in de kopieermachine wordt ingeschakeld. Tegelijkertijd met het inschakelen van de vast-loopterugstelschakelaar, verschaft de kopieermachine een VASTL00P-30 MOTORTERUGSTELLING C23H3 aan de sorteerinrichting. Wanneer de sor teerinrichting dit signaal uitleest, stelt hij het vastloopgeheugen terug in de kopieermachine en keert hij terug naar zijn werkzame toestand.
(163 Vastlopen van bladen in het sorteergedeelte.
35 Indien het vastlopen van bladen optreedt in het sorteerge- 8100229 < * - 30 - - deelte gedurende de kopieerkringloop, wordt de vastloopwaarneemke- · ten in de sorteerinrichting bediend in aanspreking op de stuursig-' nalen. geleverd door de eerste sensor of bladontvangdetector 21, de tweede sensor of tussenliggende detector 31 en de derde sensor .•'5 '.:of bladdetector 69 van het afbuiggedeelte in de. sorteerinrichting, : · alsmede de eindsensor 16_a in de kopieermachine voor het ogenblikke- lijk stilzetten van de aandrijfmotor. Tegelijkertijd ontvangt de .- kopieermachine een VASTLOPING SORTEERINRICHTING C81HL en staakt hij het leveren van.nieuwe bladen en komt hij tot stilstand na het 10 uitstoten van aLle kopiebladen daarin naar de sorteerinrichting.
De lamp 93 voor.het aangeven van het vastlopen en de rode lamp 95 voor het afdrukken in het sorteergedeelte worden ingeschakeld, en de teller voor het gekopieerde aantal, geeft het aantal in de bakken opgenomen bladen weer. De voornoemde vastloopwaarneemtoestand kan 15 worden teruggesteld door het inschakelen van de vastloopterugstel- schakelaar 75,. die zich in de hoofdsorteerinrichting bevindt. Tijdens deze fase verschaft de sorteerinrichting een VASTLDOPTERUGSTEL-LING (B1H) aan de kopieermachine.- Met dit signaal schakelt de kopieermachine de vastlooplamp 93 in het sorteergedeelte uit, en ver- 20. schaft hij een SORTEERINRICHTING KLAAR C11H) aan de kopieermachine wanneer de deur in de sorteerinrichting is gesloten. De rode lamp 95 voor het afdrukken wordt uitgeschakeld en de groene lamp 96 voor het afdrukken wordt ingeschakeld.
(173 Het met de hand invoegen na herstel van vastlopen.
25 Indien een kopie vanaf het gedeelte voor het met de hand invoegen van het sorteergedeelte wordt ingevoegd na het terugstellen van de vastloopwaarneming, wordt de werking van het met de hand invoegen na herstel van vastlopen, toegewezen. Wanneer een blad vanaf da ingang voor het met de hand invoegen wordt ingevoegd, 30 neemt de sensor voor het met de hand invoegen of de bladdetector 41 een signaal waar voor het door de sorteerinrichting doen openen van de schuif 40 voor het met de hand invoegen teneinde het invoe-gen van het blad mogelijk te maken. Tegelijkertijd wordt de aandrijf mot or van de sorteerinrichting aangezet voor het in de gewen-35 ste bak opslaan van het ingevoegde kopieblad. Het afbuigorgaan be- 8100229 - 31 - weegt overeenkomstig de werking en het ingestelde aantal op dat moment voor het in de gewenste bak voegen van de opeenvolgend geleverde kopiebladen. De sorteerinrichting verschaft een DIET DE HAND INVOEGEN £91HJ aan de kopieermachine op het moment dat de sensor 41 5 voor het met de hand invoegen wordt bediend en de toestand van het met de hand invoegen tot stand is gebracht. Bovendien verschaft de sorteerinrichting een SCHAALSENSQR (03H) aan de kopieermachine met de afvallende tijdsturing als uitgang van de sensor, die door toe- passing van de sensor 69, die zich in het afbuigorgaan bevindt, 10 de toestand waarneemt, dat het blad is opgenomen. Nadat alle met de hand ingevoegde bladen zijn opgeslagen in de gewenste bak» wekt de sorteerinrichting een SORTEERINRICHTING KLAAR C11HJ op. In aanspreking op het signaal MET DE HAND INVOEGEN, schakelt de kopieermachine de rode lamp voor het afdrukken in en sluit hij een kapieerkring-
15. loop uit. In aanspreking daarentegen op het signaal SORTEERINRICH
TING KLAAR, schakelt de kopieermachine de groene lamp voor het afdrukken in en maakt hij de kopieerkringloop mogelijk. Wanneer de kopieermachine SCHAALSENSOR uitleest, doet hij bovendien de teller voor de bakopname optellen en maakt hij het tevens mogelijk dat de 20 teller voor het gekopieerde aantal zijn inhoud weergeeft. Evenals deze kan het aantal kopiebladen, dat bij de sorteerinrichting met de hand is ingevoegd, worden gecorrigeerd bij de kopieermachine, waarbij de volgende kopieerkringloop mogelijk is zonder dat de tellers en andere elementen behoeven te worden gecorrigeerd.
25 De noodzaak van het met de hand invoegen treedt op wanneer "omslagen” of "blanco bladen, gebruikt als scheiding van bladzijden" b.v. moeten worden verdeeld op het moment van het sorteren of tussenvoegen. In een dergelijk geval is het gebruikelijk, dat de "omslagen” worden bevestigd of de "blanco bladen" worden ingevoegd 30 voorafgaande aan of na b.v. het sorteren. Wanneer echter het met de hand invoegen wordt uitgevoerd of wanneer het aantal bladen voor het sorteren zeer groot is, en dergelijke, is het nodig vooraf het aantal in de bakken opgeslagen bladen te tellen of te bevestigen. Anders kunnen gemakkelijk twee bladen of omhulsels worden ingevoegd 35 of kan de sorteerinrichting vastlopen. In het geval van de onderha- 8100229 > ' r -32-.
vige machine echter voer het produceren van kopieën, kan het met de hand invoegen onafgebroken worden uitgevoerd zonder het reeds inge-voegde aantal bladen te tellen totdat het onmogelijk. wordt, zodat : een nauwkeurige en betrouwbare werking is verzekerd. Het sorteren 5 van meer dan twee bladen als gevolg van het met de hand invoegen kan worden uitgevoerd nadat de vooraf bepaalde tijd is verlopen.
In beginsel worden, zoals afgebeeld in fig.18, de. signalen . -van het waarnemen van het achterste einde van een blad,, afkomstig van een schakelketen 116 voor het met de hand. invoegen, welke keten 10 de bladdetector 41 bevat, geteld door een tellerketen 117.· De in- houd in de tellerketen 117 wordt vergeleken met die van een infor-matiegeheugenketen 116, waarin de informatie is opgeslagen met betrekking tot het aantal bladen voor het met de hand invaegen door toepassing van een vergelijkingsketen 119. Wanneer de eerstgenoemde 15 gelijk wordt aan de laatstgenoemde, wordt een stuurketen 120 be diend door de uitgang van de vergelijkingsketen 119. 0e uitgang van een inverteerketen 121 wordt zodoende op een L-niveau gehouden gedurende een bepaalde tijd, bepaald door de stuurketen 120 teneinde een aandrijfketen 123 voor de schuif voor het met de hand invaegen 20 via een EN-poort 122 onwerkzaam te maken. Kort gezegd, wordt de schuif 40 voor het met de hand invoegen in een niet werkzame toestand geplaatst gedurende een vooraf bepaalde tijd door de stuurketen 120.
CIS) Uitschakeling van de werking.
25 De kopieermachine verschaft een UITSCHAKELING WERKING CB1H) aan de sorteerinrichting tenzij de opdracht voor het beginnen van een nieuwe kopieerkringloop of het veranderen van de voorgaande toestand aanwezig is binnen een vooraf bepaalde tijd TQ Cl minuut) na het voltooien van het kopiëren. Wanneer de sorteerinrichting dit 30 signaal uitleest, wordt de aanwezigheid of afwezigheid van een blad.
gecontroleerd door de bakbladdetector 70 in de sorteerinrichting. Indien een blad aanwezig is verschaft de sorteerinrichting een UITSCHAKELEN DICHTDRUKKEN (0ΒΗ) aan de kopieermachine, maar verschaft, indien geen blad aanwezig is, een UITSCHAKELEN OPENEN C07H). 35 Indien de kopieermachine UITSCHAKELEN OPENEN uitleest, wordt de toe- 8100229 - 33 * ♦. > stand op dat moment teruggebracht naar de bepaalde toestand, aangeduid als "standaardtoestand", hetgeen betekent dat de inhoud van de teller voor het ingestelde aantal gelijk is aan 1, de toestand overeenkomt met de gebruikelijke toestand alsmede met de gelijkvar-5 mige kopieertoestand, en de dichtheid van de kopieën standaard is.
Indien de kopieermachine een UITSCHAKELEN DICHTDRUKKEN uitleest, handhaaft hij de toestand van dat moment. Uitwisseling van signalen na het zien van de aanwezigheid of afwezigheid van bladen in de bakken van het sorteergedeelte. is nodig teneinde het uitschakelen 10 van de toestand van het gehele stelsel mogelijk te maken.
De uiteenzetting is tot nu toe geconcentreerd op het verband tussen de kopieermachine en de sorteerinrichting. Het verband tussen de volgsorteerinrichting 20 en de ondervolgsorteerinrichting 30 wordt hierna gedetailleerd uiteengezet.
15 Tabel C
Definitie van opdrachtcodes aan de POORT 30 Codenaam HEXA _Definities MOTOR AANZET A3H Signaal voor het aandrijven van een over- brengstelsel in de volgsarteerinrich- 20 ting. Het overbrengstelsel wordt stilge zet wanneer de bepaalde toestand eindigt of door het signaal "MOTOR STILZET” vanaf de hoofdsorteerinrichting 25 EINDE HOOFD- 23H Code verschaft aan de volgsorteerinrich- SQRTEER- * ting wanneer het sorteren, tussenvoegen INRICHTING of kopiëren van de hoofdsorteerinrichting is beëindigd (b.v. ingesteld aantal * uitgestoten aantal).
30 VASTLOOP- 43H Code als uitgang van de hoofdsorteer- TERUGSTEL- inrichting wanneer de vastloopterugstel- LING toets van de hoofdsorteerinrichting is ingedrukt als gevolg van het vastlopen 35 in de sorteerinrichtingen Cmet inbegrip λ λ λ λ λ λ van dB hoofd-, volg- en ondervolgsor- 8 1 0 0 2 2 9 teerinrichtingen).
X. * .
' - - * * ..............
- 34 - MOTOR STILZET 63H Code als uitgang wanneer de hoofdsor- teerinrichting de motor in de volgsor-teerinriehting stilzet. Voorbeelden: in het geval dat de deur in de hoofdsor-5 teerinriehting open. is, bladen vastlopen in de hoofdsorteerinrichting, enz.
De volgsorteerinrichting Komt tot stilstand na het opslaan van de bladen onder levering in de gewenste bak.
10 EIND SENSOR 83H Code verschaft wanneer de derde sensor 69 in de hoofdsorteerinrichting het achtersta einde waarneemt van een blad. De teller Ctotale teller! bij de volgsor- 15 teerinriehting wordt verhoogd met 1 C+1).
KOPIËREN 11H Gelijk aan 11H aan de POORT 10.
SORTEREN 31H Gelijk aan 31H aan de POORT 10 20 TUSSENVOEGEN 51H Gelijk aan 51H aan de POORT 10 GEGEVENS VAN n5H Gelijk aan de POORT 10 LAGE ORDE 25 GEGEVENS VAN n9H Gelijk aan de POORT 10
HOGE ORDE
GEGEVENS MSB . nOH Gelijk aan de POORT 10 30 MET DE HAND IN- 71H Code als uitgang bij de volgsorteer- VQEGEN NA VAST- inrichting wanneer de schakelaar voor LQOPHERSTEL het met de hand invoegen is ingeschakeld voor vastloopherstel. De volgsorteer-35 inrichting gaat in de toestand van het ^ ^ met de hand invoegen.
8100229 *. ,* - 35 - GEBRUIK VOLG- 91H Code voor het opdragen van het gebruik SORTEER- van de volgsorteerinrichting als gevolg INRICHTING van het controleren van de toestand en de gegevens door de hoofdsorteerinrich-5 ting.
ONDERVOLG- B1H 'Code als uitgang van de volgsorteer- SQRTEER- inrichting aan de hulpvolgsorteerinrich- INRICHTING ting om aan te geven dat "U bent een 10 hulpvolgsorteerinrichting". Deze code wordt gebruikt teneinde de soort sorteer-inrichting te bepalen: volgsorteerinrichting of hulpvolgsorteerinrichting.
Voorbeeld: Als gevolg van de bepaling 15 stelt de afbuigteller het aantal van de eerste'bak in op 21 of 41.
MET DE HAND F1 Code als uitgang door de hoofdsorteer- INVOEGEN inrichting wanneer de schakelaar voor 20 hst met de hand invoegen wordt ingescha keld op een ander moment voor het met de hand invoegen dan na het vastloopherstel.
TOESTAND VRIJ C3H Code als uitgang wanneer de uitgevaerde 25 werking halverwege wordt onderbroken en het ingestelde aantal of de toestand wordt gewijzigd. De volgsorteerinrichting voert de gewijzigde werking uit of het gewijzigde ingestelde aantal, waarbij 30 wordt aangenomen, dat de werking vooraf gaande aan de onderbreking is beëindigd.
0 AANZET E3H Code als uitgang door de hoofdsorteer- inrichting wanneer de krachtbron is ver- 35 bonden. Met deze code doet de volgsorteer inrichting de programmateller beginnen 8105 2 2 9 met 0· .* * -36-.
Tabal D
Definities van apdrachtcodes aan de POORT 40 __________________Codenaam HEXA Definities_.
LEES 01H Bëvestigingscade, die aangeeft dat de . 5 code van de hoofdsorteerinrichting is uitgelezen van de POORT 30. Wanneer de volgsorteerinrichting deze code uitleest, verschaft hij deze code aan de.hoofdsorteerinrichting door de POORT 40.
10 .· TWEE EENHEDEN 02H Code voor het aangeven dat de volgsor teerinrichting is verbonden. De hoofd-sarteerinrichting controleert, de code-uitgang naar de volgsorteerinrichting of 15 het aantal verbonden stellen door toepas sing van dit signaal (controleren van de soort.informatie).
DRIE EENHEDEN 03H Code verschaft aan de hoofdsorteerinrich- 20 ting wanneer de hulpvolgsorteerinrichting is verbonden op het moment van het sorteren. De hoofdsorteerinrichting controleert het aantal verbonden stellen (controleren van de soort informatie].
25 Κ0ΡΙΕΒΑΚ OVER 04H Code als uitgang wanneer het opnemen van een blad in een van de bakken onmogelijk is geworden op het moment van tussenvoegen.
30 ΕΙΝ0Ε VQLGSOR- 08H Code als uitgang wanneer een reeks wer- TEERINRICHTING kingen in de volgsorteerinrichting is beëindigd.
8100229 * y - 37 - VASTLOPEN VOLS- 10H Code als uitgang indien vastlopen plaats SORTEERINRICH- vindt in de sorteerinrichting. De hoofd- TING sorteerinrichting plaatst bladen in de proefschaal 27.
5 BAKKOPIE VOLG- 20H Code als uitgang wanneer een blad aanwe- SORTEERINRICH- zig is in de bak van de volgsorteer- TING inrichting.
10 DEURVOLGSOR- 40H Code verschaft wanneer de deur open is.
TEERINRICHTING
EIND SENSOR 80H Waarneemsignaal van het achterste einde van een blad van de derde sensor in de 15 volgsorteerinrichting.
Fig.19 is een verbindingsblokschema van de betreffende regel-eenheden van de kopieermachine 1 naar de volgsorteerinrichting 20.
De in elke regeleenheid van de hoofdsorteerinrichting 10, de volg-20 sorteerinrichting 20 en de hulpvolgsorteerinrichting 30 gebruikte CPU omvat een programmageheugen, verder een stuurteller en een 1/0-poort. POORT 1 en POORT 8 zijn de ingangsorganen 106 van de sorteerinrichting of ingangspoorten voor schakelaars en detectoren, en POORT 3 en POORT 2 zijn de uitgangsorganen 105 of uitgangspoorten 25 voor aandrijfstelsels voor de sorteerinrichting.
De I/O-organen 102 en 103 van de hoofdsorteerinrichting zijn verbonden met de CPU 101 door een in twee richtingen statische I/Q-leiding 111, het I/O-orgaan 102 heeft de POORT 10 en de POORT 20 voor de kopieermachine en het I/O-orgaan 103 heeft de POORT 30 en 30 de POORT 40 voor de volgsorteerinrichting. 112 toont een chip kies- leiding. 0e POORT 10 is een gegevensverzamelleidingpoort, die de code ontvangt van de kopieermachine en de POORT 4 en de POORT 5 omvat, voorzien van 4 bits. De POORT 20 is een gegevensverzamellei-; dingpoort, die de gegevens van de hoofdsorteerinrichting naar de ko-35 pieermachine zendt, en de POORT 6 en de POORT 7 omvat, voorzien van 8100229 Λ- i- . " - 38 - 4 bits. Gegevensuitwisseling tussen de kopieermachine en de sor-.teerinrichting wordt uitgevoerd door de koppelketen 110, zoals hiervoor- beschreven. De'POORT 30 is een poort, die de code van de hoofd-sorteerinriohting 10 naar de volgsorteerinrichting 20 zendt, en de - - 5 . -POORT 40 is een poort, die de code van de volgsorteerinrichting ont-r'vangt en dezelfde constructie heeft als de POORT 20 en de POORT 10. Gegevensuitwisseling tussen de hoofdsorteerinrichting 10 en de volgsorteerinrichting 20 wordtuitgevoerd door de koppelketen 110’.
. Fig.20 toont opdraohtcodes Ccodes aan de POORT 30) vanaf de 10 haofdsorteerinriohting 10 aan de volgsorteerinrichting 20, en fig.
21 toont opdrachtcodes. (codes aan de POORT 40) vanaf de volgsorteerinrichting 20 aan de hoofdsorteerinrichting 10. De tabellen C en D tonen resp. de definities van de codes aan de POORTEN 30 en 40, De codes en definities met betrekking tot de POORT 10 en de 15 POORT 20 zijn dezelfde als afgedeeld in de fig.16 en 17, alsmede weergegeven in de tabellen A en B.. Belangrijke punten zijn,dat de codes en definities tussen de hoofdsorteerinrichting en de volgsorteerinrichting niet alleen het verband aangeven tussen de eerste sorteerinrichting 10 en de tweede sorteerinrichting 20,= zoals be-20 schreven, maar ook kunnen gelden voor het. geval, dat het aantal te verbinden stellen verder wordt vergroot. Aannemende b.v. dat een derde sorteerinrichting wordt gebruikt, is het voldoende de derde sorteerinrichting te beschouwen als een "volgsorteerinrichting” en de tweede sorteerinrichting als de "hoofdsorteerinrichting".
25 Zoals reeds beschreven is een van de kenmerken van de onder havige machine voor het produceren van kopieën', dat de regeleenheid 100 met dezelfde ketenconstructie is verschaft voor de hoofdsorteerinrichting 10, de volgsorteerinrichting 20 en de ondervolgsorteer-inricbting 30, en de regeleenheid 100 van elke sorteerinrichting 30 een CPU heeft. Zoals hierna gedetailleerd beschreven, maakt alleen de hoofdsorteerinrichting gebruik van een uitsluitend programma, maar maken de volg- en ondervolgsorteerinrichtingen gebruik van hetzelfde programma. Omdat de volgsorteerinrichting en de ondervolg-sorteerinrichting automatisch worden onderscheiden overeenkomstig 35 het daaraan toegewezen programma, is het voldoende ze achter elkaar 8100229 * 39 - > op te stellen.
Alle sorteerinrichtingen, zoals de hoofdsorteerinrichting, da valgsorteerinrichting en de ondervolgsarteerinrichting, moeten op zichzelf worden geïdentificeerd op grond van de volgende overwe' 5 gingen. Ten eerste is het nodig de stand te weten van het afbuig- orgaan. Hiervoor voert de afbuigteller het tellen uit vanaf de eerste bak in de eerste sorteerinrichting 10 voor het bepalen van de stand van het afbuigorgaan. Indien in dit verband het totale aantal bakken in een sorteerinrichting gelijk is aan 20, komt de 10 eerste bak in de tweede sorteerinrichting 20 overeen met de 21e bak, en komt de eerste bak in de derde sorteerinrichting 30 dan overeen met de 41e bak. Dienovereenkomstig begint de tweede sorteerinrich-ting te tellen met 21 en dan 22, 23, 24 .... in deze volgorde. In het geval van de derde, sorteerinrichting moet het tellen worden uit-15 gevoerd vanaf 41. Wanneer ten tweede de tweede of derde sorteer- inrichting wordt gebruikt, is de lengte van de afleverroute vanaf de kopieermachine naar de toegepaste sorteerinrichting van geval tot geval verschillend, zodat het nodig is het tijdsinterval, nodig voor het tot stilstand brengen van de motor, te veranderen.
20 Fig.21 toont een routeschema voor het programmeerbaar identi ficeren van de status of rangorde van elke sorteerinrichting. Alle sorteerinrichtingen met uitzondering van de hoófdsorteerinrichting, worden echter beschouwd als volgsorteerinrichtingen.
Op de eerste plaats worden alle poorten in de volgscrteer-25 inrichtingen ingesteld op uitgangstoestanden van 10.1. In de vol gende trap komen de codes, die de volgsorteerinrichting verbinden met de hoofdsorteerinrichting,, als uitgang bij 10.2. Met dit signaal stelt de hoofdsorteerinrichting de herkenningsvlaggen in de tweede, derde en vierde sorteerinrichtingen in op 0, hetgeen signa-30 len verschaft aan de volgsorteerinrichtingen CIO.33. Bij 10.4 wor den de gegevens in de hoofdsorteerinrichting gevoerd. Dan wordt de status of rangorde van de gegevenscode gecontroleerd bij 10.5 en 10.9.
Omdat nog geen gegevensingang vanaf de hoofdsorteerinrich-35 ting aanwezig is in de eerste kringloop, zijn de tweede sorteer- 8100229 , V\' " ·; 4 > - 4Q - inriohtingsvlaggen in alKs volgsorteerinrichting ingesteld op 10.13 en wordt de darde sorteerinrichtingscode als uitgang verschaft aan de volgsorteerinrichting CIO.14). Vervolgens wordt de .code, die aangeeft dat slechts één volgsorteerinrichting is verbonden, als uit-_5 'gang verschaft aan de hoofdsorteerinrichting bij 10.15, waarna de gegevens van de hoofdsorteerinrichting worden ingevoerd bij 10,16.
De route Keert terug naar ©· omdat de hoofdsorteerinrichting geen aanzetsignaal opwekt totdat de volgsorteerinrichting Klaar is. In de volgende stap worden de gegevens van de hoofdsorteerinrich-10 ' ting ingevoerd bij 10.4. Omdat de derde sarteerinrichtingscode • reeds is uitgevoerd bij de stap 10.14 wordt indien de derde sorteerinrichting en vierde sorteerinrichting· zijn verbonden, de derde sorteerinriohtingsvlag eerst ingesteld op 1 bij 10.6. De vierde sorteerinrichtingscode wordt uitgevaerd naar de volgsorteerinrich- 15 ting bij 10.7. Dit is de code die aangeeft, dat de sorteerinrich- . ting een vierde sorteerinrichting is. Vervolgens wordt de code die aangeeft dat twee volgsarteerinrichtingen worden gebruikt, verschaft aan de hoofdsorteerinrichting bij 10.8. De route Keert terug naar φ indien de gegevens van de hoofdsorteerinrichting niet 20 bestaan uit een AANZET-code CIO. 173.. Omdat de vierde sorteerinrich tingscode reeds is uitgevoerd, is de vierde sorteerinriohtingsvlag ingesteld bij 10.10, en wordt de vijfde sorteerinrichtingscode uitgevoerd naar de hoofdsorteerinrichting bij 10.11.' De gegevens die aangeven dat drie volgsarteerinrichtingen in gebruik zijn, worden 25 verschaft aan de hoofdsorteerinrichting bij 10.12. De route volgt het voornoemde programma totdat het aanzetsignaal vanaf de hoofdsorteerinrichting wordt geleverd voor het verschaffen van de status of rangorde van de gebruikte sorteerinrichting, en het controleren van het aantal verbonden stellen. De volgsorteerinrichting begint 30 te werken en gaat in een hoofdprogramma wanneer de AANZET-code • wordt verschaft aan de volgsorteerinrichting vanaf de hoofdsorteerinrichting bij 10.18.
Thans verwijzende naar fig.22 is een programma afgeheeld, waarbij de ingestelde waarden kunnen worden veranderd in afhanke-35 lijkheïd van het aantal sorteerinrichtingen, waartoe het afbuig- 8100229 * *·. 1 - 41 - . i orgaan behoort, wanneer de Krachtbron is verbonden of wanneer het afbuigorgaan is teruggebracht naar de eerste baK.
Verwijzende naar fig.23 is een programma afgebeeld, waarbij een stilstandtijdvaK van de motor Kan worden veranderd in afhanKe-5 lijKheid van de lengte van de afleverroute of van de toestand, tot welKe rangorde de sorteerinrichting behoort.
□e hoofdsorteerinrichting verschaft het aanzetsignaal aan de volgsorteerinrichting na het beëindigen van de vereiste voorbereidende werKing. In dit geval is het verschaffen van het aanzet-10 signaal vanaf de hoofdsorteerinrichting aan de volgsorteerinrich- ting gesynchroniseerd met de werKing van de stuurKeten teneinde te wachten op de voorbereiding in de volgsorteerinrichting.
Omdat, zoals hiervoor beschreven, alle sorteerinrichtingen met uitzondering van de eerste, gebruiK maKen van hetzelfde pro-15 gramma, en de rangorde van de derde sorteerinrichting wordt be paald door signalen van de tweede sorteerinrichting, en de rangorde van de vierde sorteerinrichting wordt bepaald door signalen van de derde sorteerinrichting, zijn de betreffende sorteerinrichtingen aan en na de tweede sorteerinrichting onderling verwisselbaar. Als 20 gevolg hiervan is het niet nodig een volgsorteerinrichting uit te schaKelen van een ondervolgsorteerinrichting, wanneer deze sorteerinrichtingen worden gemonteerd. Sorteerinrichtingen zonder proef-schaal 27 Kunnen naar Keuze in de plaats worden gesteld, zodat zij geschiKt zijn voor het verschaffen van meer sorteerinrichtingen of 25 een massaproduKtie.
De onderhavige machine voor het produceren van Kopieën wordt thans gedetailleerder uiteengezet. Aangenomen wordt dat het aantal te verbinden stellen drie is, t.w. een hoofd-, een volg- en een ondervolgsorteerinrichting, verder het totale aantal baKKen per 30 stel gelijK is aan 20 en het maximaal op te nemen aantal per baK
gelijK is aan 100. Tijdens het sorteren wordt dus een sorteer-inrichtingsstel onwerKzaam voor het sorteren wanneer het afbuigorgaan gedurende 100 malen op en neer beweegt. In het geval van het tussenvoegen daarentegen is het aantal bladen, dat tegelijK in een 35 baK Kan worden gevoegd, beperKt tot 25 tn * 25J, teneinde de zoge- 8100229 i * - 42 - noemde "hersteltijd" te nemen, nodig voor het naar hun platte toestand doen terugkeren van in de bak opgenomen bladen met een onr krulling.
/
Thans wordt een aantal onderprogramma’s, gebruikt in het 5. hoofdprogramma van fig.26, kort uiteengezet.
In de fig.24a en 24b is het onderprogramma 1G0 een programma, waarin de codes van de POORT 10 worden verschaft aan de POORTEN 4 en 5 voor vier bits in elk, en ingevoerd in een accumulator. 101 is een programma voor het uitlezen van codes van de poort van de volg-10 . sorteerinrichting, en de regeling van het teken wordt gebruikt voor een complementaire bewerking, 102. is een programma, waarmee de gegevens worden verschaft aan de volgsortéerinrichting. Bij 0.5 wordt de toestand van het al of niet verbonden zijn van een volgsorteerinrichtingrgecontroleerd. 15 Bij 0.6 wordt de toestand van het al of niet aanwezig zijn van- het LEESrsignaal vanaf de volgsortéerinrichting gecontroleerd. Bij 0.7 wordt de toestand van het al of niet gelijk zijn aan 1 van het register R3 gecontroleerd. Code-uitgangen worden verschaft aan de POORTEN 8 en 7.
20 103, 104 en 105 zijn onderprogramma’s, waarmee het afbuig- orgaan naar boven wordt bewogen. Wanneer het afbuigorgaan naar boven wordt bewogen, wordt de stuurketen voor het uitsluiten van het met de. hand invoegen verhoogd met 1 C+13, en wordt de afbuigteller-instelvlag ingesteld. 106 is een programma, waarmee het afbuigor-25 gaan naar b sneden wordt bewogen. Wanneer het afbuigorgaan volledig naar beneden is bewogen, wordt de afbuigteller verhoogd met 1 (+1). 107 is een motorstilzetprogramma, en 108 is een motoraanzétprogram-ma.
Het onderprogramma 109 in fig.24 Cc3 is een programma voor 30 het controleren van de inhoud van de vastloopteller. Als eerste stap wordt het al of niet gelijk zijn aan 1 van de vastloopteller gecontroleerd. Indien 0, gaat de route naar TERUG CO.13. Indien 1, wordt de vastloopteller verhoogd met 1 CO.23. Bij 0.3 'wordt het al of niet gelijk zijn aan N gecontroleerd van de vastloopteller.
35 Indien NEE, gaat de route naar TERUG. Indien JA, en F1-vlag is 1 8100229 « t - 43 - als gevolg van het controleren van de inhoud daarvan, wordt VAST-LG0P-2-vlag ingesteld op 1 bij 0,5. In het geval van 0, wordt de VASTLOOP-kopie-vlag ingesteld op 1 bij 0.6.
110 is een programma, waarmee een blad.in de Kopieermachine 5 in de proefschaal 27 wordt gebracht. 111 is een programma, waarmee een gegeven van de POORT 1 wordt ingevoerd, en 112 is een programma voor het bewerken van het einde van een toestand, waarbij het signaal voor het einde van de toestand wordt verschaft aan de kopieermachine.
IQ Het onderprogramma 113 in fig.24Cd3 is een programma voor het controleren van de aanwezigheid van een blad in een bak van de sorteerinrichting. Ten eerste wordt een gegeven ingevoerd vanaf de POORT 1, waarna het al of niet aanwezig zijn van een blad in de bak wordt gecontroleerd bij 0.1 en 0.2. Indien aanwezig gaat de 15 route naar 0.7, en indien. afwezig wordt het onderprogramma 103 op- geroepen voor het omhoog bewegen van het afbuigorgaan CO.33. Bij 0.4 worden de gegevens van de volgsorteerinrichting ingevoerd. Bij 0.5 wordt het al of niet aanwezig zijn van een blad in de bak van de volgsorteerinrichting gecontroleerd. Indien een blad aanwezig 20 is, gaat de route naar (2)en indien afwezig wordt de decimale gegevensvlag ingesteld op 0 CO.S3 en gaat de route naar TERUG.
Indien een kopie aanwezig is in de bak, wordt het al of niet ingesteld zijn op 0 van de bakkopievlag gecontroleerd CO.73. In het geval van 1, gaat de route naar 0.11, en in het geval van 0 wordt 25 het al of niet 0 zijn van de decimale gegevensvlag gecontroleerd CO.63. In het geval van 1 gaat de route naar 0.6, en in het geval van 0 wordt een ΒΑΚΚ,ΟΡΙΕ-code uitgevoerd naar de kopieermachine bij 0.9 en 0.10. De kopieermachine geeft de bevestiging van de sarteer-inrichting weer.
30 In de volgende stap wordt de toestandscantrolevlag Ingesteld op 1 bij 0.11, In deze fase gaat de route naar © na het instellen van de bakkopievlag en de INMD-controlevlag op 1 bij 0,12. Wanneer de ingang of registratie wordt uitgevoerd, wordt de BAKKQPIE-code kort gezegd niet verschaft zelfs indien er een blad aanwezig is in 35 de bak. Indien geen ingang wordt uitgevoerd, wordt daarentegen de 8100229 t'jh - 44 - ΒΑΚΚ,ΟΡΙΕ-code uitgevoerd, vooropgesteld dat er een blad aanwezig is in de hoofdsorteerinrichting of de volgsorteerinrichting.
Het onderprogramma 114 in fig.24(d) is een abnormaal signaal uitgangsprogramma voor de kopieermachine. 115 is een programma 5 voor het opwekken van een signaal, gebruikt voor het stroomloos ma- ' ken van de· tweede schuifsolenolde. 116 is een programma voor het . verschaffen van een BAKKOPIE OVER aan de kopieermachine en het op .1 instellen van de motorstilzetvlag. 117 is een programma voor het instellen van de volgsorteerinrichtingsvlag op 1, en het bekrachti-10 gen van de tweede schuifsolenolde. 118 is een programma vbor het nemen van OF of logische som van het register 3E en de accumulator.. 119 is een programma voor het nemen van EN af logische produkt van het register 3E en de accumulator.
Het onderprogramma 120 in fig.24(e) is een programma voor 15' het verschaffen van een ΒΑΚΚ.0ΡΙΕ OVER aan de kopieermachine, en het instellen van de bakkopie over en de INMD-controlevlag op 1.
121 is een programma voor het verschaffen van het vastloopsignaal aan de kopieermachine. 122 is een programma voor het stilzetten van het overbrengen en het bekrachtigen van de eerste schuifsole-20 noïde.
Het onderprogramma "kopiëren"' in de fig.25(a) * 25(d) wordt gebruikt voor het verschaffen van codes aan de CPU in de kopieermachine, en het voeren van codes vanuit de CPU in de kopieermachine. In de tekening toont het symbool O een vertakkingspunt, dat 25 leidt naar een in andere figuren aangêgeven route. In tegenstel- • ling hiermee toont het cirkelvormige symbool O een vertakkingspunt, dat springt of gaat naar een in dezelfde figuur afgebeelde route.
In fig.25(a) worden het kiezen van het orgaan 102, gebruikt als ingangs-uitgangspoort voor signalen tussen de sorteerinrich-30 ting en de kopieermachine, en de instelling van de POORTEN 10 en 20 (in de figuur komt de uitdrukking "POORT van de kopieermachine" overeen met een samenvoeging van deze twee POORTEN) met betrekking tot de kopieermachine, uitgevoerd bij 1.1. Het oproepen van het on-derpragramma 100 en het uitlezen van codes van de POORT 10 in de 35 kopieermachine wordt gedaan bij 1,2.
In de volgende stap wordt de bepaling van het al of niet 8100229 - 45 - van de kopieermachine uitgevoerd zijn van de coda uitgevoerd bij 1.7. Bij 1.3 bepaalt de CPU of het register R3 al of niet 0 is in het geval dat de code niet aanwezig is (00H3. Wanneer R3 ï 0, wordt de code in het register R3 overgebracht naar de accumulator, wordt 5 het onderprogramma "CPDUT” opgeroepen en wordt de inhoud van de accumulator in 4 bits verschaft aan de POORT 20 in de kopieermachine door de POORTEN 6 en 7 (1,5 , 1.63. Omdat indien R3 * 0 er geen code behoeft te worden uitgevoerd naar de kopieermachine, wordt het onderprogramma "CPOUT* opgeroepen en wordt de POORT 20, uitge-10 voerd naar de kopieermachine, ingesteld op 0 bij 1,4. Na het her halen van de lus van 1.1 - 1.7 gaat- de route naar 1.5 vooropgesteld dat de code vanaf de kopieermachine is uitgevoerd.
De CPU!, voert de vaststelling uit of de code van de kopieermachine al of niet LEES C01H3 is bij 1.8. Wanneer de code van de 15 kopieermachine LEES is, wordt het uit te voeren register R3 inge steld op 0, wordt het programma "CPOUT” opgeroepen en wordt de uit-gangsPQQRT 20 aan de sorteerinrichting ingesteld op 0 (1.9, 1.103. Daarna gaat de route terug naar de stap 1.1. Indien het niet een LEES-code is, verschaft de CPU in de sorteerinrichting de LEES C01H3 20 code aan de POORT 20 Cl.11, 1.123. Kort gezegd wordt de gegevens- code van de kopieermachine uitgelezen bij de POORT 10 en bevestigd.
Na het uitvaeren van het LEES-signaal, gaat de CPU in de sorteerinrichting in een programma voor het bewerken van de codes van de kopieermachine.
25 Ten eerste wordt het vaststellen uitgevoerd of het opdracht- . bit een 1 is of niet bij 1.13. Indien dit niet een 1 is, gaat de route naar jc-1 V terwijl indien het een 1 is, de bepaling van het al of niet aanwezig zijn van een EIND SENSOR-code wordt uitgevoerd bij 1.14. De EIND SENSOR C83H3-code is een uitgang van de eindsen-30 sor 16a, aangebracht in de bladleverroute van de kopieermachine, en wordt uitgevoerd met de tijdsturing, die het achterste einde van het blad waarneemt. In het geval van de EIND SENSOR-code, wordt 1 inge'steld op de S1-vastlooptsller (een teller die samenwerkt met de bladopvangdetector 21 als de eerste sensor} bij 1.15. Wanneer 35 de S1-vastloopteller is ingssteld, wordt de overbrengvastloopwaar- neming tussen de kopieermachine en de sorteerinrichting in werking 8100229 t · , f λ - 46' - gesteld. Wanneer het·niet de EIND SENSOR-code is, wordt de bepaling _ · van het al of niét aanwezig zijn van de MOTOR STILSTAND C63H3-code uitgevoerd bij 1.16. Indien JA, wordt de mótorstilzetvlag inge~: ~~ steld op 1 Cl.173, en springt de route naar I a-T "3. Indien het niet : 5 - een MöTORSTILSTANO-code is, wordt de bepaling van het al of niet * · aanwezig zijn van de KOPIEVASTLOOP C43H)-code uitgevoerd. In het geval van JA, gaat de route verder naar | c-2 ) Cl.183. Indien NEE, wordt de bepaling van het al of niet aanwezig zijn van de AANZETTEN SORTEERINRICHTING C03H)-code uitgevoerd bij 1,19. Indien NEE, 10 gaat de route naar ( a-l~\ In het geval van de AANZETTEN SORTEER- INRICHTING-code, wordt het al of niet gelijk zijn aan 0 van de vlag voor het met de hand invoegen, die moet worden ingesteld bp een ander moment dan het met de hand invoegen van het vastloopher-stel, bepaald bij 1-20. Indien deze vlag niet 0 is, wordt het on-15 derprogramma DEOUT, dat signalen verschaft voor het omhoog bewegen van het afbuigorgaan aan de POORT 3 opgeroeperi bij 1.30. De optel-ler wordt verhoogd met. 1 C+T) in het programma 104., In de volgende stap wordt het programma 115 of het onderprogramma S0LF2, dat signalen verschaft voor het stroomloos maken van 'de solenoide van de-20 tweede schuif 32 aan de POORT 3, opgeroepen bij 1.40. Bij 1,41 wordt de vlag voor het met de hand invoegen ingesteld op 0. De route gaat de stap 1.41 binnen zelfs wanneer de vlag voor het met de hand invoegen oorspronkelijk 0 is. Vervolgens wordt het programma 108 of het onderprogramma M0STR voor het doen aanzetten van.de 25 motor opgeroepen bij 1.42. De sorteerinrichting stelt de aandrij ving van de overbrengstelsels in werking.
- Zoals reeds vermeld doet de sorteerinrichting ein het geval van de AANZETTEN SORTEERINRICHTING-code, indien het aanzetten van het kopiëren wordt aangeduid na het uitvoeren van het met de hand 30 invoegen van minder dan het ingestelde aantal op het moment van het met de hand invoegen anders dan bij het vastlopen via de stappen 1.20 - 1.42 het afbuigorgaan naar boven bewegen, en gaat de machine in het sorteren voor het ingestelde aantal voor de eerste bak van de hoofdsorteerinrichting.
35 In de volgende stap worden de vastloopcantralevlaggen VAST- 8100229 • < - 47 - LOOP 3 en VASTLOOP 4 voor het waarnemen van het vastlopen van een blad tussen de tweede sensor (of tweede schuifbladdetector)31 en de derde sensor Cof bladdetector] S3 ingesteld op 0 bij 1.43. Bij 1.44 wordt de vlag voor het aanzetten van de sorteerinrichting in-5 gesteld op 1. Oeze vlag wordt gebruikt voor het doen aanzetten van * de sorteerinrichting,' waarbij echter de bepaling van het al of . niet aanwezig zijn van de kopieertoestand wordt uitgevoerd bij 1,45. In het geval van de kopieertoestand wordt de overbrengbewe-ging volgende op de eerste schuif 23 stilgezet, d.w.z. dat de 10 elektromagnetische koppeling voor de overbrengband stroomloos wordt gemaakt bij 1.46. Hij 1.47 wordt de vastloopterugstelvlag, die móet worden ingesteld op het moment van het terugstellen van het vastlopen, ingesteld op 0. Bij 1.46 wordt de vlag voor het stilzetten van de werking, welke vlag moet worden ingesteld wan-15 neer de werking halverwege wordt onderbroken, ingesteld op 0. Bij 1.49 en 1.50 wordt AANZETTEN VOLGSORTEERINRICHTING ingevoerd in het register R3, wordt het programma 102 opgeroepen en wordt het MOTQRAANZET-signaal verschaft aan de volgsorteerinrichting, waarna de route springt naar GD.
20 Indien in een ander geval dan een onderbreking, een wijzi ging van de toestand of de Ingang wordt aangetroffen na het halverwege verbreken van de uitvoering, wordt aangenomen dat de onderbroken toestand op dat moment 'is beëindigd, en voert de machine de werking uit voor een nieuwe toestand en nieuwe gegevens. Oeze wer-25 king wordt verduidelijkt aan de hand van de fig.25CbJ en 25Cd].
Wanneer de onderbrekingstoets is ingedrukt, staakt in fig.
25Cb] de kopieermachine het leveren van nieuwe bladen, en verschaft hij de ONDERBREKINGS (71H]-code aan de sorteerinrichting na vaststelling dat het laatste blad van de kopieermachine Is opgenomen.
30 De aanw i.j. zin g van de kopieermachine wordt op groen gezet.
In het geval van de onderbrekingscode, wordt de CPU in de toestand geplaatst voor het kunnen ontvangen van de onderbrekings-toestand na het instellen op 1 van de onderbrekingsvlag, van de eindvlag op 0 en van de vlag voor het stilzetten van de toestand 35 op 0 (2.1, 2.2 en 2.3], waarna de route springt naar j c-3^ .
8 1 00 22 9 r > - 48 -
Wanneer de onderbreKingscade niet aanwezig is, wordt de bepaling van het al dan niet aanwezig zijn van de TOESTAND STILZET CD1H)-code uitgevoerd bij 2.4. Indien de TOESTAND STILZET-code niet aanwezig is, springt de route naar ©· terwijl bij aanwezigheid 5 dé toestand stilzetvlag (deze wordt ingesteld indien de toestand tót stilstand Komt gedurende de uitvoering) wordt ingesteld op 1 bij 2vl· en 2.5»
Wanneer.de stilzettoets is ingedrukt in het geval, dat de Kopieermachine de TOESTAND STILZET-code Uitvoert gedurende het uit-10 voeren van een KopieerKringloop, wordt het leveren van nieuwe bla den gestaakt en worden signalen uitgevoerd na bevestiging dat het laatste blad van de Kopieermachine is opgenomen in de sorteer-inrichting. Dienovereenkomstig geeft de Kopieermachine op dit punt groen aan. Hetzelfde geldt voor het geval van een onderbreking».
15 De route gaat dan naar I c-3 1, en de motorstilzetvlag wordt ingesteld op T bij 2.6» Deze vlag wordt gebruikt voor het stilzetten van het overbrengen nadat dit heeft plaats gehad gedurende een vooraf bepaald tijdsvak. Vervolgens wordt de MQTQRSTILZET-code gevoerd in het register R3 bij 2.7, springt de route naar CH^n 20 en wordt de MOTORSTILZET-code verschaft aan de sorteerinrichting bij 1.50.
Wanneer bij de stap 2.4 wordt vastgesteld, dat de TOESTAND STILZET-code niet aanwezig is, gaat de route verder naar 2.8, en wordt de bepaling van het al of niet aanwezig zijn van de TOESTAND 25 UITSCHAKEL (81H)-code uitgevoerd bij 2.8.- Indien de TOESTAND UIT- SCHAKEL-code aanwezig is, wordt de toestanduitschakelvlag ingesteld op 1 bij 2.9, en springt de route naar la-1 1 . Dit signaal wordt € door de kopieermachine uitgevoerd na het beëindigen van een kopieer-reeks, en nadat een vooraf bepaalde tijd is verlopen.
30 Indien de TOESTAND UITSCHAKEL-code niet aanwezig is, wordt de bepaling van het al of niet aanwezig zijn van de 0NDER8REKINGS-TERUGSTEL (F1H]-code uitgevoerd bij 2.10. In het geval van de ONDER-BREKINGSTERUGSTEL-code wordt 1 ingesteld op de onderbrekingsklok bij 2.11, waarna de route springt naar 1 c-2 . De kopieermachine 35 wekt zijn uitgangssignalen op op het moment dat het aantal bladen, 8100229 • ^ë - 49 - uitgestoten door de sorteerinrichting, gelijk wordt aan het ingestelde aantal. Wanneer de QNDERBREKINGSTERUGSTEL-code niet aanwezig is. wordt de bepaling van het al of niet aanwezig zijn van de 0 AANZET-code uitgevoerd bij 2.12. Indien JA, wordt de 0 aanzet-5 vlag ingesteld op 1 (2.13). In de volgende stap wordt de 0 AANZET-
code ingevoerd in het register R3 voor het verschaffen van de 0 AANZET-code aan de volgsorteerinrichting, waarna, de route springt naar } b-4 V
Wanneer de 0 AANZET-code niet aanwezig is, wordt de bepaling . 10 van het al of niet aanwezig zijn van nieuwe gegevens uitgevoerd bij 2.14, 2.15 en 2.18. Wanneer nieuwe gegevens aanwezig zijn, worden deze ingevoerd in het buffergegevensregister bij. 2.16, 2.17 en 2.19, wordt de nieuwe gegevensvlag ingesteld op 1 bij 2.20 en gaat de route dan verder naar een controleprogramma van de onderis brekingsvlag (2.27)„r
Wanneer geen nieuwe gegevens aanwezig zijn, wordt de bepaling van het al af niet toegewezen zijn van een nieuwe toestand uitgevoerd bij 2.21. Wanneer een nieuwe toestand is verschaft, springt de route naar EED . Wanneer er een nieuwe toestand is 20 wordt de soort daarvan bepaald bij 2.22 en 2.23 en ingevoerd in het buffertoestandsregister bij 2.24 - 2.26, waarna de route verder gaat naar een controleprogramma van de onderbrekingsvlag (2.271.
In de volgende stap 2.27 wordt de bepaling van het al of niet gelijk aan 0 zijn van de onderbrekingsvlag uitgevoerd. Indien 25 NEE, springt de route naar ED· Indien JA, wordt de bepaling
van het al of niet gelijk zijn aan Ί van de toestand stilzetvlag, die aangeeft dat de toestand halverwege is onderbroken, uitgevoerd bij 2.28. ' J
Wanneer deze vlag gelijk is aan 0, springt de route naar 30 JED. terwijl in het geval van 1 de werkingstilzetvlag wordt in gesteld op 0 bij 2.29.
Vervolgens wordt bepaald of de sorteertoestand of tussen-voegtoestand aanwezig is bij 2.31 en 2.32. Wanneer het geen van beide is, gaat de route naar de stap 2.40 als de gebruikelijke toe-35 stand. Bij de stap 2.40 wordt het programma 112 of het onderprogram- ma REND voor de eindbewerking van de toestand opgeroepen. Dit be- 8100229 ί·. " '* - 50 - tekent, dat de onderbroken toestand op dit 'punt is beëindigd. Bij 2.50 en 2.60 wordt de TOESTAND VRIJ (C3H)-code verschaft aan de volgsorteerinrichting dank zij het register R3 en het onderprogram-- ma 102. In het geval van het sorteren, wordt het·onderprogramma 5 104, gebruikt voor het omhoog bewegen van. het afbuigorgaan, opge roepen C2.34), waarna de route springt naar de stap 2.40. In het geval van het tussenvoegen wordt de bepaling van het al of niet gelijk zijn aan 1 van de vlag, die wordt gebruikt door de volgsorteerinrichting,, uitgevaerd, bij 2.35. In het geval van 1 springt de 10 route naar de stap 2.40, terwijl in het geval van 0 de bepaling van het al of niet gelijk zijn aan T van de vlag voor het aanzetten van de sorteerinrichting, wordt uitgevoerd bij 2.33. Wanneer de sorteerinrichting nog- stilstaat, springt de route naar de stap 2.40. Indien aangezet wordt het onderprogramma 106 of het onder-15 programma NEER voor het naar beneden bewegen van het. afbuigorgaan opgeroepen bij 2.36, waarna de route naar de stap 2.40 springt.
De programmateller in de CPU begint met 0 nadat de krachtbron is ingeschakeld en de terugstelketen in de CPU is bediend.
, De CPU stelt de POORT 23 in zijn oorspronkelijke toestand.
20 in bij 1.1 en 1.2. Teneinde vervolgens de werking van de sorteer inrichting in zijn uitgangstoestand te plaatsen, wordt de eerste schuifsolenoxde 24 bekrachtigt voor het openen van de schuif en het aandrijven van de stijgsolenoïde 50. De hoofdsorteerinrichting komt tot stilstand in de toestand, waarin hij het blad verschaft 25 aan de schaal 27 Cl.3}. Bij 1.4 plaatst de sorteerinrichting de • RAM in de toestand 0. Bij 1.5 en 1.6 wordt 1 ingesteld op het gege-vensregister, en wordt de toestandvlag ingesteld op kopiëren. Bij 0 de volgende stappen 1.7 en 1.8 worden de koppelPODRTEN 10 en 20 met betrekking tot de kopieermachine, alsmede de koppelPOORTEN 30 30 en 40 met betrekking tot de volgsorteerinrichting, alle ingesteld op 0.
Bij 1.9 stelt de CPU de vlag in op 1, waarmee de afbuigtel-ler Cde teller die het aantal bladen telt, dat in de bak gaat, in samenwerking met de detector 69) wordt ingesteld op 1 op het moment 35 van "afbuigtellerinstelvlag” of wanneer het afbuigorgaan de uit- 8100229 - 51 - < β gangsstandschakelaar 52 ingeschakeld houdt. Wanneer de. uitgangs-standschakelaar IN is, voert het afbuigorgaan het sorteren of tussenvoegen uit van bladen naar de eerste bak. Bij de volgende stap 1.10 doet de CPU de daarin vervatte tijdstuurketen in werking ko-5 men. Deze tijdstuurketen voert het tellen uit door toepassing van gebruikelijke klokken voor het bedienen van de CPU, en wekt een onderbrekingssignaal op wanneer hij een vooraf bepaalde telling bereikt voor het doen springen van de route naar de tijdstuurbedie-ningsroute fovereenkomende met de vastloop- en tijdstuurroute, die 10 hierna wordt beschreven]. Vervolgens wacht de CPU gedurende een vooraf bepaalde tijd totdat de valgsorteerinrichting klaar is Cl.113.
Daarna plaatst de CPU de 0 AANZET-code in het register R3, roept het onderprogramma 102 op en verschaft de 0 AANZET-code aan 15 de valgsorteerinrichting Cl.12· en 1.13), Met deze code is de volg- sorteerinrichting werkzaam overeenkomstig de in fig.21 afgebeelde route. .
In de voorgaande alinea is de werking uiteengezet van de CPU op het moment, dat de krachtbron wordt ingeschakeld.
20 De CPU voert de codes van de kopieermachine in bij 1.14.
Dit onderprogramma wordt gebruikt wanneer de kopieermachine de codes uitvoert, of wanneer de codes Cinformatie) van de kopieermachine worden uitgelezen Czie het onderprogramma "KDPIEREN"). Wanneer de code van de kopieermachine de 0 AANZET-code is, springt de CPU naar 25 @ teneinde de programmatelier te doen beginnen met 0, omdat de 0 aanzetvlag in zijn onderprogramma wordt gehouden Cl.153. Dit signaal wordt door de kopieermachine uitgevoerd wanneer de kracht wordt gelegd aan de kopieermachine zelf of daarvan tijdelijk wordt uitgeschakeld of wanneer de CPU in de kopieermachine moet beginnen 30 met 0 voor het zodoende voorkomen van een zodanige tegenstelling, dat de CPU in de kopieermachine zich in zijn uitgangstoestand bevindt en de CPU in de sorteerinrichting zich in bedrijf bevindt.
Deze maatregel verzekert tevens dat de CPU in de volgsorteerinrich-ting begint met 0 omdat de 0 AANZET-code ook wordt verschaft aan 35· de volgsorteerinrichting in een onderprogramma, waarbij de 0 aanzet- 8100229 i * -52-.
vlag-is ingesteld.
Bij de stap 1.16 wordt de bepaling uitgevoerd van het al of niet ge lij k zijn aan 0 van de eind vlag'. In het geval van 1, gaat· de route verder naar jb-2 Oe eindvlag is een vlag die moet wor-5: - den ingesteld wanneer de eerste sensor 21 een blad waarneemt, en . wordt teruggesteld wanneer een reeks toestanden, zoals kopiëren en tussenvoegen of wanneer de toestand halverwege wordt onderbroken.
Het bepalen van het al of niet gelijk zijn aan. 1 van de . nieuwe gegevensvlag wordt uitgevoerd bij 1.17. Indien gelijk aan 10 0, gaat de route in lb-3De nieuwe gegevensvlag is een- vlag die moet worden ingesteld· in het onderprogramma "KOPIËREN” wanneer de gegevens van het sorteren, tussenvoegen of kopiëren worden ingevoerd.
Bij 1>18 verschaft de CPU het toestandgegevensstel in het .15 buffergegevensregister in het onderprogramma "KOPIËREN" aan het gegevensregister. Bij 1.19 en 1.20 worden het buffergegevensregister en de nieuwe gegevensvlag ingesteld op 0. De ingangsgegevens-vlag wordt ingesteld bij 1.21.
Wanneer de eerste sensor een blad waarneemt, wordt de S1-20 teller, die het tellen uitvoert van +1, ingesteld op 0 bij 1.22,
Bij 1.23 - 1.2S worden de gegevens uitgevoerd naar de volgsorteer-inrichting.
Bij. de stap 1.29 bepaalt de CPU of de bufferregister in de toestand, ingesteld in het onderprogramma "KOPIËREN”, al of niet 25 gelijk, is aan 1. In het geval van 0 gaat de route naar l b-2 j , ter wijl in het geval van 1 het toestandsregister wordt ingesteld op een nieuwe toestand'en het buffertoestandsregister wordt ingesteld op 0 bij 1.30 en 1,31. De nieuwe toestand [sorteren, tussenvoegen of kopiëren] wordt uitgevoerd naar de volgsorteerinrichting bij 30 1.31 - 1.36. Tenslotte wordt de toestandcontrolevlag, gebruikt voor het controleren van de sorteerinrichting of deze in een toestand is geplaatst voor het kunnen uitvoeren van de werking, ingesteld bij 1.37..
Bij 1.38 controleert de CPU het al of niet gelijk zijn aan 35 1 van de tóestanduitschakelvlag, ingestsld in het onderprogramma 8100229 ' *- J> -53- "KOPIEREN". In het geval van 0 springt de routs naar In het geval van 1, wordt de toestanduitschakelvlag ingesteld op -0 bij 1.39. Bij 1.40 en 1«41 wordt het onderprogramma 111 opgeroepen voor het invoeren van de gegevens bij de POORT 1, en wordt bepaald of 5 er al of niet een blad aanwezig is in de bak. In het geval van 0
Cgeen blad], wordt het onderprogramma 101 opgeroepen om te controleren of er al of niet een blad aanwezig is in de bak van de volg-sorteerinrichting Cl.42, 1.43]. Wanneer er geen blad aanwezig is in- de bak, wordt de DICHTDRUKUITSCHAKEL-code uitgevoerd naar de ko-10 pieermachine.. Indien een blad aanwezig is in de bak, behorende bij de hoofdsorteerinrichting of bij de volgsorteerinrichting Cmet inbegrip van de ondervolgsorteerinrichting] wordt de OPEN UITSCHAKEL-code uitgevoerd naar de kopieermachine Cl.43 - 1.463,
Bij 1.47 worden de gegevens vanaf de POORT van de volgsor-15 teerinrichting ingevoerd. Wanneer het volgsensorbit gelijk is aan 0 wordt de volgsorteerinrichtingsensorvlag ingesteld op 0 bij 1.46 en 1.49. Dan springt de route naar lc-11 . Wanneer het volgsorteer-inrichtingsensorbit gelijk is aan 1, wordt bepaald of de volgsor-teerinrichtingsensorvlag al of niet gelijk is aan 0. Indien gelijk 20 aan 1, gaat de route naar (c-1 1 Cl.503. Indien gelijk aan 0 wordt de volgsorteerinrichtingsensorvlag ingesteld op 1, waarna de route springt naar ED na het met 1 verhogen van de ST3-teller Cl.51, 1.523 .· 0e ST3-teller is een teller voor het tellen van het totale aantal bladen, getransporteerd naar de bak, in samenwerking met de 25 derde sensor of bladdetector 69.
De gegevens aan de POORT van de volgsorteerinrichting worden ingevoerd. Wanneer het volgsorteerinrichtingsvastloopbit gelijk is aan 1, wordt het onderprogramma 110 of het onderprogramma ADJAM voor het uitstoten van bladen in de kopieermachine tot in de uit-30 stootschaal 27, opgeroepen. Dan wordt de volgsorteerinrichtingsvast- loopvlag ingesteld op 1 C2.1, 2.2, 2.3, 2.43.
Bij 2.5 worden de gegevens ingevoerd vanaf de POORT van de volgsorteerinrichting. Indien het deurbit van de volgsorteerinrichting gelijk is aan 0 wordt de deurcodevlag van de volgsorteerinrich-35 ting ingesteld op 0 en gaat de route naar (^) C2.6, 2.123. Wanneer 8100229 ί i - 54 - het 1 is, wordt de bepaling, van het al of niet gelijk zijn aan 0 van de volgsorteerinrichtingsdeurvlag uitgevoerd, bij 2.7. In het geval van 1, gaat de route verder naar (T)· In het geval van 0 wórdt, de volgsorteerinrichtingsdeurvlag ingesteld op 1, en wordt 5 . de motorstilzetvlag ingesteld op 1. In de volgende stap wordt het onderprogramma 114 of het onderprogramma COMAL voor het uitvoeren van de DEUR-code naar de kopieermachine opgeroépen (2.8, 2.9, 2.10, 2.113.
• Bij 2.12' worden de gegevens ingevoerd vanaf de POORT van de 10 volgsorteerinrichting.. Wanneer het volgsorteerinrichtingseindbit.
gelijk is aan 0, wordt de volgsorteerinrichtingseindvlag ingesteld op 0. Dan gaat de route verder naar ld—1 H (@-A3 (2.13, 2.143. Indien het volgsorteerinrichtingseindbit gelijk is aan 1, wordt bepaald of de volgsorteerinrichtingseindvlag al of niet gelijk· is 15 aan 0. In het geval van 1, gaat de route naar (2)-A. In het geval van 0 wordt de volgsorteerinrichtingseindvlag ingesteld op 1 (2.15, 2.163. Bij 2.17 wordt bepaald of de toestand al of niet de sorteer-toestand is. Wanneer, het niet de sorteertoestand is, gaat de route verder naar ^2)-B. Wanneer het wel de sorteertoestand is, wordt de 20 volgsorteerinrichtingsgebruikvlag ingesteld op 0, aannemende dat het aantal te sorteren bladen door gebruik van de volgsorteerinrichting is bewerkt, waarna de tweede schuifsolenoïde stroomloos wordt gemaakt,(2.18, 2.193. Bij 2.20 wordt het tijdstuurregister voor het uiifesluiten van het met de hand invoegen ingesteld op 0.
25 Bij 2.21 worden de VASTLOOP 3 en VASTLOOP 4 vlaggen inge- steld op 0. Daarna wordt het onderprogramma 112 of het onderprogramma REND in de routine voor het bewerken van het einde, van de toestand, opgeroepen bij 2.22.
Bepaald wordt of de afbuigtellerinstelvlag, die in de routi-30 ne 104 voor het naar boven bewegen van het afbuigorgaan moet worden ingesteld, al of niet gelijk is aan 1. Indien gelijk aan 0 gaat de route naar Q -c (2.233. In het geval van 1, worden de gegevens van de POORT 1. ingevoerd en wordt gecontroleerd of de uitgangsstand-schakelaar al of niet IN is. In het geval van 0 of UIT, gaat de 35 route naar (2.243. In het geval van IN, wordt de afbuigtel- lervlag ingesteld op 0 (2,253. Bij 2.26 wordt de uitgang voor het 8100229 '* Jt - 55 - stilzetten van het afbuigorgaan verschaft. Bij 2.27 wordt de afbuig-teller ingesteld op 1. Bij deze fase wordt het afbuigorgaan bij de eerste bak stilgezet en daarbij gehouden.
Bij 2.28 wordt de stuürketen voor het uitsluiten van het 5 met de hand invoegen ingesteld op 0. Wanneer het afbuigorgaan naar boven beweegt» wordt dienovereenkomstig het met de hand invoegen uitgesloten. Het met de hand invoegen wordt echter mogelijk wanneer het afbuigorgaan de uitgangsstand binnengaat.
Het controleren van het al of niet IN zijn van de schake-10 laar 53 voor het waarnemen van het einde wordt uitgevoerd bij 2.29.
In het geval van UIT gaat de route naar ^), terwijl in het geval van IN wordt, gecontroleerd of de kopieertoestandsvlag al of niet gelijk is aan 0. Wanneer de vlag 1 is, gaat de route naar ©-0. terwijl in het geval van 0 het controleren wordt uitgevoerd van 15 het al of niet verbanden zijn van de volgsorteerinrichting C2.3Q, 2.40, 2.413. Indien verbonden wordt het anderprogramma 120 of het onderprogramma BQVR voor het uitvoeren van de BAKKOPIE OVER opge-roepen bij 2.42. Indien verbonden wordt de solenolde van de tweede schuif 32 bekrachtigd en wordt de volgsorteerinrichtingsgebruikvlag 20 ingesteld op 1 C2.43, 2.44].
In de volgende stap wordt het onderprogramma 104 voor het naar boven bewegen van het afbuigorgaan apgeroepen bij 2.45. De voomaemde rautewerking vindt plaats wanneer de ingang is gewijzigd na de bediening voor het stilzetten gedurende het uitvoeren 25 van het tussenvoegen.
De door de stappen 2.46 - 2.54 vertegenwoordigde route is een bewegingsprogramma, dat wordt gebruikt wanneer de deuren in * de hoofdsorteerinrichting open zijn.
De hoofdsorteerinrichting zet de motor daarin stel en ver-30 schaft de MQTQRSTILZET-code aan de volgsorteerinrichting en de OEUR-cade aan de kopieermachine. Wanneer de machine in de toestand wordt geplaatst voor een kopieerkringloop, zet de kopieermachine het leveren van bladen stil, doet hij de afdrukknop -Irood" oplich-ten en voorkomt hij de bediening. Kort gezegd wordt de kopieerma-35 chine in een zodanige toestand geplaatst, dat de toetsingang niet werkzaam is. Wanneer het niet een kopieerkringloop is, licht de 8 1 00 22 9 i J i * - 56 - afdrukknop "rood” op, en wordt zijn toetsingang onwerkzaam gemaakt.
Bij 2.55, 2.56, 2;62 en 2.65, worden de vastloopvlaggen, ____ die in het vastloopcontroleprogramma 109. moeten worden ingesteld, * ' / gecontroleerd. Bij 2.55 wordt gecontroleerd of de vastloopkopieer-5 vlag al of. niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 gaat de route naar (^2) -E, terwijl in het geval van 1 de VASTLOOPKOPIE wordt verschaft aan de kopieermachine bij 2.56 en 2.57.
In de volgende stap wordt gecontroleerd of de vastloopvlag al of niet gelijk is aan 1 bij 2.56. In het geval van 0 gaat de ' 10 route naar © -F, terwijl in het geval van 1 de STILZET-code wordt verschaft aan. de volgsorteerinrichting bij 2.59 en 2.60. Bij 2.61 wordt gecontroleerd of de vastloopterugstelschakelaar al of niet IN is. Indien IN, gaat de route naar het vastloopterugstelprogramma lf-1 1. Indien UIT,, springt de route naar ja-7 ") .
15 Het controleren van het al of niet gelijk zijn aan 1 van de VASTLOOP 2-vlag wordt uitgevoerd bij 2.62. In het geval van 0 gaat de route naar de stap 2.65, terwijl in het geval van 1 de VASTLOOP SORTEERINRICHTING-cade wordt uitgevoerd naar de kopieermachine, waarna de route springt naar fg-2 (2,63, 2.643, Bij de stap 2.65 20 wordt de controle uitgevoerd van het al of niet gelijk zijn aan 1 van de valgsorteerinrichtingsvastloopvlag.. In het geval van 0 springt de route naar |g-2 ) , terwijl in het geval van 1 de controle wordt uitgevoerd op het al of niet IN zijn van de vastloopte-rugsteltoets 75 bij 2.66, waarna de route verder gaat naar het vast-25 loopterugstelprogramma }f-l }. De vastloopterugsteltoets 75 wordt ook gebruikt voor het geval van het vastlopen in de volgsorteer-‘inrichting.
. . Wanneer de VASTLOOP-code wordt uitgevoerd van de sorteer- inrichting, zendt de kopieermachine alleen in aflevering zijnde bla-30 den naar de sorteerinrichting, waarbij hij de toevoer van bladen stilzet en alle toetsingangen uitsluit onder het "rood” schakelen van de afdrukknop.
Voor het vastloopterugstelprogramma wordt op de eerste plaats de tijdstuurteller in de CPU stilgezet bij 3,1. Bij 3,2 - 3.8 worden 35 de tijdstuurtellervlaggen voor het waarnemen van het vastlopen alle .
8100229 9 - 57 - teruggesteld. Bij 3.9 wordt de toestandstilzetvlag ingesteld op 1 .teneinde een wijziging mogelijk te maken van de toestand na het terugstellen van het vastlopen.
Bij de stap 3.IQ wordt de controle uitgevoerd op het al of 5 niet gelijk zijn aan 0 van de kopieervlag. In het geval van 1 gaat de route naar de stap 3.20, terwijl in het geval van 0 de controle wordt uitgevoerd op het al of niet gelijk zijn aan 1 van de volg-sorteerinrichtingsgefaruikvlag bij 3.11, In het geval van 0 wordt de tweede schuifsolenolde stroomloos gemaakt bij 3.12, terwijl in het 10 geval van 1 de tweede schuifsolenolde wordt bekrachtigd bij 3.13.
Bij 3.14 wordt de LED-lamp Cfig.1) ingeschakeld. Vervolgens wordt de eerste schuifsolenoïde stroomloos gemaakt bij 3.15 en wordt de controle op het al of niet gelijk zijn aan Q van de vlag voor het met de hand invoegen uitgevoerd bij 3.16. In het geval van 0 wordt 15 de vastloopterugstelvlag ingesteld op 1 bij 3.17. Dit betekent dat dit "vastlopen" optreedt gedurende de kopieerkringloop. Bij de stap 3.18 wordt het tijdstuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen ingesteld op 0.
Bij de stap 3.19 wordt de inhoud van de ST3-teller in de 20 S1-teller gevoerd. Deze stap wordt uitgevaerd voor het vereffenen van het vastlopen.
Bij 3.20. en 3.21 wordt de VASTLQDPTERUGSTEL-code uitgevoerd naar de kopieermachine. Wet dit signaal heft de kopieermachine het vastlopen in de sorteerinrichting op. Bij 3.22 en 3.23 wordt de 25 VASTLOOPTERUGSTEL-code uitgevoerd naar de volgsorteerinrichting.
Het vastlopen in de volgsorteerinrichting of de ondervolgsorteer-inrichting wordt met dit signaal eveneens opgeheven.
Bij 3,24 wordt het tijdstuurorgaan in de CPU in werking gesteld, waarna de route naar la-7 ~) springt.
30 De door de stappen 3.25 - 3.33 vertegenwoordigde route is een programma voor het met één stap (één bak) naar beneden bewegen van het afbuigorgaan, waarbij echter de verduidelijking daarvan wordt verkort. *
Bij de stap 3.34 wordt de controle uitgevoerd op het al of 35 niet gelijk zijn aan 0 van de INWD-controlevlag, t.w. een vlag die
moet worden ingesteld wanneer BAK KOPIE, BAK KOPIE OVER of INGANG
8100229 ï i -58 - OVER wordt uitgevoerd naar de Kopieermachine. In het geval van 0 gaat de route naar een programma voor het controleren van de schakelaar voor het met de hand invoegen, terwijl de route in het geval van 1 naar CED springt voor .het uitsluiten van het met de 5 hand invoegen.
Bij 3.35 en 3.36 ontvangt de CPU de gegevens van de POORT 1, en wordt de controle uitgevoerd op het al of niet IN zijn van de schakelaar voor het met de hand bedienen. In'het geval van IN, wordt de solenoïdé voor het met de hand invoegen Csolenoïde van de 10 schuif 40 voor het met de hand invoegen] stroomloos gemaakt en wordt de vlag van de schakelaar voor het met de hand invoegen ingesteld op 0 bij 3.37 en·3.38. In het geval van IN wordt de controle op het al of niet gelijk zijn aan 0 van de vlag van de schakelaar voor het met de hand invoegen uitgevoerd bij 3.39.. In het geval van 15 1 gaat de route naar ©. terwijl in het geval van 0 de controle op het al of' niet gelijk zijn aan 0 van de vastloopterugstelvlag wordt uitgevoerd bij 3,40. Indien gelijk aan 1 komt dit overeen met het met de hand invoegen als gevolg van het vastloopherstel, zodat de route spring naar ©.· In het geval van 0 wordt de contro-20 le op het al of niet gelijk zijn aan 0 van de sorteerinrichtings- aanzetvlag uitgevoerd bij 3.41. Wanneer de vlag gelijk is aan 1·, komt dit overeen met de kopieerkringloopwerking, zodat het met de hand invoegen niet nodig is, en springt de route naar fh-1 ") . Wanneer de sorteerinrichtingaanzetvlag gelijk is aan 0 wordt de con-25 trole op het al of niet gelijk zijn aan 1 van de sorteerinrichtings- toestandsvlag uitgevoerd bij 3.42. Wanneer de sorteerinrichtings-toestandsvlag gelijk is aan 0 is het met de hand invoegen niet nodig en gaat de route naar ED , terwijl in het geval van 1 de vlag voor het met de hand invoegen wordt ingesteld bij 3.43. Bij 30 3.44 en 3.45 wordt de code voor het met de hand invoegen uitge- vaerd naar de volgsorteerinrichting. Tenslotte wordt de motor in de volgsorteerinrichting aangezet en gaat de route in het programma voor het met de hand. invoegen.
Bij de stap 3.46 roept de CPU het onderprogramma 108 op Con-35 derprogramma MOSTR] voor het mogelijk maken van het aanzetten van 8100229 * 59 -
1 J
de motor. Bij 3.47 wordt de vlag van de schakelaar voor het met de hand invoegen ingesteld op 1. Bij 3.45 wordt het tijdstuurorgaan voor het met de hand invoegen ingesteld op 1. In deze fase maakt de kopieermachine de afdrukknop "rood" en sluit hij zijn kapieer-5 aanzet en toetsingang op het regelpaneel uit. Bij 3.49 en 3.50 wordt de code van de schakelaar voor het met de hand invoegen uit-gevoerd naar de volgsorteerinrichting. Bij 3.51 en 3.52 wordt de code voor het met de hand invoegen uitgevoerd naar de kopieermachine. Wanneer de code voor het met de hand in voegen wordt uitgevoerd 10 vanaf de sorteerinrichting, maakt de kopieermachine de afdrukknop "rood" en sluit hij zijn kopieeraanzetting gedurende een gewenst tijdvak uit, bepaald door het voornoemde tijdstuurorgaan. De afdrukknop gaat naar "groen" wanneer de KLAAR-code vanaf de sorteerinrichting wordt uitgevaerd.
15 In de volgende stap wordt de controle uitgevoerd op het al of niet gelijk zijn aan 0 van het stuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen. In het geval van 1 komt dit overeen met de toestand, waarin het afbuigorgaan naar boven beweegt of het aantal bladen, dat met de hand is ingevoegd, is gelijk geworden 20 aan het ingestelde ‘aantal, zodat het met de hand invoegen wordt uitgesloten en de. route naar ED gaat. In het geval van 0 wordt de solenoïde voor het met de hand invoegen bekrachtigd C3.53, 3,543.
De door de stappen 4.1 - 4.14 vertegenwoordigde route is een 25 programma voor het controleren op een abnormaal-vlag om vast te stellen of de sorteerinrichting zich al of niet in een' toestand bevindt voor het kunnen uitvoeren van een werking, en het uitvoeren van SORTEERINRICHTING KLAAR naar de kopieermachine. In dit programma wordt bepaald of de NIET KLAAR-vlag, die een abnormaal signaal 30 vertegenwoordigt dat moet worden uitgevoerd bij de kopieermachine, al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 springt de route naar 4.15 omdat geen abnormaal signaal aanwezig is [4.13. In het geval van 1, wordt het controleren van het al of niet gelijk aan 0 van de deurvlag uitgevaerd. In het geval van 1 gaat de route naar 35 l ) , terwijl in het geval van 0 de controle op verschillende 8100229 l· * _ ' * . ’ - 80 - abnormaalvlaggen wordt uitgsvosrd. Kort samengevat worden de VASTLOOP 2-vlag, de volgsarteerinrichtingsvastloopvlag, de bak kapie-vlag, ds valgsorteerinrichtingsdeurvlag en de ingangsovervlag gecontroleerd. Indien één van de voornoemde vlaggen gelijk ia aan 1 5·- wórdt de SORTEERINRICHTING· KLAAR-code niet verschaft aan de kopieer machine (4.4 - 4.63. Wanneer is vastgesteld dat alle vlaggen gelijk zijn aan 0, wordt het al of niet gelijk zijn aan 0 van de ko-pieervlag uitgevoerd bij 4.9.. In het geval van 1 gaat de route naar terwijl in het geval van 0 wordt gecontroleerd of de kopie 10 . over-vlag al of niet gelijk is aan 0 bij 4.10. In het. geval van
1 gaat de route verder naar de stap'4.15 omdat geen KLAAR-code wordt uitgevoerd, terwijl in het geval van 0 wordt gecontroleerd of het tijdstuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen al of niet gelijk is aan 0 bij 4.11. Indien gelijk aan 1 15 gaat de route naar 4.:15, terwijl in het geval van 0 de SORTEER
INRICHTING KLAAR-code wordt verschaft aan de kopieermachine bij 4.12 en 4.13. Vervolgens wordt de NIET KLAAR-vlag ingesteld op 0 bij 4.14. In de voorgaande beschrijving is uiteengezet,, dat de SORTEERINRICHTING KLAAR-code op het moment van het kopiëren kan 20 worden uitgevoerd zonder de bak kopie over-vlag te controleren.
Op te merken is, dat deze maatregel het werken mogelijk m aakt van het kopiëren zelfs in het geval van een bak kopie over, omdat de bladuitstootschaal 27 in ieder geval in een bruikbare toestand is geplaatst. Een controleprogramma voor een bak kopie over wordt 25 weergegeven door de stappen 4.15 - 4.22.. Ten eerste wordt bepaald of de tussenvoegtoestand al of niet aanwezig is. Indien NEE, wordt gecontroleerd of de opteller al of niet gelijk is aan 1G0. In het geval van NEE gaat de route naar de stap 4.30, terwijl in het geval van JA, het onderprogramma. 116 voor het uitvoeren van BAK KOPIE 30 OVER wordt opgeroepen (4.15, 4.23, 4.223. 0e inhoud van de opteller wordt 100 wanneer 100 bladen in de bak tijdens het tussenvoegen zijn gevoerd. Wanneer de bak kopie over-vlag tijdens het tussenvoegen gelijk is aan 0 wordt gecontroleerd of het bak kopie over-bit :van de sorteerinrichting al of niet gelijk is aan 1 (4.IS, 4.20, 4.213.
35 In het geval van 0 gaat de route verder naar 4.30, terwijl in het geval van 1 BAK' KOPIE OVER wordt uit gevoerd bij 4,22.
8100229 " *-- β - 51 -
Wanneer de bak kopie aver-vlag gelijk is aan 1, wordt de eindvlag ingesteld op 0 en wordt gecontroleerd of een blad aanwezig · is in de bak van de hoofdsorteerinrichting of de volgsorteerinrich** ting Cmet inbegrip van ondervolgsorteerinrichtingen] bij 4,17, 5 4.16, 4.19, 4.24 en 4.25. Indian aanwezig gaat de route verder naar de stap 4.30. Indien afwezig worden de bak kopie over-vlag . en- de INMD-controlevleg ingesteld op 0 bij 4.26.
Vervolgens wordt het onderprogramma 105 voor het naar boven bewegen van het afbuigorgaan opgeroepen bij 4.27. Bij 2.28 wordt 10 de toestandstilzetvlag ingesteld op 1. Bij 2.92 wordt de eerste schuifsolenolda stroomloos gemaakt en wordt de volgsorteerinrich-tingsgebruikvlag ingesteld op 0. Dienovereenkomstig keert de werking van de sorteerinrichting na het opheffen van het bak kopie over terug naar de eerste bak van de hoofdsorteerinrichting zelfs 15 wanneer de volgsorteerinrichting wordt gebruikt, en wordt het op nemen van de overige bladen vanuit de eerste bak van de hoofdsorteerinrichting in werking gezet. Wanneer de bak kopie over-code wordt uitgevoerd van de sorteerinrichting, houdt de kopieermachine op met het leveren van nieuwe bladen en zendt hij de bladen uit 20 op de overbrengroute naar de sorteerinrichting. Bovendien sluit de kopieermachine op het moment van het bak kopie over, de toets-ingangen uit anders dan de anderbrekingstoets en de kopieertoets.
De door de stappen 4.30 - 4.36 vertegenwoordigde route is een programma voor het instellen op 0 van de onderbrekingsvlag. Bij 25 4.30 wordt gecontroleerd of het onderbrekingstijdstuurorgaan voor ' het instellen van de onderbrekingsvlag op 0 al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 gaat de route naar 4.37, terwijl in het geval van 1 het onderbrekingstijdstuurorgaan wordt verhoogd met 1 C+13, waarna wordt gecontroleerd of het onderbrekingstijdstuur-30 orgaan al of niet gelijk is geworden aan 8 bij 4.31 en 4,32. In dien NEE, gaat de route naar 4.37. Indien JA, wordt het onderbrekingstijdstuurorgaan ingesteld op 0 bij 4.33. Bij 4.34 warden de eindvlag en de onderbrekingsvlag ingesteld op 0. Vervolgens wordt gecontroleerd of de INMD-controlevlag al of niet gelijk is aan 1 35 bij 4.35. In het geval van 0 gaat de route direct naar © , ter- 8100229 i * - - 62 - wijl in het geval van 1 de S1-tellsrbuffsr wordt gevoerd in de S1-____ teller, waarna de route verdergaat naar (§) (4.363. Bij .de stap 4.37 gaat de route in het programma.' voor het. controleren van de / toestand, t.w, een programma waarin voorbereiding wordt gemaakt —: "5 overeenkomstig de ingevoerde toestand. Bij 4.37 wordt gecontro leerd of de eindvlag al of niét gelijk is aan 0. In het geval van .1 gaat de route naar 1—S ), omdat het in de uitvoering van de wer-- king is, terwijl in het geval van 0 wordt gecontroleerd of de vlag voor het controleren van de toestand al of niet gelijk is aan 0 .10 bij 4.36. In het geval van 0 gaat de route naar fl-6 ), terwijl, in het geval van 1 de vlag voor het controleren van de toestand en de ingangsovervlag worden ingesteld op 0 bij 4,39 en 4.40.
In de volgende stap wordt gecontroleerd of de kopieervlag al of niet gelijk is aan 1 bij 4.41. In het geval van 0 gaat de 15 route naar 4.46, en in het geval van 1 wordt gecontroleerd of de onderbrekingsvlag al of niet gelijk is aan 0 ' bij 4.42. In het geval van 1 gaat de route naar 4.44. In het geval van 0 warden de vlaggen van de hoofdsorteerinrichting, de volgsorteerinrichting en de te gebruiken ondervolgsorteerinrichting alle ingesteld op 0 20 bij 4.43.
De LED wordt uitgeschakeld bij 4.44. Vervolgens wordt de eerste schuifsolenolde bekrachtigd bij 4.45 en springt de route naar Ik-5 ) . Indien bij 4.41 vastgesteld is dat het geen kopieertoe-stand is, wordt de tweede schuifsolenolde stroomloos gemaakt en 25 wordt de LED ingeschakeld bij 4.46 en 4.47. Bij 4.46 wordt gecontro leerd of de onderbrekingsvlag al of niet gelijk is aan 0. In het geval van 1 gaat de route naar IED , maar in het geval van 0 worden da hoofdsarteerinrichtingsgebruikvlag, de volgsorteerinrich-tingsgebruikvlag en de vlag van de te gebruiken ondervolgsorteer-30 inrichting alle ingesteld op 0 bij 4.49. Bij 4.50 wordt gecontro leerd of de tussenvoegvlag al of niet gelij k is aan 1. In het geval van 1 gaat de route naar ED , maar in hét geval van 1 wordt het onderprogramma 113 (PACH3 voor het controleren van bladen in een bak, opgeroepen bij 4.51. Bij 4,.52 wordt gecontroleerd of de 35 vlag voor het controleren van de toestand al of niet gelijk is aan 8100229 % i - 63 - 0ï In het geval van 1 springt de route naar la-7 ) .
In de volgende stap worden de gegevens van de POORT 1 ingevoerd, en wordt gecontroleerd of er al of niet een blad aanwezig is in de bak C4.53, 4.54). Wanneer geen blad aanwezig is in de bak, 5 gaat de route naar ED- maar indien aanwezig, wordt gecontro leerd of de uitgangsstand al of niet IN is bij 4.55. Wanneer deze niet IN is, gaat de route verder naar ED . Wanneer deze daarentegen IN is, wordt gecontroleerd af de sorteerinrichting al of niet is verbonden bij 4.56 en 4.57. Wanneer de volgsorteerinrichting 10 niet is verbanden, gaat de route naar ja-7J . Bij verbinding wordt de tweede schuifsolenolde bekrachtigd en wordt de volgsorteerinrich-tingsgebruikvlag ingesteld op 1 C4.58, 4.56].
De voorbereidingsroute voor het geval, dat de toestand van tussenvoegen wordt ingevoerd, wordt thans uiteengezet. Wanneer een 15- blad aanwezig is in de bak in de toestand, waarbij het tussenvoe gen is gekozen, wordt BAK KOPIE uitgevoerd naar de kopieermachine. Opheffing daarvan wordt uitgevoerd wanneer het blad uit de bak is verwijderd door een bedienaar. In het geval dat alleen de ingang tijdens het tussenvoegen wordt ingevoerd, wordt, indien het afbuig-20 orgaan zich in zijn uitgangsstand bevindt en een blad aanwezig is in de bak van de hoofdsorteerinrichting, maar niet in de bak van de volgsorteerinrichting, de volgsorteerinrichting gebruikt, vooropgesteld dat deze is verbonden. Oe informatie, ingevoerd door middel van de ingangstaetsen, komt overeen met het aantal kopieën N voor 25 het sorteren (dat gelijk moet zijn aan het aantal gekopieerde bla den rond dezelfde bladzijde in het geval van het sorteren, terwijl in het geval van het tussenvoegen het overeenkomt met het totale aantal gekopieerde bladen ongeacht het al of niet veranderd zijn van het origineel]. In deze alinea wordt de voorbereidingsroute 30 voor het sorteren gedetailleerd uiteengezet aan de hand van fig.26
Ck]. De voorwaarden op een moment dat de sorteerinrichting kan worden gebruikt voor het sorteren, zijn als volgt. Ten eerste is het gewenste aantal kopieën niet meer dan een totaal aantal bakken in de verbonden sarteerinrichtingen, b.v. aannemende dat een sorteer-35 inrichting 20 bakken heeft, waarbij wanneer twee sorteerinrichtingm 8100229 x e· ....... -64- zijn verbonden het aantal kopieën minder is dan 40 met inbegrip van 40. In het geval van drie sorteerinrichtingen is dit aantal verder minder dan 60 met inbegrip van 60 als gevolg van het controleren van het aantal kopieën, ingesteld voor het sorteren. Ten 5 tweede mag er geen blad aanwezig zijn in een van de bakken in de sorteerinrichtingen, gebruikt voor het sorteren. Indien er echter een wijziging van de ingang heeft plaats gevonden gedurende de werking, kunnen de sorteerinrichtingen zelfs worden gebruikt indien een blad of bladen aanwezig zijn in de bakken zo lang een 10 nieuwe ingang minder is dan het totale aantal bakken. Details wor den uiteengezet overeenkomstig de afgebeelde route.
Ten eerste controleert de CPU het.al of niet gelijk zijn aan 1 van de sorteervlag C5.1). In het geval van 0 gaat de route naar )a-7 ), terwij-I in het geval van 1 wordt gecontroleerd of het 15 aantal kopieën al of niet meer is dan 100. Wanneer het 100 over schrijdt, springt de route naar jk-2 ") en gaat het een programma binnen van bakkopie over.
Bij 5.3 wordt gecontroleerd of het aantal kopieën al of niet minder is dan 20 met inbegrip van 20. Indien NEE gaat de rou-20 te naar 5.6. Indien JA, wordt het onderprogramma 113, t.w. het on- derprogramma PACH van de bak kopie bladcontrale apgeroepen bij 5.4. Vervolgens wordt gecontroleerd of de toestandscantrolevlag al of niet gelijk is aan 1 bij 5.5. In het geval van 1 gaat de route naar EED omdat de BAK KOPIE reeds is uitgevoerd naar de kopi-25 eermachine. In het geval van 0 gaat de route verder naar j k-3 ^.
Wanneer het aantal kopieën niefcminder is dan 20 met inbegrip van 20 wordt gecontroleerd of het aantal kopieën minder is dan 40 met inbegrip van 40 bij 5.6. Indien NEE gaat de route naar © . Indien JA wordt gecontroleerd of de volgsorteerinrichting al of niet is 30 verbonden bij 5.7 en 5.8. Wanneer de volgsorteerinrichting niet is verbonden gaat de route naar ED· Bij verbinding gaat de route naar CD ·
Wanneer het aantal kopieën niet minder is dan 40 met inbegrip van 40 wordt gecontroleerd of het aantal minder is dan 60 met 35 inbegrip van 60 bij 5.9. Wanneer het niet minder is. dan 60 met in- 8100229 4 > - 65 - begrip van SO gaat de route naar 1 k-2 ) . Wanneer het minder is dan 60 met inbegrip van 80 wordt gecontroleerd α-F de ondervolgsort'eer-inrichting al of niet is verbonden bij 5.10 en 5.11. Indien niet 'verbonden gaat de route naar jk-2 ). Indien verbonden wordt het 5 onderprogramma 113-voor het controleren van alle bladen in alle bakken opgeroepen C5'.12]. Wanneer geen blad aanwezig is wordt de volgsorteerinrichtingsgebruikvlag ingesteld op 1, maar bij aanwezigheid springt de route naar |a-7J C5.13, 5.14]. Bij 5.15 wordt de'tweede schuifsolenoïde stroomloos gemaakt. Bij 5.16 wordt de 10 INÏÏD-contralevlag ingesteld op 0. Vervolgens wordt de bak kopie- vlag ingesteld op 0 bij 5.17. In de volgende stap wordt de ingangs-gegevensvlag ingesteld op 0 en springt de route naar |a-7 ) C5.18).
Wanneer de ingang van meer dan het sorteervermogen, bepaald door het aantal verbonden stellen, wordt ingevoerd, wordt de 15 INGANGSOVER-code uitgevoerd naar de kopieermachine bij 5.19 en 5.20. Bij 5.21 wordt de ingangsovervlag ingesteld op 1. Bij 5.22 wordt de INMD-controlevlag ingesteld op 1. In de volgende stap wordt het onderprogramma 113 voor het controleren van bladen in de bakken, opgeroepen bij 5.23. Oan springt de route naar \a~7 ) .
20 Bij de stap 5.24 worden de gegevens vanaf de POORT 1 inge voerd. Bij 5.25 wordt gecontroleerd of het blad al of niet is waargenomen door de eerste sensor. Wanneer een blad aanwezig is wordt de eerste sensorvlag ingesteld op 1 bij 5.26. In de volgende stap wordt de logische som OF genomen voor de Sl-vastlaopteller, en 1 25 en springt de route naar EED C5.27J. 0e logische som OF tussen de vastloopteller en 1 wordt hierna in voorbeelden weergegeven.
Voorbeeld I. Si vastloopteller * 0000 0000' logische som β 1 30 Voorbeeld II. S1 vastloopteller = 0010 1101 logische som * 0010 1101 Voorbeeld III. S1 vastloopteller * 0010 1100 35 logische som = 0010 1101 8100229 - 66 - ¥
Jt' ' *
Wanneer de eerste sensor niet 1 is, wordt gecontroleerd of de eer- ____ ste sensorvlag al of niet gelijk is aan 1 bij 5.28. In het geval van 0 gaat de route 'naar jm-1 ) , terwij 1 in het geval- van 1 de eerste sensorvlag wordt ingesteld op 0 bij 5.30. Vervolgens wordt dë 5 S1-vastloopteller (een vastloopwaarneemteller, die zich bevindt tus sen de eindsensor 16a in« d8 kopieermachine en de eerste sensor 21 „ . in de hoofdsorteerinrichting) ingesteld op 0 bij 5.31.' Bij 5.32 .. wordt de Si-teller verhoogd met 1.
- . Vervolgens wordt gecontroleerd of de onderbrekingsvlag al of 10 . niet gelijk is aan 0 bij 5.33. In het geval van 0 gaat de route naar Q), terwijl in het geval van 1 de eindvlag wordt ingesteld op 1 bij 5.34., Bij 5.35 wordt gecontroleerd of de kopieertoestand al of niet gelijk is aan 1. In het’geval van het kopiëren wordt de PROBEER SENSOR (03H)-code· uitgevoerd naar de kopieermachine bij 15 5.36, 5.37. Wanneer deze code wordt uit gevoerd vanaf' de sorteer** inrichting, voert de kopieermachine het tellen uit door toepassing van de inwendige teller van de regëleenheid, en gebruikt hij deze telling voor het weergeven van het gekopieerde aantal op het moment van het vastlopen. Vervolgens wordt de motorstilzetvlag ingesteld 20 op 0 en gaat de route.verder naar 5.40 (5.38). Wanneer het niet de kopieertoestand is, wordt de S2-vastloopteller (een vastloopwaar-neemteller die zich bevindt tussen de eerste sensor 21 en de tweede sensor 31) verhoogd met 1 bij 5.39 en gaat de route naar 5.40. Vervolgens wordt gecontroleerd of de inhoud van het gegevensregister 25 (in het geval van het sorteren komt dit overeen met het aantal ko pieën, terwijl in het geval van het kopiëren en tussenvoegen dit overeenkomt met het aantal bladen, dat door de kopieermachine moet worden geproduceerd) al of niet gelijk is aan de inhoud van de Site lier bij 5.40. Wanneer het niet gelijk is gaat de route naar 30 EED . Bij het gelijk .zijn wordt de S1-teller ingesteld op 0 bij 5.41. Vervolgens wordt gecontroleerd of de kopieervlag al of niet gelijk is aan 1 bij 5.42. In het geval van 0 gaat de route naar 5.48. In het geval van 1 wordt de eindvlag ingesteld op 0 bij 5.43. Bij 5.44 wordt de vlag voor het aanzetten van de sorteerinrichting 35 ingesteld op 0. Bij 5.45 wordt de vlag voor het aanzetten van de 8100229 \ Jf - 67 - motor ingesteld op 1. In de volgende stap wordt de TOESTANDSKRING-LOOPEINOE Cl3H)-code uitgevoerd naar de Kopieermachine bij 5.46 en 5.47. Het is duidelijk, dat de voornoemde route overeenkomt met een reeks kopieerkringlopen. Indien bij 5.42 vastgesteld is dat de . 5 route geen kopieertoestand is, betekent dit dat het ingestelde aan tal gelijk wordt aan het aantal bladen, ontvangen bij de sorteer-inricbting, zodat het tijdstuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen wordt ingesteld op 1 bij 5.48. Het tellen van bladen door de eerste sensor wordt eveneens uitgevoerd wanneer de 20 werking als gevolg van het met de hand invoegen wordt uitgevoerd, - zodat de werking daarvan gelijk wordt aan de voornoemde routes..
De route ED , fig.26Cm], van de tweede sensor is een om-schakelprogramma voor het instellen-teru gs tellen van de vastloop-vlag en de solenoide van de tweede schuif 32.
25 Bij 6.1 wordt gecontroleerd of de kopieervlag al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 1 gaat de route naar ED , terwijl in het geval van 0wordt gecontroleerd of de VASTLOOP 2-vlag al of niet gelijk is aan 0 bij 6.2. In het geval van 1 gaat de route naar ED . Op soortgelijke wijze is de reden dat de route te-20 rugkeert naar )a-7 ) wanneer het kopiëren en de VASTLOOP 2-vlag ge lijk zijn aan 1, dat het programma voor de tweede sensor 31 en de derde sensor 69 niet ter zake wordt. In de volgende stap worden de gegevens van de POORT 1 ingevoerd en wordt gecontroleerd of de tweede sensor 31 al of niet een blad waarneemt C6.3, 6,4). Bij het 25 niet waarnemen gaat de route naar 6.7, terwijl in het geval van het waarnemen de tweede sensorvlag wordt ingesteld op 1 bij 6.5.
Bij 6.6 wordt de logische som OF genomen van de S2-vastloopteller en 1. Daarna gaat de route verder naar l-n-2 ) .
Wanneer geen blad wordt waargenomen door de tweede sensor 30 31, wordt gecontroleerd of de tweede sensorvlag al of niet gelijk is aan 1 C6.7]. In het geval van 0 gaat de route naar jn-2 ) , ter-wijl in het geval van 1 de tweede sensorvlag wordt ingesteld op 0 bij 6.8. Bij 6.9 wordt de S2-vastloopteller ingesteld op 0. In de volgende stap wordt gecontroleerd of de volgsorteerinrichtingsge-35 bruikvlag al of niet gelijk is aan 0. In het geval van 1 gaat de 8100229 J * - 68 - % route naar la-7 ) ¢6.103. De reden hiervoor is, dat wanneer de volgsorteerinriohting wordt gebruikt, een blad door de derde sensor niet wordt waargenomen. Wanneer de valgsorteerinrichtingsgebruik-vlag gelijk is aan 0 wordt gecontroleerd of de VASTLOOP 3-controle- 5. vlag al of niet gelijk is aan 0.CS.113. In het geval van 1 gaat de route naar 6.14, terwijl in het geval van 0 de S3-vastlooptelIer wordt verhoogd met 1 (+1), waarna de VASTLOOP 3-controlevlag wordt ingestald op 1 bij 6.12 en 6.13. Wanneer de VASTLOOP 3-controlevlag -„/A gelijk is aan 1, wordt 1 ingesteld op de S4-vastloopteller. In de 10 volgende stap wordt de VASTLOOP 3-controlevlag ingesteld op 0 (6.14, .
6.153. Bij 6.16 wordt gecontroleerd of de S2-teller al of· niet ge-lijk is aan 25. Deze S2-teller is een teller voor het schakelen van de tweede schuif 32 naar de volgsorteerinrichtingszijde. Wanneer de S2-teller niet 25 is,^gaat de route’naar 6.18, terwijl in het geval ; 15 van 25 de S2-teller wordt ingesteld op 0 bij 6.17. Bij 6.18 wordt 1 toegevoegd aan de S2-teller. Bij 6.19 wordt gecontroleerd of de sorteervlag al of niet gelijk is aan 1. In het. geval van 0 gaat de 1 route verder naar 6.23.
, Wanneer-de sorteervlag gelijk is aan 1, wordt gecontroleerd * 20 of 'de S2-tslier al of niet gelijk is aan 20 bij 6.20.· Indien NEE ; gaat de route naar l n-2~) hetgeen het· derde sensorprogramma vertegenwoordigt-. Indien JA, wordt -gecontroleerd of de vlag van de te ....
gebruiken volgsorteerinriohting al of niet gelijk is aan 1 bij'···.--’ r ' - · · , *» ; l 6.21 omdat dit aangeeft dat het 20e blad bij het sorteren is gepas- ; · 25 seerd. In het geval van 0 gaat de route naar E2) omdat het aan- tal kopieën minder is dan 20 met inbegrip van 20, terwijl in het ' , - geval -van 1 de tweede schuifsolenolde wordt bekrachtigd- bij 6.22 omdat deze werking overeenkomt met het sorteren voor een aantal bladen van meer dan 21 met inbegrip van 21. Daarna gaat de route 30 naar ED . Indien bij 6.19 is vastgesteld dat het geen sorteer- toestand is, wordt gecontroleerd of de afbuigteller al of niet ge-lijk is aan 20 C6.233 . Indien NEE gaat de route naar ED , terwijl in het geval van JA wordt gecontroleerd of de S2-teller al of niet gelijk is aan 25 (6.243. Indien NEE gaat de route naar jn-2) .
35 In het geval van JA daarentegen wordt gecontroleerd of de volgsor- 8100229 * *4, t - 89- - ί teerinrichting al of niet is verbonden, omdat mag worden aangenomen dat 25 bladen reeds zijn opgenomen in de 20e bak, vooropgesteld dat de afbuigteller bij de 20e bak is geplaatst' CS.25, S.263. Wanneer de valgsorteerinrichting niet is verbonden, wordt het on-5 derprogramma 120 opgeroepen bij 6.27 voor het uitvoeren van de BAK KOPIE OVER. Daarna gaat de route naar ED . Wanneer de volg-sorteerinrichting is verbonden, gaat de route naar 6.22 teneinde de volgsorteerinriohting te gebruiken, en wordt de tweede schuif-solenofde bekrachtigd. Dan gaat de route naar \ n-2l , v 2q Voor het programma van derde sensor, fig.26Cn3 en 26Ca3 wordt bij 6.28 gecontroleerd of de volgsorteerinrichtingsgebruik-vlag al of niet gelijk is aan 0. In het geval van 1 keert de route terug naar ) a-7 ^ . In het geval van 0 worden de gegevenswan de POORT 1 ingevoerd en wordt gecontroleerd of door de derde sensor 25 69 al of niet een blad wordt waargenomen CS.29, 6.303. Wanneer de derde sensor geen blad waarneemt, gaat de route naar 6.34. Wanneer daarentegen de sensor een blad waarneemt wordt gecontroleerd of de : derde sensorvlag al of niet gelijk is aan 0 bij 6.31. In het geval van 1 gaat de route naar i a-7^ , terwijl in het geval van 0 de der-2Q de sensorvlag wordt ingesteld op 1 bij 6.32. Bij 6.33 wordt +1 uit gevoerd in de ST3-vastloopteller C6.333. De route gaat dan naar l a-7l . Wanneer geen blad wordt waargenomen door de derde sensor bij 6.30 wordt gecontroleerd of de derde sensorvlag al of niet gelijk is aan 1 bij 6.34. In het geval van 0 gaat de route naar 25 j a-73 , terwijl in het geval van 1 de derde sensorvlag wordt inge steld op 0 bij 6.35..Bij 6.36 wordt de ST3-vastloopteller ingesteld op 0.
Bij 6.37 wordt gecontroleerd of de VASTLOOP 4-contralevlag al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 gaat de route naar 30 6.40, terwijl in het geval van 1 de S4-vastloopteller wordt inge steld op 0 bij 6.38. Bij 6.39 wordt de VASTLOOP 4-controlevlag ingesteld op 0. Oe route gaat dan naar [ o~3~) .
Wanneer de VASTLOOP 4-controlevlag gelijk is aan 0 wordt de S3-vastloopteller ingesteld op 0 bij 6.40. Bij 6.41 wordt de VAST-35 LOOP 4-controlevlag ingesteld op 1. De route gaat dan naar ED- 8100229 t * 5r ·- 70 -
Bij 6.*42 wordt 1 toegevoegd aan de S3-teller. Bij 6.43 wordt 1 toe-gevoegd aan ds ST3-teller.· Bij 6-44 wordt gecontroleerd of de sorteervlag. al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 gaat de 'route naar terwijl in het geval van het sorteren. C1) wordt 5 - gecontroleerd of de inhoud van het gegevensregister al·of niet ge- - lijk is aan die van de afbuigteller (6.45]. Bij het niet gelijk zijn gaat de route naar 6.52, terwijl in het geval van gelijk zijn de töestandseindvlag wordt ingesteld op 1 bij 6.46 omdat mag worden aangenomen dat het sorteren is beëindigd- Bij de stap 6.47 wordt 10 het onderprogramma 105 voor het omhoog, bewegen van*het afbuigorgaan· opgeroepen.. Dan gaat de route naar Indien bij 6-44 is vastgesteld dat de toestand geen sorteertoestand is,, wordt gecontroleerd af de inhoud van het gegevensregister al of· niet gelijk is aan die van de ST3-teller bij 6,48. Indien NEE gaat de route naar 6.50.
15 Indien JA wordt de töestandseindvlag ingesteld op 1 bij 6,52 omdat mag warden aangenomen dat het tussenvoegen is beëindigd. Daarna gaat de route naar 6,49. Wanneer de inhoud van het gegevensregister niet gelijk is aan die van de ST3-teller, wordt gecontroleerd of de bak al of niet reeds 25 bladen heeft opgenomen C6.5Q] . In-' 20 dien NEE gaat de route naar © . Indien JA wordt de S3-teller in gesteld op 0 bij 6.51. Bij de volgende stap 6.52 wordt gecontroleerd of de afbuigteller al of niet op 20 staat. Indien JA gaat de route naar 6,57. Indien NEE (minder dan 20] wordt het ouderprogramma 106 voor het naar beneden bewegen van het afbuigorgaan opgeroe-25 pen bij 6.53. Vervolgens wordt da SCHAALSENS0R (03H)-code uitge voerd naar de volgsorteerinrichting bij 6.54 en 6,55. Dan wordt de SCHAALSENSOR-code uitgevoerd naar de kopieermachine bij 6.56 en bij 6.63.
De kopieermachine telt deze codes en gebruikt de getelde 30 waarden voor het weergeven van het gekopieerde aantal op het moment van vastloopvereffening en vastlopen. Wanneer de afbuigteller gelijk is aan 20 bij de stap 6.52 wordt gecontroleerd of de vlag van de te gebruiken volgsorteerinrichting al of niet gelijk is aan 0 C6.57]. In het geval van 1 gaat de route naar 6.61, terwij1 in het 35 geval van 0 wordt gecontroleerd of de volgsorteerinrichting al of 81 00 22 9 - 71 - -¾ * Λ ni8t is verbonden C6.58, 6.59}. Wanneer de volgsorteerinrichting niet is verbonden, wordt het onderprogramma. 116 Voor het uitvoeren van de BAK KOPIE OVER opgeroepen bij 6.60. De route gaat dan naar Wanneer de volgsorteerinrichting is verbonden wordt de tweede 5 schuifsolenoide bekrachtigd en wordt de volgsorteerinrichtings- gebruikvlag ingesteld op 1 bij 6.61 en 6.62. 0e route gaat dan naar <E>. Bij 6.64 wordt gecontroleerd of de toestandseindvlag al of niet gelijk is aan 1. In het geval van 0 gaat de route verder naar ED. terwijl in het geval van 1 het onderprogramma 112, 10 dat het einde vertegenwoordigt van de werkkringloop, wordt opgeroe pen bij 6.65. Bij 6.66 wordt de toestandseindvlag ingesteld op 0.
Bij 6.68 wordt de WERKKRINGLOOPEINOE-code uitgavoerd naar de volgsorteerinrichting. De route gaat dan naar |a-7} .
Kort samengevat wordt de volgende bediening voor het aan-15 zetten van het kopiëren in de sorteer- of tussenvoegtoestand door de kopieermachine toegelaten in aanspreking op de WERKKRINGLOQP-EINDE-code, uitgevoerd gedurende het onderprogramma 112.
Het voornoemde derde sensorprogramma kan als volgt worden samengevat: instellen en terugstellen van de vastloopcontrolevlag 20 tussen de tweede sensor 21 en de derde sensor 31, het controleren van het einde van de sorteerwerking tijdens het sorteren, het naar beneden en boven bewegen van het afbuigorgaan Cdat aan het einde van de werking naar boven moet worden bewogen), het controleren van het voltooien van het tussenvoegen tijdens het tussenvoegen, 25 het controleren van het aantal in de bak opgenomen bladen, het con troleren van het in een bak over zijn van kopieën, en het schakelen naar de volgsorteerinrichting.
De CPU bevat verschillende tellers voor het tellen van inwendige klokken, waarbij elk der tellers zijn bijbehorend program-30 ma uitvoert wanneer de inhoud daarvan een vooraf bepaalde waarde bereikt. Kart gezegd is het in fig.27 weergegeven programma een programma voor het regelen van de. werking van de verschillende tijdstuurtellers, gebruikt als detectoren voor het vastlopen en als controle-organen voor de inhoud daarvan.
35 Op de eerste plaats wordt het register tijdelijk afgetakt 8100229 J * - 72.- alvorens in het programma te gaan (7.0).
Bij 7.1 wordt gecontroleerd of het tijdstuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen al of niet gelijk is aan 1 __ (in werking is). In het geval van 0 gaat de route naar 7.5, ter- 5 wijl in het geval van 1' het tijdstuurorgaan voor het uitsluiten van het met de hand invoegen, wordt verhoogd met 1 (7.2). Bij 7.3 wordt gecontroleerd of het tijdstuurorgaan voor het met de hand invoegen al of niet gelijk is geworden aan. het vooraf bepaalde aantal N. Indien NEE gaat de route naar 7.5. Indien: JA wordt het tijd-10 stuurorgaan voor het uitsluiten van het met de· hand invoegen terug gebracht naar 0. bij 7.4. Het uitsluiten van het met de hand invoegen als gevolg van de schuif 40 voor het met de hand invoegen wordt zodoende opgeheven, Vervolgens gaat de route in een programma, vertegenwoordigd door de stappen 7.5,- 7.9, t.w. een tijdstuurprogram-15 ma voor het verschaffen van een solenoxdewerkingstijd, gebruikt voor het naar beneden bewegen van het afbuigorgaan. Bij 7.5 wordt gecontroleerd of de afteller al of niet gelijk is aan 0 (niet werkzaam). In het geval van 0 gaat de route naar 7.10, terwijl in het geval van 1 de afteller wordt verhoogd met 1 bij 7.6. Bij de stap 20 7.7 wordt gecontroleerd of de inhoud van de afteller al of niet N heeft bereikt.· Indien dit niet N is gaat de route naar 7.10. Indien dit N is wordt de daalsolenolde stroomloos gemaakt en wordt de afteller teruggebracht naar' 0 (7.8, 7.9].
Als de volgende stap gaat de route verder naar een tijd-25 stuurprogramma, vertegenwoordigd door de stappen 7.10 - 7.15, waar in de motor wordt aangezet en stilgezet na het uitvoeren van een vooraf bepaalde telling door middel van een stilzetteller en nadat een vooraf bepaald tijdvak is verlopen. Op de eerste plaats wordt gecontroleerd of de· motorstilzetvlag al af niet gelijk, is aan 1 30 (7.10). In het geval van 0 gaat de route naar Q) , terwijl in het ,geval van 1. de stilzetteller wordt verhoogd met 1 (7 11). Bij 7.12 wordt gecontroleerd of de stilzetteller al of niet op de bepaalde waarde FF is gekomen. Indien dit niet FF is gaat de route naar 7,18. Indien dit FF is wordt de motorstilzetvlag ingesteld op 0 en 35 wordt een signaal voor het stilzetten van de motor uitgevoerd 8100229 * * t i - 73 - (7.13, 7.14). Dan wordt de stilzetteller ingesteld op 0 bij 7.15.
Vervolgens wordt +1 uitgevoerd voor het 1 seconde tijdstuur-orgaan gebruikt op het moment dat de kracht wordt ingeschakeld (7,16).
5 Bij deze fase gaat de route naar een tijdstuurprogramma, vertegenwoordigd door de stappen 7.17 - 7.22, t.w. een programma - voor het uitsluiten van de werking van de kopieermachine gedurende een vooraf bepaalde tijd tijdens het met de hand invoegen. Op de eerste plaats wordt gecontroleerd of het tijdstuurorgaan voor het 10 met de hand invoegen al of niet gelijk is aan 0 Cniet werkzaam) bij 7.17. In het geval .van 0 gaat. de route naar )b-2 terwijl in het geval van 1 het tijdstuurorgaan voor het met. de hand invoegen wordt verhoogd met 1 C+1) bij 7.18. Bij de stappen 7.18 en 7.19 wordt gecontroleerd of de inhoud van het tijdstuurorgaan voor het 15 met de hand invaegen al óf niet de bepaalde waarde FF heeft be reikt. Wanneer het niet FF is gaat de route naar {b-2 ) . Indien het FF is wordt het tijdstuurorgaan voor het met de hand invoegen teruggebracht naar 0 bij 7.20. Dan wordt de motorstilzetvlag ingesteld op 1 en wordt de eindvlag ingesteld op 0 C7.21, 7.22).
20 Os route gaat dan naar een vastloopvlagcontroleprogramma, vertegenwoordigd door de stappen 7.23 - 7.25. Wanneer de VASTL00P-vlag gelijk is aan 1 springt de route naar jc-3^ . Wanneer de VASTLQQPKOPIE-vlag gelijk is aan 1, springt de route naar ( c-Q .
Wanneer dan de VASTLOOP 2-vlag gelijk is aan 1, springt de route 25 naar ED-
Wanneer alle VASTLOOP-vlaggen zich in de toestand van 0 bevinden, gaat de route naar een vastlooptellercontroleprogramma, vertegenwoordigd door de stappen 7.26 - 7.42. Bij 7.26 wordt het adres van S1-vastloopteller ingesteld in het inwendige register.
30 Bij 7.27 wordt het S2-vastloopgegeven N ingesteld. Dan wordt het onderprogramma 109 voor het controleren van de inhoud van de S2-vastloopteller opgeroepen bij 7.28. Het onderprogramma 109 wordt gebruikt als een programma voor het instellen van de vastloopvlag wanneer het getelde aantal van de S1-vastloopteller gelijk wordt 35 aan het getelde aantal van het S2-vastloopgegeven N. De S3-vast- looptellerstappen C7.29 - 7.31), de ST3-vastlooptellerstappen 8100229 ί - * . ' f - 74 - __ (7.32 - 7.34), de S4-vastlooptellerstappen (7.35 - 7.37) en de S1- vastlooptellerstappen C7.38 - 7.413 zijn op een soortgelijke wijze als hiervoor werkzaam. Indien daarna de vastloapkopievlag gelijk _ . is aan 0, springt de route naar 7.57 van Θ. terwijl.in het geval 5 van 1 de route naar lc-4 ) springt (7,42).
' Wanneer bij 7.25 is vastgesteld, dat de VASTLOOP 2-vlag ge lijk is aan 1, wordt het overbrengen onderbroken omdat het overeen-* _ komt-met het vastlopen achter de eerste schuif 23 C7,43). Bij 7.44 wordt gecontroleerd of· de eerste sensor 21 al of niet een- blad _ 10 waarneemt..Indien JA gaat de route naar 7.46.. Indien NEE wordt de eerste schuifsolenoids bekrachtigd voor het uitstaten van alle bladen, geleverd door de kopieermachine, in de proefschaal 27 C7.453. Bij 7,46 wordt de vastloaptelier verhoogd, met 1 C+1). Bij 7.47 wordt gecontroleerd of de vastlooptelier al of niet. gelijk is ge-15 worden aan N. Indien. NEE wordt de route teruggevoerd naar ED.
Indien JA wordt de inhoud van de S3-teller in de S2-teller verplaatst bij 7.48, waardoor het vereffenen van het vastlopen voor het aantal bladen wordt uitgevoerd. Tenslotte wordt de motor-stilgezet en de vastloopvlag ingesteld (7.49, 7.503.
20 De route gaat dan naar een waarschuwingsprogramma, vertegen woordigd door de stappen 7.51 - 7,56, waarin de LED wordt ingeschakeld om zijn vastloopstand (bakstand) aan de bedienaar duidelijk ..... te maken.
Als laatste stappen wordt het register, dat vanaf het begin 25 van het vastloop- en tijdstuurprogramma afgetakt is. geweest, her steld (7.57, 7.58).
Zoals uit het voorgaande zonder meer duidelijk is maken in de onderhavige machine voor het produceren van kopieën de volgsor-teerinrichting en de ondervolgsorteerinrichting gebruik van het-30 zelfde programma, waarbij de vaststelling van de soort sorteerinrich- ting, d.w.z. "volg" of "ondervalg" automatisch door de inrichting zelf wordt uitgevoerd overeenkomstig het betreffende, daaraan toebedeelde programma. Het is derhalve niet nodig de kopieermachine te voorzien van een of andere soort regelketen voor sorteerinrichtin-35 gen of de eerste sorteerinriohting te voorzien van een of andere 8100229 « - 75 - ·* > r* rsgelwerking voor andere sorteerinrichtingenj zoals tweede en derde sorteerinrichtingen.
Deze maatregel vereenvoudigt in grote mate de constructie van de kopieermachine en elke sorteerinrichting en heeft een aan-5 merkelijke kostenvermindering tot gevolg in elke eenheid ongeacht de aan- af afwezigheid van te verbinden sorteerinrichtingen.
81 0 0 2 2 9

Claims (1)

  1. 4 > ? V - 76 - Conclusie : -ί' Kopieermachine, voorzien van een daarmee verbonden sorteer-ƒ- - -- " r inrichting, en uitgerust met een gedeelte voor het met de hand in- voegen, waardoor het sorteren of tussenvoegen mogelijk is, geken- · merKt door een geheugenregister voor het opslaan-van informatie 5 over het aantal bladen voor het. met de hand invoegen, verder door een telregister voor het tellen van het aantal bladen voor het met de hand invoegen, en door een Keten voor het uitsluiten van het met de hancf invoegen gedurende een vooraf bepaald tijdvak wanneer de inhoud van het telregister gelijk is- geworden aan dat van het 10 geheugenregister* 8100229
NL8100229A 1980-09-30 1981-01-19 Kopieermachine met sorteerinrichtingen. NL8100229A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP13647280 1980-09-30
JP55136472A JPS5762061A (en) 1980-09-30 1980-09-30 Copying device equipped with sorter

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100229A true NL8100229A (nl) 1982-04-16

Family

ID=15175912

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100229A NL8100229A (nl) 1980-09-30 1981-01-19 Kopieermachine met sorteerinrichtingen.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US4439865A (nl)
JP (1) JPS5762061A (nl)
CA (1) CA1150841A (nl)
DE (1) DE3112856C2 (nl)
FR (1) FR2491042B1 (nl)
GB (1) GB2084964B (nl)
NL (1) NL8100229A (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5762061A (en) * 1980-09-30 1982-04-14 Ricoh Co Ltd Copying device equipped with sorter
US4698772A (en) * 1982-09-21 1987-10-06 Xerox Corporation Reproduction machine with a chain of sorter modules and a method to perform chaining tasks
JPH0652443B2 (ja) * 1983-08-10 1994-07-06 キヤノン株式会社 画像形成装置
US4602776A (en) * 1984-10-22 1986-07-29 Xerox Corporation Insertion apparatus for use with copier/sorter system
US5903284A (en) * 1984-11-30 1999-05-11 Canon Kabushiki Kaisha Sheet sorting apparatus with memory for sorting or storage position data
US4746109A (en) * 1985-06-17 1988-05-24 Bower Systems & Machinery Corporation Apparatus for assembling continuous printed forms in storage trays
US4700940A (en) * 1986-07-01 1987-10-20 King Theodas C Blueprint copy collating apparatus
US4768767A (en) * 1987-02-26 1988-09-06 R. Funk & Co. Sheet distributing method and apparatus
JPS63252832A (ja) * 1987-04-03 1988-10-19 Ricoh Co Ltd 原稿自動循環給紙装置
US4757984A (en) * 1987-05-29 1988-07-19 Am International Incorporated Method and apparatus for controlling a collator
US4753430A (en) * 1987-05-29 1988-06-28 Am International Incorporated Method and apparatus for controlling a collator
US4947266A (en) * 1987-10-13 1990-08-07 Minolta Camera Kabushiki Kaisha Image processing system
US4893153A (en) * 1988-11-25 1990-01-09 Eastman Kodak Company Collation of multi-page documents
US4949190A (en) * 1988-11-25 1990-08-14 Eastman Kodak Company Collation of buffered multi-page documents
JP2507680B2 (ja) * 1990-07-02 1996-06-12 三田工業株式会社 ソ―タ―制御装置
EP0807596B1 (en) * 1996-05-13 2002-08-07 Riso Kagaku Corporation Sheet sorter
JP2000219423A (ja) * 1999-01-29 2000-08-08 Riso Kagaku Corp 画像形成システム
US7823131B2 (en) * 2001-06-29 2010-10-26 Mentor Graphics Corporation Debugger for a hardware-implemented operating system
US20040190066A1 (en) * 2003-03-31 2004-09-30 Holzwarth Robert K. Table driven approach for handling pre-collated media on a printer
US7289741B2 (en) * 2003-08-26 2007-10-30 Ricoh Company Ltd. Image forming apparatus, unit for installation in the image forming apparatus, and administration system monitoring use state of the image forming apparatus

Family Cites Families (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3555978A (en) * 1968-04-26 1971-01-19 American Type Founders Co Inc Sheet counter and tab inserter
NL181084C (nl) * 1972-12-04 1987-06-16 Xerox Corp Reproductiestelsel.
JPS5242590B2 (nl) * 1973-01-18 1977-10-25
US3924846A (en) * 1973-05-07 1975-12-09 Harris Intertype Corp Collating method and apparatus
GB1485476A (en) * 1973-12-27 1977-09-14 Xerox Corp Collating apparatus
GB1485041A (en) * 1974-01-23 1977-09-08 Crosfield Business Mach Ltd Sheet feeding mechanisms
US3979112A (en) * 1975-02-06 1976-09-07 George Hantscho Company, Inc. Sheet stacking and interleaving apparatus
JPS51123029U (nl) * 1975-04-01 1976-10-05
JPS52146677A (en) * 1976-05-31 1977-12-06 Omron Tateisi Electronics Co Counting controller
US4286865A (en) * 1976-09-29 1981-09-01 Ricoh Company, Ltd. Electrophotographic copying apparatus for the production of multiple copies from a single latent electrostatic image
US4146216A (en) * 1977-04-25 1979-03-27 Pitney-Bowes, Inc. Combined collator-sorter
JPS5845751B2 (ja) * 1977-07-07 1983-10-12 株式会社東芝 紙葉類処理装置
US4201464A (en) * 1977-10-13 1980-05-06 International Business Machines Corporation Copy production machines having job separation capabilities
US4285591A (en) * 1977-10-13 1981-08-25 International Business Machines Corporation Computer-controlled copy production machine having job separation capabilities
US4200386A (en) * 1977-11-10 1980-04-29 International Business Machines Corporation Copier/collator with extended collate functions
JPS54118886U (nl) * 1978-02-08 1979-08-20
US4229100A (en) * 1978-07-03 1980-10-21 International Business Machines Corporation Automatic copy recovery
US4211483A (en) * 1978-09-25 1980-07-08 International Business Machines Corporation Copy production machines having job separation and collation capabilities
GB2055086B (en) * 1979-07-19 1983-04-07 Ricoh Kk Collating appparatus for copying machine
GB2059396B (en) * 1979-09-28 1983-10-12 Ricoh Kk Sheet feed apparatus
JPS56142550A (en) * 1980-04-07 1981-11-06 Ricoh Co Ltd Copying machine with sorter
JPS5762061A (en) * 1980-09-30 1982-04-14 Ricoh Co Ltd Copying device equipped with sorter

Also Published As

Publication number Publication date
DE3112856A1 (de) 1982-05-13
JPS5762061A (en) 1982-04-14
GB2084964B (en) 1984-06-13
FR2491042B1 (fr) 1987-02-06
DE3112856C2 (de) 1984-02-09
FR2491042A1 (fr) 1982-04-02
GB2084964A (en) 1982-04-21
CA1150841A (en) 1983-07-26
US4439865A (en) 1984-03-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100229A (nl) Kopieermachine met sorteerinrichtingen.
EP0219244B1 (en) Machine shut-down control
DE2858285C2 (de) Kopiergerät mit Detektoreinrichtungen für die Vorlagen- und Aufzeichnungsmaterialförderung
KR920007713B1 (ko) 프린팅부내의 종이이송 제어방법 및 그를 사용하는 종이프린팅부
JPS61174063A (ja) シ−ト分配装置
JPS593376B2 (ja) 丁合い装置
US4469323A (en) Collator with collate mode, non-collate mode and job separation mode
JPS5839749B2 (ja) シ−トホウシユツソウチ
US5338017A (en) Sorting and finishing apparatus
JP2005292442A (ja) 画像形成システム及び画像形成方法
NL8005395A (nl) Kopieermachine.
US4549805A (en) Electrophotographic apparatus
EP0670527A2 (en) Sheet handling apparatus
US4341462A (en) Copying machine with collating apparatus
US4625954A (en) Sheet feeding apparatus
GB1571230A (en) Fault detection in electrostatographic machines
EP0588340A2 (en) Sheet post-processing apparatus and image forming apparatus having same
EP0666510B1 (en) Sheet post-processing apparatus
US4408756A (en) Collator with collate mode and job separation mode
JPS6122659B2 (nl)
US4426150A (en) Copying machine with automatic document feeder
US4012034A (en) Multiple modular sorter system
JP2693179B2 (ja) 後処理機能付シート取扱装置
JP2898990B2 (ja) 画像形成装置
JP2863921B2 (ja) 画像形成装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed