NL8020245A - Inrichting voor het vervaardigen van lichamen voor kegelvormige houders. - Google Patents

Description

I* 5819 80 2 0 2 4 5

Inrichting voor het vervaardigen van lichamen voor kegelvormige houders.

Bij het vervaardigen van karton of soortgelijk materiaal wordt een baan daarvan tot een rol gewikkeld, waarvan rollen met de door de klanten bestelde breedte worden afgesneden. Een gevolg hiervan is, dat afval in de vorm vein kartonrollen van verschillende leng-5 te wordt verkregen. Tot nu toe is er voor dit afvalmateriaal geen praktische toepassing gevonden, behalve dan het versnipperen ervan om opnieuw bij het vervaardigen van papier te worden gebruikt.

De uitvinding beoogt in de eerste plaats een praktische toepassing van dergelijk afvalmateriaal mogelijk te maken, en·wel 10 door dit materiaal te gebruiken voor het vervaardigen van kegelvormige lichamen van houders. Hiertoe wordt het afvalmateriaal in stroken met een breedte van bijvoorbeeld 40..60 mm gesneden, welke stroken elkaar overdekkend worden opgewikkeld, waarbij de ene winding de voorafgaande gedeeltelijk overdekt, en waarbij de verschillende windingen 15 aan elkaar worden vastgelijmd, teneinde kegelvormige lichamen voor houders van verschillende soort te verkrijgen, die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt. Aan het smalste uiteinde worden deze houders voorzien van een inwendige schouder, waarop een bodem kan worden ondersteund. Aan het breedste uiteinde wordt bij voorkeur 20 eveneens een inwendige schouder aangebracht, waarop een deksel kan worden aangebracht. Dit geldt in het bijzonder voor het geval, dat de houders worden gebruikt voor het daarin opnemen van korrel- of deeltjesvormig materiaal.

De uitvinding verschaft een inrichting voor het vormen van 25 dergelijke kegelvormige lichamen van houders van deze soort, waarbij bij voorkeur afvalmateriaal van de voornoemde soort wordt gebruikt. Deze inrichting omvat een in draaiing te brengen vormonderdeel met een kegelvormig manteloppervlak, een onderstel voor het ondersteunen van een stuk materiaal in de vorm van een op een rol gewikkelde smal-50 le strook, die moet worden gebruikt voor het vormen van de kegelvormige houderlichamen door het opwikkelen daarvan op het vormonderdeel, welke inrichting voorts middelen omvat voor het losneembaar bevestigen van het beginstuk van deze strook op het smalste uiteinde van dit vormonderdeel, en middelen voor het bewerkstelligen van een verplaat-25 sing in de asrichting van dit vormonderdeel ten opzichte van de on- 8020245 — 2 — dersteuning tijdens de draaiing van dit onderdeel voor het opwikkelen van de strook tot een schroeflijnvormige wikkeling rond het kegelvormige manteloppervlak van het vormonderdeel, waarbij ervoor wordt gezorgd, dat de windingen elkaar slechts gedeeltelijk over-5 dekken, en met behulp van een kleefstof aan elkaar kunnen worden gehecht.

Het is een kenmerk van de uitvinding, dat het vormonderdeel aan het smalste uiteinde is voorzien van een cilindervormig gedeelte met een middellijn, die iets kleiner is dan de kleinste 10 middellijn van het kegelvormige manteloppervlak van het vormonderdeel, dat een geleidingsdeksel naar het smalste uiteinde van dit vormonderdeel kan worden bewogen, teneinde dit uiteinde af te dekken en de materiaalstrook te geleiden, terwijl deze op het vormonderdeel wordt gewikkeld, dat een paar klauwen aan het smalste uiteinde van het 15 vormonderdeel is aangebracht, waarvan er ëen vast is, terwijl de andere naar en van de vaste klauw kan worden bewogen, teneinde het beginstuk van de materiaalstrook op het vormonderdeel vast te klemmen, en dat in het cilindervormige gedeelte van het smalste uiteinde van het vormonderdeel een spleet is aangebracht, die naar het smalste 20 uiteinde van het vormonderdeel toe is geopend, zodat daarin hetbegin-stuk van de strook kan worden gestoken, en met behulp van een toe-voerarm naar binnen kan worden gevoerd, om tussen de klauwen te worden vastgeklemd.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toege-25 licht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij de verschillende onderdelen daarvan zich in de toestand bij het begin van de opwikkelbewerking bevinden; h fig. 2 een overeenkomstig zijaanzicht van deze inrichting, 30 doch nu in de stand van de verschillende onderdelen aan het einde van de opwikkelbewerking; fig. 3 een eindaanzicht van deze inrichting gezien vanaf de rechterzijde volgens fig. 1 en 2; fig. b een overeenkomstig zijaanzicht gezien vanaf de an-35 dere zijde} fig. 5 een zijaanzicht op iets grotere schaal van een ont-koppelonderdeel volgens fig. 4; fig. 6 het benedeneinde op grotere schaal van een strook-toevoerarm met een schaarvorming onderdeel volgens fig. 25 8020245 - 3 - fig. 7 een doorsnede volgens de lijn VII-VII van fig. 6, met de schaarmessen in de geopende toestand; .

fig. 8 een overeenkomstige doorsnede met de schaarmessen in de gesloten toestand; 5 fig· 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 3 door het smalste uiteinde van het vormonderdeel; fig. 10 een overeenkomstige doorsnede volgens de lijn X-X van fig. 3» fig. 11 een doorsnede volgens de lijn XI-XI van fig. 10; 10 fig. 12 een zijaanzicht van een kegelvormige houder, ge deeltelijk in doorsnede; en fig. 13 een deeldoorsnede op grotere schaal van een dergelijke houder, waaruit de ligging van de verschillende elkaar overdekkende windingen blijkt.

15 Een langwerpig onderstel 1 van de afgebeelde inrichting ondersteunt een door middel van een uit een zuigerstang 2 en een cilinder 3 bestaande eenheid in de langsrichting van het onderstel te verplaatsen slede k. Aan het ene einde van de slede k is een holle cilinder 5 draaibaar ondersteund, die van een kegelvormig mantel-20 oppervlak 6 is voorzien, en dient als een vormonderdeel voor de te vormen wikkelingen. De holle cilinder 5 is aan het breedste uiteinde 7 op een as 8 ondersteund, en kan door middel van V-snaren 9 door een motor 10 worden aangedreven. Het breedste uiteinde van de cilinder 5 is voorzien van een leiflens 11, terwijl aan het smalste^uit-25 einde 12 een eilindervormige flens 13 is aangebracht, waarvan de buitenmiddellijn kleiner is dan de kleinste middellijn van de kegelvor-mige mantel 6. Een van een flens 16 voorzien deksel 17 kan tegen de voorzijde van de flens 13 worden geplaatst met behulp van een uit een zuigerstang 1*l· en een cilinder 15 bestaande eenheid, welke flens 30 dient voor het geleiden van de opgewikkelde strook. In het midden is het deksel 17 voorzien van een uit een zuigerstang 18 van een cilinder 19 bestaande eenheid, waarvan de taak nog nader zal worden toegelicht.

Binnen de flens 13 aan het smalste uiteinde 12 van het vorm-35 onderdeel 5i welk smalste uiteinde van een bodem 20 is voorzien, is een vaste klauw 21 aangebracht, die. samen met een beweegbare klauw 22 dient voor het vastkleraraen van het beginstuk 23 van de materiaal-strook 24. De beweegbare klauw 22 bevindt zich aan het vrije uiteinde van een arm 251 waarvan het tegenovergestelde uiteinde scharnierend 8020245 C' * .

i .. 4 - op een op de bodem 20 bevestigde bout 26 is aangebracht. Een stalen veer 27 dringt de arm 25 tegen de vaste klauw 21 aan. Twee hefbomen 28 en 29 (fig* 9) zijn als een kniesamenstel met elkaar verbonden, en verbinden de arm 25 met een steun 30 op de bodem 20, zodat, wan-5 neer het scharnierpunt 31 tussen de hefbomen 28 en 29 met behulp van de zuigerstang 18 en tegen de werking van een stalen veer 32 in naar de in fig. 9 met onderbroken lijnen aangeduide stand wordt gedreven, de arm 25 samen met de bijbehorende klauw 22 van de vaste klauw 21 wordt wegbewogen. In deze onwerkzame stand (fig. 3) wordt de arm 25 10 door een grendelpal 33 gegrepen, waarvan het ene uiteinde scharnierend op een bout 3^ is aangebracht, welke bout in een steun 35 op de bodem 20 is bevestigd, terwijl een stalen veer 36 het tegenovergestelde uiteinde 37 naar de met doorlopende lijnen in fig. 10 aangeduide grendelstand tracht te drijven. Tegenover de tussenruimte tus-15 sen de klauwen 21 en 22 is de cilindervormige flens 13 voorzien van een spleet 39» waardoorheen het beginstuk 23 van de strook zijdelings naar binnen kan worden gestoken (d.w.z. van rechts in fig. 1).

Aan het ene uiteinde van het onderstel 1 is een toevoerarm 40 aangebracht, die dient om het beginstuk 23 van de strook 24 in een 20 stand tegenover de spleet 39 te plaatsen. Het boveneinde van de arm 40 is scharnierend op een horizontale as 38 ondersteund. De scharnier-beweging van de arm 40 geschiedt met behulp vaii een uit een zuigerstang 41 en een cilinder 42 bestaande eenheid en een op de as 38 be-: vestigde kruk 38. De toevoerarm 40 bestaat uit een gedeelte 4^·, dat 25 met de as 38 samenhangt, en een gedeelte 46, dat door middel van een scharnierpunt 45 scharnierend met het benedeneinde van het eerste gedeelte 44 is verbonden. Een uit een zuigerstang 47 en een cilinder i 48 bestaande eenheid kan het gedeelte 46 rond het scharnierpunt 45 doen draaien. Aan het benedeneinde draagt het armgedeelte 46 een 30 vast mes 49 van een schaar, alsmede het andere mesgedeelte van deze schaar, dat door middel van een uit een zuigerstang 50 en een cilinder 51 bestaande eenheid rond een as 52 kan worden gedraaid. Het beweegbare mes 53 draagt een beweegbare klemklauw 55* die door een veer 54 is voorgespannen, en met een vaste klauw 56 samenwerkt, die door 35 het vaste schaarmes 49 is ondersteund.

Aan de andere zijde van het onderstel 1 is aan het benedeneinde van een tuimelaar 57 een drukrol 58 ondersteund, die een druk-werking op het buitenoppervlak van de mantel 6 van het vormonderdeel 5 kan uitoefenen, wanneer de tuimelaar met behulp van een uit een 8020245 - 5 - zuigerstang 59 en een cilinder 60 bestaande eenheid is gedraaid.

Aan die zijde van het onderstel 1, waar de toevoerarm 40 is aangebracht, bevindt zich verder een ondersteuning 61 voor een ma-teriaalvoorraadrol 62, waarvan de strook 24 kan worden afgewikkeld.

5 Een spanner 63 houdt de strook 2b onder een geschikte spanning, terwijl deze op het vormonderdeel 5 wordt gewikkeld. Op een steunarm 6b is een lijmbak 65 aangebracht, waarbij een lijmopbrengrol 66 in deze bak steekt, teneinde lijm op het benedenoppervlak van de strook 24 te kunnen aanbrengen.

10 Een in fig. 1 aangeduide hulpmotor 67 dient om het vorm onderdeel 5 door tussenkomst van V-snaren 68 over een deel van een omwenteling te draaien, totdat een aanslag 69 op de as 8 met een vaste pal 72 in aanraking komt, en wel in een stand, waarin de spleet 39 van de flens 13 ziich in de beginstand bevindt, en voor het vrije 15 uiteinde van de toevoerarm bO toegankelijk is. Een uit een zuigerstang 70 en een cilinder 71 bestaande eenheid is ingericht voor het lossen van de vasthoudpal 72.

Om de werkingswijze van deze inrichting nader toe te lichten wordt eerst naar fig. 12 en 13 verwezen, waaruit blijkt op wel-20 ke wijze de verschillende strookwindingen van het materiaal elkaar gedeeltelijk overdekkend zijn aangebracht om een gerede houder 73 te vormen, die een kegelvormige wand omvat, waarbij voorts een aantal windingen een ringvormige schouder 75 begrenzen, die een bodem 76 van deze houder kan ondersteunen, terwijl een andere ringvormige 25 schouder 77 dient om desgewenst een deksel 78 van deze houder te ondersteunen.

De kartonstrook 2b wordt tussen de messen 49 en 53 van de schaar gevoerd, teneinde de strook door de schaar dwars af te snij-den, terwijl tegelijkertijd de klauw 55 het begineinde van de strook 30 tegen de vaste klauw 56 gedrukt houdt. De arm 40 trekt de strook 24 naar de in fig. 3 met onderbroken lijnen aangeduide stand, waardoor wordt verzekerd, dat het beginstuk 23 van de strook zich nauwkeurig tegenover de spleet 39 bevindt. De zuiger-cilinder-eenheid 2, 3 verplaatst de slede 4, en samen daarmede ook het vormonderdeel 5, over 35 een kleine afstand naar rechts in fig. 1, waardoor het beginstuk van de strook in de spleet en in de ruimte tussen de klauwen 21 en 22 wordt geschoven. Aan het einde van deze verplaatsing van het vormonderdeel 5 stuit een stelschroef 79 (fig* 11) op de toevoerarm 40 tegen de grendelpal 33» waardoor de arm 25 wordt vrijgemaakt, en de 8020245 - 6 - klauw 22 onder inwerking van de veer 27 het beginstuk 23 tegen de klauw 21 drukt. De eenheid 50» 51 verplaatst het mes 53 van de schaar, waardoor tevens de klauw 55 wordt verplaatst. De eenheid 47, 48 verplaatst het armgedeelte 46 naar opzij, terwijl tegelijkertijd 5 de toevoerarm 40 naar de beginstand wordt teruggebracht, die met doorgaande lijnen in fig. 3 is weergegeven. Het armgedeelte 46 blijft echter in de uitgangsstand volgens fig. 2 staan. De eenheid 14, 15 verplaatst het geleidingsdeksel 17 naar de stand tegen de flens 13» terwijl de eenheid 70« 71 de vasthoudpal 72 naar de met onderbroken 10 lijnen in fig. 5 aangeduide vrijgeefstand verplaatst, terwijl verder de motor 10 wordt ingeschakeld. Zodra het vormonderdeel 5 begint te draaien, en het opwikkelen van de strook rond het onderdeel 5 is begonnen, drukt de eenheid 59, 60 de aandrukrol 58 tegen het buitenoppervlak van de strook 24, zodat de verschillende windingen tegen 15 elkaar worden gedrukt, en door de op een oppervlak ervan aangebrachte kleefstof aan elkaar worden gelijmd. De beginwindingen 80 worden door de flens 16 en het deksel 17 geleid. Deze windingen worden zodanig aangebracht, dat zij elkaar volledig overdekken. De slede 4 wordt vervolgens door de eenheid 2, 3 verschoven, terwijl de draaiing 20 van het vormonderdeel 5 voortgaat, zoals in fig. 1 en 2 is aangegeven. De volgende windingen 81 zullen elkaar derhalve slechts gedeeltelijk overdekken. Nadat het kegelvormige lichaam 73 een voldoende hoogte heeft verkregen, wordt de asverplaatsing van de slede 4 onderbroken, en worden de volgende windingen zodanig aangebracht, dat zij elkaar 25 geheel overdekken, en de flens 84 vormen, die dient voor het ondersteunen van het deksel 78» Het armgedeelte 46 wordt rechtsom in fig.

2 weggeklapt, waarbij de strook 24 door de schaar 49, 53 wordt afgesneden. De draaiing van het vormonderdeel 5 gaat door, totdat het opwikkelen van het eindstuk van de strook is voltooid.

30 De eenheid 18, 19 voert de klauw 22 weer in de onwerkzame stand, waarbij door de werking van de veer 36 de grendelpal 33 de arm 25 vastgrijpt. Het deksel 17 wordt dan weer naar de uitgangsstand (fig. 1) teruggevoerd met behulp van de eenheid 14, 15. Tijdens het opwikkelen wordt de buitenmiddellijn van de flens 84 van de 35 wand van de houder groter dan de binnenmiddellijn 85 van de ringvormige flens 86, die aan het onderstel 1 is bevestigd. Het vormonderdeel 5 kan door déze ringvormige flens worden gevoerd, zodat, wanneer de slede 4 en derhalve ook het vormonderdeel 5 met behulp van de eenheid 2, 3 weer naar de beginstand (naar links in fig. 2) worden 8020245 .-7- verplaatst, het gerede lichaam 74. in de asrichting van het vormonderdeel 5 wordt weggedrukt, nadat de flens 84 ervan met de ringvormige flens 86 in aanraking is gekomen. De gerede houder glijdt dan aan het smalste uiteinde van het vormonderdeel af.

5 Zodra de slede 4 en het vormonderdeel 5 weer in de begin- stand zijn gekomen, kunnen de verschillende bewerkingsstappen van deze inrichting worden herhaald om een volgend lichaam 74 te vormen.

De afgeheelde en beschreven inrichting is uiteraard slechts als een uitvoeringsvoorbeeld bedoeld, waarbij de verschillende onder-10 delen van deze inrichting op vele wijzen binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gewijzigd. De leidingen, die een drukmiddel naar de verschillende cilinders voeren, zijn niet afgebeeld, ten- i einde de tekening niet te overladen. Het bedienen van in deze leidingen opgenomen kleppen, alsmede het bedienen van in de inrichting ï 15 opgenomen koppelmiddelen, kan elektrisch en zonodig met behulp van een rekentoestel worden bestuurd, teneinde de gehele wikkelbewerking automatisch te laten verlopen. De hulpmotor 67 kan worden weggelaten, wanneer de inrichting is voorzien van een koppeling, die is ingericht om de as 8, waarmede het vormonderdeel 5 wordt rondgedraaid, 20 in de beginstand ervan te plaatsen# 8020245

Claims (3)

1. Inrichting voor het vervaardigen van lichamen van kegelvormige houders met een inwendige ringvormige bodemschouder, welke inrichting is voorzien van een draaibaar aangedreven vormlichaam met een kegelvormig manteloppervlak, een onderstel voor het ondersteunen 5 van het materiaal in.de vorm van een op een rol opgewikkelde smalle strook, welke strook wordt gebruikt voor het vormen van de kegelvormige lichamen van de houders door opwikkeling ervan rond het vorm-onderdeel, een onderdeel voor het losneembaar bevestigen van het be-ginstuk van de strook op het smalste uiteinde van het vormonderdeel, 10 en een onderdeel voor het in de asrichting verplaatsen van het vormonderdeel ten opzichte van het onderstel tijdens het opwikkelen van het vormonderdeel, teneinde de strook in de vorm van schroeflijnvormige windingen rond het kegelvormige manteloppervlak van het vormonderdeel te wikkelen, en te verzekeren, dat de afzonderlijke win-15 dingen elkaar aldaar slechts gedeeltelijk overdekken, terwijl voorts C deze windingen door middel van een kleefstof met elkaar kunnen worden verbonden, met het kenmerk, dat het vormonderdeel aan het smalste uiteinde is voorzien van een cilindervormig gedeelte met een middellijn, die iets kleiner is dan de kleinste middellijn van het 20 kegelvormige manteloppervlak van het vormonderdeel, dat een gelei-dingsdeksel naar het smalste uiteinde van het vormonderdeel kan worden verplaatst, teneinde dit uiteinde af te dekken, en aldus de strook, terwijl deze op het vormonderdeel wordt opgewikkeld, te geleiden, dat een paar klemklauwen aan het smalste uiteinde van het 25 vormonderdeel is aangebracht, waarvan er een vast is, terwijl de andere ten opzichte van de vaste klauw kan worden verplaatst, teneinde het beginstuk van de materiaalstrook op het vormonderdeel te kunnen vastklemmen, dat in het cilindervormige gedeelte aan het smalste uiteinde van het vormonderdeel een spleet is aangebracht, die naar het 30 smalste uiteinde van het vormonderdeel toe open is, teneinde het beginstuk van de strook te kunnen invoeren, en dat een toevoerarm is aangebracht, waarmede het begineinde van deze strook, dat tussen de klauwen moet worden vastgeklemd, in de spleet kan worden ingevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 35 aan het vrije uiteinde de strooktoevoerarm is voorzien van een schaar voor het dwars afsnijden van de strook, en van middelen voor 8020245 -9.- het losneembaar vasthouden van het beginstuk van de strook, terwijl de toevoerarm de strook naar de klauwen beweegt.

3· Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een aanslag (bijvoorbeeld in de vorm van een stelschroef) op de 5 strooktoevoerarm is aangebracht, welke aanslag tijdens het begin van de asverplaatsing van het vormonderdeel, terwijl een grendelpal de beweegbare klauw gescheiden van de vaste klauw en tegen de werking van een veer in vasthoudt, de grendelpal kap. wegdrukken, teneinde met de beweegbare klauw het beginstuk van de materiaalstrook tegen 10 de.vaste klauw te kunnen vastklemmen. Inrichting volgens een van de conclusies 1.·3ι met het kenmerk, dat het geleidingsdeksel is voorzien van een verplaatsbare zuiger, die in de werkzame stand de beweegbare klauw van de vaste klauw kan wegbewegen naar een stand, waarin een grendelpal de 15 beweegbare klauw tegen de werking van de veer in in de onwerkzame stand kan vasthouden. 5» Inrichting volgens een van de conclusies 1·.^, met het kenmerk, dat het vormonderdeel is ingericht om door een vast ringvormig onderdeel te worden gedrukt, waarvan de binnenmiddellijn iets 20 groter is dan de buitenmiddellijn van het vormonderdeel aan het breedste uiteinde daarvan, een en ander zodanig, dat bij het terugverplaatsen van het vormonderdeel naar de uitgangsstand het breedste uiteinde van het vormonderdeel door dit ringvormige onderdeel zal bewegen, waardoor een gerede houder, die op het vormonderdeel wordt 25 ondersteund, in de asrichting naar het smalste uiteinde van het vormonderdeel zal worden weggedrukt. 8020245