NL8006077A - Elektrische flitsinrichting. - Google Patents
Elektrische flitsinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8006077A NL8006077A NL8006077A NL8006077A NL8006077A NL 8006077 A NL8006077 A NL 8006077A NL 8006077 A NL8006077 A NL 8006077A NL 8006077 A NL8006077 A NL 8006077A NL 8006077 A NL8006077 A NL 8006077A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- power source
- circuit
- electric
- flash
- capacitor
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H05—ELECTRIC TECHNIQUES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- H05B—ELECTRIC HEATING; ELECTRIC LIGHT SOURCES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; CIRCUIT ARRANGEMENTS FOR ELECTRIC LIGHT SOURCES, IN GENERAL
- H05B41/00—Circuit arrangements or apparatus for igniting or operating discharge lamps
- H05B41/14—Circuit arrangements
- H05B41/30—Circuit arrangements in which the lamp is fed by pulses, e.g. flash lamp
Landscapes
- Discharge-Lamp Control Circuits And Pulse- Feed Circuits (AREA)
- Stroboscope Apparatuses (AREA)
Description
.....‘-*4 ’ VO 1166
Titel : Elektrische flitsinrichting.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op apparatuur voor het teweegbrengen van flitslicht en meer in het bijzonder op een elektrische flitsinrichting die is ingericht om voor het bekrachtigen van een flitslamp flitslicht teweeg te brengen.
5 Flitsapparatuur heeft een ruime toepassing gevonden in verschil lende soorten van optische apparatuur voor de werking waarvan flitslicht is vereist. In het bijzonder op het gebied van de fotografie wordt gebruikt gemaakt van kunstlicht om een te fotograferen object te belichten. Een kunstlichtbron die momenteel op grote schaal wordt gebruikt 10' is de z.g, flitsbuis.
Bij elektrische flitsinrichtingen is het algemeen gebruikelijk om voor fotografische doeleinden een belichting met hoge intensiteit te verkrijgen door middel van een inrichting, waarbij een geladen condensator wordt ontladen via een met gas gevulde flitsbuis. Ter verkrijging van de 15 betrekkelijk hoge gelijkspanning die nodig is om de flitscondensator telkens voor elke ontlading over de flitsbuis te laden wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een laagspanningsgelijkstroombron samen met geëigende ketenvoorzieningen.
Teneinde op efficiënte wijze met behulp van flitslicht te fotogra— 20 feren is het nodig om ongeacht de flitstijd van de flitsbuis,de hoeveelheid flitslicht van de flitsbuis te regelen.
Het zal duidelijk zijn, dat wanneer een elektrische flitsinrichting onder normale omstandigheden wordt gebruikt, voor de flitsinrichting is vereist een flitslichtbelichtingsbesturingsketen voor het meten 25 van het door de flitsbuis teweeg gebrachte licht, ter verkrijging van een efficiënte flitslichtregeling.
Bij een conventionele flitsinrichting wordt aandrijfvermogen toe-_ gevoerd vanaf een hoofdopslagcondensator die wordt gebruikt om de flits buis het flitslicht te doen teweeg te brengen. Het is derhalve niet aan-30 trekkelijk om het aandrijfvermogen toe te voeren aan de belichtingsbe-sturingsketen, aangezien de kans groot is, dat de door de hoofdopslag-condensator gevormde vermogensbron niet in staat is om de belichtings-besturingsketen te bekrachtigen.
Verder bestaat bij een dergelijke conventionele, elektrische 35 flitsinrichting het bezwaar, dat de ketenconfiguratie betrekkelijk gecompliceerd is, aangezien de inrichting zodanig is ingericht, dat tij- 8006077 - 2 - dens flit sbuisf lit sen de spanning vanaf een voor het opslaan van elektrische lading dienende hoofdcondensator wordt toegevoerd aan een flits-lichthesturingsketen.
Het is een doel van de uitvinding cm een elektrische flitsinrich-5 ting met hoogvaardige prestatie-eigenschappen beschikbaar te stellen en welke inrichting op doeltreffende wijze de hoeveelheid flitslicht kan beheersen.
Tevens is met de uitvinding beoogd een elektrische flitsinrich-ting met hoogvaardige prestatie-eigenschappen beschikbaar te stellen en 10' in welke inrichting op efficiënte wijze het elektrische vermogen van een vermogensbronketen kan worden gebruikt als aandrijfvermogensbron door een flitslichtbesturingsketen.
Een volgens de uitvinding beschikbaar gestelde elektrische flits-inrichting bevat elektrisch vermogen toevoerende middelen voor het toevoe-15 ren van elektrisch vermogen, voor het opslaan van elektrische energie dienende opslagmiddelen, flitslicht teweegbrengende middelen voor het omzetten van de elektrische energie in lichtenergie, trekkersignaal-teweegbrengende middelen voor het teweegbrengen van een trekkersignaa! voor genoemde flitslicht teweegbrengende middelen, flitslicht besturende 20 middelen voor het besturen van flitslicht, aandrijfvermogensbrormiddelen voor het bekrachtigen van genoemde flitslicht besturende middelen, en vermogensbron' besturende middelen.
Ter nadere toelichting van de uitvinding zullen in het onderstaande enige specifieke uitvoeringsvormen daarvan worden beschreven met verwij-25 zing naar de tekening. In de tekening is : fig. 1 een elektrisch schema van een uitvoeringsvorm van een elektrische flitsinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een elektrisch schema van een modificatie van de in fig. 1 weergegeven elektrische flitsinrichting; 30 fig. 3 een elektrisch schema van een andere uitvoeringsvorm van een elektrische flitsinrichting volgens de uitvinding; fig. U een kromme die karakteristiek is voor een conventionele elektrische flitsinrichting; fig. 5 een kromme die karakteristiek is voor een elektrische 35 flitsinrichting volgens de uitvinding; fig. 6 een kromme'die karakteristiek is voor een elektrische flitsinrichting volgens de uitvinding; 8006077 - 3 - r fig. 7 een elektrisch, schema van een andere uitvoeringsvorm van een elektrische flit sinrichting volgens de uitvinding; fig. 8 een elektrisch schema van een verdere uitvoeringsvorm van een elektrische flit sinrichting volgens de uitvinding; en 5 fig. 9 een elektrisch schema van een modificatie van de elek trische flitsinrichting volgens fig. 8.
In fig. 1 is een schema weergegeven van een elektrische flits-inrichting volgens de uitvinding. De elektrische flitsinrichting omvat, in hoofdzaak elektrisch vermogen toevoerende middelen voor het toevoeren 10 van elektrisch vermogen, elektrische energie-opslagmiddelen voor het opslaan van elektrische energie die wordt toegevoerd vanaf genoemde, elektrisch vermogen toevoerende middelen, flitslichtgeneratormiddelen voor het omzetten van elektrische energie, zoals opgeslagen in genoemde elektrische energie-opslagmiddelen in lichtenergie, trekkersignaalgenerator— 15 middelen voor het toevoeren van een trekkersignaal aan genoemde flitslichtgeneratormiddelen, en flitslichthesturingsmiddelen voor het besturen van de hoeveelheid flitslicht.
De vermogenstoevoermiddelen omvatten een gelijkstroomvoedingsbron-keten A voor het toevoeren van geli jkstroonrvermogen, een spanningsamzet-20 keten B die is ingericht cm een gelijkspanning, afkomstig van de gelijk-stroomvermogensbronketen A om te zetten en te versterken tot een hoge wisselspanning, en een gelijkrichtketen C, die is ingericht om de hoge wisselspanning om te zetten in een hoge gelijkspanning.
De elektrische energie-opslagmiddelen omvatten een elektrische 25 lading-opslagketen D voor het opslaan van een elektrische lading en voor het toevoeren van de elektrische energie aan de flitslichtgeneratoimid-delen. De flitslichtgeneratormiddelen omvatten een flitsbuisketen F voor het teweegbrengen van flitslicht. De trekkersignaalgeneratormiddelen omvatten een trekkersignaalgeneratorketen E voor het bekrachtigen van de 30 flitsbuisketen F. De flitslichtbesturingsmiddelen omvatten een onderdrukt kingsketen G voor het blokkeren van de flitsbuisketen F, een trekkersignaalgeneratorketen H voor het trekken van de onderdrukkingsketen G, een licht-ontvangketen I voor het meten van flitslicht, zoals teweeg gebracht door de flitsbuisketen F en welk licht daarna door een te fotograferen object 35 (niet weergegeven in de tekening) is gereflecteerd, alsook voor het besturen van de voor de onderdrukkingsketen werkzame trekkersignaalgeneratorketen H, een integreer keten K voor het vertragen van het moment, waarop 80 G 5 0 7 7 - k - de trekkersignaalgeneratorketen H werkzaam wordt, een aandrijfvermogens-bronketen L voor het toevoeren van elektrisch vermogen aan de lichtont-vangketen I, en een vermogensbronbesturingsketen M voor het regelen van de bedieningstijd van de aandrijfvermogensbronketen M.
5 De vermogensbronketen A is voorzien van een batterij 10 en een eerste vermogensbronschakelaar 11 die in serie met de batterij 10 is verbonden.. De spanningsamzetketen B omvat in hoofdzaak een oscillatorketen 0C. Meer in het bijzonder omvat de spanningsamzetketen B een oscillator-transformator 12 met tenminste twee wikkelingen, zoals een primaire 10' wikkeling 12a, een secundaire wikkeling en een besturingswikkeling 12c, een oscillatorschakelelement, dat is uitgevoerd in de vorm van een ©scillatortransistor 13, een ©scillatorcondensator 1U en een stroambe-grenzende weerstand 15. Een ene aansluiting van de primaire wikkeling 12a is via de eerste vermogensbronschakelaar 11 verbonden met een nega-15 tleve aansluiting van de batterij 10 en een andere aansluiting van de primaire wikkeling 12a is verbonden met een collectorelektrode, zodat de oscillatorketen 0C is gevormd. Een ene aansluiting van de secundaire wikkeling 12b is verbonden met de ene aansluiting van de besturingswikkeling 12c en de andere aansluiting van de besturingswikkeling 12c is 20 via de vermogensbronschakelaar 11 verbonden met de negatieve aansluiting van de batterij 10. De spanningsamzetketen B bestaat in hoofdzaak uit een oscillatorketen van de soort met spanningsterugkoppeling.
De gelijkrichtketen C omvat een elektrische buis die is uitgevoerd in de vorm van een diode 16 en waarvan een anode-elektrode is verbonden 25 met de andere aansluiting van de secundaire wikkeling 12b van de oscil-latortransformator 12. De elektrische lading-opslagketen D omvat een hoofdopslagcondensator 17, een stroombegrenzende weerstand 18 en een indicatorlamp, die is uitgevoerd in de vorm van een neongloeilamp 19 die via de stroombegrenzende weerstand 18 is verbonden met de hoofdop-30 slagcondensator 17'. Een ene aansluiting van de condensator 17 is verbonden met de kathode-elektrode van de diode 16, en de andere aansluiting van de condensator 17 is verbonden met de negatieve aansluiting van de batterij 10.
De trekkersignaalgeneratorketen E is voorzien van een beveiligings-35 weerstand 20 waarvan een ene aansluiting is verbonden met de ene aansluiting van de hoofdopslagcondensator 17, een eerste trekkercondensator 21 waarvan een ene aansluiting is verbonden met de andere aansluiting van 8006077 Λ % -5- de laadcondensator 21een eerste trekkertransformator 22 met een ingangs-wikkeling 22a en een uitgangswikkeling 22¾, een synchroniseer schakelaar 23 die is ingericht om in synchronisme met een kameraslu.iter aan- en uit te worden geschakeld. De flitsbuisketen F omvat een flitsbuis 2bt die 5 is voorzien van een tweetal hoofdstroom geleidende elektroden 2Ua en 2kb, alsook een trekkerelektrode 2kc die buiten en in de nabijheid van de flitsbuis 2k is aangebracht. De trekkerelektrode 2kc is verbonden met de ene aansluiting van de uitgangswikkeling 22b van de trekkertransformator 22, en de flitsbuis 2b is in parallelverband met de hoofdopslagcondensator 10 17 verbonden. De onderdrukkingsketen G .omvat een onderdrukkingsbuis 25 die in parallelverband is verbonden met de flitsbuis 2k van de flitsbuisketen E.
Vanzelf sprekend moet de onderdrukkingsbuis 25 aan zekere voorwaarden voldoen. Teneinde doeltreffend te kunnen werken dient de onderdruk-• 15 kingsbuis 25 een impedantie te bezitten die in vergelijking met die van de flitsbuis 2b laag is. De voor de onderdrukkingsketen dienende trekker-signaalgeneratorketen H omvat een beveiligingsweerstand 26, een tweede trekkerschakelaarelement, dat is uitgevoerd in de vorm van een thyristor 27 en dat via de beveiligingsweerstand 26 parallel is verbonden met de on-20 derdrukkingsbuis 25, een tweede trekkercondensator 28 en een tweede trekkertransf ormator 29, waarvan een ingangswikkeling 22a via de tweede trek-kereondensator 27 parallel is verbonden met de thyristor 27, en waarvan een uitgangswikkeling 29a is verbonden met een trekkerelektrode 25c van de onderdrukkingsbuis 25.
25 De lichtontvangketen I omvat een lichtgevoelig element, dat is uitgevoerd in de vorm van een fototransistor 31 die via een poortweerstand 30 is verbonden met een poort elektrode van de thyristor 27, en een inte-greerketen K met een weerstand 31 en een integreercondensator 33, welke componenten via de poortweerstand 30 zijn aangesloten tussen de poortelek-30 trode en een kathode-elektrode van de thyristor 27·
De aandrijfvermogensbronketen L is verbonden met de vermogensbron-keten A en omvat een stroombegrenzende weerstand 35, een tweede vermogens-sehakelaar die is uitgevoerd in de vorm van een transistor 3^, waarvan een collectorelektrode via de stroombegrenzende weerstand 35 is verbonden 35 met de negatieve aansluiting van de batterij 10, een beveiligingsweerstand 38 die is verbonden met een emitterelektrode van de transistor 3b en de positieve aansluiting van de batterij 10, een laadcondensator 37 die is 3005077 - 6 - aaagesloten tussen de negatieve aansluiting Tan de ‘batterij. 10. en de emitt er elektrode Tan de transistor 3U, en een afvlake enden s at or 38, die parallel is verbonden met de weerstand 35. De collectorelektrode van de transistor 3k is verder verbonden met de fototransistor 31 van de lichtont-5 vangketen I. -. -.
De vermogensbronbesturingsketen M- is aangebraeht tussen de aan-dri jfvermogensbronketen I en de trekkersignaalgeneratorketen E, en omvat een besturingscondensator 39 voor het besturen van de bulpspanning van de basiselektrode van de transistor 3^, en een beveiligingsweerstand 10 ^0. De besturingscondensator is verbonden met de basiselektrode van de transistor 3^· en de beveiligingsweerstand Uo is verbonden met de besturings-eondensator 39 en een knooppung Jg, dat zich bevindt tussen de beveiligingsweerstand 20 en een eerste trekkercondensator 21 van de trekkersig— naalgeneratorketen E.
15 Teneinde het geheel in bedrijf te stellen wordt, de eerste vermogens- brenschakelaar 11 door handbediening omgeschakeld. Wanneer de eerste ver-mogensbronschakelaar 11 in de uit-toestand staat, is de oscillatorketen 0C eveneens in werking, aangezien de voedingsstroom niet wordt toegevoerd aan de spanningsomzetketen B. Het tweede vermogensbronschakelelement, dat 20 is uitgevoerd in de vorm van de transistor 3^ en dat deel uitmaakt van de aandrij fvermogensbr onket en L, is eveneens niet-geleidend, aangezien in de besturingscondensator 39 geen elektrische lading is opgeslagen. Wanneer de transistor 3^ niet-geleidend is, wordt de laadcohdensator 37 opgeladen met een polariteit die is aangegeven in fig. 1.
25 Door de eerste vermogensbronschakelaar 11 in de aan-toestand te schakelen ontvangt de basiselektrode van de oscillatortransistor 13 een bulpspanning, waardoor deze transistor 13 geleidend wordt aangezien de basisstroam aan de transistor 13 vanaf de batterij 10 van de vermogens-bronketen A via de weerstand 15 en de besturingswikkeling 12c van de 30 oscillatortransformator 12 wordt aangelegd. Wanneer de transistor 13 geleidend wordt, vloeit door de primaire wikkeling 12a van de oscillatortransformator 12 een stroom vanaf de batterij 10, en gelijkstijdig hiermede vloeit stroom door de besturingswikkeling 12c, de oscillatorcondensator 1^, de batterij 10 en de weerstand 15, waarbij de oscillatorcondensator 35 1^ elektrisch wordt geladen, waarbij de spanningsomzetketen B de oscil latie doet aanvangen en de hoge wisselspanning wordt geproduceerd vanaf de secundaire wikkeling 12b van de oscillatortransformator 12. In dit 8005077 - 7 - geval is de bestüringswikkeling 12c werkzaam om de oscillatorverking te stabiliseren; de bestüringswikkeling 12c is niet altijd vereist. De door de stroomcapaciteit van de wikkeling van de transformator 12 of de os-cillatorcondensator 1U veroorzaakte oscillatorspanning is tevens werkzaam 5 om de oscillatortransistor 13 in de aan- en uit-toestand te brengen. De hoge wisselspanning wordt door de diode 16 van de gelijkrichtketen C gelijk gericht teneinde een hoge gelijkspanning teweeg te brengen.
Aangezien elke wikkeling van de oscillatortransformator 12 zodanig is gewikkeld, dat de basisstroom toeneemt, wordt de transistor 13 ge-10 leidend als gevolg van de positieve terugkoppelwerking, zoals veroorzaakt door de transformator 12. De collectorstroom neemt vrijwel lineair met de tijd en de in de bestüringswikkeling 12c geïnduceerde spanning toe.
De transientcomponent van de basisstroom van de transistor 13 neemt af wanneer de basisstroom een piekwaarde bereikt, welke is bepaald door de 15 geïnduceerde spanning en de grootte van de weerstand 15. Met andere woorden wordt de toename van de collect or stroom niet—lineair en deze stroom neemt niet verder toe. Als gevolg daarvan zal de in de bestu-ringswikkeling 12c geïnduceerde spanning afnemen, hetgeen tot gevolg heeft, dat de basistrocm van de transistor 13 afneemt, waarna de collec-20 tor strocm snel af neemt. Door de afname van de collect or stroom komt de transistor 13 in de niet-geleidende toestand.
Wanneer de transistor 13 niet-geleidend is, wordt de door de be-sturingswikkeling 12c van de oscillatortransformator 12 vloeiende stroom abrupt afgebroken, waarna de in de oscillatorcondensator l4 opgeslagen 25 energie aan de bestüringswikkeling 12c een spanning doet ontstaan, die met betrekking tot de oscillatortransformator 12 is omgekeerd, en de elektrische lading wordt opgeslagen in de oscillatorcondensator lU. In deze situatie wordt de laadstrocm van de condensator de oscillatorstroom, indien deze aan zijn lot wordt overgelaten, aangezien de transistor 13 30 niet-geleidend is. In deze situatie wordt de in de primaire wikkeling 12a van de oscillatortransformator 12 vloeiende stroom eveneens in polariteit omgekeerd bij een halve cyclus van de oscillatie van de laadstrocm, en de spanning die door deze stroom aan de bestüringswikkeling 12c verschijnt, is werkzaam om de transistor 13 in de doorlaatrichting voor 35 te spannen. Daardoor wordt de transistor 13 opnieuw zodanig voorgespannen, dat deze in de geleidende toestand komt.
De in de secundaire wikkeling 12b geïnduceerde wisselspanning, 8 0 ü 5 0 7 7 - 8 - wordt gelijkgericht door de diode 16 en daardoor vloeit stroom in een las, gevormd door de secundaire wikkeling 121 van de oscillatortransfor-mator 12, de hoofdopslagcondensator 17, de batterij 10, de emitter-basis-baan van de oscillatortransistor 13 en de diode 16. Door deze lading 5 wordt elektrische lading opgeslagen in de hoofdopslagcondensator 17 van de laadketen D met een polariteit, zoals is weergegeven in fig. 1, en op dezelfde tijd wordt elektrische lading opgeslagen in de schakelbe— sturingscondensator 39 en wel via de weerstand Uo van de vermogensbron-besturingsketen M. Bovendien wordt elektrische lading opgeslagen in de 10 trekkereondensator 21 en in de trekkercondensator 28. Wanneer de schakel-besturingseondensator 39 is geladen, wordt positieve potentiaal aangelegd aan de basi'selektrode van de transistor 3^ en daardoor wordt deze transistor 3^ zodanig voorgespannen, dat deze niet-geleidend wordt.
Wanneer de hoofdopslagcondensator 17 volledig is geladen tot de 15' voorafbepaalde en geschikte spanningswaarde, licht de neongloeilamp 19 op, waardoor wordt aangegeven, dat de inrichting in gereedheid is cm de flitsbuis 2b te kunnen ontsteken. Hierna kan de flitsbuis 2k worden ontstoken door de schakelaar 23 in synehronisme met de werking van de kame-rasluiter te sluiten. Het zal duidelijk zijn, dat de schakelaar 23 20 slechts kortdurend gedurende de werking van de kamerasluiter behoeft te worden gesloten. Door het sluiten van de schakelaar 23 kan de in de met de condensator 21 opgeslagen elektrische lading worden afgevoerd via de schakelaar 23 en de ingangswikkeling 22a. Hierna verschijnt een hoogspan-ningspuls, zoals 3000 volt, door inductie aan de uitgangswikkeling 22b van 25 de trekkertransformator 22 en deze spanning wordt gelegd aan de trekker-elektrode 2bc van de flitsbuis 2k. De hoofdopslagcondensator 17 kan vervolgens worden ontladen via het gas dat zich tussen de hoofdstrocm-gelei-dende elektroden 2ba. en 2hb bevindt, zodat een heldere verlichtingsflits teweeg wordt gebracht.
30 Wanneer de elektrische lading van de hoofdopslagcondensator 17 wordt afgevoerd, neemt de spanning van de hoofdopslagcondensator 17 af.
In deze situatie wordt een gesloten lus gevormd via de schakelbesturings-condensator 39» beveiligingsweerstand bo, de ingangswikkeling 22a van de trekkertransformator 22, de schakelaar 23, de stroombegrenzende weerstand 35 35 en de collector-basisbaan van de transistor 3^, welke lus bestaat gedurende de tijd waarin de schakelaar 23 is gesloten.
Zulks betekent, dat de elektrische lading, die is opgeslagen in de 80060^7 - 9 - schakelbesturingscondensator 39 via de bovenomschreven gesloten lus wordt af gevoerd, als gevolg waarvan de negatieve potentiaal verschijnt aan de basiselektrode van de transistor 3^, die deel uitmaakt van de aan-drijfvermogensbronketen L. Door de negatieve potentiaal wordt de transis-5 tor 27 geleidend. Wanneer de transistor 3^ geleidend wordt, wordt de elektrische lading, die is opgeslagen in de laadcondensator 37, afgevaerd naar de fototransistor 31 van de lichtontvangketen I en wel via de emitter-collectorbaan van de transistor 3^. De fototransistor 31 meet het licht dat wordt gereflecteerd van een te fotograferen object (niet weergegeven 10 in de tekening) en deze transistor wordt geleidend. Als gevolg hiervan wordt ontladingsstroom via de fototransistor 31 toegevoerd aan de inte-greerketen K, waarbij een poortsignaal wordt aangelegd aan de poort elektrode van de thyristor 27 van de trekkersignaalgeneratorketen H, teneinde de van de integreer keten K deel uitmakende thyristor 27 met een zekere 15 tijdsvertraging in de geleidende toestand te schakelen.
Wanneer de thyristor 27 geleidend wordt wordt de elektrische lading, die is opgeslagen in de tweede trekkercondensator 28 afgevoerd via de thyristor 27, de ingangswikkeling 29a, waardoor in de uitgangs-wikkeling 29b een hoogspanningspuls wordt teweeg gebracht. De in de 20 uitgangswikkeling 29b geïnduceerde hoogspanningspuls wordt aangelegd aan de trekkerelektrode 25c van de onderdrukkingsbuis 25 van de onderdruk-kingsketen 0 en deze onderdrukkingsbuis 25 wordt daardoor in de geleidende toestand gebracht. Wanneer deze onderdrukkingsbuis 25 geleidend wordt, wordt de ontladingsstroombaan vanaf de hoofdopslagcondensator 17 van de 25 elektrische lading-opslagketen D overbrugd door de onderdrukkingsbuis 25 teneinde de flitswerking van de flitsbuis 2k van de flitsbuiskaten F te stoppen, aangezien de inwendige weerstand van de onderdrukkingsbuis 25 kleiner is dan die van de flitsbuis 2k. Bovendien is de afvlakcondensator 37 werkzaam om de gelijkspanning, die moet worden aangelegd aan de foto-30 transistor 31, te stabiliseren en wel door het elimineren van fluctuaties in de spanning van de gelijkstroamvermogensbronketen A; de spanning van deze keten A fluctueert n.l. wanneer de oscillatorketen 00 van de span-ningsomsetketen B de oscilleerwerking doet ontstaan.
Bij de in fig. 1 weergegeven elektrische flitsinrichting omvat de 35 aandrijfvermogensbronketen L voor het aandrijven van de lichtgevoelige keten I, de laadcondensator 37, die parallel is verbonden met de batterij 10 van de gelijkstroomvermogensbronketen A en het tweede vermogensbrcn- son ~ - 1Q - schakelelement, dat is uitgevoerd in de vorm van de transistor 34 die is verbonden met de laadcondensator 37· De ont ladings stroom yanaf de laadcondensator 37 wordt aan liet fotogevoelige element, dat is uit gevoerd in de vorm van de fototransistor 31 van de lichtontvangketen I toegevoerd, 5 doordat de transistor 34 vrijwel in synchronisme met de bediening van de flitsbuisketen F in de geleidende toestand wordt geschakeld.
Aldus is liet mogelijk cm het elektrisch vermogen dat is vereist voor het stabiliseren van de werking van de lichtontvangketen I af te leiden van de laag-ohmige aandrijfvermogensbronketen L·, zonder dat het 10 nodig is gebruik te maken van een gedeelte van de hoofdopslagcondensator 17' van de elektrische lading-opslagketen D. Het zal derhalve duidelijk zijn dat de stijgtijd van de aan de lichtontvangketen I aangelegde span-ning klein kan zijn en dat daardoor een aanzienlijke lichtopbrengst kan worden verkregen, aangezien adekwaat elektrisch vermogen wordt toegevoerd 15 aan de- lichtontvangketen I teneinde de nauwkeurige besturing van het flitslicht van de flitsbuis 24 te verkrijgen.
Fig. 2 toont een modificatie van de inrichting volgens fig. 1.
Bij de in fig. 2 weergegeven inrichting is een vermogensbronbesturings-keten M aangebracht tussen een aandrijfvermogensbronketen L en een elek-20 trische-ladingsopslagketen D. Meer in het bijzonder omvat de aandrijfvermogensbronketen L een tweede vermogensbronschakelaar die is uitgevoerd in de vorm van een transistor 34, waarvan een collector-emitterbaan parallel is verbonden met een batterij 10 van een vermogensbronketen A en wel via de weerstanden 35 en 38, en een laadcondensator 37, die via de weer-25· stand 38 met de batterij 10 is verbonden. De vermogensbronbesturingsketen M bevat een besturingscondensator 39, waarvan de ene aansluiting is verbonden met een basiselektrode van de transistor 34, een beveiligingsweer-stand 40, die is aangesloten tussen de andere aansluiting van de besturingscondensator 39 én een knooppunt dat zich bevindt tussen een gelijk-30 richtketen C en de elektrisehe-ladingopslagketen D, en een diode 41 die in parallelverband is verbonden met de weerstand 40.
Wanneer bij de inrichting volgens fig. 2 de hoofdopslagcondensator 17' volledig is geladen, kan de flitsbuis 2k worden ontstoken door een schakelaar 23 in synchronisme met een kamerasluiter te sluiten. Door het 35 sluiten van de schakelaar 23 zal de elektrische lading, die is opgeslagen, in een trekkercondensator 21,worden afgevoerd via de schakelaar 23 en een ingangswikkeling 22a van een trekkertransformator 22, zodat een hoge span- 8003077 - 11 - ningspuls verschijnt aan de trekker elektrode 2kc van een flit struis 2!+.
De hoofdopslagcondensator 17' kan zich ontladen via de flit struis 2b, waardoor een heldere belichting ontstaat.
Nadat de hoofdopslagcondensator 17 is ontladen wordt de spanning 5 van de hoofdopslagcondensator 17 laag, waardoor de elektrische lading die is opgeslagen in de besturingscondensator 39 automatisch wordt afgevoerd via de diode 1*1, een beveiligingsweerstand 20, een ingangswikke-ling 22a van den eerste trekkertransformator 22, een schakelaar 23, de weerstand 35 en een collector-basisbaan.
10’ Als gevolg van het ontladen van de besturingscondensator 39 ont staat een negatieve potentiaal bij de basisketen van de transistor 3b, als gevolg waarvan deze transistor 3^· geleidend wordt. Wanneer de transistor 3^· geleidend is geworden wordt de ont ladings stroom vanaf de laad-condensator 37 toegevoerd aan de fototransistor 31 van de lichtontvang-15 keten I. Wegens de elektrische lading die is opgeslagen in de besturingscondensator 39 wordt de responsiesnelheid van de inrichting in deze. situatie hoog en de werking van de inrichting wordt gestabiliseerd.
Fig. 3 is illustratief voor een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en de elektrische flitsinrichting omvat, evenals de 20 inrichting volgens fig. 2, een vermogensbronketen A voor het toevoeren van gelijkstroonrvermogen aan een paar belastingen, een spanningsomzetketen B voor het omzetten van een gelijkspanning in een wisselspanning, een gelijk-richtketen C voor het gelijkrichten van de wisselspanning, afkomstig van de spanningsomzetketen B,in een gelijkspanning, een elektrische-lading-25 opslagketen D voor het opslaan van de elektrische energie die moet worden toegevoerd aan een belasting, een trekkersignaalgeneratorketen E voor het teweegbrengen van een trekker signaal, een flitsbuisketen F met een flits-buis 2b, een onderdrukkingsketen G- voor het blokkeren van de flitsbuis 2b, een onderdrukkingssignaalgeneratorketen H voor het bedienen van de on-30 derdrukkingsketen G-, een lichtontvangketen I, een aandrijfvermogensbron-keten L voor het toevoeren van vermogen aan de lichtontvangketen I, en een vermogensbronhesturingsketen M voor het besturen van de aandrijfver-mogenshronketen L. Meer in het bijzonder omvat de aandrijfvermogensbron-keten L een tweede vermogensbronsehafcelaar die is uitgevoerd in de vorm 35 van een transistor 3^· en die via een beveiligingsweerstand 35 in paral-lelverband is verbonden met een batterij 10, een spanningsstabiliserende eenheid voor het stabiliseren van de spanning van het vermogensbron- 8 0 0 o Γ " - 12 - schakelelement, en oscillatiestopmiddelen voor het tot stilstandhrengen van de oscillatie van de 'spanningsamzetketen B vanneer de trekkersignaal-generatorketen E werkzaam is. De spanningsstabiliserende eenheid omvat een weerstand k2 die is verbonden tussen een basiselektrode en een emit-5 ter elektrode, alsook een condensator die parallel is verbonden met de weerstand h2. De oscillatiestopmiddelen omvatten een diode kk, waarvan een anode-elektrode is verbonden met een collectorelektrode en waarvan een kathode^elektrode is verbonden met een basiselektrode van een transistor 13 van de spanningsamzetketen B. De vermogensbronbesturingsketen 10 M is aangebracht tussen de vermogensbronketen L en de trekkersignaalgene-ratorketen E. In de vermogensbronketen M zijn een in serie met elkaar verbonden besturingscondensator 39 en een beveiligingsweerstand ^0 aangesloten tussen een basiselektrode van de transistor 3b en een knooppunt van een beveiligingsweerstand 20 en een trekkercondensator 21 van 15 de trekkersignaalgeneratorketen E.
Wanneer de eerste vermogensbronschakelaar 11 wordt ingeschakeld zal bij de elektrische flitsinrichting volgens fig. 3 een elektrische stroom vloeien, door een weerstand 15, een besturingswikkeling 12c en een oscillatorcondensator 1 b-, waarbij de transistor 13 een schakelwer-20 king veroorzaakt, waardoor de oscilleerverking van een oscillatorketen 0C begint. De besturingswikkeling 12c van de oscillatortransformator 12 is niet altijd vereist. Een hoge wisselspanning, zoals teweeg gebracht door een secundaire wikkeling 12b van de oscillatortransformator 12 wordt gelijkgericht door de gelijkrichtketen C en een hoge gelijkspanning 25 wordt teweeg gebracht, waardoor elektrische lading wordt opgeslagen in een hoofdopslagcondensator 17 van de elektrische-ladingopslagketen D. De elektrische lading hoopt zich ook op in de besturingscondensator 39 via de beveiligingsweerstanden 20 en 1*0. Als gevolg van de elektrische lading van de besturingscondensator 39 verschijnt aan de basisketen van de tran-30 sistor 3^ een positieve potentiaal, waardoor deze transistor 3^ in de niet-geleidende toestand wordt gehouden. Tevens wordt elektrische lading opgeslagen in de eerste trekkercondensator 21 en de tweede trekkercondensator 28.
Wanneer in deze situatie de schakelaar 23 wordt gesloten, wordt de 35 elektrische lading van de eerste trekkercondensator 21 afgevoerd via een ingangswi'kkeling 22a van een trekkertransformator 22 en de schakelaar 23, waardoor over een uitgangswikkeling 22b van de trekkertransformator 22 een 8 0 o 6 0 7 7 - 13 - hoge spanningspuls ontstaat. De hoge spanningspuls wordt toegevoerd aan de trekkerelektrode 24c van de flitsbuis 2k en de flitshnis 24 doet flitslicht ontstaan, zoals is geïllustreerd door een kromme 1^ van fig. 4.
Wanneer de synchrone schakelaar is gesloten is een gesloten lus 5 gevormd door de schakelaar 23, de ingangswikkeling 22a van de trekker-transformator 22, de heveiligingsweer stand 1*0, de besturingscondensator 1*0, de transistor 34, de heveiligingsweer stand 35· De elektrische lading . ^ van de besturingscondensator 39 wordt via deze gesloten lusketen afge voerd zolang als de schakelaar 23 is gesloten, en als gevolg daarvan 10 wordt een negatieve potentiaal geïnduceerd in de basisketen van de transistor 34, waardoor deze transistor 34 in de geleidende toestand komt.
In de situatie, waarin deze transistor 3b geleidend is geworden als gevolg van de variatie van de basispotentiaal daarvan, wordt een stroomlus gevormd via een basiselektrode van de transistor 13, de diode 1*4, de 15 collector-basisbaan van de transistor 34, de condensator 43 en de weerstand 42. Als gevolg van de stroom die door deze stroomlusket en vloeit wordt een positeive potentiaal gelegd aan de basis en de oscilleerwerking wordt gestopt aangezien de oscillatortransistor 13 is kortgesloten.
Wanneer de transistor 34 geleidend wordt, wordt bovendien een ge-20 stabiliseerde spanning, zoals geïllustreerd door een kromme lg in fig. 5, via de diode 44 aangelegd aan de fototransistor 31, als gevolg waarvan een stroom via de transistor 34 en de fototransistor 31 vloeit naar een poortelektrode van de thyristor 27 van de voor de onderdrukkingsketen bedoelde trekkerketen H, aangezien de fototransistor 34 reeds geleidend -25 was geworden als gevolg van de vanaf een te belichten object gereflecteerde hoeveelheid licht. De stroom die via de transistor 31 vloeit, wordt toegevoerd aan een integrerende keten K en derhalve wordt een poortsignaal toegevoerd aan de thyristor 27 wanneer de laadspanning van de integrator-cqndensator 33 de voorafbepaalde waarde bereikt.
30 Fig. 6 is illustratief voor een typerende spanning, zoals aangelegd aan de fototransistor 31 wanneer de aandrijfvermogensbronketen L niet is voorzien van de spannings stabiliserende eenheid, waarvan de diode 44 deel uitmaakt.
Zoals is geïllustreerd door de kromme 1^ in fig. 6 neemt de aan 35 de transistor 31 aan te leggen spanning toe tot 3 volt en wel op dezelfde en/of ongeveer dezelfde tijd als waarop de flits van de flitsbuis 24 plaats vindt, waarbij deze spanning, zoals aangegeven door de kromme 1^ fluc- S 0 0 8 0 7 7 - 11* - tueert. Zulks "betekent, dat geen goede eigenschappen van de inrichting kunnen -worden verkregen.
Aangezien de inrichting volgens fig. 3 anderzijds is voorzien van de diode l*l* -wordt de oscillatortransistor in de uit-toestand gehou-5 den, zodat gedurende het tijdsinterval, waarin de flitsbuis 2b een flits afgeeft, de oscilleerverking is gestopt, en de spanning, zoals weergegeven in fig. 5» wordt aangelegd aan de lichtontvangketen I. De werking van het flitslichtbesturingsorgaan is derhalve gestabiliseerd.
Ih fig. 7 is een modificatie van de elektrische flitsinrichting 10 volgens fig, 3 weergegeven. De in fig. 7 weergegeven inrichting omvat een vermogensbronbesturingsketen M, een aandrijfvermogensbronketen L en een elektrische-ladingopslagketen D. Meer in het bijzonder is een bestu-ringscondensator 39 verbonden met de basisketen van een transistor 3l* van de aandrijfvermogensbronketen L en een parallel met elkaar verbonden be-15 veiligingsweer stand 1*0 en een diode 1*1 zijn aangesloten tussen een diode 16 van een gelijkrichtketen C en een hoofdopslagcondensator 17 van de elektrische-ladingopslagketen D.
Wanneer bij de inrichting volgens fig. 7 een synchrone schakelaar 23 wordt gesloten en daardoor een flitsbuis 2l* een flits teweegbrengt, 20 wordt de elektrische lading, die is opgeslagen in de besturingscondensator 39 via de diode 1*1 afgevoerd. Door het ontladen van de besturingscondensator 39 wordt de transistor 3l* eveneens in de geleidende toestand gebracht. In, dezè situatie is het moeilijk de flitstijd te beheersen aangezien in het algemeen geldt, dat de transistor 3^ direkt nadat de flits-25 buis 2l* heeft geflitst, geleidend wordt. Derhalve is een snelle responsie van de aandrijfvermogensbronketen L vereist. Bij de inrichting volgens fig. 7 is de werking snel, terwijl tevens wordt gestabiliseerd door de aanwezigheid van de diode 1*1.
Fig. 8 geeft een verdere uitvoeringsvorm van een elektrische flits-30 inrichting volgens de uitvinding. De in fig. 8 weergegeven elektrische flitsinrichting omvat oscillatiestopmiddelen voor het tot stilstand brengen van de werking van een oscillatorketen 0C gedurende de tijd, waarin een flitsbuis 2l* van een flitsbuisketen F een flits teweeg brengt, en middelen, waarmede de flitsen van de flitsbuis 25 kunnen worden her-35 haald. Meer in het bijzonder is een onderdrukkingsketen 0 aangebracht tussen een spanningsomzetketen B en de flitsbuisketen F, een en ander zoals· is weergegeven in fig. 8.
8 0 0 3 0 7 7 -15-
De onderdrukkingsket en G omvat een diode 45, een beveiligings-weerstand kj, een onderdrukkingselement dat is uitgevoerd in de vorm van een onderdrukkingsbuis 25, een thyristor 48, een cammutatiecandensator 49, een commutatieweerstand 50, een ruisheveiligingscondensator 51, be-5 veiligingsweerstanden 52, 53 en 54 en condensatoren 55 en 56. Een kathode-elektrode van de diode k5 is verbonden met een secundaire wikkeling 12b van een oscillatortransformator 12.
De onderdrukkingsbuis 25 is via de weerstand 47 verbonden met een anode-elektrode van de diode 45· De thyristor bQ is via de commutatiecon-10 densator 49 parallel verbonden met de onderdrukkingsbuis 25.
In de onderdrukkingsketen G dienen de weerstand 52 en de condensator 55 ertoe om een in de keerrichting gerichte spanning aan te leggen aan een poort elektrode van de thyristor 48 wanneer de onderdrukkingsbuis 25 in werking is en deze elementen worden tevens gebruikt om de thyristor 15' b5 gelijktijdig met het moment, waarop de flitsbuis 2b een flitswerking begint, door te schakelen. De weerstand 54 en de condensator 56 doen dienst als middelen voor het stabiliseren van de aan- en uit-werkingen van de thyristor 48.
Wanneer de flitsbuis 2b flitst wordt elektrische lading toegevoerd 20 aan de commutatiecondensator b9 via de diode 45, de weerstand 47 en de weerstand 50, waarbij de thyristor 48 door de weerstand 52 en de condensator 55 in de doorlaatrichting wordt voorgespannen. Wanneer de onderdrukkingsbuis 25 doorschakelt wordt de elektrische lading van de commu tatiecondensator 49 afgevoerd via de onderdrukkingsbuis 25 en daardoor 25 wordt de thyristor 48 in de blokkeerrichting voorgespannen, zodat deze niet-geleidend wordt. Door het uitschakelen van de thyristor 48 wordt de flits- van de flitsbuis 24 afgebroken.
Bij de in fig. 8 weergegeven inrichting is een vermogensbronbestu-ringsketen M aangebracht tussen een aandrijfvermogensbronketen L en een 30 trekkersignaalgeneratorketen E. De spanningsomzetketen B stopt de werking wanneer de flitsbuis 24 flitst en daardoor kan de stabiliseerwerking worden uitgevoerd. In de onderdrukkingsbuisketen G kan gebruik worden gemaakt van andere schakelelementen zoals bijvoorbeeld een thyristor, een transistor of soortgelijk element, ter vervanging van de onderdrukkings-35 buis 25.
Bij de inrichting volgens fig. 8 dient de weerstandswaarde van de weerstand 48 klein te zijn teneinde de flitswerking van de flitsbuis 24 8 G u o 0 7 7 — Ί 6 τ te kunnen herhalen, aangezien de thyristor kQ niet wordt uitgeschakeld zelfs wanneer de onderdrukklngsbuis 25 geleidend wordt, zolang als de commutatiecondensator 1+9 niet snel is geladen. Wanneer daarentegen de weerstandswaarde ran de weerstand 1+7 klein is, kcrnt de onderdrukkings-5 huis in de geleidende toestand voor een lang tijdsinterval, ondanks het vereiste, dat de onderdrukkingshuis 25 snel wordt uitgeschakeld. Teneinde dehovenomsehreven bezwaren op te heffen wordt de oscilleerverking van de spanningsomzetketen B afgebroken en daardoor wordt de stroom die via de weerstand 1+7 wordt toegevoérd aan de onderdrukkingsbuis 25, snel onder-10 broken.
Fig, 9 toont een modificatie van de elektrische flitsinrichting volgens fig. 8. Het enige verschil tussen de inrichting volgens fig. 9 en die volgens fi'g. 8 is, dat een vermogensbronbesturingsketen M is aan-gebraeht tussen een aandrijfrermogensbronketen L en een elektrische-15 ladihgopslagketen D. De werking van de inrichting volgens fig. 9 is soortgelijk aan die van de inrichting volgens fig. 8 en heeft dezelfde voordelen als laatstbedoelde inrichting.
Alhoewel in de bovenomschreven uitvoeringsvormen gebruik is gemaakt van transistors van het ÏÏPW-type kunnen in het kader volgens de 20 uitvinding ook worden gebruikt transistors van het PHP-type, waarbij dezelfde werkingen, alsook dezelfde voordelen worden verkregen. Uit de in het voorafgaande gegeven beschouwingen blijkt, dat de verschillende doeleinden van de uitvinding worden bereikt en dat andere voordelen worden verkregen.
25 Alhoewel in het voorafgaande voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn getoond en beschreven, zal het duidelijk zijn, dat de vakman op dit gebied zonder het kader van de uitvinding te verlaten, wijzigingen erop kan aanbrengen. Γη De voorafgaande beschreven uitvoeringsvormen zijn derhalve slechts bedoeld als illustratie voor de uitvinding 30 zonder dat de uitvinding daartoe is beperkt; modificaties die vallen binnen de omvang van de conclusies worden geacht ook hierin te zijn begrepen, 8003077
Claims (14)
1. Elektrische flitsinrichting gekenmerkt door elektrisch-vermogen-toevoermiddelen voor het toevoeren van elektrisch vermogen, elektrische-energie-opslagmiddelen voor het opslaan van elektrische energie die vanaf genoemde elekfcrisch-vermogentoevoermiddelen wordt toegevoerd, flits- 5 lichtgeneratormiddelen voor het cmzetten van de elektrische energie, die-is opgeslagen in genoemde elektrische-energie-opslagmiddelen in. lichtenergie, trekkersignaalgeneratormiddelen voor het trekken van genoemde flitslichtgeneratormiddelen, flit slicht "besturingsmiddelen voor het regelen van de flitslichthoeveelheid, aandrijfvermogenshronmiddelen 10' voor het "bedienen van genoemde flit slicht besturingsmiddelen, en vermogens-bronbesturihgsmiddelen voor het besturen van genoemde aandrijfvermogens-bronmiddelen, van welke flit slicht besturingsmiddelen deel uitmaken een onder drukking sket en voor het stoppen van de flitslichtwerking van genoemde flitslichtgeneratormiddelen, onderdrukkingstrekkersignaalgene-15' ratormiddelen voor het bedienen van genoemde onderdrukkingsketen en een lieht-ontvangketen voor het meten van licht, zoals teweeg gebracht door genoemde flitslichtgeneratormiddelen en voor het bedienen van genoemde onderdrukkingsketen, waarbij genoemde aandrijfvermogensbronketenmiddelen zijn voorzien van een aandrijfvermogensbronketen voor het toevoeren van 20 elektrisch vermogen aan genoemde lichtontvangketen van de flitslicht-besturingsmiddelen.
2. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat genoemde vermogensbronbesturingsketen middelen omvat voor het bedienen van genoemde aandrijfvermogensbronketen wanneer de trekkersignaal- 25 generatormiddelen in werking zijn.
3. Elektrische flit sinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat genoemde vermogensbronbesturingsketen verder csnvat middelen voor het bedienen van genoemde aandrijfvermogensbronketen wanneer genoemde flitslicht gener at or keten een flitswerking teweeg brengt. 30 b, Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat genoemde aandrijfvermogensbronketen omvat een laadcondensator voor het opnemen van elektrische lading, die wordt toegevoerd vanaf een gelijk-stroomvermogensbron, en een vermogensbronschakelèlement, dat door genoemde vermogensbronbesturingsketen zodanig wordt bestuurd, dat genoemd ver-35 mogensbronschakelaarelement wordt ingeschakeld wanneer genoemde trekker- 3006077 - 18 - signaalgeneratormiddelen de trekkerwerking daarvan teweegbrengen.
5. Elektrische flits inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat genoemde vermogensbronbesturingsketen omvat een laadcondensator voor het opnemen van een elektrische lading die wordt toegevoerd vanaf een 5 gelijkstroamvermogensbron, en een vermogensbronschakelaarelement, dat wordt bestuurd door genoemde vermogensbronbesturingsketen en wel zodanig, dat genoemd vermogensbronschakelaarelement wordt ingeschakeld wanneer .· genoemde flitslichtgeneratormiddelen de flitsverking teweegbrengen·.·,
6. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 2 verder gekenmerkt 10' door oscillatiestopmiddelen voor het beëindigen van de werking van genoemde elektrisch-vermogentoevoermiddelen, wanneer genoemde trekker signaalgeneratormiddelen werkzaam zijn,
7. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 3, verder gekenmerkt door oseillatiestopmiddelen voor het beëindigen van de werking van ge— 15 noemde elektriseh-vermogentoevoermiddelen gedurende de tijd, waarin genoemde flitslichtgeneratormiddelen de flitswerking teweegbrengen.
8. Elektrische flitsinrichtint volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat genoemde aandrijfvermogensbronketen omvat een vermogensbronschakelaarelement, dat wordt ingeschakeld wanneer genoemde trekkersignaalgenerator- 20 keten de trekkerwerking ten uitvoer brengt, en dienende cm stroom van een gelijkstroomvermogensbron van genoemde elektrisch-vermogentoevoermiddelen toe te voeren aan genoemde lichtontvangketen.
9. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat genoemde aandrijfvermogensbronketen omvat een vermogehsbronschakelaar- 25 element, dat wordt ingeschakeld wanneer genoemde flitslichtgeneratormiddelen de flitswerking teweegbrengen.
10. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat genoemde aandrijfvermogensbronketen van de aandrijfvermogensbron-middelen omvatten een laadcondensator voor het opnemen van elektrische 30 lading vanaf genoemde gelijkstroamvermogensbronketen, en een vermogensbronschakelaarelement voor het toevoeren van de elektrische lading van genoemde laadketen aan een lichtgevoelig element van de lichtontvangketen.
11. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat genoemde vermogensbronbesturingsketen omvat een besturingscondensator 35 voor het besturen van de aandrijfvermogensbronketen wanneer genoemde trekkersi'gnaalgèneratorketen werkzaam is.
12. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, 8008077 - 19 - dat genoemde vermogensbronbesturingsketen omvat een besturingscondensator voor het besturen van de aandrij fvermogensbronketen wanneer genoemde flitsbuisketen werkzaam is, en middelen voor het stabiliseren van de be-stur ingswerking. 5 f3. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat genoemde aandrijfvermogensbronketen omvat oscillatiestopniddelen voor het beëindigen van de oscilleerverking van de spanningsamzetketen vanneer . · .de flit sbuisket eneenflit swerking teweegbrengt.
14. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, 10' dat van genoemde aandrijfvermogensbronketen deel uitmaakt een vermogens— bronschakelaar die is verbonden met een gelijkstroomvermogensbronketen en die dient om elektrisch vermogen vanaf genoemde gelijkstroomvermogensbronketen toe te voeren aan genoemde lichtontvangketen.
15. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie 1¾ met het kenmerk, 15’ dat genoemde aandrijfvermogensbronketen verder omvat middelen voor het stabiliseren van de schekelverking van het genoemde vermogensbron-schakelaarélement.
16. Elektrische flitsinrichting volgens conclusie k met het kenmerk, dat genoemde onderdrukkingsketen is voorzien van oscillatiestopmiddelen 20 voor het beëindigen van de oscilleerverking van de spanningsomzetketen. 8006077
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP14471279A JPS5667823A (en) | 1979-11-07 | 1979-11-07 | Light emission amount control unit of flashlight |
JP14471279 | 1979-11-07 | ||
JP15500579A JPS5677830A (en) | 1979-11-30 | 1979-11-30 | Controller for quantity of emitted light of flash unit |
JP15500579 | 1979-11-30 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8006077A true NL8006077A (nl) | 1981-06-01 |
Family
ID=26476044
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8006077A NL8006077A (nl) | 1979-11-07 | 1980-11-06 | Elektrische flitsinrichting. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4382211A (nl) |
DE (1) | DE3041590C2 (nl) |
FR (1) | FR2469857A1 (nl) |
GB (1) | GB2065904B (nl) |
IT (1) | IT1127923B (nl) |
NL (1) | NL8006077A (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3041590C2 (de) | 1979-11-07 | 1985-01-17 | Fuji Koeki Corp. | Schaltungsanordnung für ein Elektroblitzgerät |
JPS5936233A (ja) * | 1982-08-25 | 1984-02-28 | Fuji Koeki Kk | 閃光放電発光器における測光回路 |
EP0220344A1 (en) * | 1984-03-19 | 1987-05-06 | David R. Pacholok | Power supply for gas discharge devices |
US4711987A (en) * | 1985-03-01 | 1987-12-08 | Abbott Laboratories | Heat source circuitry for biological material analysis |
US5497001A (en) * | 1994-09-15 | 1996-03-05 | Dittler Brothers Incorporated | Flash tube devices |
JP3368124B2 (ja) * | 1995-10-26 | 2003-01-20 | キヤノン株式会社 | 過充電防止回路 |
US6624585B2 (en) * | 2001-09-10 | 2003-09-23 | Infocus Corporation | Ultra-compact igniter circuit for arc discharge lamp |
Family Cites Families (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS4838413B1 (nl) * | 1966-10-17 | 1973-11-17 | ||
US3568582A (en) * | 1967-09-27 | 1971-03-09 | Konishiroku Photo Ind | Electronic shutter |
DE1772104A1 (de) * | 1968-03-30 | 1970-09-24 | Metz App Werke Inh Paul Metz | Automatisches Blitzlichtgeraet |
JPS5247327B1 (nl) * | 1968-11-21 | 1977-12-01 | ||
BE758644A (fr) * | 1969-11-08 | 1971-05-06 | Philips Nv | Dispositif muni d'un flash electronique |
JPS4888934A (nl) * | 1972-02-23 | 1973-11-21 | ||
DE2305046C3 (de) * | 1973-02-02 | 1978-12-07 | Rollei-Werke Franke & Heidecke, 3300 Braunschweig | Steuerschaltung zur automatischen Begrenzung der Blitzdauer von Elektronenblitzgeräten |
DE2316724A1 (de) * | 1973-04-04 | 1974-10-17 | Rollei Werke Franke Heidecke | Steuerschaltung fuer elektronenblitzgeraete |
DE2423527A1 (de) * | 1974-05-15 | 1975-11-27 | Rollei Werke Franke Heidecke | Elektronenblitzgeraet mit belichtungsmess- und blitzbegrenzungseinrichtung |
US4162426A (en) * | 1974-09-25 | 1979-07-24 | Canon Kabushiki Kaisha | Zone responsive, light-sensing circuit for controlling flash photographing |
JPS5421070A (en) * | 1977-07-18 | 1979-02-16 | West Electric Co | Electronic flashing device |
US4256994A (en) * | 1978-10-07 | 1981-03-17 | Canon Kabushiki Kaisha | Actuating circuit for light measuring circuit in electronic flash device |
US4204140A (en) * | 1979-02-12 | 1980-05-20 | Eastman Kodak Company | Safety circuit for electronic flash apparatus |
DE3041590C2 (de) | 1979-11-07 | 1985-01-17 | Fuji Koeki Corp. | Schaltungsanordnung für ein Elektroblitzgerät |
-
1980
- 1980-11-04 DE DE3041590A patent/DE3041590C2/de not_active Expired
- 1980-11-05 IT IT50088/80A patent/IT1127923B/it active
- 1980-11-06 FR FR8023752A patent/FR2469857A1/fr active Granted
- 1980-11-06 GB GB8035750A patent/GB2065904B/en not_active Expired
- 1980-11-06 NL NL8006077A patent/NL8006077A/nl not_active Application Discontinuation
- 1980-11-07 US US06/204,797 patent/US4382211A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3041590C2 (de) | 1985-01-17 |
DE3041590A1 (de) | 1981-05-27 |
FR2469857A1 (fr) | 1981-05-22 |
GB2065904B (en) | 1984-02-15 |
US4382211A (en) | 1983-05-03 |
GB2065904A (en) | 1981-07-01 |
FR2469857B3 (nl) | 1982-09-10 |
IT1127923B (it) | 1986-05-28 |
IT8050088A0 (it) | 1980-11-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4275335A (en) | Constant light intensity electronic flash device | |
GB2201052A (en) | Electronic flash | |
NL8003593A (nl) | Elektrische flitsinrichting voor camera's. | |
NL8006077A (nl) | Elektrische flitsinrichting. | |
US5111233A (en) | Electronic flashing device | |
US3612947A (en) | Electronic timing apparatus for controlling the duration of light emission of a flash unit | |
US3864600A (en) | Electronic flash apparatus | |
JPH08160509A (ja) | ストロボ装置 | |
US4942340A (en) | Arrangement for displaying operation of booster circuit for flash device camera | |
US3422308A (en) | Light intensifier circuit for flash photography | |
US3514669A (en) | High repetition rate strobe light | |
US4132923A (en) | Circuit for light-integrator-controlled electronic flash unit | |
NL8104680A (nl) | Elektrische flitsinrichting. | |
JP3002290B2 (ja) | 電子閃光装置 | |
US5386180A (en) | Strobo apparatus | |
GB2067032A (en) | Power supply arrangement for electric flash device | |
EP0146599B1 (en) | Electronic photoflash control circuit | |
US4673845A (en) | Electronic flash apparatus | |
JPS59103299A (ja) | 電子閃光装置 | |
NL7900275A (nl) | Elektrische flitsinrichting. | |
JP3720503B2 (ja) | ストロボ装置 | |
SU830668A1 (ru) | Электронна вспышка | |
US3836818A (en) | Strobe light trigger circuit | |
JPS6126200B2 (nl) | ||
JPH0617962B2 (ja) | 連続発光ストロボ装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BV | The patent application has lapsed |