NL8005326A - Inrichting voor het stomen van textielstoffen. - Google Patents

Description

* W 4182-5 Ned.dB/LvD , '

P & C

Inrichting voor het stomen van textielstoffen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van bedrukte textielstoffen, welke behandeling vaak wordt genoemd "stomen", hoewel de behandeling ook kan worden uitgevoerd zonder stoom, 5 bijvoorbeeld met hete lucht. De inrichting volgens de uitvinding kan al naar behoefte werken met verzadigde stoom, oververhitte stoom of ook met hete lucht.

In het bijzonder is de inrichting volgens de uitvinding van de soort, waarvan de stilstaande delen een behandelingsruimte omgeven, waar 10 doorheen de stof wordt gevoerd, op geschikte wijze ondersteund, zodat de stof lussen vormt. De stilstaande constructie is dubbelwandig en door de tussenruimte van deze wanden wordt de lucht of verzadigde stoom gevoerd, van hoge temperatuur, die het behandelingsmiddel vormt en wordt gedwongen te stromen van de onderzijde naar de bovenzijde van de tussenruimte 15 en daarbij de bovenzijde bereikt van een zadeldak aan de bovenzijde van het huis, waarna het behandelingsmiddel geleidelijk daalt en de bodem bereikt van de behandelingsruimte welke tenminste gedeeltelijk open is naar de buitenzijde.

Een dergelijke inrichting is bekend, bijvoorbeeld uit het Italiaanse 20 octrooischrift 762357, waar naar hier wordt verwezen.

Deze inrichting is verder verbeterd volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 7809743. Volgens deze aanvrage kan tenminste een deel van de circulerende lucht circuleren tussen punten gelegen op kleinere hoogte dan de totale hoogte van de behandelingsruimte, waarbij deze circulatie wordt bevorderd 25 en in stand gehouden door stralen van het onder druk toegevoerde behandelingsmiddel.

De uitvinding verschaft een verbeterde inrichting van de bovengenoemde soort en is in hoofdzaak gekenmerkt doordat in de behandelingsruimte tenminste een werkeenheid is aangebracht, bij voorkeur een aantal van 30 dergelijke werkeenheden, aangebracht over tenminste een deel van de verticale wanden van het stilstaande huis van de inrichting, dat de behandelingsruimte omgeeft, waarbij de of elke werkeenheid of tenminste een deel van de werkeenheden mechanische middelen heeft, bijvoorbeeld een ventilator, die de gewenste beweging kunnen meedelen aan de circulerende lucht, of wel 35 het behandelingsmiddel, en tenminste een warmte-opwekkend orgaan of een warmtewisselaar, gelegen in een deel van de werkeenheid, waar doorheen de circulerende lucht beweegt, in het inwendige van de werkeenheid, terwijl verder leidingen en leiding-verbindingen en dergelijke organen zijn aangebracht voor de toevoer aan, resp. af voer uit de werkeenheden.

40 In de praktijk kan de inrichting naar keuze werken met verschillende 8005326 - 2 - behandelingsmiddelen en onder verschillende werkomstandigheden door de verschillende toevoerorganen te bedienen, waarmee deze toevoer-organen kunnen worden in- of uitgeschakeld.

In het bijzonder is 'voor het uitvoeren van behandelingen met 5 verzadigde stoom het onderste deel van de tussenruimte tussen de wanden van de inrichting, dat is een gedeelte daarvan, dat, zoals op zichzelf bekend is, water tot een bepaalde hoogte bevat, verbonden met een stoom-bron, in het algemeen een ketel, aangebracht in de totale inrichting, terwijl het onderste deel van de of 'elke werkeenheid is verbonden met een water-10 bron voor het bevochtigen van de door de eenheid circulerende lucht, terwijl de warmteopwekkende organen of de warmtewisselaar ingeschakeld blijven.

Ben andere mogelijkheid is om voor het uitvoeren van behandelingen bij hoge temperatuur de warmte opwekkende organen of de warmtewisselaar in 15 te schakelen en stoom toe te voeren aan het ondereinde van de tussenruimte tussen de wanden, terwijl de toevoer van het bevochtigingswater wordt gestopt.

Tenslotte is het voor behandelingen met hete lucht nodig om de toevoer van zowel stoom als water uit te schakelen, terwijl de warmte·* toevoer-organen aan de circulerende lucht ingeschakeld blijven, terwijl de 20 mechanische voortbewegingsorganen voor de lucht worden bestuurd.

In de praktijk is dit de bovengenoemde ventilator.

Uit construktief oogpunt is de of elke werkeenheid opgenomen in een verdieping in de dikterichting van de spleet tussen de verticale wanden, waarbij de buitenwand van de verdieping, aan de buitenzijde van de 25 inrichting, wordt gevormd door delen van de dubbele wanden van de inrichting.

De verdiepingen zijn van elkaar gescheiden door ruimten van de spleet tussen de dubbele wand, zodanig, dat een continue doorgang aanwezig is tussen de onderzijde van de wanden en delen van de spleet tussen de wanden.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de 30 hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een deel van de inrichting in perspectief, gezien van de binnenzijde, waarbij de omhulling van een der werkeenheden is verwijderd.

Fig. 2 toont een halve dwarsdoorsnede van de inrichting in een verticaal 35 vlak door een der werkeenheden en verbonden met verschillende toe- en afvoer-leidingen, welke schematisch zijn aangeduid.

Het huis of de stilstaande delen van de inrichting zijn gedeeltelijk weergegeven in fig. 1, waarbij de behandelingsruimte zich bevindt binnen een kamer, begrensd door een zadeldak 10 en zij- en eindwanden 12, resp. 14.

40 De wanden zijn dubbel uitgevoerd met daartussen een spleet of tussenruimte 16, 80 05 3 2 6 * $ - 3 - resp. 18 en 20.

In de onderste delen 18' van de spleetruimte 18 zijn geperforeerde leidingen 22 aangebracht, waaraan bij bepaalde handelingen stoom wordt toegevoerd van een ketel behorende bij de inrichting of bij een gehele 5 fabriek. De stoom verlaat de leidingen 22 en borrelt door het water, dat tot een geschikte hoogte aanwezig is in de onderzijde van de spleetruimte, zie de bovengenoemde octrooigeschriften.

De dubbele wanden, in het bijzonder de verticale langswanden 12, zijn onderbroken voor de vorming van verdiepingen of holten 24.

10 Tussen deze verdiepingen bevinden zich echter delen 26 (fig. 1) van de dubbele wanden, welke ononderbroken doorlopen van de onderzijde 18', waardoor de spleetruimte is verbonden met het inwendige van het dak 10.

Aan de bovenzijde van het dak zijn openingen 28 in de binnenwand aangebracht, waardoor stoom kan dalen naar de behandelingsruimte.

15 De werkeenheden 10, waarop de uitvinding betrekking heeft, zijn aangebracht in de verdiepingen 24 en worden beschermd door omhullingen 32.

De omhulling van de eenheid 30' is in fig. 2 verwijderd. De omhullingen zijn in het onderste deel 34 voorzien van perforaties, zodat de behandelings-lucht of een ander behandelingsmiddel, aanwezig in de behandelingsruimte, 20 ongehinderd deze perforaties kan passeren en door een geschikte ventilator in de werkeenheid 30 wordt aangezogen.

Aan de onderzijde van de werkeenheden kan verse lucht van buiten de inrichting worden aangezogen via een geschikte klep 38. Een aandrijfmechanisme 40 voor een ventilator 36 is weergegeven in fig. 2.

25 De werkzame onderdelen van elke werkeenheid bestaan uit een radiatorsysteem 42 voor de toevoer van warmteenergie aan het door de eenheid circulerende middel. Dit radiatorsysteem 42 kan een spiraal of slangleiding bevatten, waar doorheen een medium van geschikte temperatuur kan stromen, bijvoorbeeld hogedrukstoom, diathermale olie of een andere 30 vloeistof. Wanneer electrisch vermogen wordt gebruikt voor de verhitting, kan het systeem 42 electrische weerstanden bevatten.

Elke Werkeenheid is door koppelingen en verdeelleidingen verbonden met toevoersystemen en circuis, schematisch weergegeven in fig. 2.

i

De toevoerorganen omvatten tenminste een leiding 44 voor de toevoer * 35 van stoom V via een instelbare klep 46 aan de geperforeerde leiding 22 in het onderste deel 18' van de spleet 18. De leiding 44 heeft een aftakleiding 48, eveneens voorzien van een instelbare klep 50, welke aftakleiding bij 52 is verbonden met een leiding 54, voorzien van een instelbare klep 56, voor 2 de toevoer van water (H 0 voor het bevochtigen van de lucht die circuleert 40 door de inrichting, waarbij het water bij 58 in de inrichting wordt gesproeid, 80 0 5 3 2 6 - 4 - bij voorkeur aan de uitlaat van de ventilator 36.

Als voorbeeld zijn leidingen 60, 62 weergegeven, voorzien van kleppen 64 en 66, welke dienen voor toevoer en afvoer in een energie toevoerend circuit E, welke energie wordt toegevoerd aan de radiator 42.

5 De leidingen kunnen dienen voor de toe- en afvoer van een gas of vloeistof met hoge temperatuur, in een gesloten circuit, in welk geval de radiator 42 een warmtewisselaar is. De leidingen kunnen ook electrische leidingen zijn, in welke geval de radiator 42 electrische weerstanden bevat.

Tijdens het bedrijf van de inrichting bevindt zich de te behandelen 10 bedrukte textielstof in de behandelingskamer en wordt daarin gesteund in de vorm van lussen, waarvan er een met 68 is aageduid in fig. 2. De lussen worden gesteund en voortbewogen door dwarsstaven 70 op een in deze techniek bekende wijze.

In de praktijk heeft de inrichting de mogelijkheid tot het tot stand 15 brengen en handhaven van twee circuits of kringlopen van het behandelingsmiddel, tegelijk of een van beide , in het inwendige van de behandelingsruimte, •die, daar deze ruimte in vrije verbinding staat met de omgeving aan de onderzijde, steeds een druk gelijk aan de omgevingsdruk heeft.

Een circuit verloopt op bekende wijze, in het bijzonder zoals is 20 beschreven in de bovengenoemde octrooiaanvragen, aan welk circuit stoom V wordt toegevoerd in het onderste deel 18' van de tussenruimten 18 en 16, waarbij deze stoom aan de bovenzijde via de openingen 28 in de behandelingskamer komt. Deze stoom wordt bij het bereiken van het onderste niveau L op bekende wijze afgezogen via leidingen 72, 74 aan de onderzijde van de 25 verticale wanden 12, 14 van de behandelingskamer, bij voorkeur gelegen boven U-profielen 76, 78 (fig. 1) voor het verzamelen van het condensaat, dat naar omlaag beweegt langs de binnenvlakken van deze wanden.

Dit bekende circuit wordt hier niet verder in detail beschreven.

Het andere circuit kan bij bepaalde gekozen omstandigheden tezamen 30 met het eerste circuit werken en verloopt gesloten in de binnenzijde van de behandelingskamer tussen niveaus gelegen op punten binnen de nuttige hoogte van de kamer en in het bijzonder tussen de bovenzijde van de werkeenheden en de geperforeerde delen 34 van de afdekkingen 32. Het verloop van dit laatst genoemde circuit in de behandelingskamer is schematisch aangeduid 35 met pijlen F' en F" in fig. 2.

De beschreven inrichting kan naar keuze werken op verschillende wijzen, afhankelijk van de industriële toepassing, in het bijzonder: wanneer het gewenst is te werken in een omgeving van verzadigde stoom wordt deze door middel van de klep 46 toegevoerd aan de onderzijde 18' 40 van de spleet of tussenruimte tussen de wanden, zodanig, dat de verzadigde stoom uitstroomt via het aanwezige water uit de leidigen 22, die in het water zijn 8005326 • 4 - 5 - ondergedompeld, waarna de verzadigde stoom in de tussenruimte omhoog beweegt en van boven naar beneden bij 28 in de kamer stroomt.

Tegelijk worden de ventilatoren 36 in werking gesteld, evenals het bevochtigingscircuit 48 en 54, zodanig dat in het inwendige van de 5 behandelingsruimte een gesloten circulatie F1 en F1' van natte stoom ontstaat. Deze circulatie is echter niet kritisch en kan indien gewenst worden weggelaten, waarbij wordt gewerkt onder de omstandigheden als beschreven in het Italiaanse octrooischrift 762357.

In de tweede plaats kan worden gewerkt bij hoge temperatuur en 10 daartoe wordt op het bovengenoemde gesloten circuit van de tussenruimten 18 en 16 tussen de bovenzijde en de onderzijde (niveau L) van de behandelingsruimte het circuit F', F" aangesloten, waarbij de radiatoren 42 in werking worden gesteld door daaraan de energie toe te voeren.

Tenslotte kan de inrichting werken met verwarmde of hete lucht. Daartoe 2 15 wordt de toevoer van stoom V en water H O door de leidingen 44 en 54 gestopt, terwijl de ventilatoren 36 en de radiatoren 42 in werking blijven.

De door de radiatoren verhitte lucht wordt gecirculeerd door het gesloten circuit F', F'' via de werkeenheden, waarbij een mogelijk luchtoverschot tengevolge van de toevoer van verse lucht bij 39 kan dan de onderzijde 20 van de kamer verlaten.

Wijzigingen binnen het kader van de uitvinding kunnen nog worden aangebracht, bijvoorbeeld kan voor het verhogen van de temperatuur van de aan de inrichting toegevoerde stoom V, deze stoom worden oververhit, door middel van oververhitters, welke zijn gelegen en werken stroomopwaarts 25 van de leiding 44. Ook kan de temperatuur van de stoom, die bij 28 naar omlaag stroomt naar de kamer van de bovenzijde daarvan, worden verhoogd, door radiatoren, bijvoorbeeld verwarmingsspiralen, waaraan stoom van hoge temperatuur, diathermale olie of een dergelijk middel wordt toegevoerd, maar ook met electrische weerstanden, gelegen in de tussenruimten, welke 30 verlopen van de onderzijde naar de bovenzijde van de inrichting tussen de wanden daarvan, waarbij ook deze verwarmingsradiatoren naar keuze worden ingeschakeld en uitgeschakeld.

80 05 32 6

Claims (15)

1. Inrichting voor het stomen of op soortgelijke wij26 behandelen van bedrukte textielstoffén in een behandelingsruimte met hete lucht, welke behandelingsruimte bestaat uit een huis met dubbele wanden, waardoor een kamer wordt begrensd, welke open is aan de onderzijde, terwijl in de 5 tussenruimte tussen de wanden aan de onderzijde daarvan geperforeerde leidingen zijn aangebracht voor het uitlaten van stoom in een waterbad aan de onderzijde, terwijl de kamer aan de bovenzijde wordt begrensd door een zadeldak, waarin openingen zijn aangebracht voor de toevoer van stoom van de bovenzijde naar de onderzijde van de behandelingsruimte, gekenmerkt door 10 tenminste een werkeenheid, bij voorkeur een aantal werkeenheden, welke mechanische middelen omvatten, voor het doen circuleren van lucht in de behandelingsruimte via een circuit verlopend door de of elke werkeenheid en door de behandelingsruimte over een deel van de hoogte daarvan, door radiatoren of stralingsorganen, welke warmteenergie toevoeren aan de door 15 het circuit circulerende lucht, en door een toevoerinrichting voor het toevoeren van vloeistof en/of gas en energie aan de radiatoren, waardoor deze warmte kunnen afgeven, welke toevoerorganen naar wens kunnen worden ingeschakeld of uitgeschakeld, waardoor de gehele inrichting, afhankelijk van de eisen, kan werken met verzadigde stoom, oververhitte stoom of hete lucht. 20 2. inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke werkeenheid een ventilator omvat, als middel voor het circuleren van de. lucht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke werkeenheid is beschermd door een afdekking, waar doorheen de werkeenheid 25 is verbonden met het inwendige van de kamer voor het instellen van het circuit tussen verschillende punten met betrekking tot de nuttige hoogte van de kamer.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkeenheden tenminste gedeeltelijk iijn gemonteerd in de 30 binnezijde van de kamer, in het bijzonder in de verticale wanden daarvan.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de werkeenheden zijn gemonteerd in verdiepingen, aangebracht in de dikte van de tussenruimten tussen de wanden, van elkaar gescheiden door delen van de wanden, waardoor de eenheden een continue verbinding tussen de onderzijde 35 en de bovenzijde van de kamer kunnen verzorgen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkeenheden organen omvatten voor de toevoer van water, voor het bevochtigen van de circulerende lucht, welke toevoerorganen naar keuze 8005326 - 7 - in- of uitschakelbaar zijn.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dè organen voor de toevoer van het bevochtigings-water zodanig zijn aangebracht, dat dit water wordt uitgesproeid ongeveer 5 ter plaatse van de uitlaat vein de waaier van de ventilator.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerorganen voor het toevoeren van energie aan de werkeenheden tenminste een leiding omvatten voor de toevoer van stoom aan de geperforeerde leidingen aan de onderzijde van de tussenruimten tussen 10 de wanden, en organen voor de toevoer van warmte-energie aan de radiatoren.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de toevoerorganen verder een leiding omvatten voer toevoer van water aan de bevochtigingsorganen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 15 dat de toevoerorganen elk zijn voorzien van een instelbare klep.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de leiding voor de toevoer van stoom een oververhitter omvat, bijvoorbeeld een stoomketel, evenals de geperforeerde leidingen.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat warmtewisselaars of radiatoren zijn aangebracht in*.de tussenruimten tussen de dubbele wanden van het huis voor het toevoeren van extra warmte aan de stoom, welke van de onderzijde naar de bovenzijde door de tussenruimten stroomt.

13. Werkwijze voor het bedienen van de inrichting volgens een 25 der voorgaande conclusies, gekenmerkt door het naar keuze en afwisselend inschakelen en uitschakelen van de toevoerorganen, zodanig dat lucht vermengd met verzadigde stoom of oververhitte stoom of alleen verhitte lucht werkzaam aanwezig is in de behandelingsruimte. 14. werkwijze volgens conclusie 13, voor het doen werken van de 30 inrichting met verzadigde stoom, gekenmerkt door het inschakelen van.-.de stoomtoevoer-organen aan de onderzijde van de tussenruimten tussen de wanden en geperforeerde leidingen ondergedompeld in water aan de onderzijde van deze tussenruimten.

15. Werkwijze volgrens conclusie 14, gekenmerkt door het bedienen 35 van watertoevoerorganen voor het bevochtigen van de lucht, en de of elke werkeenheid.

16. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de inrichting werkt met hoge temperatuur, gekenmerkt door het inschakelen van stoom-toevoerorganen aan de onderzijde van de tussenruimten van de wanden en organen voor de toevoer 40 van warmteenergie in de vorm van een warmtedragend medium asm de radiatoren 8005326 - 8 - in de werkeenheden, terwijl de watertoevoerorganen, wanneer deze aanwezig zijn, voor de toevoer van bevochtigingswater volgens conclusie 15 uitgeschakeld blijven.

17. Werkwijze volgens conclusie 13 voor het doen werken van de 5 inrichting met Verhitte lucht, gekenmerkt door het inschakelen van de toevoer van electrische energie of een warmtedragend middel aan de radiatoren, terwijl de organen voor de toevoer van stoom en bevochtigingswater uitgeschakeld blijven. 10 ---++--- 80 05 3 2 6