NL8004882A - Opruiminrichting. - Google Patents

Description

'i

j VO 88T

Betr.: Opruiminri chting.

De uitvinding heeft "betrekking op een cprnimi nri chting, aange-bracht boven een trekgestel van een spinmachine, en meer in het bijzonder op een opruiminrichting, die opruimdelen zonder einde in aanraking met trekrollen houdt en draait, en automatisch door de opruimdelen gedragen 5 pluis en plaksel afveegt.

Het is algemeen bekend, dat een opruiminrichting is verschaft voor rollen in een trekgestel van een spinmachine, omdat het pluksel gemakkelijk hecht aan de rollen, en vezels rond de rollen worden gewonden tijdens het spinnen. De gebruikelijke opruiminri chting omvat opruimde-10 len van een passend materiaal, waar pluksel of stof gemakkelijk vanaf kan worden geveegd, welke opruimdelen in aanraking worden gehouden met de oppervlakken van bijbehorende trekrollen. Deze opruimdelen zijn van de stilstaande soort, die in aanraking blijft met de trekrollen, of van de draaibare soort, die actief beweegt. De eerste soort heeft een een-15 voudige constructie en is gemakkelijk te hanteren, maar is lastig, op grond van de noodzaak daarop opgehoopt pluis of stof (hierna genoemd '’pluis”) voortdurend te verwijderen. Omdat de draaisoort daarentegen vrij is van dergelijke moeilijkheden, is deze steeds overheersender geworden. ,Vele benaderingen zijn echter voorgesteld in een poging de 20 moeilijkheden van de draaibare soort op te heffen, t.w. de ingewikkelde constructie, het vaak falen bij het uitvceren van het opruimen of het afvegen van het pluksel, en het onstabiel en ruw worden van het draaien van de opruimdelen. Hoewel deze benaderingen gedeeltelijk bevredigend zijn, zijn de voordelen daarvan als geheel binnen de opruiminrichting, 25 twijfelachtig. Yoor de opruiminrichtingen van de draaisoort bestaan de eisen, dat de gehele vormgeving daarvan gedrongen is, de opruimdelen voortdurend in aanraking met een aantal trekrollen draaien en het verwijderen van het daarop opgehoopte pluksel gemakkelijk en betrouwbaar is en onafhankelijk van de mate van af schuren van de opruimdelen.

30 Met het voorgaande in gedachte is het een doel van de uitvinding esiverbetering 'e verschaffen van een dergelijke opruiminrichting, welke verbetering gedrongen toepassingen mogelijk maakt en voldoet aan.alle hiervoor besproken eisen. Meer in het bijzonder is de gehele opruiminrichting gemonteerd binnen een roldeksel, dat over een groep trekrollen 35 is geplaatst. Een leideel is aangebracht aan de zijde van de voorste 8004882 -2- rollen, weli. leideel zich uitstrekt voor het dragen van opruimdelen, zodat deze samenwerken met de voorste "bovenste rollen en onder veerkracht in aanraking zijn met andere "bovenste rollen of een "band. Een orgaan voor het afvegen van het pluksel is voor wat "betreft de mate van 5 vegen verstelbaar.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een zijaanzicht is van de onderhavige opruiminrichting, aangebracht boven trekrollen van een trekgestel, 10 fig. 2 een bevenaanzicht is van een gedeelte van de inrichting van fig. 1, fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2, fig. k een onderaanzicht is van de inrichting volgens fig. 3, fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig. 2, 15 fig. 6 een bovenaanzicht is van alleen een kamorgaan, fig. T een doorsnede is volgens de lijn VII-VII in fig. 5, en fig. 8 een ruimtelijk aanzicht is met uiteengenemen delen van het orgaan volgens fig. 6.

Onder verwijzing naar de tekening is een vooraf bepaald aantal 20 roldeksels gemonteerd voor het bedekken van een aantal trekrollen in een trekgestel, waarbij elk deksel overeenkomt met een groep rollen met Ij· tot 8 verticalen (bij het weergegeven voorbeeld: vier verticalen). Zijwanden la en lb (waarvan er een in de tekening is weggelaten) bevinden zich aan weerszijden van het roldeksel 1, waarbij een draaias 25 lb is aangebracht achter de zijwand la en bevestigd aan een as, die rust op een rolstaander, enz. De voorzijde van de deksels worden in een stand gehouden voor het in aanraking zijn met een gedeelte van de rolstaander, en wordt in een toestand klaar voor bedrijf gebracht door het optillen en draaien van de deksels 1, totdat deze voorzijde 30 oploopt tegen een uitsteeksel le, wanneer het gewenst is de deksels weg te bewegen van de groeprollen. De onderhavige opruiminrichting is aangebracht binnen het roldeksel 1, zodat de inrichting samen me4· het deksel 1 van de rollen kan worden verwijderd. Hoewel de onderhavige opruiminrichting bij elke willekeurige opstelling van de rollen binnen 35 het trekgestel kan worden toegepast, omvat de weergegeven opruimin- 8004882

Jr i.

-3- richting een paar voorste rollen 2 en 21, een paar bandverlengingen 3 en 3' en een paar achterste rollen !+ en h'. Elk der opruimdelen "bestaat uit een samenstel van de voorste "bovenste rol 2’, de bovenste "band 3’ en de achterste bovenste rol . De onderhavige opruiminrichting kan 5 ook worden toegepast bij een rollaadmechanisme, -waarbij de bovenste rollen los zijn aangebracht aan een schommelarm 5 door middel van een draai-as 5a.

De opruimdelen 6 bestaan uit een gebruikelijk materiaal en hebben een vorm zonder einde, zoals bont doek, vilt en niet geweven vezels, 10 en zijn gespannen over het roldeksel. Meer in het bijzonder strekken de opruimdelen zich uit tussen een opruimrol 7» bevestigd aan een draaias Ta, en een leideel 8 bevestigd aan een vaste as 8a. Binnen de twee zijwanden la en lb zijn de draaias 7a van de opruimrol 7 en de vaste as 8avan het leideel 8 bevestigd via steunen 7b en 8b. De draaiasr 7a is 15 draaibaar en de vaste as 8a is vastgezet. Het .verdient de voorkeur, dat de vaste as 8a de gedaante heeft van een rechthoekige staaf. De opruimrol 7» waarvan het omtreksoppervlak is bekleed met een schuurdeel, zoals een vel ruw rubber, of is voorzien van direct daarin gevormde sleuven, helpt de opruimdelen 6 bewegen en draaien. Het leideel 8 vereffent de 20 beweging van de opruimdelen, en kan een in een vorm gevormd harsdeel zijn, zoals afgeheeld in de tekening. Het gebruikte leideel 8 heeft een hoornvormig gedeelte 8c tegengesteld aan de bewegingsrichting van de opruimdelen 6, en een gebogen gedeelte 8d bij de punt daarvan. Het gebogen gedeelte 8d bevindt zich tegenover de oppervlakken van de voorste 25 bovenste rollen 2', en de opruimdelen 6, die zich over het gebogen gedeelte uitstrekken in aanraking met de rollen door toepassing van het hoornvormige gedeelte. Yoor het leiden van de opruimdelen 6, zijn de leiwanden 8c aangebracht aan de zijde van het leideel 8 waar de opruimdelen naar binnen gaan, en beide zijden van het gebogen gedeelte, 30 en op hun plaats bevestigd aan de vaste as 8a door middel van tapeinden (niet weergegeven).

Daarentegen zijn tegenover de zijde van de opruimdelen 6, gericht naar de trekroliën, een leideel 11 voor de opruimdelen en een druk- · deel 12 aangebracht, waarvan er twee rusten op een montering 9> opge-35 steld voor het afsluiten van openingen bij de onderste einden van de 8004882 -h- middenwanden ld en ld. Een armplaat 10 is "bevestigd aan de onderkant van de montering 9 om overeen te kamen met de "betrokken apruimdelen 6, welke armplaat een L-vormig profiel heeft en het leideel ll aan zijn onderste einde uit een stuk daarmee of afzonderlijk daarvan. Het drukdeel 12 is 5 "boven de armplaat 10 bevestigd via een veerplaat 13. Onder de omstandigheid,. dat de opruiminrichting zich bevindt tegenover de trekroliën, dwingen het leideel 11 en het drukdeel 12 de opruimdelen tot in aanraking met de betrokken bovenste rollen en bovenste banden (zie fig. l).

De opruimdelen daarentegen moeten actief bewegen in een richting en 10 het door de rollen gedragen pluksel afvegen wanneer de oppervlakken daarvan, die onafgebroken worden opgeruimd, in aanraking zijn met de rollen. Hiervoor zijn een orgaan aangebracht voor het aandrijven van de draai-as Ta van de opruimrollen 7, en een orgaan voor het afvegen van het door de opruimdelen gedragen'pluksel. In de onderhavige opruiminrichting 15 worden deze organen aangedreven door een gemeenschappelijk drijfiaiddel.

De opruimdelen 6 worden met tussenpozen aangedreven, waarbij de opruimdelen 6 en het veegorgaan afwisselend en gelijkmatig worden aangedreven. Het veegorgaan is gemakkelijk verstelbaar. Meer in het bijzonder wordt de draaias Ja voor de opruimrollen 7 aangedreven door de aangrijping 20 tussen een vinger 27, bevestigd aan een zwaaisteun 25, draaibaar rond de hartlijn van de draaias 7a, en een.palwiel 26, dat zich in de zwaaisteun 25 bevindt en is bevestigd aan de draaias 7a. De zwaaibeweging van de zwaaisteun 25 maakt het de vinger 27 mogelijk het palwiel 25 te draaien. Volgens de tekening worden twee vingers 27 gebruikt met een 25 verschil in aangrijpstand daartussen. Kracht wordt vanaf een orgaan voor het heen en weer bewegen, dat een draaibare nokkenschijf (niet weergegeven) bevat b.v., overgebracht naar de zwaaisteun 25 via een bedieningsstang 30. Omdat de onderhavige opruiminrichting kan worden verwijderd vanaf de groep trekrollen, verdient het de voorkeur, dat 30 de bedienings stang 30 zich altijd in een werkzame stand bevindt, zelfs bij het verplaatsen van de opruiminrichting. De bedienings stang 30 staat derhalve onder spanning door een veer 29a, die gewoonlijk niet is samengedrukt. Een verbindingsstang 29 heeft een cylindrische vorm en neemt de bedieningsstang 30 op, die een kop 30a heeft, die zich bevindt aan 35 de punt daarvan. De schroefveer 29a is aangebracht tussen de kop 30a 8004882 -5- i.

en de onderkant van deocylindrische verbindingsstang 29. De kop van de cy-lindrische verbindingsstang 29 is draaibaar aan een as 28, die zich. uitstrekt door de zwaaisteun 25, waarbij de tegenhanger 30a van de bedie-ningsstang 30 aanligt tegen de as 28. Wanneer de opruiminrichting wordt 5 wegbewogen samen met het roldeksel 1, wordt de drukveer 29a samengedrukt en wordt de yerbindingsstang 29 in de werkzame stand, gehouden zonder de opruiminrichting te belemmeren.

Het yeegorgaan voor de opruimdelen omvat kammen 6, die beweegbaar zijn volgens de bewegingsrichting van de opruimdelen 6, en zijn bevestigd 10 aan kamstaven lk, die zich op hun beurt tussen de middenwanden ld en ld aan de bodem bevinden van het roldeksel 1.· De kamstaven rusten licht op de bovenste oppervlakken van de opruimdelen 6. De bovenkant van het roldeksel 1 is voorzien van een venster 1c. De kamstaven 1^· zijn gekoppeld met de zwaai steun 25 en gemonteerd aan een draagdeel, dat beweegt in de 15 richting van de pijl B (zie fig. 2), zodat de schuine stand van de kamstaven ih verstelbaar is. Zoals weergegeven in fig. 8, heeft het draagdeel 17 twee zijwanden 17a aan zijn voorste wandgedeelte. Een kamstaaf-draagsteun 16 heeft een achterste wand, die dient voor het dragen van de kamstaaf ik, en zijwanden l6b. De zijwanden l6b bevinden zich binnen 20 de zijwanden 17a, waardoor de doorgang mogelijk is van een as 19 die onder spanning staat van een veer 20. De veer 20 oefent kracht uit op de bovenste gedeelten van het draagdeel 17 en de kamstaafdraagsteun 16 voor het scheiden daarvan. De kamsteun 16 heeft tevens een een geheel daarmee vormende tong l6a in zijn middenbovengedeelte aan de aehter-25 wand. De kamstaaf ik daarentegen heeft een uitsnijding iba en een gat ibb onder de uitsnijding lka voor het opnemen van de tong l6a. Wanneer de kamstaaf lH wordt gedragen, steekt de tong löa achter de kamstaaf Intuit door het gat lUb. Het draagdeel 17 is voorzien van een speling 17e, waarin een verstelschroef 21 is aangebracht. De verstelschroef 21 is 30 geschroefd in een schroefgat in de tong l6a. Een aanslag 22 van een veerkrachtig staalmateriaal voorkomt het vrijdraaien van de verstelbout 21, waarvan de kop is opgenomen tussen de tegenover elkaar liggende zijden 22a daarvan. Een gevouwen gedeelte 22b aan een einde van de aanslag 22 is aangebracht in een trapgedeelte 17d van het draagdeel 17 35 voor het voorkomen van het draaien van het draagdeel. Omdat het draag- 8004882 --6- deel IT en de kamstaaf lU door de veer 20 zodanig onder spanning staan, dat de kam 15 aan de staaf onder een stompe hoek tegenover de op-ruimdelen 6 staat, "bevestigt de verstelhout 21 het draagdeel 17 en de tong l6a stevig tegen de veer 20. De kam 15 kan naar "boven of naar "beneden 5 hellen via de tong l6a "bij het "bevestigen of losdraaien van de "bout 21.

Dit -wordt tot stand gebracht tegen de kracht, ontwikkeld tussen de zijwanden 22 van de aanslag 22. De aanslag kan worden vervangen door andere aangrijpmiddelen.

Het hiervoor besproken draagdeel 17 heeft een verbindingsgedeelte 10 17b aan de achterzijde daarvan, en een draagstang 17c aan de voorzijde daarvan, die beide uit een stuk zijn gevormd met het draagdeel. Het verbindingsgedeelte 17b is gekoppeld met een verbindingsstang 18, draaibaar verbonden met het zwaaiwiel 25. Omdat een draagstang 17 wordt vastgehouden aan een van de middenwanden ld, bevestigd aan het roldeksel 1, 15 verdient het de voorkeur, dat een huls 23 van slijtvast harsmateriaal wordt aangebracht voor het opnemen van de draagstang 17c. Een aanslag 2k voorkomt het bewegen van de draagstang 17c uit een gat in de midden-wand ld. De verbindingsstang 18 wordt in aangrijping gehouden met de zwaaisteun 25 door een aangrijpgedeelte 18a en een as 31 aan het bovenste 20 gedeelte van de zwaaisteun, losmaakbaar tegen de kracht van een plaat-veer l8b. Dit is nuttig bij het samenvoegen en uit elkaar nemen van de inrichting, waarbij echter ook andere middelen kunnen worden gebruikt voor dit doel.

De hiervoor beschreven onderhavige opruiminrichting maakt het de 25 opruimdelen mogelijk met zekerheid in aanraking te zijn met de rollen, en een stabiel opruimen te verschaffen. Bovendien kan de opruiminrichting doelmatig worden opgenamen binnen het roldeksel, en gemakkelijk worden gehanteerd en onderhouden. Het veegorgaan voor het verwijderen van het pluksel vanaf de opruimdelen is tevens verstelbaar in helling t.o.v.

30 de inrichting, zodat het oppervlak van de opruimdelen in aanraking met de trekrollen altijd schoon wordt gehouden.

8004882

Claims (1)

1. -τ- COffCLUSIE: Opruiminricht ing, die zich hoven een aantal trekroliën be— vindt met een vooraf bepaald aantal verticalen, en bevestigd binnen een dekselplaat, die draaibaar is en verwijderbaar door middel van een draaias, gevormd in een gedeelte van beide zijpla’ten, met het kenmerk, 5 dat opruimdelen zonder einde zich uitstrekken tussen met tussenpozen aangedreven opruimrollen en leidelen, waardoor de opruimdelen kunnen aanliggen tegen vast bevestigde, voorste bovenste rollen, waarbij achter de opruimdelen een drukdeel veerkrachtig is aangebracht voor het naar beneden drukken van de opruimdelen en het mogelijk maken dat de 10 bovenste rollen of een bovenste band in aanraking komt met de opruimdelen, waarbij de opruimrollen met tussenpozen worden aangedreven door het zwaaien van een kantelhefboom, die draaibaar is aangebracht aan de assen van de opruimrollen via een heen en weer beweegbare hefboom, die draaibaar is aangebracht aan de assen van de opruimrollen via een 15 heen en weer beweegbare hefboom, en een palwiel draaien, dat is bevestigd aan de rolassen door middel van een aangrijptand aan de kantelhefboom, en een kam zich bevindt boven de bewegingsbaan van de opruimdelen en naar deze opruimdelen gericht, welke kam is bevestigd aan de onderkant van een L-vormige zijstaaf, waarvan het middengedeelte 20 wordt vastgehouden op een draagdeel met een verstelbare helling. 8004882