NL8004704A - Stelsel voor het identificeren van dieren en het detecteren van de bronstijd. - Google Patents

Stelsel voor het identificeren van dieren en het detecteren van de bronstijd. Download PDF

Info

Publication number
NL8004704A
NL8004704A NL8004704A NL8004704A NL8004704A NL 8004704 A NL8004704 A NL 8004704A NL 8004704 A NL8004704 A NL 8004704A NL 8004704 A NL8004704 A NL 8004704A NL 8004704 A NL8004704 A NL 8004704A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
animal
counter
activity
coupled
transceiver
Prior art date
Application number
NL8004704A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192772C (nl
NL192772B (nl
Original Assignee
James Arnold Rodrian
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to GB8015783A priority Critical patent/GB2076259B/en
Priority to DE19803019457 priority patent/DE3019457A1/de
Priority claimed from DE19803019457 external-priority patent/DE3019457A1/de
Priority to FR8011523A priority patent/FR2482826A1/fr
Priority claimed from FR8011523A external-priority patent/FR2482826A1/fr
Application filed by James Arnold Rodrian filed Critical James Arnold Rodrian
Priority to NL8004704A priority patent/NL192772C/nl
Publication of NL8004704A publication Critical patent/NL8004704A/nl
Publication of NL192772B publication Critical patent/NL192772B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192772C publication Critical patent/NL192772C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K11/00Marking of animals
    • A01K11/006Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61DVETERINARY INSTRUMENTS, IMPLEMENTS, TOOLS, OR METHODS
    • A61D17/00Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals
    • A61D17/002Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals for detecting period of heat of animals, i.e. for detecting oestrus
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K7/00Methods or arrangements for sensing record carriers, e.g. for reading patterns
    • G06K7/0008General problems related to the reading of electronic memory record carriers, independent of its reading method, e.g. power transfer
    • GPHYSICS
    • G07CHECKING-DEVICES
    • G07CTIME OR ATTENDANCE REGISTERS; REGISTERING OR INDICATING THE WORKING OF MACHINES; GENERATING RANDOM NUMBERS; VOTING OR LOTTERY APPARATUS; ARRANGEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS FOR CHECKING NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE
    • G07C9/00Individual registration on entry or exit
    • G07C9/20Individual registration on entry or exit involving the use of a pass
    • G07C9/28Individual registration on entry or exit involving the use of a pass the pass enabling tracking or indicating presence

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Pregnancy & Childbirth (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Computer Vision & Pattern Recognition (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Artificial Intelligence (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)

Description

ï -
Stelsel voor het identificeren van dieren en het detecteren van de bronstijd.
De uitvinding heeft betrekking op een automatisch stelsel voor het aangeven van de bronstijd bij dieren en meer in het bijzonder op een stelsel om elektronisch de bronstijd bij melkkoeien aan te geven.
5 Door het nauwkeurig detecteren van de brons tijd bij dieren wordt een belangrijke factor voor het verkrijgen van een reproduceerbare efficiënte bedrijfsvoering gevormd in zoverre in een bedrijf van kunstmatige inseminatie wordt gébruik gemaakt. Wat melkkoeien betreft, wordt door het nauwkeurig detec-10 teren van de bronstijd een belangrijke factor voor het bepalen van de totale melkproduktie van de kudde gevormd. Heden ten dage Vordt van een aantal brons- of warmtedetectiemethoden gebruik gemaakt, doch de overwegend meest toegepaste methode bestaat uit het direkt of met behulp van een videorecorder observeren van de 15 aktiviteit van een koe. Doch bij een grote kudde melkkoeien zijn deze praktische methoden moeilijk uitvoerbaar en worden inefficient.
Zoals uit een verslag in het Journal of Dairy Science Vol. 60, No. 2, door Charles A. Kiddy van het 20 U.S. Department of Agriculture blijkt zijn koeien aanzienlijk aktiever gedurende de bronstijd dan gedurende andere perioden van de estruscyclus. Dit is door reeksen proeven bevestigd, waarbij schredentellers aan de achterpoort van een aantal koeien waren bevestigd en hun aktiviteit over een bepaalde tijdsperiode werd 25 gecontroleerd. Bij deze proeven werd door de schredenteller het aantal bewegingen van de poet . geteld en werd de schredenteller tweemaal per dag visueel gedurende het melken van de koe afgelezen. Het bleek dat het aantal getelde bewegingen bij elke aflezing met een factor van drie of hoger gedurende de bronstijd toenam.
80 04 70 4 2 λ -»
De uitvinding heeft betrekking op een elektronisch stelsel voor het detecteren van de bronstijd bij dieren, waarbij door middel van een door het dier gedragen antwoordzen-der het aantal lichaamsbewegingen van het dier gedurende een uit-5 gekozen testperiode wordt geteld en deze aktiviteitstelling samen met een identificatienummer van het dier aan een zend-ontvang-eenheid wordt overgezonden, waarin de gegevens verder worden behandeld en opgeslagen. Het elektronische stelsel bevat meer in het bijzonder een aan het dier vastgemaakte antwoordzender, die 10 een bewegingsdetector omvat, alsmede een digitale teller, middelen om een van te voren gekozen identificatienummer van een dier op te slaan en middelen die op een ondervragingssignaal aanspreken dat van een zendontvanger wordt ontvangen, en de aktiviteitstelling en het identificatienummer van het dier dan weer terug 15 naar de zendontvanger zendt. De zendontvanger bevat middelen om het ondervragingssignaal op te wekken en middelen cm de door de antwoordzender overgezonden aktiviteitstelling en het dier-identificatienummer op te vangen, alsmede te decoderen en visueel zichtbaar te maken.
20 De antwoordzendeenheid is aan het dier beves tigd en de zendontvangeenheid is op een plaats aangebracht, waar het dier regelmatig komt. Bij melkkoeien kan de antwoordzender bijvoorbeeld in de vorm van een label zijn uitgevoerd, die met behulp van een ketting rondom de nek van het dier is vastgemaakt. 25 De zend- en ontvangstspoelen van de zendontvanger kunnen in de ingang naar de melkhal worden opgesteld. De koe zal in de vroege morgen en in de avond in de melkhal komen en de zendontvangst-spoelen passeren. Dan wordt de door het dier gedragen antwoordzender ondervraagd en wordt de identiteit van de koe tezamen met de 30 aktiviteitstelling ervan, waardoor het aantal bewegingen van betekenis van het dier gedurende de voorafgaande tijdsperiode wordt aangegeven, door de antwoordzender overgezonden en in de ontvangstspoel opgevangen. Deze getallen worden geregistreerd en de boer kan deze op gemakkelijke wijze periodiek inspecteren om 35 te bepalen welke koeien op ongebruikelijke wijze aktief zijn.
80 0 4 70 4 * -* 3
De uitvinding heeft ten doel om een praktisch elektronisch stelsel voor het detecteren van de bronstijd bij dieren te verschaffen. De antwoordzenders moeten niet duur zijn, alsmede mechanisch stevig zijn uitgevoerd en elektrisch betrouw-5 baar. Het spreekt vanzelf dat door de omgeving waarin het stelsel moet werken, wordt vereist dat speciale maatregelen worden genomen om over een uitgestrekt temperatuurbereik een goede werking te verzekeren, alsmede in een omgeving met veel elektrische ruis, en na herhaalde ernstige fysische schokken. Verder wordt economisch 10 met het oog op de verkoop vereist, dat het stelsel concurrerend in prijs ten opzichte van andere methoden voor het detecteren van de bronstijd is.
Een meer specifiek doel van de uitvinding wordt door het toevoegen van een bronstijddetectiefaciliteit aan 15 het dieridentificatiestelsel gevormd, dat in de nog in behandeling zijnde Amerikaanse octrooiaanvrage 815. 796 is beschreven, die op 15 juli 1977 is ingediend.
De uitvinding zal thans aan de hand van de figuren nader worden toegelicht.
20 Figuur 1 geeft een elektrisch schema van het bronstijddetectiestelsel volgens de uitvinding weer; figuur 2 geeft een elektrisch schema van de antwoordzendereenheid weer, die deel van het stelsel volgens figuur 1 uitmaakt; 25 figuur 3 geeft een stromingsdiagram van de software van het stelsel weer, dat door de microprocessor wordt uitgevoerd die deel van het stelsel van figuur 1 uitmaakt; figuur 4 geeft een stromingsdiagram van de ΡΙΟ-onderbrekingshulproutine weer, die deel van de in figuur 3 30 afgebeelde sonftware van het stelsel uitmaakt; figuur 5 geeft een schematische afbeelding van de fysische uitvoering van de zend- en ontvangstspoelen van de zendontvanger weer, die deel van het stelsel volgens figuur 1 uitmaken; en 35 figuur 6 geeft een geheugenkaart van de inhoud 80 0 4 70 4 4 van een willekeurig toegankelijk geheugen weer, dat deel van het stelsel van figuur 1 uitmaakt.
Bij het stelsel volgens de uitvinding wordt van het basisidee en het grootste deel van identieke schakelingen 5 gebruik gemaakt, die in de bovenvermelde Amerikaanse octrooiaanvrage zijn beschreven en afgebeeld, doch waarvan de inhoud in het onderstaande echter zal worden samengevat.
In figuur 1 is het stelsel volgens de uitvinding afgebeeld, dat een door gestippelde lijnen aangegeven ant-10 woordzendeenheid 1 omvat, die in een gevormde (niet in de figuur afgeheelde) kast van organische kunststof is ingebouwd, en die aan een ketting is bevestigd, welke rondom de nek van het dier hangt. Het stelsel omvat verder een door gestippelde lijnen aangegeven zendontvangeenheid 2, die in een omhulsel is ingebouwd en 15 nabij de plaats is opgesteld, waar het dier dikwijls voorbij komt. Wanneer het dier in de nabijheid van de zendontvangeenheid 2 komt, wordt de door het dier gedragen antwoordzendeenheid 1 door een elektromagnetisch signaal ondervraagd, dat door een telling-zenderspoel 3 wordt opgewekt, die met de zendontvanger 2 is verbonden. 20 De antwoordzendeenheid 1 bevat een telling-ontvangerspoel 4, waarbij de antwoordzendeenheid 1 op het ondervragingssignaal zal aanspreken doordat hierdoor een reeks terugstelimpulsen door middel van een terugstelimpuls-zenderspoel 5 worden opgewekt, waardoor zowel de identiteit van het dier als de aktiviteitstelling van het 25 dier wordt aangegeven. De door de antwoordzendeenheid 1 opgewekte terugstelimpulsen worden door een terugstelimpuls-ontvangstspoel 6 opgevangen, die met de zend-ontvangereenheid 2 is verbonden.
Zoals meer gedetailleerd in het onderstaande zal worden beschreven, doet de zendontvangereenheid 2 dienst om de terugstelimpulsen te 30 decoderen om een dieridentificatienummer en een dieraktiviteits-getal te verkrijgen, die in digitale vorm aan een letter- en cijferdrukker 7 worden toegevoerd.
De fysische constructie van de antwoordzendeenheid 1 met de telling-ontvangstspoel 4 en <je. terugstel-35 impuls-zenderspoel 5 is in detail in de bovenvermelde Amerikaanse 30 0 4 70 4 Μ * 5 octrooiaanvrage besproken. Bij de thans besproken uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de bij de zendontvangereeriheid 2 behorende telling-zenderspoel 3 en de terugstelimpuls-ontvangspoel 6 echter niet bij de afzonderlijke voerstations opgesteld, zoals 5 in de bovengenoemde octrooiaanvrage staat vermeld, doch zijn bij de ingang naar de melkhal geplaatst. Uit figuur 5 blijkt in het bijzonder, dat de telling-zenderspoel 3 en de terugstelimpuls-ontvangspoel 6 aanzienlijk breder zijn uitgevoerd en aan een deurkozijn 8 zijn bevestigd, waardoor de ingang naar de melkhal is om-10 geven. Door de spoelen 3 en 6 wordt een poort gevormd, waardoor de dieren op hun weg naar de melkhal passeren en bij dit passeren wordt de door het dier gedragen antwoordzendeenheid 1 ondervraagd en worden de dieraktiviteitstelling en het dieridentificatienummer aan de zendontvangeenheid 2 overgedragen. De fysische eigenschappen 15 van de telling-zenderspoel 3 en de terugstelimpuls-ontvangspoel 6 zijn in de volgende tabel A samengevat.
Tabel A
telling-zenderspoel 3 25 windingen van AWG draad nummer ΦΦ 28, waarbij door 20 elke winding een oppervlak 2 van ongeveer 1496 cm wordt omvat.
telling-ontvangspoel 4 500 windingen van AWG draad nummer φφ 36, waarbij door 25 elke winding een oppervlak van 2 ongeveer 31 cm wordt omvat.
terugstelimpuls-zenderspoel 5 100 windingen van AWG draad nummer φφ 36, waarbij door elke winding een oppervlak 2 30 van ongeveer 14 cm wordt omvat.
terugstelimpuls-ontvangspoel 6 6 windingen van AWG draad nummer φφ 22, waarbij door elke winding een oppervlak 2 35 van ongeveer 103 cm wordt omvat.
80 0 4 70 4 ί 6
De in figuur 1 afgebeelde zendontvangeen-heid 2 berust op het ontwerp, dat in de bovenvermelde Amerikaanse octrooiaanvrage is beschreven. Dit ontwerp omvat een oscillator 10, waardoor klokimpulsen van 800 kHz worden opgewekt, die aan 5 de ingang van een eerste door 32 delende teller 11 worden toegevoerd en aan een tweede door 32 delende teller 12. De uitgang uit de eerste teller 11 bestaat uit een impulsreeks met een herhalings-frequentie van 25 kHz, die aan de ingang van een wisselstroamver-sterker 13 wordt toegevoerd. Een paar uitgangsklemmen 14 en 15 van 10 de wisselstroomversterker 13 zijn met de telling-zenderspoel 3 verbonden, zodat door de telling-zenderspoel 3 aldus een continu, ongemoduleerd ondervragingssignaal van 25 kHz wordt uitgezonden.
De uitgang van de tweede door 32 delende teller 12 is via een inverterende poort 16 met de kloksignaalklem 15 17 van een uit zeven trappen bestaande pulserende teller 18 ver bonden. De inhoud van de teller 18 wordt dus stapsgewijze met een frequentie van 25 kHz verhoogd en wel synchroon aan het door de telling-zenderspoel 3 uitgezonden signaal van 25 kHz. De op elk tijdstip als resultaat verkregen telling treedt op een stel van 20 zeven uitgangsklemmen op, die door middel van draden 19 met de ingangspoort van een parallelle ingangs/uitgangsschakeling (PIO) 20 zijn verbonden.
De antwoordzendeenheid 1 spreekt op het door de telling-zenderspoel 3 opgewekte signaal van 25 kHz aan door-25 dat hierdoor terugstelimpulsen worden opgewekt, die naar de terug-stelimpulsontvangspoel 6 worden gezonden, welke met de zend-ontvanger 2 is verbonden. Elke terugstelimpuls bestaat uit een elektromagnetisch energiesalvo van 200 kHz, dat aan de ingangen 21 en 22 van een wisselstroomversterker en een impulsdetector 23 30 wordt toegevoerd. Een condensator 24 is over de spoel 6 geschakeld zodat deze op 200 kHz is afgestemd. Het salvo van 200 kHz wordt door de versterker 23 versterkt en hiervan wordt een terugstelimpuls met een tijdsduur van ongeveer 20 microseconde afgeleid, die op de uitgangsklem 31 van de detector wordt opgewekt. Deze ge-35 detecteerde terugstelimpuls wordt aan een STB-klem 25 van de SO 0 4 70 4 i f 7 PIO 20 toegevoerd, en het op dat moment in de teller 18 aanwezige binaire getal wordt via een poort naar de PIO 20 gestuurd en hierin bewaard. Hierop spreekt de PIO 20 aan door op de RDY-klem 26 een logische hoge spanning op te wekken, waarbij deze spanning 5 naar de ingang van een monostabiele relaxatieketen 27 wordt toegevoerd. De U-uitgang 28 van de monostabiele relaxatieketen 27 is met een terugstelklem 29 van de teller 18 en met een terugstel-klem 30 van de door 32 delende teller 12 verbonden.
De werking van de tot dusverre beschreven 10 zendontvangerschakelingen is in feite identiek aan de werking van de in de bovenvermelde Amerikaanse octrooiaanvrage beschreven zendontvanger schakeling. De oscillator 10 werkt continu en de inhoud van de pulserende teller 18 wordt dientengevolge continu stapsgewijze verhoogd. Wanneer er zich in de nabijheid van de zendontvanger-15 spoelen 3 en 6 geen antwoordzendeenheid 1 bevindt, telt de pulserende teller 18 periodiek verder en wordt weer periodiek op nul teruggesteld, doch de uitgangswaarde ervan wordt niet in de PIO 20 ingevoerd. Wanneer door een dier echter een antwoordzendeenheid 1 in het bereik van de spoelen wordt gedragen, worden door de ant-20 woordzendeenheid 1 terugstelsignalen opgewekt, die naar de zendon tvangerspoel 6 worden gezonden. De eerste uit de terugstelsignalen gevormde terugstelimpuls wordt aan de PIO 20 toegevoerd en de inhoud van de pulserende teller 18 wordt aan de PIO 20 overgedragen. Van meer belang is echter dat de teller 18 door de eer-25 ste terugstelimpuls op nul wordt teruggesteld zodat deze synchroon aan een soortgelijke teller in de antwoordzendeenheid 1 gaat werken, zoals dit in de bovenvermelde Amerikaanse octrooiaanvrage is beschreven. Het stapsgewijze verhogen van de inhoud van de pulserende teller 18 door middel van de oscillator 10 wordt voortgezet en 30 daar er van de antwoordzendeenheid 1 volgende terugstelsignalen worden ontvangen, wordt de inhoud van de teller 18 aan de betreffende ingang van de PIO 20 toegevoerd en wordt de teller 18 weer teruggesteld. Nadat de teller 18 met de antwoordzender 1 is gesynchroniseerd wordt dientengevolge een reeks binaire getallen van 35 vier bits in de PIO 20 ingevoerd. Deze reeks bytes van vier bits 80 0 4 70 4 8 I i bevat een vlagbyte, vier gegevensbytes, waardoor het dier wordt geïdentificeerd, dat de antwoordzendeenheid 1 draagt, en twee gegevensbytes waardoor de aktiviteit van het dier wordt aangegeven.
Door de zend-ontvangeenheid 2 wordt continu 5 de antwoordzendeenheid 1 ondervraagd, wanneer deze zich binnen het bereik van de telling-zenderspoel 3 bevindt. Het dieridentifi-catienummer en het aktiviteitsgetal worden bij herhaling ontvangen als het dier de melkhal binnenkomt. Zoals meer gedetailleerd in het volgende zal worden beschreven, wordt ongevoeligheid voor 10 ruis bereikt door de eis te stellen, dat door de PIO 20 vier identieke reeksen dieridentificatiebytes en dieraktiviteitsbytes worden ontvangen voordat deze gegevens als geldig worden erkend en verder worden verwerkt.
De in figuur 2 afgebeelde antwoordzendeenheid 15 1 volgens de uitvinding berust op het basisontwerp, dat in de eerder vermelde Amerikaanse octrooiaanvrage is beschreven, doch omdat thans hierdoor ook een identificatienummer en een aktiviteitsgetal moeten worden verwerkt, is de specifieke schakeling hiervan anders.
20 Het in de telling-ontvangspoel 4 opgevangen ondervragingssignaal wordt aan de ingangsklemmen van een dubbel-fasige bruggelijkrichterketen 35 toegevoerd. Parallel aan de telling-ontvangspoel 4 is een condensator 38 geschakeld, waarvan de waarde zo hoog is gekozen, dat de als resultaat verkregen 25 resonantiekring op 25 kHz is afgestemd. Een uitgangsklem van de gelijkrichterketen 35 is met aarde verbonden en de andere uitgang is met een positieve gelijkstroomvoedingsklem 39 verbonden. Met deze positieve gelijkstroomvoedingsklem 39 is evenzo een filter-condensator 40 verbonden en een batterij 41 van 5,6 volt.
30 De ene toevoerdraad van de spoel 4 is evenzo direkt met de kloksignaalklem 36 van een van te voren instelbare vierbitsteller 37 verbonden. Wanneer een ondervragingssignaal van 25 kHz op de antwoordzendspoel 4 wordt ontvangen, wordt dit door de keten 35 gelijkgericht en wordt het positieve gedeelte van 35 elke signaalcyclus aan de kloksignaalklem 36 van de teller 37 toe- 80 0 4 70 4 9 gevoerd. De van te voren instelbare vierbitsteller 37 wordt door middel van een uit vier klemmen bestaand stel klemmen , D^, en op een vooraf gekozen telwaarde ingesteld, waarna de teller afwaarts gaat tellen door middel van het gelijkgerichte 5 ondervragingssignaal van 25 kHz. Wanneer de teller 37 weer tot nul is afgeteld, wordt op een uitgangsklem 42 een logische hoge spanning opgewekt, die naar zijn eigen voorinstellingsaktiveerklem 47 wordt toegevoerd.
Deze logische hoge spanning wordt verder aan 10 de ingang van een inverterende oscillatorketen toegevoerd, die uit de terugstelimpuls-zenderspoel 5, een condensator 43 en een stel van drie inverterende poorten 44 - 46 bestaat. De door de terugstel-impulszenderspoel 5 en de condensator 43 gevormde serieresonantie-keten is op 200 kHz afgestemd, en elke maal dat de uitgang van de 15 van te voren instelbare vierbitsteller 37 hoog wordt, wordt een energiesalvo van 200 kHz op inductieve wijze door de terugstelimpuls-zenderspoel 5 met de zendontvangeenheid 2 gekoppeld. Nadat een dergelijk eerste terugstelsignaal is overgezonden, zal de van te voren instelbare teller 37 synchroon aan de teller 18 in de 20 zendontvangeenheid 2 gaan werken. De inhoud van de teller 37 wordt dientengevolge gedurende volgende intervallen tussen de terugstel-signalen vanaf een van te voren ingesteld binair getal van vier bits afgeteld en de inhoud van de teller 18 wordt tot precies hetzelfde getal opgeteld. Op deze wijze wordt een reeks binaire, in 25 de van te voren instelbare teller 37 aanwezige getallen van vier bits via de klemmen D^ - D^ ervan op effectieve wijze naar de zendontvangeenheid 2 overgezonden en in de PIO 20 ingevoerd.
De uitgangsklem 42 van de van te voren instelbare vierbitsteller 37 is evenzo met een kloksignaalklem 48 30 op een tientallenteller 49 verbonden. De tientallenteller 49 bevat tien uitgangsklemmen Qq - Qg en een overdracht-uitgangsklem 50.
Van de tientallenteller 49 wordt als een ringteller gebruik gemaakt, waarin een logische hoge spanning elke maal langs de uitgangsklemmen Qq - Qg wordt voortbewogen dat er op de kloksignaal-35 klem 48 een logische hoge spanning wordt ontvangen. Dit wil zeggen 80 0 4 70 4 10 wanneer er op de uitgang Qg een "één" staat, wordt deze naar de uitgang Q opgeschoven wanneer er aan de kloksignaalklem 48 een logische hoge spanning wordt toegevoerd. Deze "één" wordt naar de uitgangsklem Q^ verschoven wanneer er een volgende logische 5 hoogspanning aan de kloksignaalklem 48 wordt toegevoerd, en deze "één" wordt langs de resterende uitgangsklemmen Qg - Qg voortbewogen wanneer volgende signalen aan de kloksignaalklem 48 worden toegevoerd. Wanneer de "één" de uitgangsklem bereikt wordt een logische hoge spanning op de overdrachtsklem 50 opgewekt, en de 10 betreffende logische hoge spanning zal op deze klem blijven staan totdat de "één" langs de resterende uitgangsklemmen - Qg weer terug naar de uitgangsklem Qg is geschoven.
De tientallenteller 49 dient om achtereenvolgens gegevensbytes van vier bits aan de voorinstelklemmen 15 van de teller 37 toe te voeren. De voorinstelingangen zijn via een stel leidingen 51-53 met de uitgangen van een twee naar één-multiplexschakeling 54 voor drie kanalen verbonden en met een stel van drie spanningsterugstelweerstanden 55 - 57. Dit wil zeggen dat de voorinstelingangen D^ - D^ door de weerstanden 20 55 - 57 op een logische lage spanning worden gehouden tenzij hier aan door de multiplexschakeling 54 of via de selectief geschakelde diodes door middel van de tientallenteller 49 een logische hoge spanning wordt toegevoerd.
De Qq-uitgang van de tientallenteller 49 is 25 bijvoorbeeld door middel van een drietal diodes 58 met de betreffende voorinstelingangsklemmen D^ - D^ en door middel van een inverterende poort 59 met de voorinstelingangsklem D^ verbonden. Wanneer de door de tientallenteller 49 rondgevoerde "één" op de Qg-uitgangsklem optreedt, worden de voorinstelklemmen D^ -30 D^ op een logische hoge spanning gébracht en wordt de voorinstel-klem D4 op een lage spanning gebracht. De voorinstelbare vierbits-teller 37 wordt zodoende vooringesteld op het getal 7 en er zal op de teller-uitgangsklem 42 geen logische hoge spanning worden opgewekt totdat zeven impulsen van 25 kHz aan de kloksignaalklem 35 36 ervan zijn toegevoerd. Wanneer dit het geval is zal de tien- 80 0 4 70 4 * · 11 tallenteller 49 vooruit worden gesteld zodat de "één" ervan op de Qj-uitgangsklem wordt opgewekt. De eerste gegevensbyte (dit wil zeggen het getal 7) dient als een vlagbyte, waardoor het begin van de volgende reeks bytes wordt aangeduid.
5 De volgende vier uitgangen van de tientallenteller 49 zijn door middel van de diodes 60-62 zodanig "geprogrammeerd" dat hierdoor vier gegevensbytes worden opgewekt, die een éénduidig identificatienummer omvatten. In de bij voorkeur toegepaste en in figuur 2 afgebeelde uitvoeringsvorm is 10 de uitgang met geen enkele leiding 51 - 53 verbonden, is de uitgang Q^ via de diodes 60 met de leidingen 51 en 53 verbonden, is de uitgang via een diode 61 met de leiding 53 verbonden, en is de uitgang Q4 via een diode 62 met de leiding 52 verbonden. Wanneer de "één" dientengevolge langs de uitgangsklemmen 0^ -15 van de tientallenteller wordt rondgevoerd, worden de cijfers "nul", "vijf", "vier" en "twee" (bijvoorbeeld het identificatienummer 1320) achtereenvolgens aan de voorinstelingangsklemmen -van de voorinstelbare teller 37 toegevoerd en op werkzame wijze met de zendontvanger 2 gekoppeld. Het zal voor de deskundige op 20 dit gebied van de techniek duidelijk zijn, dat door het selectief schakelen van diodes tussen de uitgangsklemmen van de tien tallenteller en de drie leidingen 51 - 53 op deze wijze elk dier-identificatienummer van 0 tot 4095 kan worden geprogrammeerd.
Nadat de "één" door de tientallenteller achter-25 eenvolgens langs de uitgangen Qq - Qd ervan is gevoerd en de vlagbyte en de vier dieridentificatiebytes met de zendontvangeenheid zijn gekoppeld, wordt de "één" verder langs de telleruitgangen Q5 en Qg gevoerd. Wanneer dit plaatsvindt worden twee bytes van drie bits van het uit zes bits bestaande "aktiviteitsgetal" aan 30 de voorinstelbare teller 37 toegevoerd. Meer in het bijzonder is de uitgang Q& van de tientallenteller 49 met de selectieklem 65 van de multiplexschakeling 54 verbonden en is de overdracht-uitgangs-klem 50 van de tientallenteller 49 met de aktiveerklem 66 van de multiplexschakeling 54 verbonden. De drie ingangsklemmen 67 van de 35 multiplexschakeling 54 zijn met de uitgangsklemmen 68 voor de drie 80 0 4 70 4 12 hoogste cijfers van een binaire teller 69 voor 14 bits verbonden en het tweede drietal ingangsklemmen 70 van de multiplexschakeling 54 zijn met de uitgangsklemmen 71 voor de drie direkt daarna volgende hoogste cijfers van de binaire teller 69 verbonden.
5 Wanneer de "één" van de tientallenteller 49 op de uitgangsklem Qj. ervan wordt opgewekt, wordt op de over-dracht-uitgangsklem 50 ervan een logische hoge spanning opgewekt, die naar de multiplexschakeling 54 wordt gevoerd om deze in een aktief werkzame toestand te brengen. Op de selectieklem 65 van de 10 multiplexschakeling staat een logische lage spanning en als gevolg hiervan worden de drie laagste cijfers van de zes in de binaire 14 bitsteller 69 opgeslagen hoogste cijfers via de ingangsklemmen 70 van de multiplexschakeling met de leidingen 51 - 53 gekoppeld, die als besturingsleidingen voor de voorinstelingangen van de 15 voorinstelbare teller 37 dienst doen. Nadat het uit drie bits bestaande getal door de teller 37 tot nul is afgeteld, wordt de "één" van de tientallenteller 49 verder naar de uitgangsklem gevoerd en komt op de selectieklem 65 van de multiplexschakeling 54 een logische hoge spanning bestaan. Als gevolg hiervan worden 20 de drie in de binaire 14-bitsteller 69 opgeslagen hoogste cijfers via de ingangsklemmen 67 van de multiplexschakeling met de leidingen 51-53 gekoppeld en aan de voorinstelingang van de voor instelbare teller 37 toegevoerd. Op deze wijze wordt een uit zes bits bestaand binair gecodeerd aktiviteitsgetal aan de zendontvanger 2 25 overgedragen, nadat hierdoor de vlagbyte en het dieridentificatie-zijn nummer ./ ontvangen.
De binaire 14-bitsteller 69 wordt door een bewegingsaftastinrichting bestuurd, waardoor elke maal een aan een kloksignaalingangsklem 72 toegevoerde logische hoge spanning 30 wordt opgewekt, dat door het dier, waardoor de antwoordzendeenheid 1 wordt gedragen, een beweging van betekenis wordt uitgevoerd.
Dit wil zeggen meer in het bijzonder is één toevoerdraad van een kwikschakelaar 73 via een filter met de kloksignaalklem 72 verbonden, dat uit de condensator 74 en de weerstand 75 bestaat. De andere 35 toevoerdraad van de kwikschakelaar 71 is met de positieve gelijk- 80 0 4 70 4 f * 13 stroomvoedingsklem 39 verbonden, terwijl een terugstelklem 76 van de binaire 14-bitsteller 69 met aarde is verbonden. De kwik-schakelaar 73 bestaat uit een in de handel verkrijgbaar produkt met een glazen omhulsel 77, dat een kwikdruppel 78 bevat.
5 De antwoordzendeenheid 1 is bij voorkeur met een ketting rondom de nek van het dier bevestigd, en wanneer het dier loopt slingert de antwoordzendeenheid 1 heen en weer.
De kwikdruppel 78 zal door deze heen en weer slingerende beweging afwisselend in het omhulsel 77 heen en terugstromen, waardoor 10 de schakelaar 73 wordt geopend en weer gesloten door de overbruggende werking van het kwik over de twee vaste klemmen 79 en 80.
Elke maal dat de schakelaar 73 wordt gesloten, wordt een logische hoge impuls aan de binaire 14-bitsteller 69 toegevoerd en het hierin aanwezige binaire getal van 14 bits wordt dan met één verhoogd. 15 De inhoud van de binaire 14-bitsteller 69 wordt dientengevolge continu verhoogd en wanneer het dier in de nabijheid van de zend-ontvanger 1 komt, worden de zes hoogste cijfers van de teller 69 uitgelezen en met de zendontvanger 1 gekoppeld. De binaire teller 69 wordt na elke uitleesbewerking niet teruggesteld doch wordt in 20 plaats hiervan automatisch op nul teruggesteld wanneer de teller zijn maximale telwaarde bereikt.
Samenvattend komt de werking van het stelsel op het volgende neer: wanneer de antwoordzendeenheid 1 binnen het bereik van de zendontvangeenheid 2 komt, worden ondervragingsim-25 pulsen aan de voorinstelbare vierbitsteller 37 in de antwoordzendeenheid 1 toegevoerd. Deze impulsen van 25 kHz worden tegelijkertijd aan de teller 18 in de zendontvangeenheid 2 toegevoerd. Deze twee tellers worden met elkaar gesynchroniseerd nadat de inhoud van de voorinstelbare teller 37 tot nul is afgeteld en de 30 eerste terugstelimpuls is opgewekt en weer terug naar de zendontvangeenheid 2 is gezonden. De voorinstelbare teller 37 wordt onmiddellijk op een ander getal vooringesteld en wanneer deze waarde door de impulsen van 25 kHz weer tot nul wordt afgeteld, wordt de inhoud van de teller 18 in de zendontvangeenheid 2 synchroon 35 vanaf nul opgeteld. Op het moment dat de voorinstelbare teller 37 30 0 4 70 4 14 de waarde nul bereikt en hierdoor weer een terugstelimpuls terug naar de zendontvanger 2 wordt gezonden/ heeft de teller 18 dezelfde telwaarde bereikt, die in de voorinstelbare teller 37 aanwezig was. Deze telwaarde wordt in de PIO 20 overgebracht en door 5 het microprocessorstelsel verwerkt, dat in het onderstaande nog nader zal worden beschreven. Op deze wijze worden de aan de voorin-stelingangsklemmen - D.^ van de voorinstelbare teller 37 toegevoerde gegevensbytes van vier bits achtereenvolgens naar de PIO 20 overgébracht en vervolgens verder verwerkt om een dieridentificatie-10 nummer en een dieraktiviteitsgetal te verkrijgen. Het aan de voorinstelbare teller 37 toegevoerde getal "zeven" wanneer de "één" op de uitgang Qq van de tientallenteller 49 wordt opgewekt, dient als een vlag- of sleutelbyte. Dit wil zeggen dat door de vier gegevensbytes, die achter deze sleutelbyte volgen, het dieriden-15 tificatienummer en door de volgende twee gegevensbytes het akti-viteitsgetal wordt gevormd.
Als de antwoordzender 1 zich binnen het bereik van de zendontvanger 2 bevindt, wordt door het stelsel continu de cyclus doorlopen, waarin achtereenvolgens de vlagbyte, de vier 20 identificatiébytes, de twee dieraktiviteitsbytes en de drie niet gebruikte bytes (dit wil zeggen het bekrachtigen van de uitgangen Q7 - Qg van de tientallenteller 49) worden overgezonden. Een van de deelkenmerken van de uitvinding bestaat hierin, dat deze gegevens niet verder worden verwerkt totdat vier identieke signaalcyclussen 25 zijn ontvangen. Als gevolg hiervan is het stelsel verhoudingsgewijs ongevoelig voor elektrische ruis, die zich gewoonlijk in de omgeving van een boerderij voordoet en waardoor anders het overzenden en de ontvangst van een enkele byte zou kunnen worden gestoord.
De achtereenvolgens in de PIO 20 overgebrachte 30 gegevensbytes van vier bits worden door middel van een op een microprocessor gebaseerd en in figuur 1 afgebeeld stelsel verwerkt, dat op een gegevensoverdraagbundel 80 voor acht bits en een adressenoverdraagbundel 81 voor zestien bits is aangesloten. Hierbij wordt van een door Zilog vervaardigde microprocessor Z-80 35 gebruik gemaakt, die direkt via de gegevensoverdraagbundel 80, de 80 0 4 70 4 15 adressenoverdraagbundel 81 en een stel in het algemeen door 82 aangegeven besturingsleidingen met de PIO 20 is gekoppeld. De werking van de elementen van het stelsel als functie van de tijd wordt door middel van een enkelfasige klok 89 gecoördineerd, 5 die met een frequentie van 2 MHz werkt. Met de microprocessor 84 is evenzo via de busleidingen 80 en 81 en via uitgekozen besturingsleidingen een alleen uit te lezen geheugen 83 van 8 bits bij 2K verbonden. Op dezelfde wijze is een willekeurig toegankelijk geheugen 85 van 8 bits bij 512 rijen met de microprocessor 84 10 gekoppeld. In het alleen uit te lezen geheugen 83 zijn de machine-instructies opgeslagen, die door de microprocessor 84 worden uitgevoerd om de gegevensverwerkingsfuncties ten uitvoer te brengen, die in het volgende nog nader zullen worden beschreven, en in het willekeurig toegankelijke geheugen 85 worden de gegevens opge-15 slagen, die gedurende de werking van het stelsel worden verwerkt.
Een als serieketen werkzame I/O-besturings-schakeling 86 (SIO) wordt door middel van een kloksignaal 89 van 1200 kHz bestuurd en is evenzo met de gegevensoverdraagbunde1 80 en de adressenoverdraagbundel 81 verbonden. Deze SIO 86 is via 20 een RS-232-C regelaandrijver 87 met een alfa-numerieke drukker 7 verbonden en wanneer deze SIO-keten 86 via de adressenoverdraagbundel 81 wordt geadresseerd en door middel van de besturingsleidingen WR. en IORQ in de aktief werkzame toestand wordt gebracht, wordt hierdoor op de uitgangen ervan een ASCII-karakter van zeven 25 bits aan de drukker 7 afgegeven. De aanpassingsketen 86 doet dienst om het ASCII-karakter van zeven bits in serievorm op te wekken en over een leiding 88 uit te zenden, waarbij deze leiding wel 15 meter lang mag zijn. De drukker 7 kan dientengevolge op verre afstand van de zend-ontvangeenheid 2 worden opgesteld, hetgeen 30 bijzonder voordelig is in het gebied van een boerderij.
Door de microprocessor 84 worden achtereenvolgens machine-instructies uit het alleen maar uit te lezen geheugen 83 uitgelezen, en als gevolg van operationele codes in deze instructies wordt hierdoor een aantal functies uitgevoerd.
35 Deze functies omvatten het uitlezen van gegevensbytes uit de PIO 20 80 0 4 70 4 16 be- het verrichten van de/rekeningen met dergelijke gegevens en het inschrijven van gedeeltelijke resultaten in het willekeurig toegankelijke geheugen 85. De uiteindelijke resultaten van deze berekeningen, dit wil zeggen het dieridentificatienummer en het 5 dieraktiviteitsgetal worden naar de drukker 7 uitgevoerd.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van het stel instructies, waarvan bij de microprocessor 84 wordt gebruik gemaakt, en de wijze waarop de microprocessor 84 met de PIO 20, de SIO 86 en de geheugens 83 en 85 samenwerkt, wordt 10 verwezen naar het in 1976 door Zilog gepubliceerde Z80-CPU Technical Manual.
De gedetailleerde door het gegevensverwerkende stelsel uitgevoerde functies kunnen het beste aan de hand van de in de figuren 3 en 4 afgebeelde stramingsdiagrammen worden toege-15 licht. Deze stromingsdlagrammen bevatten de door de microprocessor 84 uitgevoerde functies, die als gevolg van de in het alleen maar uit te lezen geheugen 83 opgeslagen machine-instructies worden uitgevoerd, waarbij voor een gedetailleerde lijst .van deze machine-instructies naar aanhangsel A van deze beschrijving wordt verwezen.
20 In het bijzonder verwijzende naar figuur 3 zal het stelsel nadat door de microprocessor 84 een reeks instructies zijn uitgevoerd, waardoor het stelsel in een werkzame begintoestand is gebracht zoals die door het procesuitvoeringsblok 90 wordt aangegeven, in een rusttoestand komen en op een onderbre-25 kingsinstructie wachten zoals dit door het procesuitvoeringsblok 91 is aangegeven. Wanneer een gegevensbyte in de PIO 20 wordt ingevoerd, wordt een onderbrekingsverzoek opgewekt en aan de microprocessor 84 toegevoerd, waarna het stelsel wordt aangewezen of een sprong maakt om een ΡΙΟ-onderbrekingsafwerkroutine uit te voeren, 30 die in figuur 3 door een procesuitvoeringsblok 92 is aangegeven.
Een stromingsdiagram van de PIO-onderbrekingsafwerkroutine 92 is in figuur 4 afgebeeld, en dit stromingsdiagram zal thans in samenhang met de in figuur 6 afgebeelde geheugenkaart van het willekeurig toegankelijke geheugen 85 worden beschreven.
35 Door de PIO-onderbrekingsafwerkroutine worden 80 0 4 70 4 τ * 17 eerst verdere onderbrekingsinstructies onwerkzaam gemaakt en worden vervolgens de inhouden van de microprocessorregisters op een veilige plaats opgeborgen zoals dit door het procesuitvoerings-blok 93 wordt aangegeven. De gegevensbyte van acht bits uit de 5 PIO 20 wordt vervolgens in de microprocessor 84 ingevoerd, zoals door het invoerblok 94 wordt aangegeven, en vervolgens wordt de bit van de laagste waarde (dit wil zeggen de bij de machts-coefficient nul behorende bit) van een in het willekeurig toegankelijk geheugen 85 opgenomen statusregister 98 onderzocht, 10 zoals dit door het beslissingsblok 95 wordt aangegeven, om te bepalen of deze bit gelijk aan één is. Door deze bepaalde bit in het statusregister 98 wordt aangegeven of de vlagbyte van te voren wel of niet van een antwoordzender is opgevangen, en indien dit zo is, wordt de waarde van de momenteel ontvangen byte bepaald zoals 15 dit door de beslissingsblokken 101 en 102 wordt aangegeven. Indien anderzijds de bit 0 van het statusregister 98 niet gelijk is aan één, wordt de momenteel ontvangen byte onderzocht zoals dit door het beslissingsblok 96 wordt aangegeven, om te bepalen of hierdoor de vlagbyte wordt gevormd. Indien dit niet zo is, hebben de 20 gegevens geen betekenis en wordt de routine weer door middel van een stel instructies naar het eigenlijke programma teruggevoerd, hetgeen in het procesuitvoeringsblok 97 is aangegeven. Doch indien blijkt dat de vlagbyte wel is ontvangen, wordt de bit nul van het statusregister 98 op "één" ingesteld en wordt een evenzo in 25 het willekeurig toegankelijke geheugen 85 opgenomen byteteller 99 op nul ingesteld. De machine-instructies waardoor deze functies ten uitvoer worden gebracht, zijn gezamenlijk in figuur 4 door een procesuitvoeringsblok 100 aangegeven. Nadat deze functies zijn uitgevoerd keert het stelsel zoals dit door het procesuitvoerings-30 blok 97 wordt aangegeven, weer naar zijn uitgangspunt terug, waaronder instructies vallen, waardoor volgende onderbrekingsinstructies weer werkzaam kunnen zijn en worden de microprocessorregisters weer met de gegevens gevuld, die deze op het moment bevatten, dat voor het eerst een begin met de PIO-onderbrekings-35 afwerkroutine werd gemaakt.
80 0 4 70 4 18
Thans weer verwijzende naar figuur 3 blijkt hieruit, dat wanneer het stelsel van de PIO-onderbrekingsafwerk-routine terugkeert de door het beslissingsblok 103 aangegeven instructies worden uitgevoerd om te bepalen of hit 1 van het 5 statusregister 98 op één is ingesteld. Zoals in het onderstaande zal worden toegelicht, is dit niet het geval totdat de vlagbyte, de vier bytes voor het dieridentificatienummer en de twee bytes voor het aktiviteitsgetal met succes zijn ontvangen. Dus totdat al deze gegevens zijn ontvangen, keert het stelsel door middel 10 van een vertakking weer terug naar het procesuitvoeringsblok 91 en wacht op de volgende onderbrekingsinstructie uit de PIO 20.
Thans weer naar figuur 4 verwijzende zal bij de invoer van de volgende gegevensbytes uit de PIO 20 deze door middel van instructies worden onderzocht, die door de beslissings-15 blokken 101 en 102 zijn aangegeven, teneinde de waarde van deze byte te bepalen. Indien deze waarde, zoals door het beslissingsblok 101 wordt aangegeven, groter dan 15 is, is er een fout opgetreden en wordt het stelsel naar een stel instructies vertakt, die door het procesuitvoeringsblok 104 zijn aangegeven. Door deze 20 instructies wordt de bit 0 van het statusregister weer op nul teruggesteld, zodat als gevolg hiervan een andere vlagbyte moet worden ontvangen wil de reeks programmastappen opnieuw worden gestart. Op overeenkomstige wijze is een fout opgetreden indien de ontvangen byte zoals dit door het beslissingsblok 102 wordt aan-25 gegeven, kleiner dan 7 is, waarna het stelsel via een vertakking door het procesuitvoeringsblok 104 en het procesuitvoeringsblok 97 weer naar zijn uitgangspunt terugkeert. Indien anderzijds de waarde van de gegevensbyte groter dan zeven is, wordt hierdoor een geldig gegeven gevormd en wordt dit in een "opslagregister" van 30 de microprocessor vastgehouden.
Dan worden de door de beslissingsblokken 105 en 106 aangegeven instructies uitgevoerd om te bepalen welke byte van de zes gegevensbytes door de betreffende byte wordt gevormd. Dit wordt bepaald door de waarde van de byteteller 99 te onder-35 zoeken, die in het willekeurig toegankelijke geheugen 85 is opge- 80 0 4 70 4 V * 19 nomen. Indien volgens het beslissingsblok 106 de inhoud van de byteteller kleiner dan 4 is, maken de gegevens deel van het dier-identificatienummer uit. In een dergelijk geval wordt de byteteller 99 zoals door het procesuitvoeringsblok 107 wordt aangegeven 5 één stap omhoog gesteld en worden de drie laatste bits van de ontvangen byte in het bovenste einde van de (niet in de figuren afgebeelde) B en C-registers van de microprocessor opgeschoven. Volgens het procesuitvoeringsblok 97 keert het stelsel dan weer in zijn uitgangsstand terug en wacht op de ontvangst van de vol-10 gende onderbrekingsinstructie uit de PIO 20.
Nadat de vier bytes, die het dieridentificatie-nummer bevatten zijn opgevangen en in de B en C registers van de microprocessor zijn geschoven, zal de inhoud van de byteteller bij het bereiken van het beslissingsblok 106 door het stelsel gro-15 ter dan vier zijn. Door de volgende twee gegevensbytes wordt het aktiviteitsgetal gevormd, en dit wordt zoals door het procesui tvoeringsblok 109 is aangegeven in het (niet in de figuren afgebeelde) D-register van de microprocessor geschoven. Volgens het procesuitvoeringsblok 110 wordt de inhoud van de byteteller 99 20 één stap verhoogd en wanneer deze de waarde 6 bereikt zoals dit voor de volgende onderbrekingsinstructie door het beslissingsblok 105 wordt aangegeven, wordt het stelsel via een vertakking naar een stel instructies gevoerd, die door het procesuitvoeringsblok 111 zijn aangegeven. Deze instructies doen dienst om het dieriden-25 tificatienummer in de B en C-registers en het dieraktiviteits-getal in het D-register als juist te beoordelen. Zoals door het procesuitvoeringsblok 112 wordt aangegeven, wordt bit één van het statusregister 98 dan op één ingesteld om aan te geven dat er een volledige overdracht van signalen heeft plaatsgevonden. Het dieriden-30 tificatienummer wordt vervolgens op de plaats 113 in het willekeurig toegankelijke geheugen 85 opgeslagen en het aktiviteitsgetal wordt op dezelfde wijze op de plaats 114 in het willekeurig toegankelijke geheugen 85 opgeslagen. Het stelsel keert dan via de procesuitvoeringsblokken 104 en 97 weer naar zijn uitgangspunt terug. 35 Thans weer verwijzende naar figuur 3 zal het 80 0 4 70 4 20 stelsel wanneer een volledige overdracht van signalen heeft plaatsgevonden en bit één van het statusregister 98 door de PIO-onder-brekingsafwerkroutine 92 is ingesteld, bij het beslissingsblok 103 in een vertakkingspunt komen waarin wordt bepaald of er inder-5 daad vijf achtereenvolgende, identieke signaaloverdrachten van het dieridentificatienummer en het aktiviteitsgetal hebben plaatsgevonden. Meer in het bijzonder wordt door middel van een door het beslissingsblok 116 aangeduide instructie de inhoud van een signaaloverdrachtsteller 120 onderzocht om te bepalen of door de 10 waarde hiervan de eerste succesvolle overdracht van gegevens wordt gevormd. Indien dit zo is wordt het stelsel via een vertakking direkt naar een stel door het procesuitvoeringsblok 117 aangegeven instructies gevoerd, waardoor het in het register 113 opgeslagen identificatiegetal aan een in het willekeurig toegankelijke geheugen 15 85 opgenomen register 118 wordt overgedragen, dat een vorig identificatienummer bevat, en waardoor het aktiviteitsgetal op de plaats 114 aan een register 119 voor een vorig aktiviteitsgetal wordt overgedragen. De overdrachtsteller 120 wordt dan zoals door het procesuitvoeringsblok 121 is aangegeven met één stap verhoogd 20 en de inhoud hiervan wordt dan door middel van de door het beslissingsblok 122 aangegeven instructies onderzocht om te bepalen of er een vijfde succesvolle overdracht van gegevens heeft plaatsgevonden. Indien dit niet zo is, keert het stelsel via een vertakking weer terug naar het procesuitvoeringsblok 91 om op de volgende 25 onderbrekingsinstructie uit de PIO 20 te wachten.
Nadat achtereenvolgens volledige overdrachten van het dieridentificatienummer en het dieraktiviteitsgetal hebben plaatsgevonden zoals dit volgens het beslissingsblok 103 wordt bepaald, komt het stelsel bij een vertakkingspunt om te bepalen 30 of de overgedragen gegevens identiek zijn aapfjegensoverdrachten, die eerder hébben plaatsgevonden. Meer in het bijzonder wordt het nieuw ontvangen dieridentificatienummer eerst een volgens een door het beslissingsblok 123 aangegeven stel instructies met het eerder ontvangen dieridentificatienummer vergeleken, dat in het register 35 118 was opgeslagen. Indien deze identiek zijn wordt de werking van 8Q 0 4 70 h 21 het stelsel voortgezet door middel van een tweede stel instructies, die door het beslissingsblok 124 zijn aangegeven, en waardoor het nieuw ontvangen dieraktiviteitsgetal met het eerder ontvangen en in het register 119 opgeslagen aktiviteitsgetal wordt 5 vergeleken. Indien de vergelijking van deze twee getallen het resultaat niet identiek oplevert, wordt het stelsel via een vertakking naar een stel instructies gevoerd, die door het procesui tvoeringsblok 125 zijn aangegeven, en waardoor de overdrachts-teller op nul wordt teruggesteld en het stelsel volgens een kring-10 loop weer terug in het procesuitvoeringsblok 91 komt, om op de volgende onderbrekingsinstructie uit de PIO 20 te wachten. Dit wil zeggen wanneer er een fout in de overdracht heeft plaatsgevonden, wordt het stelsel weer teruggesteld zodat het gehele proces wordt herhaald.
15 Wanneer vijf achtereenvolgende identieke overdrachten van het dieridentificatienummer en het dieraktiviteitsgetal hebben plaatsgevonden zoals deze door middel van het beslissingsblok 122 worden bepaald, wordt aangenomen dat deze nummers en getallen juist zijn, waarna het stelsel bij het beslis-20 singsblok 122 in een vertakkingspunt komt en de door de procesuit-voeringsblokken 126, 127 en 128 aangegeven instructies worden uitgevoerd, waardoor het betreffende cijfer en getal naar de drukker 7 worden uitgevoerd. Meer in het bijzonder wordt volgens de door het procesuitvoeringsblok 126 aangegeven instructies 25 .eerst het aktiviteitsgetal van het eerder overgezonden aktiviteitsgetal afgetrokken, dat op het moment werd overgezonden dat de antwoordzender van het dier eerder werd ondervraagd. Er wordt aan herinnerd dat de binaire 14 bitsteller 69 in de antwoordzendeen-heid niet na elke succesvolle overdracht wordt teruggesteld, 30 zodat door het verschil tussen de laatste aflezing en de momentele aflezing de waarde wordt gevormd, die voor het meten van de akti-viteit van het dier geldt. Dit berekende aktiviteitsgetal en het dieridentificatienummer worden dan in binair gecodeerde decimale cijfers omgezet en zoals door het proces uitvoeringsblok 127 wordt 35 aangegeven in een bufferorgaan voor de drukker ingevoerd. Dan 80 0 4 70 4 9 v 22 wordt een drukkerbesturingsroutine opgeroepen om deze cijfers in de juiste volgorde en in de juiste vorm aan de drukker 7 toe te voeren.
Het zal duidelijk zijn dat er talrijke varia-5 ties van de bovenbeschreven en bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen worden afgeleid. Aan een zendont-vanger, die op een microprocessor is gebaseerd, wordt de voorkeur gegeven omdat hierdoor een goedkoop en betrouwbaar middel wordt gevormd om de noodzakelijke berekeningen en de foutdetectiefuncties 10 uit te voeren. Doch evenzo kunnen in draden uitgevoerde schakelingen worden toegepast. Voorts is het wenselijk om van tijdmulti-plexoverdrachten van bytes van drie bits voor het dieridentifica-tienummer en het dieraktiviteitsgetal gebruik te maken vanwege het grote aantal dieren dat geïdentificeerd moet worden. Wanneer 15 het om een kleiner aantal dieren bijvoorbeeld zestien gaat, kan het aktiviteitsgetal van zes bits en een identificatienummer van vier bits in een enkele in de antwoordzender opgenomen voorinstel-bare teller van tien bits worden ingevoerd. Dit gehele getal kan dan in zijn geheel weer terug naar de zendontvanger worden ge-20 zonden wanneer de ondervraging plaatsheeft. Wanneer er echter een groot aantal dieridentificatienummers is vereist, duurt het te lang om de als resultaat van dit grote aantal toegepaste grote voorinstelbare teller af te tellen. Door de getallen in bytes te verdelen, die achtereenvolgens naar de zendontvanger worden gezon-25 den en weer bij elkaar worden gevoegd, wordt de voor de overdracht van de beide getallen benodigde tijdsduur aanzienlijk verkort.
Dit biedt ook de mogelijkheid om de antwoordzender: van het dier vele malen te ondervragen wanneer deze langs de zendontvanger-spoelen passeert, en als gevolg hiervan is het mogelijk om over-30 drachten met overtollige bits als middel toe te passen on het optreden van foutieve gegevens tegen te gaan.
80 0 4 70 4 -- * LIJST VAN \ COMPONENTEN __
Referentie ..Fabrikant · NO. ,, en Model No. 'Beschrijving 7 Centronics alfa-numerieke drukker .
Microprinter-Sl in de Amerikaanse 10 zie jiqóscillator 20 Octrooiaanvrage
Serial no.'815.796, ingediend 5 juli·197 11 & 12 Motorola 7-traps pulserende teller MC14024 13 zie de wisselstroomversterker 31 in de hierbovengenoemdè Amerikaanse octrooiaanvrage 18 Motorola 7-traps pulserende teller' MC14024 20 Zilog parallel werkzame I/O-bes.turingsschakelir MK3881 voor de 2-80 23 zie de versterker en de detector 45 in d«.
bovengenoemde Amerikaanse octrooiaanvrage 27 Motorola monostabiele relaxatieschakeling " MC14528 37 Motorola voorinstelbare vierbitsteller MC14526 ^ Μ^τ*/ΐη?7& tientaiïeriteller/deler" MC14U17 54 Motorola . gegevensselectie/multiplexschakeling MC14053 69 Motorola binaire 14-bitsteller MC14020 ‘ * 73 MICRO SWITCH kwikschakelaar
AS 408 PO
83 Intel Corporation twee door middel vanuiltravioletlicht ui* 2758 Wisbare PROM-Vs IK x 8 van gering vermoger achtbits microprocessor 85 Fairchild twee willekeurig toegankelijke.MOS-geheuc 3539 256 x 8 .
86 Zilog in serie werkzame I/O-besturingssehakeli; voor de Z-80 ^ MC1488^"a regelaandrijver RS-232-C.
8 0 0 4 70 4
APPENDIX A
I ;ABSOLUTE RAM ADDRESSES OR DATA
OFFSET: EQU -1000H
INTPT: EQU 03H
PRT: EQU 0800H
IDAK: EQU 0802H
ADATA: EQU 180OH
BUFRTP: EQU 1810H
MIN: EQU 1812H
HR: EQU 1813H
DAY: EQU 1814H
MON: EQU 1815H
IDA: EQU 181AH
ACTA: EQU 181EH
COW: EQU 183OH
ACTIV: EQU 1832H
DOOR: EQU 1834H
DATA: EQU 1836H
COWBIN: EQU 1838H
ACTBS: EQU 184OH
BUFRBS: EQU 2000H
STACK: EQU 20FFH
? RELATIVE RAM ADDRESSES STAT: EQU 00H
GPCONT: EQU 01H
ID: EQU 02H
PRID: EQU 04H
ACT: EQU 06H
PRACT: EQU 07H
IDCT: EQU 08H
PRCOW: EQU OAH
VECT20: EQU 0F0H
VECT28: EQU 0F8H
VECT2A: EQU OFAH
VECT34: EQU OFCH
; ASCII CHARACTER DEFINITION CR: EQU ODH
LF: EQU OAH
RS: EQU 1EH
? INITIALIZATION START: LD IX,ADATA
LD IY,BDATA
LD SP,STACK
LD HL,ADATA
LD DE,ADATA+1
LD BC,511D
LD (HL),00H
LDIR ; SET ALL RAM TO 00H
LD A,INTPT
LD I,A ; LOAD INTERRUPT TABLE POINTER
' LD HL,BUFRBS
LD (BUFRTP),HL ; INITIALIZE TOP OF BUFFER
; INITIALIZATION OF SIO CHANNEL B.
; PORT 32H = DATA ; PORT 33H = COMMAND
; ASYCHRONOUS FORMAT, 7 BIT CHARACTER, 1 PARITY BIT, 2 STOP BITS LD HL,SI035+OFFSET ; LOAD DATA POINTER
LD C,33H ; LOAD PORT POINTER
ft A A L 7Π L LD B,10D ; LOAD COUNTER
O U U t / u 4 0TIR ; INITIALIZE SIO, CHANNEL B
1 ~ v - 25 - V
j · ; INITlLlZATION OF PIO CHANNEL A AND B
I ; PORT 28H = DATA, PORT 29H = COMMAND (DOOR A) ; PORT 2AH = DATA, PORT 2BH = COMMAND (DOOR B)
LD A,4FH ; SET TO INPUT MODE
OUT 29H,A
OUT 2BH,A
LD A,87H ; ENABLE INTERRUPT
OUT 29H,A
OUT 2BH,A
LD A,VECT28 ; LOAD INTERRUPT VECTOR
OUT 29H,A
LD A,VECT2A ; LOAD INTERRUPT VECTOR
OUT 2BH,A
; PRINT HEADING FOR DATA CALL PRT
CALL IDAK
HALT: IM 2
El
HALT
BIT 1,(IX+STAT) ; IF BIT 1 OF STATUS REG.=1
CALL NZ, CHKA+OFFSET ; THEN COMPARE PRESENT
; ID WITH PREVIOUS ID
JR HALT
; PIO INTERRUPT SERVICE ROUTINE
; INPUT ONE BYTE WHICH CONTAINS THREE BITS OF INFORMATION ; CHECK FOR ERRORS ; ASSEMBLE THREE BIT CODE
DRA: DI ; DISABLE ALL INTERRUPTS
EXX ? EXCHANGE BC, DE, HL
EX AF,AF1 ; EXCHANGE AF
IN A,(28H) ; INPUT BYTE
BIT 0,(IX+STAT)
JR NZ,DRA1 ; JUMP IF BIT 0=1, FLAG BYTE HAS
; BEEN DETECTED
CP 07H ; CHECK IF THIS IS THE FLAG BYTE
JR NZ,DRARET ; JUMP IF A NOT EQUAL TO 7
DRA5: SET 0,(IX+STAT) ; BIT 0=1, FLAG BYTE IS
; DETECTED
LD (IX+GPCONT),0QH ; SET BYTE COUNTER = 0
JR DRARET
DRA1: CP A,10H ; IF A>15
JP P,DRA2+OFFSET ; THEN AN ERROR HAS OCCURRED
CP 07H
JR Z,DRA5 ; JUMP IF A=7, THIS IS A FLAG BYTE
JP M,DRA2+OFFSET ; JUMP IF A<7, AN ERROR ·
; HAS OCCURRED
PUSH AF ; SAVE THE ACCUMULATOR IN THE STACK
LD A,(IX+GPCONT)
CP 06H
JR Z,DRA4 ; JUMP IF GPCONT = 06, ONE CYCLE
; IS COMPLETE
CP 04H
JP P,DRA3+OFFSET ; JUMP IF GPCONT>4, DATA IS
; ACTIVITY DATA
INC (IX+GPCONT) ; INCREMENT BYTE COUNTER
POP AF ; RECALL THREE BITS OF DATA
80 0 4 70 4
; ASSEMBLE ID CODE IN BC REGISTER PAIR
SRL A ; BIT 0 TO CARRY
RR B ; CARRY TO BIT 7 OF B
; BIT 0 OF B TO CARRY
• RR C CARRY TO BIT 7 OF C
SRL A ; REPEAT FOR. BIT 1
RR B
: RR C
1 SRL A ; REPEAT FOR BIT 2
RR B
RR C
JR DRARET
; ASSEMBLE ACTIVITY CODE IN REGISTER D
DRA3: INC (IX+GPCONT) ? INCREMENT BYTE COUNTER
POP AF ; RECALL THREE BITS OF DATA
SRL A ; BIT 0 TO CARRY
RR D ; CARRY TO BIT 7 OF D
SRL A ,· REPEAT FOR BIT 1 OF DATA
RR D
SRL A ; REPEAT FOR BIT 2 Of DATA
RR D
JR DRARET
; FINAL SHIFT OF ID AND ACTIVITY CODES DRA4: POP AF ; REPOSITION STACK POINTER
SRL B ; SHIFT BC ONE BIT RIGHT
RR C
SRL B ; REPEAT
RR C
SRL B ; REPEAT
RR C
SRL B ; REPEAT
RR C
SRL D ; SHIFT D ONE BIT RIGHT
SRL D 7 REPEAT
SET 1,(IX+STAT) ; BIT 1=1, DATA ASSEMBLED
FOR COMPARISON
LD (ADATA+ID),BC ,· PLACE ID AND
7 ACTIVITY IN RAM
LD (IX+ACT),D
DRA2: RES 0,(IX+STAT) 7 RESET FLAG BYTE
7 DETECTED BIT
DRARET: EXX ; RECALL BC, DE, HL
EX AF,AF' 7 RECALL AF
RETI
7 CLOCK ADVANCE ROUTINE CLK: DI
CALL INCMIN+OFFSET
CP 00H 7 IF MIN = 00
JR NZ,CLK1 7 THEN, INCREMENT HR
CALL INCHR+OFFSET
SET 7,B 7 BIT 7=1, PRINT HEADING
CP 00H ; IF HR = 00
JR NZ,CLK1 7 THEN, INCREMENT DAY
CALL INCDAY+OFFSET
CP 01H 7 IF DAY = 01
JR NZ,CLK1 ; THEN, INCREMENT MON
CALL INCMON+OFFSET
CLKl: BIT 7,B 7 IF BIT 7=1
JR Z,CLKRET 7 THEN DO NOT PRINT HEADING
CALL PRT
CLKRET: RETI
80 0 4 70 4 * -ζ/ - t
! . ; MINUTE INCREMENT ROUTINE
INCMIN: LD A,(MIN) ADD 01H ; MIN = MIN + 1
j DAA
CP 6 OH
JR ΝΖ,ΜΙΝΙ ; IF MIN = 60 XOR A ; THEN MIN = 00
MINI; LD (MIN),A
RET
; HOUR INCREMENT ROUTINE INCHR: LD A,(HR) ADD 01H ,* HR = HR + 1
DAA
CP 24H
JR NZ,HR1 ; IF HR = 24, XOR A ; THEN HR = 00
HRl; LD (HR),A
RET
; DAY INCREMENT ROUTINE INCDAY: LD A, (DAY) ADD 01H ; DAY = DAY + 1
DAA
CP 32H
JR NZ,DAY1 ? IF DAY = 32, LD A,01H ; THEN DAY = 01
DAY1: LD (DAY),A
RET
? MONTH INCREMENT ROUTINE INCMON; LD A,(MON) ADD 01H ; MON = MON + 1
DAA
CP 13K
JR ΝΖ,ΜΟΝΙ ; IF MON = 13, LD A,01H ; THEN MON = 01
MONl; LD (MON),A
RET
; COMPARE PREVIOUS ID AND ACT WITH PRESENT ID AND ACT CHKA: RES 1,(IX+STAT) ; CLEAR DATA READY BIT
; IN STATUS REG.
LD HL,(ADATA+PRID) ; GET ID NUMBER
LD DE,(ADATA+ID) ; GET PREVIOUS ID NUMBER
XOR A
S3C HL,DE ; IF ID = PRID
LD (ADATA+PRID) ,DE ; PRID = ID
JR NZ/CHKAl ; THEN COMPARE ACTIVITY
; NUMBER
LD A,(IX+ACT) ; GET ACTIVITY NUMBER
LD B,(IX+PRACT) ; GET PREVIOUS ACTIVITY NUMB!
CP B ; IF ACT = PRACT
LD (ADATA+PRACT),A ; PRACT = ACT
JR NZ,CKKAi ; THEN THE TWO DATA ARE
; IDENTICAL
LD HL,(ADATA+IDCT) INC HL ; IDCT = IDCT + 1
LD (ADATA+IDCT),HL
LD DE,0004H
XOR A
SBC HL,DE ; IF IDCT = 0004,
JR NZ,CHKA2 ; THEN DISPLAY AND PRINT
; DATA
80 0 4 70 4 τ ν τ( HL,(ADATA+PRID) LD DE,(ADATA+PRCOW)
XOR . A
SBC HL,DE ; IF SAME COW HAS BEEN RE-IDENTIFIED,
JR Z,CHKA2 ; THEN DO NOT PRINT ID AND ACTIVITY
LD HL,(ADATA+PRID) ; GET PRID FOR CONVERSION
LD (ADATA+PRCOW),HL ; SAVE COW NUMBER
LD (COWBIN),HL ; SAVE FOR ACTIVITY
; CALCULATION
LD DE, IDA ,* GET RESULTS POINTER
CALL BCD+OFFSET ; CONVERT TO FOUR BCD DIGITS
LD Η,ΟΟΗ LD L, (IX+PRACT) ; GET PRACT FOR CONVERSION \-
LD DE,ACTA ; GET RESULTS POINTER
CALL BCD+OFFSET ; CONVERT TO FOUR BCD DIGITS
CALL DISP+OFFSET
LD HL,(ACTA) ; GET 'A' ACTIVITY READING
LD (DATA),HL ; MOVE ACTIVITY READING FOR
,· PRINTOUT
LD HL,(IDA)
LD (COW),HL ; MOVE ID FOR PRINT OUT
LD A, Ά1 ; rfr:
LD (DOOR) ,A ; LOAD 1A' FOR PRINT OUT
CALL ACTIVE+OFFSET
CALL IDAK
CHKA2: RET
CKKA1: LD HL,0000H
LD (ADATA+IDCT),HL ; IDCT = 0000
RET
; COMPUTE ACTIVITY AND SAVE IN RAM : fr-
ACTIVE: LD DE,ACTBS ; LOAD BASE ADDRES OF
\ ; ACTIVITY TABLE +-/
\ LD HL,(COWBIN) ; RECALL COW NUMBER
\ ; ( 0 < ID < 192 )
\ ADD HL,DE
\ LD A,(DATA) 7 RECALL PRESENT READING . · :
\ LD B, (HL) 7 GET PREVIOUS READING
\ LD (HL),A 7 SAVE PRESENT READING
\ C? B 7 IF A < B
\ JP M,ACT2+OFFSET 7 THEN ADJUST TO OBTAIN
7 POSITIVE RESULTS
?1: SUB B
DAA
LD (ACTIV),A 7 SAVE ACTIVITY FOR PRINT OUT
RET -
: ADD A, 64H
DAA
JR ACT1
OF ROUTINE
RRUPT DRIVEN PRINT ROUTINE DI
RES 0,(IX+STAT)
RES 0,(IY+STAT) 7 RESET START GROUP
7 DETECTED BITS
LD DE,BUFRES 7 LOAD POINTER-BUFFER
; BASE
LD A,(DE) ; GET ASCII CHARACTER
•T__l -31- .¾ 80 0 4 70 4
— V -29- V
CP ; IF A = '$'
JR Z,PRTRET ; THEN DISABLE SIO AND
; RETURN
OUT (32H),A ? OUTPUT CHARACTER
LD HL,BUFRBS+1 ; LOAD POINTER
LD BC,(BUFRTP)
DEC BC ; DECREMENT TOP OF BUFFER
LD (BUFRTP),BC
LD BC,160D ; LOAD LENGTH OF CHARACTER BUFFER
LDIR ; SHIFT ALL CHARACTERS IN BUFFER
; DOWN ONE LOCATION
RETI
PRTRET: LD BC,BUFRBS
LD (BUFRTP),BC ; RESET TOP OF BUFFER
; AT BASE OF BUFFER
LD A,28H
OUT (33H),A ; RESET TRANSMITT INTERRUPT PENDING
RETI
; CONVERT 16 BIT BINARY NUMBER IN HL TO FOUR BCD DIGITS.
; DE CONTAINS THE ADDRESS AT WHICH THE BCD NUMBER IS TO BE ; STORED
BCD: LD B,02 ; LOAD LOOP COUNTER
LD C,10D ; LOAD DIVISOR
BCDl: CALL DIV+OFFSET
EX DE,HL
RRD ; BCD DIGIT TO RAM
EX DE,HL
CALL DIV+OFFSET
EX DE,HL
RRD ; BCD DIGIT TO RAM
EX DE,HL
INC DE ; ADVANCE MEMORY POINTER
DJNZ BCDl ; DECREMENT LOOP COUNTER
RET
; 16 BIT UNSIGNED DIVIDE ROUTINE ; HL = HL / C, A = REMAINDER DIV: PUSH BC
XOR A
LD B,17D ; LOAD LOOP COUNTER
JR DIVST
DIVLP: SUB C
JP P,DIVRES+OFFSET ; JUMP IF NO RESTORE
ADD C
DIVST: ADD HL,HL ; SHIFT HL LEFT ONE BIT
RLA
JR DIVCON
DIVRES: ADD HL,HL ; SHIFT HL LEFT ONE BIT
RLA
INC HL
DIVCON: DJNZ DIVLP ; DECREMENT LOOP COUNTER
RRA ; RESTORE REMAINDER
POP BC
RET
INP: DI
LD A,0Ε0Η
OUT 35H,A ; END INTERRUPT
LD A,50H
OUT 35H,A ; READ SENSOR RAM AT DIGIT 0 WITH
; AUTO INCREMENT
IN A, (34H) ; INPUT CLOCK ADVANCE SIGNALS
λ λ λ / —i λ η LD Β,Α ; SAVE SWITCH STATUS
80 0 4 / 0 4 BIT 4,B
V V
CALL NZ,INCMIN+OFFSET
BIT 5,B
CALL NZ,INCHR+OFFSET
BIT 6,B
CALL NZ,INCDAY+OFFSET
BIT 7 ,B
CALL NZ ,INCMON+OFFSET ·
CALL DISP+OFFSET
RETI
SI035: DB 02H ; POINTER SET TO REGISTER 2B
DB VECT34 ; LOAD INTERRUPT VECTOR
DB 03H . ; POINTER SET TO REGISTER 3B
DB 4OH ; RECEIVER DISABLED
DB 04H ; POINTER SET TO REGISTER 4B
DB OCH 7 NO PARITY, 2 STOP BIT, XI
7 CLOCK, ASYCHRONOUS MODE DB 05H 7 POINTER SET TO REGISTER 5B
DB 28H ,* 7 BITS PER CHARACTER, TRANS-
7 MITTER ENABLED
DB 01H ,· POINTER SET TO REGISTER 1B
DB 02H ,· INTERRUPT ENABLED
? CREATE INTERRUPT TABLE FOR PIO AND SIO
ORG 1300H+VECT28 DW DRA+OFFSET, DRB-rOFFSET, PRINT+OFFSET,
START+OFFSET END START
SO 0 4 70 4

Claims (10)

1. Bronstijddetectiestelsel voor een dier, met het kenmerk, dat d it is samengesteld uit een aan het dier bevestigde antwoordzendeenheid, die een bewegingsaftastinrichting 5 bevat, waardoor als gevolg van een beweging van het dier een elektrisch signaal wordt afgegeven, alsmede met deze bewegingsaftastinrichting gekoppelde opzamelmiddelen om de genoemde elektrische signalen op te vangen en een signaal vast te houden, waardoor een aanduiding van het aantal bewegingen van het dier wordt ge-10 vormd, en middelen die op een ondervragingssignaal aanspreken en met de genoemde opzamelmiddelen zijn gekoppeld om gegevens over te zenden waardoor een aanduiding van het aantal bewegingen van het dier wordt gevormd; en uit een zendontvangeenheid, die nabij een plaats is opgesteld waarlangs het dier dikwijls passeert, waarbij 15 deze zendontvangeenheid middelen bevat om een ondervragingssignaal op te wekken en aan de genoemde antwoordzendeenheid over te zenden, middelen om de door de genoemde zendontvangeenheid overgezonden gegevens op te vangen, middelen die met de genoemde ont-vangmiddelen zijn gekoppeld om de opgevangen gegevens in een ak-20 tiviteitsgetal om te zetten, dat een aanduiding van het aantal bewegingen van het dier vormt, en middelen, die met deze omzet-middelen zijn gekoppeld om de informatie zichtbaar te maken, die het genoemde aktiviteitsgetal omvat.
2. Bronstijddetectiestelsel volgens conclusie 25 1, met het kenmerk, dat de genoemde antwoordzendeenheid verder middelen bevat om gegevens over te zenden waardoor het dier wordt geïdentificeerd waaraan de betreffende antwoordzendeenheid is bevestigd, waarbij de omzetmiddelen in de genoemde zendontvangeenheid dienst doen om deze gegevens in een identificatienummer 30 om te zetten en met de middelen voor het zichtbaar maken van de informatie te koppelen.
3. Bronstijddetectiestelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de antwoordzendeenheid aan de nek van het dier is vastgemaakt.
4. Dieridentificatie- en bronstijddetectie- 80 0 4 70 4 1 * stelsel met het kenmerk, dat dit is samengesteld uit een aan het dier bevestigde antwoordzendeenheid, die een bewegingsaftast-inrichting bevat, waardoor als gevolg van de beweging van het dier een elektrisch signaal wordt afgegeven, alsmede een met deze bewe-5 gingsaftastinrichting gekoppelde teller om de genoemde elektrische signalen op te nemen en een aktiviteitsgetal op te slaan, waardoor een aanduiding van het aantal bewegingen van het dier wordt gevormd, middelen om een dieridentificatienummer op te wekken, middelen die op een ondervragingssignaal aanspreken om de gegevens 10 over te zenden, welke een aanduiding van het aan de ingangsklemmen ervan toegevoerde nummer of getal vormen, middelen die met de genoemde teller en opwekmiddelen zijn gekoppeld om achtereenvolgens het identificatienummer en het aktiviteitsgetal aan de ingangsklemmen van de zendmiddelen toe te voeren; en uit een zendont-15 vangeenheid, die nabij een plaats is opgesteld waarlangs het dier dikwijls passeert, waarbij deze zendontvangeenheid middelen bevat om een ondervragingssignaal op te wekken en aan de genoemde antwoordzendeenheid te zenden; alsmede middelen om de door de genoemde antwoordzendeenheid overgezonden gegevens op te vangen, middelen, 20 die met de genoemde ontvangmiddelen zijn gekoppeld on deze gegevens in een aktiviteitsgetal en een dieridentificatienummer om te zetten, en middelen die met de genoemde omzetmiddelen zijn gekoppeld om het aktiviteitsgetal en het dieridentificatienummer zichtbaar te maken.
5. Dieridentificatie- en bronstijddetectie- stelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het zichtbaar maken van het aktiviteitsgetal en het dieriden- -ten tificatienummer een microprocessor omvat/, die door middel van een gegevensoverdraagbundel met de genoemde omzetmiddelen is ge-30 koppeld, en voorts een drukker, die evenzo door de genoemde gegevensoverdraagbundel met de genoemde microprocessor is gekoppeld.
6. Dieridentificatie en bronstijddetectie-stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde 35 microprocessor zodanig is geprogrammeerd dat hierin periodiek het 80 0 4 70 4 genoemde aktiviteitsgetal en het dieridentificatienummer uit de omzetmiddelen worden ingevoerd teneinde achtereenvolgens ontvangen aktiviteitsgetallen en dieridentificatienummers met elkaar te vergelijken en dit aktiviteitsgetal en het dieridentificatie-5 nummer voor het verkrijgen van een zichtbare weergave ervan uit te voeren wanneer een vooraf gekozen aantal identificatienummers met elkaar zijn vergeleken.
7. Dieridentificatie- en bronstijddetectie-stelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de genoemde om- 10 zetmiddelen een teller bevatten, die is gekoppeld met de middelen voor het opwekken van het ondervragingssignaal en met de ontvang-middelen, waarbij de inhoud van deze teller als gevolg van de door de genoemde antwoordzendeenheid overgezonden gegevens door middel van de genoemde op-wekmiddelenè tapsgewij ze wordt verhoogd en aan 15 de middelen voor het verkrijgen van een zichtbare weergave wordt doorgegeven.
8. Antwoordzendeenheid, die aan een dier kan worden vastgemaakt en op een ondervragingssignaal aanspreekt dat door een zendontvangeenheid wordt opgewekt teneinde een signaal 20 op te wekken en aan de zendontvangeenheid over te dragen waardoor de identiteit van een dier wordt aangeduid waaraan de antwoordzendeenheid is bevestigd, en waardoor ook de aktiviteit van het dier wordt aangegeven, met het kenmerk, dat deze eenheid is samengesteld uit een bewegingsaftastinrichting waardoor als gevolg van 25 de beweging van het dier een elektrisch signaal wordt afgegeven, alsmede uit een met deze bewegingsaftastinrichting gekoppelde teller om de genoemde elektrische signalen op te nemen en een getal te bewaren, waardoor een aanduiding van het aantal bewegingen van het dier wordt gevormd; uit een voorinstelbare teller met een 30 zodanig geschakelde ingang dat hierdoor het genoemde ondervragingssignaal kan worden opgenomen, alsmede met een zodanig geschakelde uitgangsklem dat hierop het voor de genoemde zendontvangeenheid bestemde signaal wordt opgewekt, en met een stel voorinstelklemmen; uit middelen waarvan de ingangen met de genoemde teller zijn ver-35 bonden en waarvan de uitgangen met de voorinstelklemmen van de 80 0 4 70 4 > is genoemde voorinstelbare teller zijn verbonden om vanuit de genoemde teller een getal aan de genoemde voorinstelbare teller toe te voeren wanneer deze in de aktief werkzame toestand is gebracht, uit middelen die met de voorinstelklemmen van de genoemde voorin-5 stelbare teller zijn gekoppeld om aan deze voorinstelbare teller een identificatienummer toe te voeren wanneer deze in de aktief werkzame toestand is gébracht, en uit middelen, die met de uitgangs-klem van de genoemde voorinstelbare teller zijn gekoppeld om achtereenvolgens de twee laatstgenoemde middelen in een aktief werk-10 zame toestand te brengen.
9. Dieridentificatie- en bronstijddetectiestel-sel in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of afge-beeld in de figuren.
10. Antwoordzendeenheid in hoofdzaak zoals 15 beschreven in de beschrijving en/of afgebeeld in de figuren. 80 0 4 70 4
NL8004704A 1980-05-13 1980-08-20 Antwoordzendeenheid voor een inrichting voor het detecteren van de bronsttijd van een dier. NL192772C (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8015783A GB2076259B (en) 1980-05-13 1980-05-13 Animal identification and estrus detection system
DE19803019457 DE3019457A1 (de) 1980-05-21 1980-05-21 Einrichtung zum erkennen der bruenstigkeit von tieren
FR8011523A FR2482826A1 (fr) 1980-05-23 1980-05-23 Dispositif d'identification d'animaux et de detection de leurs periodes de rut
NL8004704A NL192772C (nl) 1980-05-13 1980-08-20 Antwoordzendeenheid voor een inrichting voor het detecteren van de bronsttijd van een dier.

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8015783A GB2076259B (en) 1980-05-13 1980-05-13 Animal identification and estrus detection system
GB8015783 1980-05-13
DE3019457 1980-05-21
DE19803019457 DE3019457A1 (de) 1980-05-21 1980-05-21 Einrichtung zum erkennen der bruenstigkeit von tieren
FR8011523A FR2482826A1 (fr) 1980-05-23 1980-05-23 Dispositif d'identification d'animaux et de detection de leurs periodes de rut
FR8011523 1980-05-23
NL8004704A NL192772C (nl) 1980-05-13 1980-08-20 Antwoordzendeenheid voor een inrichting voor het detecteren van de bronsttijd van een dier.
NL8004704 1980-08-20

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8004704A true NL8004704A (nl) 1982-03-16
NL192772B NL192772B (nl) 1997-10-01
NL192772C NL192772C (nl) 1998-02-03

Family

ID=27432536

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8004704A NL192772C (nl) 1980-05-13 1980-08-20 Antwoordzendeenheid voor een inrichting voor het detecteren van de bronsttijd van een dier.

Country Status (2)

Country Link
GB (1) GB2076259B (nl)
NL (1) NL192772C (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1991011678A2 (en) * 1990-01-29 1991-08-08 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap A method of, and apparatus for, measuring movements

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4455610A (en) * 1982-02-04 1984-06-19 Rodrian James A Self-contained estrous detection tag
GB2149623A (en) * 1983-10-26 1985-06-12 Itw New Zealand Ltd Identification device
DE3726484A1 (de) * 1987-08-08 1989-02-16 Enguvu Ag Baar Vorrichtung zur uebermittlung von daten aus einem tierkoerper
SE500030C2 (sv) * 1990-05-14 1994-03-21 Bengt Henoch Förfarande för att lagra komplicerade produkters livsdata
US5317330A (en) * 1992-10-07 1994-05-31 Westinghouse Electric Corp. Dual resonant antenna circuit for RF tags
NL9300740A (nl) * 1993-05-03 1994-12-01 Nedap Nv Inrichting voor het elektronisch waarnemen van gedrag en het signaleren van gedragsveranderingen bij dieren.
DE4317340A1 (de) * 1993-05-25 1994-12-01 Spieshofer Guenther Verfahren zum Kennzeichnen von wiederkäuenden Tieren, vornehmlich Rindern
JPH08336338A (ja) * 1995-06-13 1996-12-24 Chikusanyo Denshi Gijutsu Kenkyu Kumiai 家畜等の個体識別装置
GB2308947A (en) * 1996-01-04 1997-07-09 I D Systems Ltd Identification tag with environmental sensing facility
NL1002173C2 (nl) * 1996-01-25 1997-07-29 Maasland Nv Werkwijze voor het automatisch melken van dieren.
AU2392700A (en) * 1998-12-22 2000-07-12 Ddx, Inc. Electronic estrus detection device
GB0004456D0 (en) 2000-02-26 2000-04-19 Glaxo Group Ltd Medicament dispenser
GB0013619D0 (en) 2000-06-06 2000-07-26 Glaxo Group Ltd Sample container
JP2004503338A (ja) 2000-07-15 2004-02-05 グラクソ グループ リミテッド 薬剤取り出し装置
WO2005010665A2 (en) 2003-07-17 2005-02-03 Jackson William R Iii Method and apparatus for monitoring breeding behavior
ITMI20071072A1 (it) * 2007-05-25 2008-11-26 Lps Electronics S R L Apparecchiatura per la rilevazione automatica dello stato di calore di una scrofa.
CA2626228C (en) 2005-09-20 2014-03-18 Allflex Australia Pty. Limited Portal antenna
NL1030464C2 (nl) * 2005-11-18 2007-05-21 Nedap Agri B V Bewegingsdetector voor dieren.
EP1839621A1 (en) * 2006-03-31 2007-10-03 Walter Signorini Method and system to determine a physiological state of a sow
NL1038445C2 (en) 2010-12-10 2012-06-12 Lely Patent Nv System and method for automatically determining animal position and animal activity.
US11617352B2 (en) 2018-01-23 2023-04-04 William R. Jackson, III Method and apparatus for detection of estrus and optimal time for embryo transfer or artificial insemination in animals
DE102020107269A1 (de) 2020-03-17 2021-09-23 Highland Stall & Weide GmbH Weidetierhaltungsverfahren und Weidetierhaltungsanordnung

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1991011678A2 (en) * 1990-01-29 1991-08-08 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap A method of, and apparatus for, measuring movements
WO1991011678A3 (en) * 1990-01-29 1991-10-17 Nedap Nv A method of, and apparatus for, measuring movements

Also Published As

Publication number Publication date
GB2076259B (en) 1984-03-28
GB2076259A (en) 1981-11-25
NL192772C (nl) 1998-02-03
NL192772B (nl) 1997-10-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004704A (nl) Stelsel voor het identificeren van dieren en het detecteren van de bronstijd.
US4247758A (en) Animal identification and estrus detection system
CA1054166A (en) Animal food monitor
US4532892A (en) Animal feeding and monitoring system
US4463353A (en) Animal feeding and monitoring system
JP4033905B2 (ja) 活動度の測定
JP3643408B2 (ja) 複数のトランスポンダを確認する装置およびトランスポンダ方法
CN103238161B (zh) 监测食品质量的方法和系统
CA1295718C (en) Low cost transponder system
CA1089537A (en) Remote meter reading system
JP3745794B2 (ja) 通信方法
US3582921A (en) Temperature transducer and telemetry system
WO2013051841A2 (ko) 실시간 물품 품질 모니터링 시스템
US20040048579A1 (en) RFID tag and communication protocol for long range tag communications and power efficiency
EP1060454A1 (en) Identification of objects by a reader
US4471356A (en) Signal message transmitting system for a succession of mobile units
EP3586318A1 (de) System und verfahren zum kommissionieren und einkaufen von waren
JP2001504608A (ja) ショッピングバスケットスキャナ
US20190156074A1 (en) RFID Reader and Method for Anti-Collision in a Multi-Tag RFID System
EP2013818A2 (en) System and method for automatically counting bundled items
NL8901720A (nl) Voeding- en meetinrichting.
CA1138953A (en) Animal identification and estrus detection system
WO2017091185A1 (en) Method for automated receiving and processing inventory level data on at least one item type at sales outlets
NL1007662C2 (nl) Meetinrichting.
CN216806797U (zh) 用于物流高架库中分拣道简化烟箱的纠错装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20000820