NL1007662C2 - Meetinrichting. - Google Patents

Meetinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1007662C2
NL1007662C2 NL1007662A NL1007662A NL1007662C2 NL 1007662 C2 NL1007662 C2 NL 1007662C2 NL 1007662 A NL1007662 A NL 1007662A NL 1007662 A NL1007662 A NL 1007662A NL 1007662 C2 NL1007662 C2 NL 1007662C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
living
transponder
measuring
processor means
interrogation signal
Prior art date
Application number
NL1007662A
Other languages
English (en)
Inventor
Berend Andries Posthuma
Pieter Dieleman
Original Assignee
Gascoigne Melotte Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Gascoigne Melotte Bv filed Critical Gascoigne Melotte Bv
Priority to NL1007662A priority Critical patent/NL1007662C2/nl
Priority to PCT/NL1998/000680 priority patent/WO1999027777A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1007662C2 publication Critical patent/NL1007662C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K11/00Marking of animals
    • A01K11/006Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K29/00Other apparatus for animal husbandry
    • A01K29/005Monitoring or measuring activity, e.g. detecting heat or mating

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
  • Arrangements For Transmission Of Measured Signals (AREA)

Description

Meetinrichting
De onderhavige uitvinding betreft een meetinrichting voor het meten van een parameter van een eerste levend wezen, omvattende 5 - een basisstation voor het uitzenden van ondervraagsignalen en het ontvangen en verwerken van gegevenssignalen; en - een eerste groep meetinstrumenten omvattende: een eerste transponder, die tijdens bedrijf bevestigd is aan het eerste levende wezen en die is ingericht om na het 10 ontvangen van een eerste ondervraagsignaal van het basis station een eerste identificatiecode te verzenden in een eerste tijdslot; eerste detectiemiddelen voor het detecteren en meten van een eerste karakteristieke parameter betreffende het eerste 15 levende wezen; en eerste processormiddelen, verbonden met de eerste detectiemiddelen, voor het ontvangen en opslaan van de eerste karakteristieke parameter.
Een dergelijke meetinrichting is bekend uit EP-A-0 7^3 0^3. welke 20 een dieractiviteitsmeter beschrijft die is voorzien van middelen voor het detecteren en tellen van bewegingen die gemaakt worden door een dier, van een transponder die de tellingen van de bewegingen overzendt naar een computer via een sensor, alwaar ze uitgelezen en opgeslagen kunnen worden, en van geheugenmiddelen, waarin met een vooraf bepaalde 25 frequentie de tellingen opgeslagen worden, waarbij de tellingen in groepen uitgelezen kunnen worden. Door een dergelijke meetinrichting is het mogelijk om een activiteitspatroon vast te stellen, op basis waarvan informatie betreffende de tochtigheid en/of gezondheid van het dier afgeleid kan worden, of bijvoorbeeld bepaald kan worden of een 30 koe al dan niet gemolken moet worden.
In de meeste gevallen wordt de meetinrichting uitgelezen op een plaats waar een dier zich meermalen per dag bevindt, bijvoorbeeld bij een voederplaats, of bij een melkmachine. Het bereik van het basisstation, dat de transponders ondervraagt, is zodanig ingesteld, dat sle-35 chts één dier zich tegelijkertijd in het ontvangstgebied bevindt, waardoor geen interferentie optreedt met transponders van andere dieren.
Verder zijn identificatie-inrichtingen bekend, die een basis- 1 00 7662
Y
2 station omvatten, die een op een dier bevestigde transponder ondervragen, waarna deze een in geheugenmiddelen opgeslagen identificatiecode overzendt naar het basisstation. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend als het TIRIS-systeem van Texas Instruments. Dit systeem 5 werkt met passieve transponders, die energie opslaan die aanwezig is in een HF-ondervraagsignaal, en deze energie vervolgens gebruiken om een identificatiecode terug te zenden naar het basisstation. De identificatiecode wordt door middel van een frequentieverschuivings-codering (Frequency Shift Keying, FSK) gemoduleerd op een draaggolf-10 signaal met dezelfde frequentie als het ondervraagsignaal van het basisstation.
Dergelijke identificatiesystemen worden reeds toegepast om een specifiek dier te kunnen identificeren bij een voederbak, of in het geval van koeien bijvoorbeeld bij een melkmachine.
15 Bij het toepassen van dergelijke meetinrichtingen wil men van elk dier tenminste de identiteit en één karakteristieke parameter vaststellen zodra het dier zich in de nabijheid van het basisstation bevindt. Voor het versturen van de identiteit is een eerste transponder nodig, terwijl voor het versturen van de karakteristieke parameter een 20 tweede transponder nodig is. Een probleem daarbij is, dat de door de eerste en tweede transponder verzonden gegevens niet met elkaar mogen interfereren.
In de genoemde EP-A-0 7^3 0^3 wordt dit probleem opgelost door het verschaffen van één enkele transponder die zowel de identificatie-25 code van het dier als de karakteristieke parameter, zoals gemeten door de detectiemiddelen, verzendt. Het geheel van middelen voor het op-slaan van de identificatiecode en voor het meten van bewegingen van j het dier bevindt zich echter in één behuizing. Als men dus op een tweede locatie op het dier ook metingen wil verrichten, zal een tweede 30 groep van dergelijke middelen in eenzelfde behuizing daar moeten worden aangebracht. Deze tweede groep zal dan ook weer de identificatiecode verschaffen, hetgeen overbodig is.
De doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een meetinrichting voor het meten van een karakteristieke parame-35 ter betreffende een levend wezen, waarbij detectiemiddelen voor het detecteren van de karakteristieke parameter op een voor de detectie optimale plaats op het levende wezen kunnen worden aangebracht, los ' van de middelen voor het identificeren van het levende wezen.
I 1007662 3
Deze doelstelling wordt bereikt door een meetinrichting van de bij de aanhef gedefinieerde soort, die het kenmerk heeft, dat de eerste groep meetinstrumenten voorts een met de eerste processormiddelen verbonden tweede transponder omvat, die ook door het genoemde eerste 5 ondervraagsignaal wordt ondervraagd, en dat de eerste detectiemidde-len, eerste processormiddelen en de tweede transponder een eerste autonome meeteenheid vormen, waarbij de eerste autonome meeteenheid is ingericht om middels de tweede transponder gegevens met betrekking tot tenminste een gedeelte van de opgeslagen eerste karakteristieke para-10 meter, naar het basisstation te verzenden in een tweede tijdslot volgend op het eerste tijdslot een voorafbepaalde eerste tijdsduur na ontvangst van het genoemde eerste ondervraagsignaal.
De meetinrichting volgens de uitvinding heeft als voordeel, dat op eenvoudige wijze een goedkope inrichting verschaft wordt, waarmee 15 zowel dieren geïdentificeerd kunnen worden als karakteristieke parameters behorend bij een dier gedetecteerd en geregistreerd kunnen worden met gebruik van één basisstation.
Doordat de eerste processormiddelen, eerste detectiemiddelen en de tweede transponder een eerste autonome meeteenheid vormen is het 20 mogelijk dat deze op een andere plaats aan het levende wezen worden bevestigd dan de eerste transponder waarmee de identiteit van het levende wezen kan worden vastgesteld. Hierdoor is het mogelijk een optimale plaats voor de detectie van de karakteristieke parameter te kiezen.
25 Volgens de uitvinding zijn de eerste transponder en de eerste met de tweede transponder verbonden processormiddelen zodanig ingesteld, dat zij na elkaar na ontvangst van hetzelfde ondervraagsignaal automatisch hun informatie naar het basisstation verzenden. De eerste transponder reageert bijvoorbeeld direct, terwijl de eerste processormidde-30 len zo zijn ingericht, dat zij een vooraf bepaalde tijdsduur wachten, alvorens zij hun informatie versturen. Dit kan met een eenvoudige vertraging in hardware of software worden gerealiseerd, zoals aan de deskundige duidelijk zal zijn. Aldus kan worden gegarandeerd, dat de door de eerste en tweede transponder uitgezonden signalen elkaar in de 35 tijd niet overlappen en wordt interferentie vermeden. Er zijn dus geen complexe, verschillende ondervraagsignalen nodig voor het ondervragen van de verschillende transponders en het vermijden van interferentie. Alle transponders op één en hetzelfde wezen kunnen met één ondervraag- 1 00 7662 4 signaal worden ondervraagd.
Het is mogelijk het basisstation en transponders voor het vaststellen van de identiteit van een eventueel reeds aanwezig dieridenti-ficatiesysteem te gebruiken als onderdelen van de meetinrichting van 5 de onderhavige uitvinding, wat economische voordelen biedt. Dergelijke transponders kunnen bijvoorbeeld passieve transponders van het genoemde TIRIS-systeem zijn.
In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de eerste autonome meeteenheid tenminste tweede met de eerste 10 processormiddelen verbonden detectiemiddelen voor het detecteren en meten van een tweede karakteristieke parameter betreffende het levende wezen. Hierdoor is het mogelijk een tweede karakteristieke parameter op dezelfde plaats op het levende wezen te detecteren en te registreren. Op één plaats kunnen zo bijvoorbeeld aantallen bewegingen in de 15 tijd en lichaamstemperatuur worden gemeten. Hierdoor is het mogelijk om een betere diagnose te stellen omtrent bepaalde omstandigheden van het dier, zoals tochtigheid, ziekte, drachtigheid, enz.
Bij een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de eerste processormiddelen ingericht om de gegevens 20 op te delen in een eerste en tweede gegevensdeel en na het eerste ondervraagsignaal het eerste gegevensdeel te verzenden en na een volgend ondervraagsignaal het tweede gegevensdeel te verzenden. Dit heeft voordelen als het tijdslot waarin de gegevens verzonden worden te kort is om alle van belang zijnde gegevens met betrekking tot de karakte-25 ristieke parameter te verzenden. Delen van de gegevens worden dan na ontvangst in het basisstation weer gecombineerd. De delen kunnen tevens verschillende soorten gegevens bevatten.
Daarbij kunnen de eerste processormiddelen zijn ingericht om het ! eerste gegevensdeel ten hoogste éénmaal in een vooraf bepaalde eerste 30 periode te verzenden en het tweede gegevensdeel telkens geactualiseerd opnieuw te verzenden in de genoemde vooraf bepaalde eerste periode na ontvangst van een volgend ondervraagsignaal. Dit kan van belang zijn voor bepaalde wijzen van detectie, waarbij bijvoorbeeld slechts één meting in een bepaalde periode nodig is. Tevens kunnen dan bijvoor-35 beeld in het eerste gegevensdeel hoofdzakelijk constante gegevens verzonden worden en in het tweede gegevensdeel gegevens die sneller in tijd veranderen. Verder wordt op deze meinier de levensduur van bij-- voorbeeld een batterij, die de voedingsspanning verzorgt voor de 1007662 5 processor- en detectiemiddelen, aanzienlijk verlengd.
Voorts kan daarbij dan het basisstation zijn ingericht om na ontvangst van het tweede gegevensdeel een bevestigingssignaal te verzenden en kunnen de eerste processormiddelen zijn ingericht om, na 5 ontvangst van het bevestigingssignaal, gedurende een vooraf bepaalde tweede periode die korter is dan de eerste periode, geen tweede gegevensdeel meer te verzenden.
Deze laatste uitvoeringsvorm heeft als voordeel, dat de eerste en tweede gegevensdelen niet vaker dan noodzakelijk verzonden worden, wat 10 de belasting van het basisstation wat betreft verwerking en opslag van gegevens vermindert. Verder is de belasting van een batterij, die bijvoorbeeld de voedingsspanning verzorgt voor de processor- en detectiemiddelen in deze uitvoeringsvorm lager, waardoor de batterij een langere levensduur zal hebben.
15 Er kan in zijn voorzien dat de eerste groep meetinstrumenten tenminste één tweede autonome meeteenheid omvat, die een derde transponder, tweede processormiddelen en tenminste derde detectiemiddelen voor het detecteren en meten van tenminste een derde karakteristieke parameter van het eerste levende wezen omvat, waarbij de tweede pro-20 cessormiddelen zijn ingericht om gegevens te verzenden in een derde tijdslot aansluitend op het tweede tijdslot een voorafbepaalde tweede tijdsduur na ontvangst van het genoemde eerste ondervraagsignaal. Hierdoor is het mogelijk meerdere karakteristieke parameters van het levende wezen te detecteren, waarbij alle detectiemiddelen op de opti-25 male plaats voor de betreffende parameter aan het levende wezen bevestigd kunnen worden.
De uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding kunnen zijn voorzien van detectiemiddelen voor een of meerdere van de volgende parameters: het aantal hoofdbewegingen vein het dier, het 30 aantal pootbewegingen van het dier, het aantal lichaamsbewegingen van het dier, de lichaamstemperatuur van het dier en/of de hartslag van het dier. Bij het aantal hoofdbewegingen kan door juiste keuze van de detectiemiddelen onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld eetbe-wegingen (kop omlaag) en zijwaartse bewegingen. Deze gegevens kunnen 35 gebruikt worden om verschillende parameters van het levende wezen te registreren, en deze verder te gebruiken in de bedrijfsvoering voor het houden van dieren.
Om niet slechts aan één levend wezen te kunnen meten voorziet de 1007662 6 uitvinding er bij voorkeur in, dat de meetinrichting ten minste een tweede groep meetinstrumenten omvat voor plaatsing op een tweede levend wezen, omvattende: een vierde transponder, die tijdens bedrijf bevestigd is aan het 5 tweede levende wezen en die is ingericht om na het ontvangen van een tweede ondervraagsignaal van het basisstation een tweede identificatiecode te verzenden in een vierde tijdslot; - derde detectiemiddelen voor het detecteren en meten van een karakteristieke parameter betreffende het tweede levende wezen; 10 - derde processormiddelen, verbonden met de derde detectiemiddelen, voor het ontvangen en opslaan van de karakteristieke parameter; een met de derde processormiddelen verbonden vijfde transponder, die ook door het genoemde tweede ondervraagsignaal wordt onder-! vraagd, waarbij de derde detectiemiddelen, de derde processor- 15 middelen en de vijfde transponder een derde autonome meeteenheid vormen, waarbij de derde autonome meeteenheid is ingericht om middels de vijfde transponder gegevens met betrekking tot tenminste een gedeelte van de opgeslagen karakteristieke parameter, naar het basisstation te verzenden in een vijfde tijdslot volgend 20 op het vierde tijdslot een voorafbepaalde derde tijdsduur na ontvangst van het genoemde tweede ondervraagsignaal.
De inrichting volgens de uitvinding zal nu toegelicht worden aan de hand van de voorbeelden met verwijzing naar de tekeningen, waarin:
Fig. 1 een blokschema toont van een uitvoeringsvorm van de meet-25 inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 2 een tijdschema toont betreffende signalen die verzonden worden in één ondervraagcyclus van de meetinrichting volgens de uitvinding; en ' Fig. 3 een tijdschema toont van door de tweede transponder ver- } 30 zonden gegevens.
Fig. 1 toont een blokschema van de meetinrichting 1 volgens de uitvinding. Een basisstation 2 communiceert met een eerste transponder 3 en een tweede transponder 8 door middel van HF-signalen. Tijdens bedrijf zijn de eerste en tweede transponder op een dier bevestigd. 35 Toepassing op andere levende wezens is denkbaar. De tweede transponder 8 is verbonden met processormiddelen 6, welke verbonden zijn met detectiemiddelen 4. De detectiemiddelen 4, processormiddelen 6 en tweede transponder 8 vormen een autonome meeteenheid 10, welke voorzien is 1 1007662 ·/ 7 van een eigen elektrische (niet getoonde) voeding. Bij voorkeur wordt voor de tweede transponder 8 een passieve transponder gebruikt, zodat de eigen elektrische voeding minder belast wordt. Naar wens kan de autonome eenheid 10 nog één of meer, met de processormiddelen 6 ver-5 bonden verdere detectiemiddelen 5 omvatten voor het meten van verdere karakteristieke parameters van het dier. De detectiemiddelen <1 en 5 meten dan op dezelfde plaats op het dier en kunnen daarom binnen dezelfde autonome eenheid 10 worden opgenomen.
Voor elk dier kunnen verdere autonome meeteenheden zijn voorzien, 10 waarvan er één met 10' is getoond in figuur 1. Binnen de autonome meeteenheid 10' verwijzen de van een accent voorziene verwijzings-cijfers naar dezelfde componenten als de verwijzingscijfers zonder accent binnen autonome meeteenheid 10. Alle verdere autonome meeteenheden zijn dus voorzien van een eigen transponder 8', zodat zij niet 15 met een van de eerder genoemde transponders 3. 8 hoeven te worden verbonden, en zelfstandig op elke gewenste plaats op het dier kunnen worden bevestigd voor het meten van verdere karakteristieke parameters .
In figuur 1 zijn alle componenten 3 t/m 10 en t/m 10' binnen 20 een gestreepte lijn geplaatst, waarmee wordt aangegeven, dat zij een aparte groep meetinstrumenten 7 voor één en hetzelfde dier vormen.
Verder is in figuur 1 een verdere groep van dergelijke meetinstrumenten 20 weergegeven die op een ander dier kunnen worden geplaatst. Deze verdere groep van meetinstrumenten 20 omvat in de ge-25 toonde uitvoeringsvorm een transponder 22 voor het weergeven van de identiteit van het andere dier en twee autonome meeteenheden 2lI, 24'. Ieder van de autonome meeteenheden 24, 24' omvat een transponder 26, 26' , processormiddelen 28, 28’ en detectiemiddelen 30, 30' . Naar wens kunnen verdere detectiemiddelen 27, 27' zijn voorzien. De onderlinge 30 verbindingen zijn hetzelfde als binnen de autonome meeteenheden 10, 10’.
Het basisstation 2 bevindt zich bij voorkeur op een plaats waar een dier zich meermalen per dag bevindt, bijvoorbeeld bij een voeder-plaats, of in het geval van koeien bij een melkmachine. Het bereik van 35 het basisstation 2, dat de eerste en tweede transponders 3. 8, 8' ondervraagt, is zodanig ingesteld dat slechts één dier zich tegelijkertijd in het ontvangstgebied bevindt, waardoor geen interferentie optreedt met transponders 22, 26, 26' van andere dieren.
1 007662 8
De karakteristieke parameter is bijvoorbeeld een van de volgende parameters: het aantal hoofdbewegingen van het dier, het aantal poot-bewegingen van het dier, het aantal lichaamsbewegingen van het dier, de lichaamstemperatuur van het dier en/of de hartslag van het dier.
5 Bij het aantal hoofdbewegingen kan door juiste keuze van de detectie-middelen onderscheid worden gemaakt tussen bijvoorbeeld eetbewegingen (kop omlaag) en zijwaartse bewegingen. Deze gegevens kunnen gebruikt worden om verschillende parameters van een dier te registreren en deze verder te gebruiken in de bedrijfsvoering voor het houden van dieren. 10 Indien meerdere autonome meeteenheden 10, 10' per dier aanwezig zijn, kunnen meerdere verschillende parameters gedetecteerd, verwerkt, opgeslagen en verzonden worden.
In Fig. 2 is een tijddiagram getoond betreffende signalen die verzonden worden in één ondervraagcyclus van de meetinrichting volgens i 15 de uitvinding. Het door het basisstation 2 verzonden signaal is aangeduid met A, de door de eerste transponder 3 en de tweede transponder 8 verzonden signalen zijn aangeduid met B respectievelijk C. Het basisstation 2 zendt een ondervraagsignaal 12 uit, dat ontvangen wordt door zowel de eerste transponder 3 als de tweede transponder 8, die beves-20 tigd zijn aan een dier. In een eerste tijdslot 14 na afloop van het ondervraagsignaal 12 zendt de eerste transponder 3 een bericht met de identificatiecode van het betreffende dier naar het basisstation 2. In een daaropvolgend tweede tijdslot 16 zendt transponder 8 een signaal naar basisstation 2 bestaande uit gegevens betreffende een karakteris-25 tieke parameter van een dier, die gedetecteerd zijn door detectie-middelen 4 en verder verwerkt en opgeslagen zijn door processormidde-len 6. Processormiddelen 6 bepalen de tijdvertraging die nodig is na afloop van het ondervraagsignaal 12 alvorens het tweede tijdslot 16 mag beginnen. Dit kan via software of hardware zijn geregeld. Doordat 30 tijdslot l6 een vaste vertraging heeft na afloop van ondervraagsignaal 12 treedt geen verstoring van de in tijdslot 14 verzonden identificatiecode op.
Indien verdere autonome meeteenheid 10' wordt toegepast zal daarvoor een derde tijdslot worden gedefinieerd, dat pas begint na afloop 35 van tijdslot l6. Dit is niet in figuur 2 weergegeven.
Indien in autonome meeteenheid 10 meerdere detectiemiddelen 4, 5 worden toegepast kunnen de processormiddelen de daardoor verschafte gegevens bijvoorbeeld na elkaar in tijdslot 16 verzenden. Indien tijd- " 1007662 9 slot 16 te kort is daarvoor kan gebruik worden gemaakt van het zend-schema volgens figuur 3» dat hierna zal worden besproken.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de onder-vraagcyclus een tijdsduur van 100 milliseconden, het ondervraagsignaal 5 12 een tijdsduur van 50 milliseconden en hebben het eerste tijdslot 1¾ en het tweede tijdslot 16 een tijdsduur van ieder 20 milliseconden.
Het signaal in het eerste tijdslot 14 respectievelijk het tweede tijdslot 16 dat respectievelijk van de eerste transponder 3 en de tweede transponder 8 naar het basisstation 2 wordt gezonden, omvat in 10 deze voorkeursuitvoeringsvorm 128 bits, welke verdeeld zijn in 16 bits leidende nullen, 8 bits start teken, 72 bits gegevens, 16 bits controlesom (Cyclic Redundant Checksum CRC), 8 bits stopteken en 8 bits afsluitende nullen. Dit is het standaardformaat in het TIRIS-identificatiesysteem van Texas Instruments. Een identificatiecode, die 15 door de eerste transponder 3 verzonden wordt in het eerste tijdslot 14 is dan aanwezig in de 72 bits gegevens. Het heeft de voorkeur om gegevens, die door de tweede transponder 8 verzonden worden, ook middels hetzelfde formaat over te sturen, d.w.z. dat voor de gegevens die in het tweede tijdslot 16 overgezonden worden, bij voorkeur ook 72 bits 20 ter beschikking staan.
In dat geval worden de door transponder 8 te verzenden gegevens gesplitst in een eerste gegevensdeel G1 en tweede gegevensdeel G2, zoals aangegeven in figuur 3· Gegevensdeel G1 bevat bijvoorbeeld gegevens die niet snel in de tijd veranderen, terwijl de gegevens uit 25 gegevensdeel G2 dat bijvoorbeeld wel doen. Het kan tevens voorkomen dat de te verzenden gegevens te lang zijn om in de genoemde 72 bits te worden verzonden, waarbij de gegevens dan gesplitst worden in een eerste gegevensdeel G1 en een tweede gegevensdeel G2. Na ontvangst van een ondervraagsignaal 12 zal transponder 8, nadat transponder 3 in 30 tijdslot 14 de identificatiecode heeft verstuurd, in tijdslot 16 het gegevensdeel G1 versturen, zoals links in figuur 3 is aangegeven. Na een volgend ondervraagsignaal 12 zullen de processormiddelen 6 er automatisch voor zorgen, dat in het dan optredende tweede tijdslot 16 gegevensdeel G2 wordt verstuurd (zie ook figuur 3)· Voor het wisselen 35 tussen gegevensdeel G1 en G2 kan gebruik worden gemaakt van een beves-tigingssignaal 18 (zie figuur 2), dat door het basisstation 2 kan worden verzonden, als het heeft gecontroleerd dat de informatie uit gegevensdeel G1 correct is ontvangen. Daarbij kan het basisstation 1 007662 10 gebruik maken van de eerder genoemde controlesom (CRC), die onderdeel kan uitmaken van de informatie die in tijdslot 16 is verstuurd. Ontvangst van een bevestigingssignaal 18 leidt er dan toe, dat de proces-sormiddelen 6 automatisch in de volgende cyclus het gegevensdeel G2 5 zullen versturen.
Als gegevensdeel G1 langzaam veranderende informatie bevat, is het niet nodig gegevensdeel G1 vaak te versturen. Daarom kan er in zijn voorzien, dat, zodra gegevensdeel G1 eenmaal is verstuurd, de processormiddelen 6 voorkomen, dat gegevensdeel G1 nogmaals wordt 10 verstuurd gedurende een vooraf bepaalde tijdsduur T0. Steeds als in tijdsduur T0 een volgend ondervraagsignaal 12 wordt ontvangen, zorgen de processormiddelen 6 er automatisch voor, dat slechts het tweede gegevensdeel G2, dat sneller veranderende informatie bevat, wordt verstuurd. Uiteraard is de bij volgende ondervraagsignalen 12 ver-15 stuurde informatie uit gegevensdeel G2 wel geactualiseerd.
Het beperken van het aantal malen per tijdseenheid, dat het eerste gegevensdeel G1 wordt verstuurd spaart energie, hetgeen voordelig is, aangezien elke autonome meeteenheid 10, 10', 24, 24' zijn eigen batterij moet hebben. Een verdere energiebesparing kan worden verkre-20 gen, wanneer ook het aantal malen, dat het gegevensdeel G2 kan worden verstuurd, wordt gelimiteerd. Zo kan de tijdsduur T0 bijvoorbeeld worden onderverdeeld in tijdsduren Tl, T2, T3 en T4, zoals in figuur 3 is getoond. De processormiddelen 6 kunnen dan zo zijn ingericht, dat zij per tijdsduur Tl, T2, T3 en T4 slechts één maal gegevensdeel G2 25 versturen, onafhankelijk van het aantal ontvangen ondervraagsignalen 12. In tijdsduur T3 is bijvoorbeeld getoond, dat gegevensdeel één maal is verstuurd en dat na ontvangst van een verder ondervraagsignaal 12 binnen tijdsduur T3 gegevensdeel G2 niet nogmaals wordt verstuurd.
30 1007662

Claims (7)

1. Meetinrichting voor het meten van een parameter van een eerste levend wezen, omvattende 5. een basisstation (2) voor het uitzenden van ondervraagsignalen (12) en het ontvangen en verwerken van gegevenssignalen; - een eerste groep meetinstrumenten (5) omvattende: een eerste transponder (3), die tijdens bedrijf bevestigd is aan het eerste levende wezen en die is ingericht om na 10 het ontvangen van een eerste ondervraagsignaal (12) van het basisstation (2) een eerste identificatiecode te verzenden in een eerste tijdslot (1*J); eerste detectiemiddelen (k) voor het detecteren en meten van een eerste karakteristieke parameter betreffende het 15 eerste levende wezen; en eerste processormiddelen (6), verbonden met de eerste detectiemiddelen (4), voor het ontvangen en opslaan van de eerste karakteristieke parameter, met het kenmerk, dat de eerste groep meetinstrumenten voorts een met 20 de eerste processormiddelen (6) verbonden tweede transponder (8) omvat, die ook door het genoemde eerste ondervraagsignaal (12) wordt ondervraagd, en dat de eerste detectiemiddelen (4), eerste processormiddelen (6) en de tweede transponder (8) een eerste autonome meeteenheid (10) vormen, waarbij de eerste autonome meeteenheid (10) is inge-25 richt om middels de tweede transponder (8) gegevens met betrekking tot tenminste een gedeelte van de opgeslagen eerste karakteristieke parameter, naar het basisstation (2) te verzenden in een tweede tijdslot (16) volgend op het eerste tijdslot (1*1) een voorafbepaalde eerste tijdsduur na ontvangst van het genoemde eerste ondervraagsignaal (12). 30
2. Meetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de eerste autonome meeteenheid (10) tenminste tweede met de eerste processormiddelen (6) verbonden detectiemiddelen (5) omvat voor het detecteren en meten van een tweede karakteristieke parameter betref- 33 fende het levende wezen.
3. Meetinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de eerste processormiddelen (6) zijn ingericht om de gegevens op te 1 007662 delen in een eerste (Gl) en tweede (G2) gegevensdeel en na het eerste ondervraagsignaal (12) het eerste gegevensdeel (Gl) te verzenden en na een volgend ondervraagsignaal (12) het tweede gegevensdeel (G2) te verzenden. 5 Meetinrichting volgens conclusie 3. met het kenmerk dat de eerste processormiddelen (6) zijn ingericht om het eerste gegevensdeel I (Gl) ten hoogste éénmaal in een vooraf bepaalde eerste periode (TO) te verzenden en het tweede gegevensdeel (G2) telkens geactualiseerd op-10 nieuw te verzenden in de genoemde vooraf bepaalde eerste periode (T0) na ontvangst van een volgend ondervraagsignaal (12).
5· Meetinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het basisstation (2) is ingericht om na ontvangst van het tweede gegevens-15 deel (G2) een bevestigingssignral (18) te verzenden en dat de eerste processormiddelen (6) zijn ingericht om, na ontvangst van het bevesti-gingssignaal (18), gedurende een vooraf bepaalde tweede periode (Tl, T2, T3, Τ4, T5, ...), die korter is dan de eerste periode (T0), geen tweede gegevensdeel (G2) meer te verzenden. 20
6. Meetinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met _ het kenmerk dat de eerste groep meetinstrumenten (5) tenminste één i i tweede autonome meeteenheid (10') omvat, die een derde transponder - (8'), tweede processormiddelen (6') en tenminste derde detectiemidde- 25 len (4') voor het detecteren en meten van tenminste een derde karakteristieke parameter van het eerste levende wezen omvat, waarbij de tweede processormiddelen (6') zijn ingericht om gegevens te verzenden in een derde tijdslot aansluitend op het tweede tijdslot (16) een voorafbepaalde tweede tijdsduur na ontvangst van het genoemde eerste 30 ondervraagsignaal (12).
7· Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk dat de eerste, tweede en derde karakteristieke parameters zijn geselecteerd uit de volgende groep van parameters: 35 " het aantal hoofdbewegingen van het eerste levende wezen; - het aantal pootbewegingen van het eerste levende wezen; - het aantal lichaamsbewegingen van het eerste levende wezen; - de lichaamstemperatuur van het eerste levende wezen; m 1007662 - de hartslag van het eerste levende wezen.
8. Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot en met 7» met het kenmerk dat deze tenminste een tweede groep meetinstrumenten 5 (20) omvat voor plaatsing op een tweede levend wezen, omvattende: een vierde transponder (22), die tijdens bedrijf bevestigd is aan het tweede levende wezen en die is ingericht om na het ontvangen van een tweede ondervraagsignaal (12) van het basisstation (2) een tweede identificatiecode te verzenden in een vierde tijdslot (14); 10. derde detectiemiddelen (30) voor het detecteren en meten van een karakteristieke parameter betreffende het tweede levende wezen; derde processormiddelen (28), verbonden met de derde detectiemiddelen (30), voor het ontvangen en opslaan van de karakteristieke parameter; 15. een met de derde processormiddelen (28) verbonden vijfde trans ponder (26), die ook door het genoemde tweede ondervraagsignaal (12) wordt ondervraagd, waarbij de derde detectiemiddelen (30), de derde processormiddelen (28) en de vijfde transponder (26) een derde autonome meeteenheid (24) vormen, waarbij de derde autonome meeteenheid 20 (24) is ingericht om middels de vijfde transponder (26) gegevens met betrekking tot tenminste een gedeelte van de opgeslagen karakteristieke parameter, naar het basisstation (2) te verzenden in een vijfde tijdslot (16) volgend op het vierde tijdslot (14) een voorafbepaalde derde tijdsduur na ontvangst van het genoemde tweede ondervraagsignaal 25 (12). #**#* 1007662
NL1007662A 1997-12-01 1997-12-01 Meetinrichting. NL1007662C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1007662A NL1007662C2 (nl) 1997-12-01 1997-12-01 Meetinrichting.
PCT/NL1998/000680 WO1999027777A1 (nl) 1997-12-01 1998-12-01 Meetinrichting

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1007662A NL1007662C2 (nl) 1997-12-01 1997-12-01 Meetinrichting.
NL1007662 1997-12-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1007662C2 true NL1007662C2 (nl) 1999-06-02

Family

ID=19766087

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1007662A NL1007662C2 (nl) 1997-12-01 1997-12-01 Meetinrichting.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1007662C2 (nl)
WO (1) WO1999027777A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1838145B1 (en) * 2004-11-17 2016-03-09 GT Acquisition Sub, Inc. Radio frequency animal tracking system
US20070103315A1 (en) * 2005-11-02 2007-05-10 Geissler Randolph K Flexible animal tag, printing system, and methods

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4075632A (en) * 1974-08-27 1978-02-21 The United States Of America As Represented By The United States Department Of Energy Interrogation, and detection system
DE4227483C1 (de) * 1992-08-20 1993-11-25 Imf Electronic Gmbh Vorrichtung zum Erfassen motorischer Parameter von Wirbeltieren einschließlich des Menschen
EP0743043A1 (en) 1995-05-17 1996-11-20 Maasland N.V. An animal activity meter
WO1997024027A1 (en) * 1995-12-29 1997-07-10 Alfa Laval Agri Ab Activity measurement

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4075632A (en) * 1974-08-27 1978-02-21 The United States Of America As Represented By The United States Department Of Energy Interrogation, and detection system
DE4227483C1 (de) * 1992-08-20 1993-11-25 Imf Electronic Gmbh Vorrichtung zum Erfassen motorischer Parameter von Wirbeltieren einschließlich des Menschen
EP0743043A1 (en) 1995-05-17 1996-11-20 Maasland N.V. An animal activity meter
WO1997024027A1 (en) * 1995-12-29 1997-07-10 Alfa Laval Agri Ab Activity measurement

Also Published As

Publication number Publication date
WO1999027777A1 (nl) 1999-06-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2019397366B2 (en) System and method for animal location tracking and health monitoring using long range RFID and temperature monitoring
US8400297B2 (en) Power conserving active RFID label
US5602538A (en) Apparatus and method for identifying multiple transponders
US5489908A (en) Apparatus and method for identifying multiple transponders
JP5186502B2 (ja) 無線周波識別マーカリーダーの定常波を検出する方法及びシステム
US7118029B2 (en) Smart instrument tray RFID reader
CA2675976C (en) Multi-directional rfid reader for controlling inventory and shelf stock
CN100593174C (zh) 具有rfid通信的传感器设备
US11730141B2 (en) Method for matching a sensor device to an identity (ID) tag for animals and system for performing such method
JPH08316888A (ja) タグ識別システム及び方法
CN101925917A (zh) 基于有源标签的分配
US20140327524A1 (en) Method and apparatus pertaining to preconfiguring in facilitating the reading of rfid tags
US3597742A (en) Data handling system
CN101377820B (zh) 一种在射频识别系统中进行标签查询的方法和读写器
US20200137983A1 (en) Livestock management system
NL1007662C2 (nl) Meetinrichting.
CN115510881A (zh) 时序调整方法、存储介质、读写器、电子标签及系统
CN101261674A (zh) 一种证实无线射频识别的方法和装置
NL1001295C2 (nl) Transponder met meetschakeling.
NL1036710C2 (nl) Agricultuur informatietag.
RU44495U1 (ru) Система для определения оптимального времени осеменения коров и телок
JP2022108661A (ja) 情報処理装置、システム、情報処理方法、およびプログラム
JPH0458178A (ja) 移動体識別装置の交信方式

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20030701