NL8002916A - Stelinrichting voor een hydraulisch evenredigheids- ventiel. - Google Patents

Description

* Μ \ ‘ το 0461

Stelinrichting voor een hydraulisch evenredigheidsventiel.

De uitvinding "betreft de stelinrichting van een hydraulisch, electronisch bestuurbaar evenredigheidsventiel, bestaande uit een evenredigheidsmagneet (evenredigheidsmagneet-eenheid M), waarvan de magneetkern is aangebracht in de met 5 olie gevulde, met de hydraulische ruimten van het feitelijke evenredigheidsventiel in verbinding staande slagruimte van zijn, uit legerbus en, aan de kopzijde aangebrachte, deksels gevormd huis, en een inductieve wegopnemer, tot in de meet-spoel (spoellichaam) waarvan een, door een stootstang van de 10 magneetkern van de evenredigheidsmagneet gevormde of vastge houden, verdere magneetkern reikt, alsmede uit een, een ele'c-tronische standregelketen met regelversterker bevattend, electronisch deel.

Bij een bekende stelinrichting (stelmotor) van deze 15 soort (o+p Olhydraulik und Pneumatik" 21, 1977» Ho. 10, blz.

722 e.v.) alsmede het opstel van H. Walter in "fluid", Oct.

1978 blz. 28-34» is de wegnemer door middel van een flens bevestigd aan het huis van de evenredigheidsmagneet. De met olie gevulde ruimte van de magneetkern van het evenredigheids-20 ventiel is ten opzichte van de wegopnemer afgedicht, waarbij, noodzakelijkerwijs, een afdichting een oplegging heeft op de, de magneetkern van de evenredigheidsmagneet omvattende, bewe-gingseenheid. Blijkens de ervaring doen zich bij een dergelijke uitvoering in het bereik van de afdichting kleefeffekten 25 voor ("stickslip"-effekten), welke de axiale loop van de mag neetkern (12) verstoren en daardoor afbreuk doen aan de nauwkeurigheid van het stellen. Yoor feilloze werking van de inductieve wegopnemer is bovendien het door een flens bevestigen van de wegopnemer met nauwkeurig coaxialiteit noodzakelijk, 50 hetgeen slechts bij benadering bereikt kan worden.

Hiervan uitgaande wordt met de uitvinding, zonder afbreuk te doen aan rationele vervaardiging in series, een stelinrichting van de in de aanhef vermelde soort beoogd, die bij verbeterde werking eenvoudiger montage veroorlooft.

35 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de s n fl ? 9 16 - 2 - magneetkern van de wegopnemer in het inwendige van het huis van de magneetkern van de evenredigheidsmagneet aangebracht is, waarbij de met olie gevulde slagruimte van de, in een hol, coaxiaal aanzetstuk van geringere diameter van de deksel gele· 5 gen magneetkern van de wegopnemer communiceert met de slag ruimte van de magneetkern van de evenredigheidsmagneet.

Een dergelijke constructie leidt - gedwongen - tot coaxi-aliteit tussen de inductieve wegopnemer en de evenredigheidsmagneet. Yoorts is aan de achterzijde géén afdichting van de 10 slagruimte van de magneetkern van de evenredigheidsmagneet nodig, omdat de slagruimte voor de magneetkern van de wegopne- -mer communiceert met de slagruimte voor de magneetkern van de evenredigheidsmagneet. Hierdoor is het niet nodig, afdichtingen toe te passen, welke met de, de magneetkern omvattende be-15 wegingseenheid in contact zijn, zodat ongewenste belemmeringen van de loop door het vastgeplakt raken in het bereik van de afdichting uitgesloten zijn.

Kenmerkend voor de uitgevonden constructie is een, het communicerende holle r^imbe-systeem afsluitend, centraal aan-20 zetgedeelte (17a aan het huis 6, 13, 17) van uiterst geringe diameter.

Een nadere uitwerking van de uitvinding bestaat hierin, dat dit, zich axiaal tot voorbij de evenredigheidsmagneeteen-heid M uitstrekkende aanzetstuk 17a reikt tot in een, het 25 electronische deel bevattende, aan het huis van evenredig heidsmagneet coaxiaal aansluitende, electronische eenheid (E) waarin de meetspoel (het meetspoellichaam) en het electronische deel constructief verenigd zijn.

Bij de bekende stelinrichting (o+p Olhydraulik und 30 Pneumatik" 21, (1977)> Ho. 10, blz. 722-729) zijn de bij de stelinrichting behorende, electronische regelversterkers in de schakelkast aangebracht, dat wil zeggen dat deze zich op ruimtelijke afstand van de stelinrichting bevinden. De magneetkern van de inductieve wegopnemer en de, deze magneetkern 35 omsluitende meetspoel zijn verenigd in één constructieve een heid. Daarentegen zijn bij de volgens de uitvinding voorgestelde oplossing enerzijds de magneetkern van de wegopnemer in een 8002916 i i - 3 - evenredigheidsmagneet-eenheid en anderzijds de meetspoel van de wegopnemer in een aparte electronische eenheid geïntegreerd, welke kan worden aangesloten op de evenredigheidsmagneet-eenheid. In zoverrre is de tot dusverre gebruikelijke, construc-5 tieve eenheid van de inductieve wegopnemer opgeheven, doordat de magneetkern mede is opgenomen in het met olie gevulde holle-ruimte-systeem van de evenredigheidsmagneet en de meetspoel anderzijds met de regelversterker ook weer tot één constructieve eenheid is samengevoegd.

10 Door het mede in de stelinrichting opnemen van de regel versterker wordt een uiterst korte bedrading tussen de spoelen van de wegopnemer met de regelversterker bereikt. Als gevolg van de bij langdurige werking in de evenredigheidsmagneet optredende, betrekkelijk hoge temperaturen kan het nu echter 15 noodzakelijk zijn, de regelversterker thermisch af te schermen van de evenredigheidsmagneeteenheid. Bij deze constructie wordt als verder voordeel bereikt, dat zich door axiale verkorting van het huis van de evenredigheidsmagneet in het radiale bereik van de magneetkern voor de wegopnemer geen essenti-20 ele, het krachtveld van de magneetkern storende massa's bevin den. Dit geldt in het bijzonder, wanneer het, de magneetkern omsluitende, aanzetstuk wordt omsloten door een warmte-isole-rende ring uit hoogpolymeer materiaal.

Bovendien kan zich bij materiaalbesparing een verkorting 25 voordoen, zodat het aggregaat met regelversterker nauwelijks langer is, dan een gebruikelijke stelinrichting. Bij voorkeur houdt het meetspoellichaam de plaatvormige drager van de gedrukte schakeling van de regelversterker vast.

Nadere maatregelen volgens de uitvinding, die verdere 30 uitwerkingen van de uitvindingsgedachte betreffen, staan ver meld in de volgconclusies.

De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is 35 weergegeven, nog nader worden toegelicht,

Aflf] 9 Q 1fi - 4 -

Fig, 1 is een gedeeltelijke langsdoorsnede met zijaanzicht van een evenredigheidsmagneeteenheid van de stelinrich-ting; fig, 2 is een kopaanzicht van de evenredigheidsmagneet-een- 5 heid; fig. 3 is een zijaanzicht van de uit evenredigheidsaag-neet-eenheid en electronische eenheid bestaande stalinrichting (met in de onderste helft uitééngeplaatste delen); fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn IT-IT in fig. 5 ' 10 van de van de eenheidE van de stelinrrchting met meetspoellichaam en evenredigheidsmagneet; fig. 4a is een doorsnede volgens de lijn ITa-ITa in fig.

5 van een gedeelte van het stekkerhuis volgens fig. U; fig. 5 ia een doorsnede volgens de lijn T - T in fig. k zonder 15 buitenste halve schaal van het stekkerhuis; fig. 6 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van de electronische eenheid van de stelinrichting in ten opzichte van fig. b over een hoek van 90° verdraaide stand; fig. 7 is een kopaanzicht van de eenheid volgens fig. 6, gezien 20 van rechts; en fig. 8 is een kopaanzicht van de eenheid volgens fig. 6, gezien van links.

Zoals in het bijzonder uit fig. 3 te zien omvat de stelinrichting een evenredigheidsmagneet-eenheid (eenheid M) en 25 een daar aan bevestigde, electronische eenheid (eenheid Z) met huis voor stekkers 52, 35» 56 en aansluitkabel 5? (figuren 4, 6). Het cilindrische huis 1 van de eenheid M bevat een in plattegrond vierkante flens 1a, welke zich in axiale richting uitstrekt over het grootste deel van de eenheid. Diagonaal ge-30 richte bevsstigingsschroeven 33 reiken d^dr de flens 1a en zijn bij aangesloten evenredigheidsventiel met het huis daarvan schroevend in ingrijping. Aan het van het evenredigheidsventiel af gekeerde einde van de eenheid II is, zoals speciaal 35 800 2 9 16 t 4 - 5 - blijkt uit de figuren 3» 4» een uit kunststof bestaande warm-teïsolerende ring (ring 60) door middel van bevestigings-schroeven 62 centrerend bevestigd.

De bevestigingsschroeven reiken dóór gaten 63 van de ba-5 siswand 60g van de ring 60 en zijn schroevend in ingrijping met van binnenschroefdraad voorziene gaten 64 van de wand van het huis 1 van de eenheid M. Een dekflens 60d van de ring 60 is aan de naar de eenheid M toe gekeerde zijde voorzien van diametraal aangebrachte, buitenste vormribben 60e (figuren 3» 10 4, 5).

Zoals speciaal uit het bovenste gedeelte van fig. 4 te zien is, doen dekflens 60d en vormribbe 60e dienst voor de verbinding met het huis 44 van de eenheid S, Bevestigings-schroeven 61 verkeren in bussen 44b van radiale uitsteeksels 15 44e schroevend in ingrijping met het huis 44· Die uitsteek sels 44e zijn door middel van axiale ribben 44c gestabiliseerd en nemen steun tegen de dekflens 60d. Het stekkerhuis 55» 56 is met behulp van schroefbouten 53 aangesloten op de kopwand 44d van het huis 44» welke schroefbouten in ingrijping verke-20 ren met schroefdraadvormlichamen 48» die op hun beurt steun nemen tegen de kopwand 44d (fig. 4).

De volgens de as a-a van de stelinrichting verplaatsbare magneetkern 12 wordt aan de ventielzijde via een stootstang 11 op een legerbus 9 ia het deksel 6 en aan de andere zijde 25 langs over de omtrek verdeeld aangebrachte geleidingsvlakken 12a van zijn mantel aan de legerbus 13 voor de spoel 4 geleid.

De stootstang 11 reikt tot in het aangesloten evenredig-heidsventiel voor de besturing van het ventiellichaam. De legerbus 13 zit op een ringvormige schouder 30 van het deksel 6 30 en ligt aan het andere einde met zijn mantelvlak aan tegen het huis 1. Deze legerbus doet dienst als leger voor het spoellichaam 4a van de spoel 4» waarnaartoe aansluitleidingen 10 lopen, welke reiken dóór het met giethars volgegoten lei-dingkanaal 5 (fig. 1» 2).

35 De magneetkern 12 is aangebracht in de met olie gevulde, 8002916 - 6 - met de hydraulische ruimten van het evenredighéidsventiel in verbinding staande slagruimte 23 van zijn huis 6, 13» 17» dat bestaat uit de legerbus 13 en de deksels 6, 17, welke die le-gerbus 13 aan de kopzijden afdekken. Op een binnenste ring-5 vormige schouder 67 van het van het ventiel af gekeerde deksel 17 zit een tegen de binnenwand van het deksel 17 aan liggende, ringvormige schijf 37* Deze is voorzien van een axiale dóór-laat 65 naar de ringvormige ruimte 23b, welke dienst doet voor de ontluchting van de slagruimte 23. Voor ontluchting 10 wordt de radiale ontluchtingsschroef 39 losgenomen, waardoor een verbinding tot stand wordt gebracht tussen de ringvormige ruimte 23b en de buitenatmosfeer. De magneetkern 12 wordt, bij stroomvrije spoel 4» door middel van een tegen het deksel 17 steun nemende, in een ringvormige uitsparing 32 van de mag-15 neetkern aangebrachte schroefveer 31 ia zijn in de tekening linker eindstand gehouden, alwaar die magneetkern tegen een, tegen het deksel 6 steun nemende ring 19 aan ligt.

De slagruimte 23 is afgedicht met behulp van ringafdich-tingen 8, 18, welke liggen in ringvormige groeven van het dek-20 sel 6, 17 en samenwerken met de legerbus 13 respectievelijk het huis 1. Een verdere afdichting 40 tussen legerbus 13 en huis 1 zorgt voor afdichting van de ringvormige ruimte 23b.

Aan de van het ventiel af gekeerde zijde is de stootstang 11 voorzien van een magneetkern 14, welke het functionele deel 25 vormt van de uit magneetkern en meetspoel (vergelijk meet- spoellichaam 42 in de figuren 3-6) bestaande wegopnemer. De stootstang 11 en de magneetkern 14 reiken tot in een hol-ci-lindrisch aanzetstuk 17a van het deksel 17* De slagruimte 23 van de magneetkern 14 staat met de slagruimte 23a van de mag-30 neetkern 12 in verbinding via een ringvormig kanaal 66, dat is uitgespaard tussen het mantelvlak van de stootstang 11 en het mantelvlak van het deksel 17. Aan de kopzijde is het aanzetstuk 17 afgesloten door middel van een sluitschroef 35, welke dienst doet voor axiale ontluchting van het uit de slag-35 ruimten 23a, 23 bestaande, met olie gevulde holle-ruimte- 8 0 0 2 9 16

* P

- 7 - systeem. Zoals speciaal uit fig. 1 blijkt strekken zich het aanzetstuk 17a en de magneetkern 14 in axiale richting uit voorbij het huis 1 van de eenheid M en reiken, zoals in het bijzonder uit fig. 4 blijkt, tot in de inwendige ruimte van 5 het huis 44 van de eenheid E.

Bij langdurige werking van de inrichting kunnen in de kritische bereiken van de eenheid ffi temperaturen optreden tussen 110° en 160°C.

Anderzijds ondervindt het werk van de regelversterker 10 nadeel bij sterkere temperatuurschommelingen in het hogere temperatuurbereik. Om die reden wordt de eenheid E door middel van een ring 60 thermisch afgeschermd van de eenheid M. De ring 60 omsluit de, aan het huis 44 van de eenheid E bevestigde, meetspoel, waarvan het meetspoellichaam 2b. uitloopt in 15 een flens 24a. Deze flens 24a sluit als deksel het huis 44 van de eenheid aan de kopzijde af. Het dóór het meetspoellichaam 24 reikende aanzetstuk 17a wordt aan het vrije einde omsloten door een uitgevormd gedeelte 24d van het spoellichaam 24. Radiaal verlopende verstijvingsribben 60a verlenen een 20 hoge mate van sterkte aan de ring 60.

Een axiale groef 42 in het spoellichaam neemt de aan-sluitleidingen van de meetspoelen op. Voor de centrering reiken dóór de flens 24a bussen 44» terwijl die flens zowel tegen de, de meetspoel nauw aansluitend omsluitende, binnenste ring-25 wand 6Oc, als tegen de buitenste ringwand 60b aan ligt, De flens bevat een opening 45 voor leidingen.

De van een verstijvingsrand voorziene flens 24a is tot in een vergrendelende ligplaatstand te brengen met platen 50, 51, welke dragers vormen voor gedrukte schakelingen. Die pla-30 ten strekken zich axiaal dóór de eenheid E uit en zijn aan hun van het spoellichaam 24 af gekeerde zijde niet recht-streekt, dat wil zeggen door middel van de insteekdoos 46 aan het huis 44 gecentreerd. Bij het innemen van de grendelende ligplaats grijpen elastische arrêteer-neus-profileringen 24b 35 in corresponderende uitsparingen van de platen 50, 51* 800 2 9 16 - 8 -

Elastische arrêteertongen 24c van de flens 24a liggen daarbij tegen de andere zijde van de platen 50, 51 net elastische vóórspanning aan. De platen verlopen evenwijdig aan elkaar symmetrisch ten opzichte van de as van het systeem.

5 huis van de eenheid E heeft een potvormige gedaante, De, de » "bodem” van de huispot vormende kopwand 44d is voorzien van een rechthoekige opening voor het, in vorm aansluitend, opnemen van de insteekdoos 46. Deze is in de opening van binnen uit in te steken, zoals speciaal uit fig. 6 blijkt. Die in- 10 steekdoos A6 is in zijn insteekstand geborgd met behulp van twee aan de kopwand 24d bevestigde, van schroefdraad voorziene vormlichamen 48, welke reiken dóór een flens van de insteekdoos 46, die is voorzien van aansluitingen 47* De verstij-vingsrand 24e van de flens 24 ligt tegen aanslagribben U*8u 15 van het huis 44 aan. De van schroefdraad voorziene vormlicha men 48 houden, via een verbindingslichaam 49 - dat de insteekdoos omsluit - de platen 50, 51 vast. Voor het vasthouden van de platen 50, 51 aan de insteekdoos 46 reiken van schroefdraad voorziene tappen van het van schroefdraad voorziene vorm-20 lichaam 48 dóór het verbindingslichaam 49, dat door moeren 48a axiaal geborgd wordt. Aan de, naar het stekkerhuis 55, 56 toe gekeerde zijde gaan de van schroefdraad voorziene vormlichamen 48 over in een aan de buitenzijde veelhoekvormig, mofachtig gedeelte 48b met inwendige schroefdraad, welk gedeelte cilin-25 drisch uitloopt. In het gedeelte 48b wordt het vormlichaam 48 tegen verdraaiing geborgd opgenomen in corresponderende, uitgevormde gedeelten van de kopwand 44d. In de schroefdraad van het gedeelte 48b grijpen bevestigingsschroeven 55» welke na het afnemen van het stekkerhuis 55, 58 met behulp van zoge-50 naamde "Seeger”-ringen 54 axiaal vastgezet zijn. Blijkens fig.

6 ligt het verbindingslichaam tegen de langszijden van de platen 50» 51 aan.

De met het buitenvlak van de kopwand 44d strokende insteekdoos 46 neemt de contactstiften van de opsteekbare stek-35 ker 52 op, welke bij montage van buiten af in de kopwand 55^ 8002916 ♦ * - 9 - van de halve schaal 55 van het stekkerhuis 55» 56» ia vorm aansluitend, ingestoken kan worden. Achter de stekker 52 grijpen, in de insteekstand daarvan, "Seeger"-ringen 54 van de, door hussen 55 van de halve schalen 56 omsloten bevestigings-5 schroeven 53·

De naar de stekker 52 lopende kabel 59 reikt loodrecht op de as van het systeem injveneens in dwarsdoorsnede achthoekige, stekkerhuis 55» 56. Daarbij kan, naar gelang van de ruimtelijke omstandigheden, het inbrengen van elke zijde van de huis-10 veelhoek uit plaats vinden, zoals met pijlen b, c in fig, 5 aangegeven. Aan de, het huis vormende, halve schalen 55» 56 zijn aan de binnenzijde met elkaar corresponderende trekont-lastingsribben 57 aangevormd, welke met hun binnenranden de kabel 59 ter ontlasting van trek vastklemmen. De klemkracht 15 hiervoor wordt geleverd door de trekontlastingsschroef 58.

De schroeven 61, welke de eenheid E via de ring 60 verbinden met de eenheid M, zijn door middel van een draad 60f van een loodje voorzien. Het onbevoegd afnemen van de eenheid E van de eenheid M kan daardoor worden vastgesteld.

20 Bij de montage wordt als volgt de werk gegaan: de platen 50, 51 worden met behulp van het verbindingslichaam 49 alsmede van de schroefdraadvormlichamen 48 met de insteekdoos 46 tot een stabiele constructieve eenheid verbonden, waarbij die platen worden vastgeschroefd aan het verbindingslichaam. Yer-25 volgens wordt het spoellichaam 24 op de platen 50, 51 van de andere zijde uit opgestoken en aldus de uit spoellichaam 24-, platen 50, 51 en insteekdoos 46 bestaande, stabiele, constructieve eenheid gevormd. Na het opschroeven van de warmteïsole-rende ring 60 op de evenredigheidsmagneet-eenheid M wordt de 30 genoemde eenheid axiaal samengevoegd met de evenredigheidsmag neet-eenheid M, waarbij het aanzetstuk 17a tot in het spoellichaam 24 reikt.

Na bedrading wordt, onder aansluiting van de stekker 52, proefgedraaid, waarbij de te programmeren electronische ver-35 sterker, in het bijzonder zijn gedrukte schakelingen, voor 8002916 - 10 - veranderingen respectievelijk reparaties onbezwaarlijk toegankelijk zijn, aangezien de electronische eenheid nog niet door het daar voor bestemde huis 44 omsloten is. Eerst ni het proefdraaien en na het volledig ijken wordt het huis 44 axiaal 5 opgeschoven. Bij de eindmontage aan de werkmachine wordt ten slotte ook het stekkerhuis gemonteerd, waarbij naar gelang van de plaatselijke omstandigheden de aansluitkabel 59 alternatief van de gewenste zijde uit radiaal in het stekkerhuis ingebracht kan worden.

8002916

Claims (20)

1. Stelinrichting van een hydraulisch, electronisch bestuurbaar evenredigheidsventiel, bestaande uit een evenredigheidsmagneet (4» 12) (evenredigheidsmagneet-eenheid M), waarvan de magneetkern is aangebracht in de met olie gevulde, met 5 de hydraulische ruimten van het feitelijk evenredigheidsven tiel in verbinding staande slagruimte (23) van zijn, uit le-gerbus (16) en aan de kopzijde aangebrachte deksels (6, 17) gevormde, huis, en uit een inductieve wegopnemer, tot in de meetspoel (spoellichaam 24) waarvan een, door een stootstang 10 (11) van de magneetkern (12) van de evenredigheidsmagneet ge vormde of vastgehouden, verdere magneetkern reikt, alsmede uit een, een electronische standregelketen met regelverster-ker bevattend, electronisch deel, met het kenmerk, dat de magneetkern (14) van de wegopnemer (14, 24) in het inwendige van 15 het huis (6, 13, 17) van de magneetkern (12) van de evenredig heidsmagneet (4» 12) aangebracht is, waarbij de met olie ge-vulde slagruimte/van de, in een hol, coaxiaal aanzetstuk (17a) van geringere diameter van het deksel (17) gelegen, magneetkern (14) van de wegopnemer (14, 24) communiceert met de slag-20 ruimte (23 ) van de magneetkern (12) van de evenredigheidsmag neet (4, 12).

2. Stelinrichting van een hydraulisch, electronisch bestuurbaar evenredigheidsventiel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tot voorbij de evenredigheidsmagneet-eenheid 25 (M) axiaal uitstekende aanzetstuk (17a) in een, het electroni sche deel bevattende, op het huis van de evenredigheidsmagneet coaxiaal aan te sluiten electronische eenheid (Ξ) reikt, waarin de meetspoel (meetspoellichaam 24) en het electronische deel constructief verenigd zijn. 30

3· Stelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het ken merk, dat het meetspoellichaam (24) de plaatvormige drager (platen 50> 51) van de gedrukte schakeling van de regelver-sterker vasthoudt.

4. Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande 800 2 9 16 - 12 - conclusies, met het kenmerk, dat twee aan één einde door het meetspoellichaam (24) vastgehouden platen (50, 51) aan hun andere einde zonder indirecte bevestiging aan het huis (44) van de lectronische eenheid (e) door een raamachtig verbin-5 dingslichaam (49) met elkaar tot één stabiele eenheid verbon den zijn, waarop het potvormige huis (44) van de electronische eenheid (e) axiaal op te schuiven is.

5. Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de meetspoel (meetspoel- 10 lichaam 24) wordt omsloten door een tussen evenredigheidsmag- neet-eenheid (M) en electronische eenheid (e) in gevoegde af-stands- en warmteïsolerende ring (60).

6. Stalinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het spoellichaam (24) uit- 15 loopt in een flens (24a), welke als deksel het huis (44) van de electronische eenheid (e) afdekt.

7. Stelinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de flens (24) met platen (50, 51) met gedrukte schakeling tot in een vergrendelende, ligplaatsstand te brengen is, welke 20 platen zich axiaal dóór de electronische eenheid. (E) uitstrek ken en aan de van het spoellichaam (24) af gekeerde zijde.aan het huis (44) van de electronische eenheid centreerbaar zijn.

8. Stelinrichting volgens conclusie 7> met het kenmerk, dat de flens (24a) met behulp van arrêteerneusprofileringen 25 (24b) en arrêteertongen (24c) met de evenwijdig aan elkaar en symmetrisch ten opzichte van de as (a-a) verlopende platen in de vergrendelende ligplaatsstand te brengen is, welke éner-zijds in uitsparingen van de platen (50, 51 ) grijpen en anderzijds tegen die platen, onder elastische voorspanning, aan 30 liggen.

9. Stelinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het veelhoekvormige huis (44) van de electronische eenheid (E) potachtig uitgevoerd is en aan de naar de evenredigheids-magneet-eenheid (M) toe gekeerde zijde door de flens (24a) van 35 de meetspoel (meetspoellichaam 24) afgedekt wordt, waarbij de 800 2 9 16 - 13 - tegenovergelegen kopwand (44d) een rechthoekige opening hevat voor het, in vorm aansluitend, opnemen van de in de opening van binnen uit in te steken insteekdoos (46).

10. Stelinrichting volgens conclusie 9» niet het kenmerk, 5 dat de insteekdoos (46) in zijn insteekstand met behulp van een tweetal, tegen draaiing geborgde, schroefdraadvormlichaam (48) aan de kopwand (44d) gecentreerd is, welke dóór een flens van de insteekdoos (46) reiken en, via een verbindingslichaam (49) , de platen (50, 5Ό met de gedrukte schakelingen vasthou- 10 den.

11. Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stekker bij de montage in de kopwand (55¾) van een, door halve schalen (55» 56) gevormd, · stekkerhuis (55, 56) in vorm aansluitend in te steken zijn en 15 daar door middel van "Seeger,,-ringen op de axiale bevesti- gingselementen (53) geborgd is.

12. Stelinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de naar de stekker (52) lopende kabel (59) loodrecht op de as (a-a) in het huis (55, 56), alternatief van verachillen-20 de zijden uit, in te brengen is en door trekontlastingsribben (57) van de halve schalen (55, 56) ontlast wordt,

13. Stelinrichting volgens ten minste één der conclusies 5-12, met het kenmerk, dat de in dwarsdoorsnede ïï-vormige af-stands- en warmtelsolerende ring (60) via zijn basiswand (60g) 25 aan het huis (1, 1a) van de evenredigheidseenheid (M) en via dekflenzen (60d) van zijn buitenste ringwand (60b) aan het huis (44) van de electronische eenheid (S) vastgeschroefd is.

14. Stelinrichting volgens ten minste één der conclusies 5-12, met het kenmerk, dat de meetspoel (meetspoellichaam 24) 30 door de binnenste ringwand (60c) nauw aansluitend omsloten wordt, waarbij het aanzetstuk (17a) van de evenredigheidsmag-neet-eenheid (M) zich dóór de flens (24a) uitstrekt en tot in de inwendige ruimte van het huis (44) van de electronische eenheid (E) reikt, waar dat aanzetstuk door een uitgevormd ge-35 deelte (24d) van het spoellichaam (24) omsloten wordt. 800 2 9 16 - 14

- 15« Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de, een systeem van holten vormende, slagruimten (23, 23a) door middel van sluitschroe-ven (35» 39) te ontluchten zijn, waarvan één coaxiale sluit-5 schroef (35) niet het aanzetstuk (17a) en de radiale sluit- schroef (39) met het huis (1) in ingrijping verkeert.

16. Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de magneetkern (12) van de evenredigheidsmagneet (4> 11, 12) via de stootstang (11) in 10 de legerhus (9) van het deksel (6) en langs radiale gelei- dingsvlakken (12a) van zijn mantel aan de legerhus geleid wordt.

17· Stelinrichting volgens ten minste één der conclusies 1-15, met het kenmerk, dat de magneetkern (12) bij stroomvrije 15 spoel (4) door middel van een veer (31) in zijn axiale eind stand gehouden wordt.

18. Stelinrichting volgens ten minste één der conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de slagruimten (23; 23a) via een axiale sluitschroef (39; 35) te ontluchten zijn.

19. Stelinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de axiale sluitschroef (35) het aanzetstuk (17a) aan de kopzijde afsluit.

20. Stelinrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een met de slagruimte (23) en de 25 huisboring voor de sluitschroef (39) in verbinding staande, ringvormige ruimte (23b) welke aan de omtrek van het deksel (17) verloopt. 8002916