NL8002532A - Sorteerinrichting. - Google Patents

Description

N.o. 29.051 1 .: % S ort e erinri chting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het sorteren van afzonderlijke voorwerpen die de vorm hebben van bladen die afwijken van de hoofdhoeveeiheid in een opeenvolgende uitvoer.

5 In een groot aantal toepassingen,waarbij voorwerpen die de vorm van bladen hebben, worden afgeleverd voor gebruik in een industrieel of administratief proces, worden wezenlijke eisen gesteld aan het feit dat de afgeleverde voorwerpen aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, waarbij de voorwerpen moeten worden uitge-10 sorteerd wanneer zij afwijken van de genoemde voorwaarden. Dit is in het bijzonder van belang, wanneer het gaat om veiligheden bijvoorbeeld bij aandelen, obligaties, bankbiljetten of dergelijke.

Werkwijzen voor het tellen van afgeleverde voorwerpen met de' vorm van bladen zijn in diverse varianten bekend. Werkwijzen voor 15 het onderscheiden van voorwerpen die afwijken van een bepaalde standaard zijn eveneens bekend.

Echter bleken de hierboven genoemde werkwijzen niet geheel betrouwbaar te zijn en de uitvinding heeft ten doel dit nadeel te vermijden door het voorstellen van een unieke inrichting voor het 20 verzekeren dat tijdens een afleverbewerking van voorwerpen, bijvoorbeeld bankbiljetten, niet slechts de voorwerpen alleen volgens bepaalde voorwaarden worden afgeleverd, bijvoorbeeld één per keer, maar ook dat indien een fout optreedt (twee bladen of defecte bladen, bankbiljetten, enz.), de genoemde voorwerpen worden ver-25 wijderd en worden teruggebracht naar een verzamelplaats voor foutieve voorwerpen.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin;

Eig. 1 een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een trans-30 portbaan voor voorwerpen in de vorm/Maden is getoond, die is ontworpen volgens de uitvinding en als een voorbeeld dient.

Eig. 2 dezelfde baan van bovenaf gezien illustreert.

Een deel van· het inwendige van de transportbaan is in fig. 1 getoond en derhalve' ontbreken in fig. 1 bepaalde componenten die 35 in fig. 2 zijn opgenomen.

De inrichting volgens de figuren bestaat uit een motor M1 die aandrijfrollen 3,4,5 en 6 kan aandrijven via een overbrengings-eenheid. De inrichting omvat eveneens twee vrijdraaiende rollen 1 en 2 met een baan bestaande uit twee naar verhouding brede platte 800 25 32 2 riemen 11 en drie ronde riemen 12 die enerzijds over de rollen 1 en 2 verlopen en anderzijds om de rollen 3 en 4» welke riemen de rollen 1 en 2 aandrijven.

Een plaat 13 die tot een geschikte vorm is gebogen, zodat deze 5 aan zijn doelstelling kan voldoen, welke hierna zal worden toegelicht, is toegevoegd aan de twee samenwerkende rollen 5 en 6. Een verzameldoos 9 is onder de plaat 13 aangebracht.

De hierboven genoemde riemen verlopen hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar en zij zijn zodanig opgesteld, dat de twee platte rie-10 men 11 over de rollen 1 en 3 verlopen en boven de drie ronde riemen 12 zijn geplaatst, welke over de rollen 2 en 4 lopen. Wanneer de inrichting vanaf boven wordt beschouwd, zullen de platte riemen 11 aldus op een afstand van elkaar en op een hoger niveau zijn geplaatst, terwijl de ronde riemen 12 zodanig zijn aangebracht, 15 dat één ervan centraal in de ruimte tussen de twee platte riemen verloopt, terwijl de andere twee elk aan één zijde van de twee platte riemen verloopt, maar op een lager niveau. In de ruimte tussen de platte riemen 11 is een detector 8 aangebracht met componenten die boven respectievelijk onder een vlak zich bevinden, dat 20 gemeenschappelijk is voor de baan van de platte riemen en de ronde riemen. Aan heh einde van deze baan bevindt zich een bewakingsde-tector 7 waarvan de doelstelling hierna meer in detail zal worden beschreven.

De inrichting werkt op de volgende wijze. De relevante voor-25 werpen waaronder voorwerpen die afwijken van de hoofdhoeveelheid, moeten worden gescheiden, worden toegevoerd aan de inrichting in de invoerrichting geïllustreerd door de pijl 14» opdat de voorwerpen worden getransporteerd tussen de toevoerrol 5 en de sorteer-rol 6, die de voorwerpen transporteren, die bijvoorbeeld bestaan 30 uit bladen, bankbiljetten'of dergelijke naar de neep tussen rollen 3 en 4s zodat een continu transport wordt tot stand gebracht door middel van riemen 11 en 12, wanneer alle vier rollen 3> 4? 5 en 6 door de motor M1 woeden aangedreven. De toevoerrol 5 is voorzien van rubberen ringen die in sleuven in de sorteerrrol 6 passen. In 35 fig. 2 zijn de genoemde ringen uit het zicht genomen door de sor-teerrol 6.

Wanneer het voorwerp in voorwaartse richting wordt getransporteerd als gevolg van de klemwerking tussen de platte riemen 11 en de ronde riemen 12, passeert het genoemde voorwerp tussen 40 de twee componenten van de detector 8, welke detector dient voor het verzekeren dat alleen voorwerpen die aan de hierboven genoemde 800 2 5 32

V

3 voorwaarden voldoen hun weg kunnen vervolgen. Hei: aantal geaccepteerde voorwerpen wordt achtereenvolgens geteld door de bewakings-detector 7·

Indien de detector 8 een indicatie geeft dat meer dan één 5 voorwerp zich in de haan bevindt, of dat het relevante voorwerp defect is, zal eerst de motor M1 worden gestopt waarna deze wordt omgekeerd. De relevante voorwerpen, bijvoorbeeld bladen, bankbiljetten of dergelijke, zullen daarna in achterwaartse richting worden getransporteerd en aangezien volgens de uitvinding de rollen 10 3 en 4 zodanig zijn opgesteld dat een vlak door hun centrale hart lijnen een hoek (a) met de vertikaal vormen, zal de raaklijn aan de kontaktlijn tussen de rollen 3 en 4 zodanig zijn gericht, dat het relevante voorwerp of de relevante voorwerpen die in achterwaartse richting worden getransporteerd, in benedenwaartse richting 15 onder de plaat 13 worden afgevoerd naar de verzameldoos 9 of één of andere opslagmiddel voor defecte of foutief getransporteerde voorwerpen. De hoek α kan zoals geschikt liggen tussen 0° en 60° en kan bij voorkeur 45° zijn.

Zoals hierboven is gesteld telt de bewakingsdetector 7 het 20 aantal afgevoerde voorwerpen. De afvoer van de voorwerpen vindt plaats bij een uitvosr 10 zoals in fig, 1 is getoond. Behalve dat de bewakingsdetector 7 voldoet aan zijn doelstelling van .het tellen van het aantal voorwerpen, levert deze een puls die het transport van het volgende voorwerp inleidt, tenzij de detector 8 op-25 nieuw is geactiveerd. De procedure wordt herhaald totdat het gewenste aantal voorwerpen is afgeleverd.

De detector 8 kan op geschikte wijze zijn gebaseerd op het principe van optische doorlichting, bijvoorbeeld onder toepassing van infrarood licht, In dit verband kan de detector een aantal 30 doorlichtingspunten in zulke posities hebben dat niet alle tegelijkertijd slechts donkere secties hebben. Opdat de detector de grootst mogelijke gevoeligheid voor verschillende typen bladen kan bereiken, word.ende doorlichtingspunten ingesteld en tenslotte automatisch geregeld door ingebouwde elektronica op basis van 35 waarden bepaald voor elk individuele bladtype.

800 2 5 32

Claims (3)

1. Inrichting voor het sorteren van afzonderlijke voorwerpen die de vorm van bladen hebben die afwijken van de hoofdhoeveelheid van een opeenvolgende uitvoer, welke inrichting bestaat uit een paar rollen dat een neep vormt, waarbij de voorwerpen in de vorm 5 van bladen kunnen worden getransporteerd tot in de neep tussen de rollen van het rollenpaar en kan worden gebracht langs achtereenvolgende detectoren voor het bepalen of het relevante voorwerp moet worden uitgesorteerd, waarbij indien dit optreedt een omkering van de rotatierichting van het rollenpaar wordt uitgevoerd om 10 /s'amenwerking met een' geleidingsorgaan het genoemde voorwerp in een baan te transporteren, die afwijkt van de invoerbaan, om het voorwerp af te voeren en/of te verzamelen, met het kenmerk, dat de twee rollen (3,4) die de neep vormen, in zodanige posities ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, dat een geome-15 trisch vlak waarin de rotatie-assen van de rollen (3,4) liggen, een scherpe hoek (a) met een vlak vormt',· dat ligt loodrecht op het geometrische vlak van de invoerbaan, en dat het geleidingsorgaan bestaat uit een stationair orgaan (15) met een begrenzingsrand die naar .de neep is toegekeerd en die is aangebracht tussen het vlak 20 van de invoerbaan en een vlak dat zich van de neep uitstrekt en loodrecht staat op het vlak van de rotatie-assen van de rollen (5,4).

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de hoek (cc) tussen 0° en é0° ligt. 25

3· Inrichting volgens conclusie -2, met het kenmerk, dat de hoek (a) 45° is· 800 2 5 32