NL7908901A - Fluidumtoevoerinrichting bij schietspoelloos weefgetouw. - Google Patents

Fluidumtoevoerinrichting bij schietspoelloos weefgetouw. Download PDF

Info

Publication number
NL7908901A
NL7908901A NL7908901A NL7908901A NL7908901A NL 7908901 A NL7908901 A NL 7908901A NL 7908901 A NL7908901 A NL 7908901A NL 7908901 A NL7908901 A NL 7908901A NL 7908901 A NL7908901 A NL 7908901A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fluid
gripper
weft
supply device
impact
Prior art date
Application number
NL7908901A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Toyoda Automatic Loom Works
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP15451878A external-priority patent/JPS5580543A/ja
Priority claimed from JP17168178U external-priority patent/JPS5848385Y2/ja
Priority claimed from JP53154517A external-priority patent/JPS5920781B2/ja
Application filed by Toyoda Automatic Loom Works filed Critical Toyoda Automatic Loom Works
Publication of NL7908901A publication Critical patent/NL7908901A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • D03D47/368Air chamber storage devices
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

r
Fluidumtoevoer inrichting bij schietspoellöos weefgetouw.
De uitvinding heeft betrekking op een fluidumtoevoerin-richting hij een schietspoelloos "weefgetouw, dat voorzien is van een grijper, die bovenstrooms van inslagopneemorganen aangebracht is en op een zodanige wijze werkt dat de grijper een inslag vrij-5 geeft gedurende de inslagopneemverriehting en een inslag grijpt van na de inslagopneemverriehting tot het begin van de volgende inslagopneemverriehting.
Bij een schietspoelloos weefgetouw zijn, daar het in-slagopneemmechanisme de inslag intermitterend opneémt, in het 10 zijgedeelte van de machinestelling, gewoonlijk een spaninrichting aangebracht voor het verlenen van een bepaalde spanning aan de inslag, die toegeleverd wordt vanuit een stationair aangébrachte inslagtoevoerzone, een inslagbergzone voor het bergen van een bepaalde hoeveelheid van de inslag, een grijper die aangebracht is 15 in de bewegingsbaan van de inslag, welke zich van de inslagbergzone· naar de inslagopneemorganen uitstrekt, en een snijorgaan dat zich aan het einde van een geweven stof bevindt om de inslag te snij-den bij elke inslagopneemverriehting. Maar tot dusver traden er verschillende problemen op, die storingen in de inslagopneem-20 verrichting bij een schietspoelloos weefgetouw veroorzaken in verband met deze intermitterende inslagopneemverriehting. Bijvoorbeeld raakt bij een schietspoelloos weefgetouw, waarbij een inslag tijdelijk nagenoeg in een U-vorm in een inslagbergzone bewaard wordt, een geborgen inslag met zichzelf.verwikkeld en dit zal een 25 storing in de inslagopneemverrihting veroorzaken. Dat wil zeggen dat, zoals in fig. 1 voorgesteld is, bij een gebruikelijk schietspoelloos weefgetouw, indien het weefgetouw gestopt wordt door verkeerde inslagopneming of garenbreuk gedurende de verrichting, 79089 01 t 2 Λί * » of’ indien het weef getouw gestopt wordt uit noodzaak, terwijl het weefgetouw in een stilstand verkeert, het weefgetouw in een toestand gereed voor de inslagopneemverrichting gehouden wordt. Zodoende: wordt de inslag in de U-vorm gehouden op de bergplaat 9· Maar 5 gedurende deze periode van stopzetting van het weefgetouw werkt de bergfluidumstraalinrichting 8 en grijpt de grijper 12 de inslag continu. Derhalve neemt de inslag Y^ aan de toeleveringszijde van de bergplaat 9 een spanning van het uit de bergfluidumstraalin-riehting 8 gestraalde fluïdum op en wordt gestrekt gehouden, maar 10 daar de inslagopneemverrichting niet uitgevoerd wordt, neemt de inslag Y2 aan de uitneemzijde geen spanning op en wordt ontspannen gehouden. Bijgevolg raakt de inslag Y^ verwikkeld met de inslag aan de toeleveringszijde door een sterke terugkeer-twijnkracht om een verwikkeld gedeelte Y^ te vormen. De verwikkeling van het 15 verwikkelde gedeelte Y^ wordt bevorderd door een turbulente stroming, die door het uit de bergfluidumstraalinrichting 8 gestraalde fluidum veroorzaakt wordt, daar de inslag Yg aan de uitneemzijde in de spanningsloze vrije toestand gehouden wordt. Wanneer het weefgetouw weer aangezet wordt terwijl de verwikkeling zodoende 20 ia geborgen inslag gëvormd is, wordt het verwikkelde of getwijnde gedeelte Y^ door de grijper U gevoerd zoals het is en naar. het inslagopneemstraalmondstuk 16 gebracht. Zodoende raakt het-.inslag-opneemstraalmondstuk 16 verstopt met het verwikkelde gedeelte van de inslag en wordt de inslagopneemverrichting onmogelijk of wordt 25 een verkeerde inslagopneming veroorzaakt.
Zelfs wanneer met het weefgetouw gewerkt wordt, wordt, daar de grijper 12 gesloten is om de inslag te grijpen gedurende de periode van berging van de inslag na de inslagopneming, de inslag Y2 aan de uitneemzijde in de spanningsloze vrije toestand 30 gehouden voordat een bepaalde hoeveelheid van de inslag geborgen is, ofschoon de tijd, gedurende welke de inslag Y2 ih deze vrije toestand gehouden wjrdt., kort is. Zodoende wordt vaak een verwikkeling in de inslag gevormd zelfs wanneer met het weefgetouw gewerkt wordt.
35 Een ander probleem, dat een storing in de inslagopneem verrichting veroorzaken zal, is dat vliegafvalstoffen opgewekt wor- 790 8 9 01 3 * den en deze vli egafvalstoff en zetten zicix zonder meer af op een spaninrichting, een geborgen inslag in de bergzone, een grijper en een snijorgaan. ïndien vliegafvalstoffen zich bijvoorbeeld aan de spaninrichting of grijper vasthechten, wordt de drukkracht op 5 grijpkracht op de inslag verzwakt, en wordt het onmogelijk om een bepaalde spanning aan de inslag te verlenen of om de inslag te regelen. Daarenboven raakt, indien een massa vliegafvalstoffen zich aan de inslag vasthechten, wanneer een iluidumstraalmond-stuk gebruikt wordt voor het bergen van de inslag, dit mondstuk 10 gemakkelijk verstopt, en in het geval van een straalweefgetouw raakt een inslagopneemstraalmondstuk ook verstopt, met het gevolg dat de inslagbergverrichting of inslagopneeraverriehting niet uitgevoerd kan worden.
Als middel voor het ondervangen van het door vliegafval-15 -stoffen veroorzaakte bezwaar is tot dusver een werkwijze voorgesteld, waarbij een fluïdum op de grijper geblazen wordt om vliegafvalstoffen daarvan te verwijderen, en een werkwijze, waarbij fluïdum uit het inwendige van de grijper in de radiale richting naar het inslaggrijpoppervlak gestraald wordt om vli<Jkfvalstoffen van de 20 grijper te verwijderen, zoals geopenbaard is in de ter inzage gelegde Japanse octrooiaanvrage 7836V78, en de ter inzage gelegde Japanse Gebruiksmódelaanvragen 9^-870/76 en 9^872/76. Maar bij deze gebruikelijke methodes wordt, daar alleen belang gehecht.wordt aan de verwijdering van vliegafvalstoffen, de inslagopneemverrieh-25 ting in meer of mindere mate verstoord door de in het voorgaande genoemde inrichting. Meer in het bijzonder wordt, daar de verrichting van het verwijderen van vliegafvalstoffen uit het inslag-grijpgedeelte van de grijper uitgevoerd wordt terwijl het inslag-grijpgedeelte geopend wordt om de inslag vrij te geven, dat wil 30 zeggen, terwijl de inslag voortbewogen wordt en de inslagopneem-verriehting uitgevoerd wordt, de inslag ernstig beïnvloed door het fluidum, dat voor de verwijdering van vliegafvalstoffen gestraald wordt, en een grote weerstand uitgeoefend op de inslagop-neemverrichting. Vooral in het geval van een straalweefgetouw 35 wordt, daar de ïnslagopneemverrichting uitgevoerd wordt door de werking van het fluidum, een verkeerde inslagopneming gemakkelijk 790 8-901 Ψ Λ' m
U
veroorzaakt door de invloed van het vliegafval-verwijderingsfluïdum op de inslag.
Bovendien worden, indien vliegafvalstoffen, die af gezet worden in de inslagbergzone, zich aan de inslag vasthechten, de 5 vliegafvalstoffen meegevoerd naar de volgende grijper om de grijp-kracht van de grijper te verzwakken, en in het geval van een straal-weefgetouw worden vliegafvalstoffen, die zich niet aan de grijper vasthechten, verder toegeleverd aan het inslagopneemstraalmondstuk en raakt dit mondstuk verstopt, met het gevolg dat de inslagopneem-10 verrichting onmogelijk wordt. Daar het snijorgaan de inslag hij elke inslagopneemverrichting snijden móet en het zeer dikwijls gebruikt moet worden met een nauwkeurige snijcapaciteit, wordt, indien vliegafvalstoffen op het snij orgaan afgezet worden, de snij-functie minder goed zodat de inslagopneemverrichting onmogelijk ge-15 maakt wordt.
Bovendien moet in de betreffende delen, waar verwijdering van vliegafvalstoffen nodig is, de verijderingsverrichting met verschillende tijdafstellingen uitgevoerd worden.De verrichting van het verwijderen van vliegafvalstoffen van de grijper moet bijvoorbeeld 20 uitgevoerd worden terwijl de grijper de inslag vrijgeeft. Aan de andere kant moet de verrichting van het-verwijderen van vliegafvalstoffen uit de inslagopneemzone uitgevoerd worden gedurende het bergen van de inslag, dat wil Eggen, terwijl de grijper de inslag grijpt, daar een grote weerstand aan de inslag verleend'wordt in-25 dien het fluidum gestraald wordt voor de verwijdering van vliegafvalstoffen gedurende de inslagopneemverrichting. Derhalve moeten de verrichtingen van het verwijderen van vliegafvalstoffen van de betreffende delen met verschillende tijdafstellingen uitgevoerd worden, die op een zodanige wijze bepaald worden dat deze afhanke-30 lijk zijn van de betreffende functies.
Kort omschreven is het een oogmerk van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een fluidumtoevoerinrichting, die fluïdum toevoert aan een of meer delen bij een schietspoelloos weefgetouw, met de vereiste tijdafstelling in verband, met de inslagopneemver- een 35 richting, om zodoende/storing xn de inslagopneemverrichting te voorkomen.
790 8 9 0 1 i 5
Een ander oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in eenfluidumtoevoerinrichting, die intermitterend fluïdum toevoeren kan in gesynchroniseerd verband met de inslagopneemverrichting, zonder een speciale tijdafstelinrichting te verschaffen.
5 Een verder oogmerk van de uitvinding is om te voorzien in een fluidumtoevoerinrichting, die geschikt is uit een oogpunt van doelmatig energieverbruik.
Volgaas de uitvinding is een schietspoelloos weefgetouw voorzien van een grijper, die het grijpen en vrijgeven van een in-10 slag in gesynchroniseerd verband met de inslagopneemverrichting herhaalt,een fluidumtoevoerinrichting die een samengeperst fluidum-.bron omvat, een klepmechanisme met een fluidumingang en tenminste een fluidumafvoeruitgang, een pijporgaan dat de samengeperst flui-dumbron met de fluidumingang van het klepmechanisme verbindt, ten-15 minste een mondstuk.dat in een gegeven positie in het weefgetouw aangebraeht is, en een verbindingsorgaan dat het mondstuk met de fluidumafvoeruitgang verbindt, waarbij het klepmechanisme in gesynchroniseerd verband met de grijp- en vrijgeefverrichting van de grijper bediend wordt.
20 Andere oogmerken en voordelen van de onderhavige uitvin ding zullen uit de volgende beschrijving aan de hand van de tekeningen blijken. Het dient echter wel te worden verstaan dat de tekeningen alleen met het oog op de toelichting bedoeld zijn en dat hieraan geen beperkende betekenis moet worden gehecht.
25 Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht, dat een inslag- bergzone, een grijper en. een fluidumstraalmondstuk voor een inslag bij een gebruikelijk straalweefgetouw weergeeft.
Fig. 2 is een schematische afbeelding in perspectief van een straalweefgetouw van êên uitvoering van een fluidumtoevoer-30 inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 3 is een schematisch bovenaanzicht van de in fig. 2 voorgestelde uitvoering volgens de uitvinding.
Fig. k is een doorsnede van een grijper, die toegepast wordt bij de uitvoering van fig. 3, met de grijper in een inslag-35 vrijgeefboest and.
Fig; 5 is een doorsnede van de in fig. 4 voorgestelde 790 8 9 01 • a* ' . ·
P
6 ’ grijper, maar met de grijper in een inslaggrijptoestand.
Fig. 6 is een schematisch bovenaanzicht zoals fig. 3, dat een andere uitvoering van de uitvinding toont.
Fig. 7 is een zijaanzicht van de in fig. 6 voorgestelde 5 inslagberginrichting.
Fig. 8 is een schematisch bovenaanzicht van een andere uitvoering van de uitvinding.
Fig. 9 is een doorsnede over de in fig. 8 voorgestelde uitvoering, -waarbij de grijper zich in een inslaggrijptoestand be-10 vindt.
Fig. 10 is een doorsnede over de in fig. 8 voorgestelde uitvoering, maar met de grijper in een inslagvrijgeeftoestand.
Fig. 11 is een doorsnede volgens XI - XI in fig. 10 en toont de werking van het fluïdum bij de in fig. 10 voorgestelde 15 grijper.
Fig. 12 is een schematische afbeelding in perspectief van een weefgetouw, voorzien van een uitvoering van de uitvinding.
Fig.' 13 is een doorsnede van een grijper, die bij de uitvoering'van fig. 12 toegepast is, met de grijper in. een inslag-20 vrijgeeftoestand.
Fig. lH_is een doorsnede van de in fig. 13 voorgestelde
O
grijper, met de grijper in een- inslaggrijptoestand.
Fig. 15 is een tijdafstelschema, dat de inslagvrijgeef-duur en inslaggrijpduur weergeeft.
25 Hierna volgt een gedetailleerde beschrijving van voor keursuitvoeringen.
De uitvinding zal nu in detail beschreven worden aan de hand van een in de tekeningen voorgestelde uitvoering, waarbij de fluidumtoevoerinichting volgens de uitvinding toegepast is bij een ' 30 straalweefgetouw.
In fig. 2 wordt gezien dat in het zij gedeelte van- de machinestelling een inslag Y die toegeleverd wordt vanuit een stationair aangebrachte inslagtoevoerzone 1 door een spaninrichting 2 gevoerd wordt., waardoor een bepaalde spanning aan de inslag Y 35 verleend wordt. De inslag Y wordt geleid naar een lengtemeettoe-leveringszone, voorzien van een leirol 3, een’lengtemeetrol U en fi 780 8 9 01 7 aandrijfrol 5. De inslag Y, die gemeten en toegeleverd wordt door deze zone, wordt dan hoofdzakelijk in een U-vorm. geborgen op een bergplaat 9 door een b er gflui dumst raai inricht ing 8 die aangesloten is op een samengeperst fluidumbron 6 via een pijp 7* De inslag Y^ 5 aan de uitneemzij de wordt door een geleiding 11 en een inslaggri jp-gedeelte van een grijper 12, die door een kam 13 aangedreven wordt, gevoerd en wordt naar een inslagopneemstraalmondstuk .16 geleid, dat aangesloten is op de samengeperst, fluidumbron 6 via een pijp 1¼ en een klep 15· Vervolgens wordt de inslag in een afwerper opge-10 nomen met een bepaalde tijdafstelling. Aan het einde van een geweven stof W is een snijorgaam 17 aangebracht, dat op geschikte wijze aan- · gedreven wordt om de inslag te snijden bij elke inslagopneemver-riehting. Het verwij zings cijfer 18 vertegenwoordigt een weverskam.
Zoals in fig. 3 weergegeven is, is een berghui dumstraalih-15 richting 8 gemonteerd op een bergplaat 9 die de inslagbergzone vormt, en is een mondstuk 19 van de bergfluidumstraalinrichting 8 aangebracht om een frame 21 te doorboren, dat aan de bergplaat 9 vastzit, en is dit geopend naar de inslagbergzone. Dè bergfluidum-straalinrichting 8 is aangesloten op een samengeperst fluidumbron 20 6 via een pijp 7 en een samengeperst fluïdum wordt steeds uit het mondstuk 19 gestraald. Een blind fluidumverdeelgat. 22 is op het frame 21 gevormd en is afgedicht door een schroef 23. Een hulp-mondstuk 2k, dat gepend is naar de inslagbergzone, is verbonden met het verdeelgat 21 om een bepaalde spanning te verlenen aan een in-25 slag Υ^ aan de uitneemzijde, en een hulpfluidumstraalinrichting wordt gevormd door deze verdeelplaat en dit hulpmondstuk. Bij de in de tekeningen voórgestelde uitvoering zijn vier hulpmond-stukken 2k aangebracht, maar het aantal hulpmondstukken 2b is niet bijzonder kritisch en ook een of twee hulpmondstukken 2k kunnen 30 worden aangebracht.
Volgens de uitvinding heeft een grijper 12 voor het grijpen van de inslag, die door een geleiding 11 gevoerd wordt, welke in de nabijheid van de inslagbergzone aangebracht is, en geleid wordt naar een inslagopneemstraalmondstuk 16, dat als het in-35 slagopneemorgaan dient, een constructie zoals in fig. h en 5 voorgesteld is. Meer in het bijzonder is éen T-vormig rompbestanddeel 102 790 8 9 01 8 op een frame 101 vastgezet door tussenkomst van een schijf ring 103 met een schroef 10^·. Een stationair inslaggrijponderdeel 105 is op het hovenvlak van het rompbestanddeel 102 geplaatst door tussenkomst van een rubber ring 106 en is daarop vastgezet door een 5 schroefonderdeel 107· Een stang 108 dringt op verschuifbare wijze door het rompbestanddeel 102 in hoofdzaak in het middengedeelte daarvan, en een beweegbaar inslaggrijponderdeel 109 is verbonden met het boveneinde van de stang 108 door tussenkomst van een rubber ring door een moer 112. De stang 108 wordt omlaag gedrukt door een 10 veer 11k, die opgenomen is tussen een moer 113* welke aan het ondereinde van de stang 108 aangebracht is, en het ondervlak van het • rompbestanddeel 102. liet alleronderste vlak 115 van de stang 108 wordt opgelicht gedurende een bepaalde tijd synchroon met de inslag-opneemverrichting door geschikte oplichtorganen zoals een kam 15 13 die op een as 116 gemonteerd is. Het omtreksvlak van de stang 108 is gedeeltelijk gekeept om een ringvormige ruimte 118 tussen een met kleine diameter uitgevoerd deel 119 van de stang 108 en het binnenomtreksvlak van het rompbestanddeel 102 te vormen. Een toe-voeringang 121, die aangesloten is op de samengeperst fluidum-20 bron via een pijp 117* en een fluidumafvoeruitgang 123 zijn verbonden aan het rompbestanddeel 102, en deze staan in verbinding met de ruimte 118 via gaten 122 resp. 12U. De toevoeringang 121 staat steeds in verbinding met de ruimte 118, maar de afvoeruit-gang 123 is zo aangebracht dat de verbindirig van de afvoeruitgang 25 123 met de ruimte 113 wordt afgesloten terwijl de stang 108 omhoog bewogen wordt, dat wil sggen, wanneer'de inslag vrijgegeven wordt, en de afvoeruitgang 123 staat in verbinding met de ruimte 118 terwijl de stang 108 omlaag bewogen wordt, dat wil zeggen, terwijl de inslag gegrepen wordt. Zodoende vormt de grijper 12 een fluidum-30 overschakelklepinrichting.
Het verdeelgat 22 van de huipstraalinriehting is verbonden met de afvoeruitgang 123 van de grijper 12 door tussenkomst van een pijp 125, een naaldklep 126 en een pijp 127, en het fluïdum, dat uit de afvoeruitgang 123 komt, wordt uit het hulpmondstuk 2\ ge- 35 straald door het verdeelgat 22 nadat de stromingssnelheid ingesteld » is door de naaldklep 126.
i 790 89 01 «* 9 ί
Bij de in het voorgaande genoemde constructie wordt, wanneer de inslagopneemverrichting door het inslagopneemstraalmond-stuk 16 voltooid is terwijl met het weefgetouw gewerkt wordt, de stang 108 van de grijper 12 omlaag bewogen door de veer 11k en 5 wordt de inslag Y tussen het beweegbare inslaggrijponderdeel 108 en het stationaire inslaggrijponderdeel 105 gegrepen. Zodoende wordt de inslag Y, die toegeleverd wordt vanuit de stationaire inslag-toevoerzone, door het mondstuk 19 gevoerd en uit gestraald naar de bergzone of de bergplaat 9 door het uit de bergfluidumstraalin-10 richting 8 gestraalde fluïdum, en wordt de inslag vervolgens geborgen tussen de bergzone en de geleiding 11 in de U vorm. Tegelijkertijd wordt door de omlaagbeweging van de stang 108 het gat 12b van de afvoeruitgang 123 in verbinding gesteld met de ruimte 118, en zodoende wordt het samengeperste fluïdum aan de zijde van de toevoer-15 ingang 121 door het gat 122, de ruimte 118, het gat 12b, de af-, . voeruitgang 123 en de pijp 125 gevoerd, en wordt dit dan uit het hulpmondstuk 12k gestraald door de pijp 127 en het verdeelgat 22 nadat de stromingssnelheid ingesteld is door de naaldklep 126.
Het uit het hulpmondstuk 2k gestraalde fluïdum werkt op de inslag 20 Yg aan de uitneemzijde in, die door de grijper 12 gegrepen en in de ontspannen toestand gehouden wordt, zodat een spanning uitgeoefend wordt in de zin dat deze inslag Y^ gescheiden wordt van de inslag Y.j aan de toeleveringszijde. Zodoende wordt verwikkeling van de inslag Y^ aan de uitneemzijde door terugkeer-twijning of dergelijke 25 voorkomen gedurende de inslagbergverriehting. Wanneer een bepaalde hoeveelheid van de inslag zodoende geborgen is, wordt de stang 108 van de grijper 12 omhoog bewogen door geschikte aandrijf organen, en zoals in fig. weergegeven is, geeft het beweegbare inslag— grijponderdeél 108 de inslag Y vrij en wordt de inslagopneemver-30 richting uitgevoerd door het inslagopneemstraaimondstuk 16. Tegelijkertijd wordt het gat 12k van 'de afvoeruitgang 123 van de grijper -12 buiten verbinding met de ruimte 118 gesteld, en wordt de straling van het fluïdum uit het hulpmondstuk 22 gestopt. Zodoende wordt, terwijl de inslagopneemverrichting uit gevoerd wordt, dat 35 wil zeggen, terwijl de inslag uit de inslagbergzone genomen wordt, geen invloed van het fluïdum uitgeoefend op de inslag Y^ aan de uit- 790 89 01 * # «1 10 neemzijde en -wordt derhalve geen loopweerstand uitgeofend op de inslag die opgenomen wordt. Bovendien wordt, daar geen fluïdum uit het hulpmondstuk 22 gestraald wordt tenzij nodig, overmatig verbruik van energie voorkomen.
5 Bovendien wordt, wanneer het weefgetouw gestopt wordt, de toestand vóór het inleiden van de inslagopneemverrichting gehandhaafd en ofschoon de inslag in hoofdzaak in de U-vorm geborgen is in de inslagbergzone op de bergplaat 9, wordt de grijper 12 in de toestand gehouden waarbij het beweegbare inslaggrijponderdeel 10 109 omlaag gebracht wordt om de inslag te grijpen, zoals in fig. 5 weergegeven is. Zodoende wordt de toevoeringang 121 in verbinding gesteld met de afvoeruitgang 123 via de ruimte 18, en wordt het fluïdum derhalve uit het hulpmondstuk 2k gestraald en neemt de inslag Yg aan de uitneemzijde een spanning op, die in de zin werkt 15 dat de inslag Yg gescheiden wordt van de inslag Y1 aan de toeleve-ringszijde. Bijgevolg kan verwikkeling van de inslag in de inslagbergzone voorkomen worden terwijl het weefgetouw gestopt wordt.
Fig. 6 en 7 tonen een andere uitvoering van de uitvinding. Bij deze uitvoering is een bergfluidumstraalinrichting 8 gemonteerd 20 op een stelling 25 die aan het machineframe vastzit, en dringt een mondstuk 19 van de straalinrichting 8 door een frame 21 dat op e . .
de stelling 25 gemonteerd is. Een verdeelgat 22, dat afgedicht is door een schroef 23, is gevormd op het frame 21 en een hulpmondstuk 2h is verbonden met het verdeelgat 22 om een hulpfluidumstraalin-25 richting te vormen. De bergfluidumstraalinrichting 1 is aangesloten op een samengéperst fluidumbron 6 via een pijp 7, en het hulpmondstuk 2k is verbonden met een afvoeruitgang 123 van een grijper 12, die een constructie heeft zoals in fig. U en 5 voorgesteld is, door tussenkomst van een pijp 125· 30 Een bergring 27, met een sleuf 26, die naar de opening van het mondstuk 19'van de bergfluidumstraalinrichting 8 toegekeerd is, •is op de stelling 25 vastgezet om een bergzone te vormen voor de inslag Y^ aan de toeleveringszijde. De inslag Yg 'aan de uitneemzijde tussen de sleuf 26 van de bergring 27 en een geleiding 11 35 treedt op in de open lucht. Het hulpmondstuk 2h is zo aangebracht dat de‘inslag Yg die in de open lucht optreedt aan de uitneemzijde een 1 790 8 9 01 11 spanning opneenrfc die in de zin werkt dat de inslag Yg gescheiden wordt van de inslag Y^ aan de toeleveringszijde. Ook hij de uitvoering met de in flg. 6 en J weergegeven constructie, kunnen dezelfde functies die uitgeoefend worden hij de in het voorgaande 5 vermelde uitvoering, die in fig. 2 t/m 5 weergegeven is, op overeenkomstige wijze uitgeoefend worden.
Bij elk van de in het voorgaande vermelde uitvoeringen behoeft het hulpmondstuk 2b niet in evenwijdig verhand met de fluidumstraalinriehting 8 aangebracht te worden zoals in de tekenin-10 gen weergegeven is. Het is alleen vereist, dat het hulpmondstuk 2k zo aangebracht moet worden dat de inslag Yg aan de uitneemzijde een spanning opneenrt die werkt in de richting dat de inslag Yg gescheiden wordt van de inslag Y^ aan de toeleveringszijde. Het hulpmondstuk 2b kan zich bijvoorbeeld bevinden in een positie 15 corresponderende met het boveneinde van de U-vorm van de geborgen inslag zodat het fluïdum gestraald wordt naar de inslag Yg aan de uitneemzijde in die positie, van boven of onder die positie of van de zijde van die positie. De fluidumo ver schakelfunctie wordt verleend aan de grijper 12 op zichzelf bij de voorgaande uitvoeringen.
20 Volgens de uitvinding is het echter mogelijk om een gewijzigde uitvoering toe te passen, waarbij een fluidumoverschakelklepmecha-nisme onafhankelijk aangebracht is en de klep overgeschakeld wordt onder aanwending van de beweging van de grijper 12.
Zoals hier in het voorgaande uiteengezet is, wordt ver-25 wikkeling van de inslag in de inslagbergzone veroorzaakt doordat een deel van de inslag, die geborgen wordt, ontspannen wordt in de spanningsloze vrije toestand, terwijl de inslag door de grijper gegrepen wordt. Zodoende is volgens de uitvinding een hulpfluidum-straalinrichting voor het verlenen van een spanning aan de inslag 30 aan de uitneemzijde van de inslagbergzone, zo aangebracht en inge- f richt dat het fluïdum alleen uit de hulpfluidumstraalin'richting gestraald wordt in samenwerkend verband met de grijper wanneer de inslag door de grijper gegrepen wordt. Zodoende wordt volgens de uitvinding het fluïdum zo gestraald dat een bepaalde spanning on-35 vermijdelijk uitgeoefend wordt op de inslag aan de uitneemzijde terwijl de inslag geborgen is, ongeacht of met het weefgetouw gewerkt 790 8 9 01 • '· · o 12 wordt of dit gestopt wordt. Derhalve kan verwikkeling van de inslag, die geborgen wordt, op zeer doeltreffende wijze voorkomen worden, en kan de inslagopneemverrichting op evenwichtige wijze uitgevoerd worden volgens de uitvinding.
5 Fig. 8 t/m fig. 12 tonen een andere uitvoering van een fluidumtoevoerinrichting volgens de uitvinding. Zoals in fig. 8 voorgesteld is, is bij deze uitvoering een fluidumtoevoerinrichting verbonden aan de geleiding 11. In fig. 9 en 10 hebben dezelfde onderdelen als in fig. 1 t/m 7 dezelfde verwijzingscijfers als in fig.
10 1 t/m 7j en een gedetailleerd toelichting van deze onderdelen wordt hier achterwege gelaten.
Een fTuidumtoevoeringang 121, die aangesloten is op de samengeperst fluidumbron via een pijp 117, is verbonden aan het rompbestanddeel 102, en ook een fluidumafvo eruit gang 131 is verbon-15 den aan het rompbestanddeel 102. De fluidumtoevoeringang 121 staat steeds in verbinding met de ruimte 118 via een gat 1.22,maar de fluidumafvoeruitgang 131 is zo aangebracht dat wanneer de st'ang 108 omlaag gebracht-wordt om het inslaggrijpgedeelte te sluiten, zoals in fig. 9 weergegeven is, een verbindingstat 132 voor de uitgang 20 131 afgesloten wordt en de uitgang 131 buiten verbinding met de ruimte 113 gesteld wordt en dat wanneer de stang 108 opgelicht wordt om het inslaggrijpgedeelte te openen, zoals in fig. 10 weergegeven is, de uitgang 113 in verbinding gesteld wordt met de • ruimte 118 via het gat 132. Zodoende is een fluidumoverschakelklep-25 mechanisme geconstrueerd, waarbij de contactmakings- en scheidingsbewegingen van de grijper 12 aangewend zijn.
De geleiding 11 omvat een frame 31, dat aan de bergplaat 9 vastzit, een mondstuk 32, dat aan het frame 31 aangebracht is en daaraan vastzit, en een leidingpijp 33,die in het mondstuk 32 aan-30 gebracht is en daarin vastzit. De leidingpijp 33 is zo aangebracht dat de inslag Y daardoorjgevoerd wordt, en het boveneinde van de leidingpijp 33 wordt in een binnenruimte 3b van het mondstuk 32 gestoken en een trompet vormige inslaginbrenggeleiding 35 is aan het achtereinde van de leidingpijp 33 verbonden. Een fluidumtoe-35 voeringang 36, die verbonden is met de afro eruit gang 131 van de * grijper 12 door tussenkomst van een pijp 133, is aan het frame· 31 » 790 89 01 Ί3 verbonden, en deze ingang 36 staat in verbinding met de binnenruimte 3½ van het mondstuk 32 via een verbindingsgat 37· Zodoende wordt het toegevoerde fluidum door het verbindingsgat 37 gevoerd en in de binnenruimte 3^ ingébracht, en wordt het fluïdum dan uit het mond-5 stuk 32 gestraald. Dit mondstuk 32 is naar het inslaggrijpgedeelte van de grijper 12 gericht zodat de straalridating in overeenstemming is met de voortbewegingsrichting van de inslag Y.
Bij de in het voorgaande vermelde constructie wordt na voltooiing van de inslagopneemverrichting de stang 108 van de 10 grijper 12 omlaag gebracht zoals in fig. 9 voorgesteld is, en - grijpt de grijper 12 de inslag Y bij het inslaggrijpgedeelte. Zodoende wordt de inslag, die uit de bergfluidumstraalinrichting 8 geblazen wordt, vervolgens geborgen óp de bergplaat 9. Wanneer een bepaalde hoeveelheid van de inslag geborgen is, wordt de stang 108 15 van de grijper 12 opgelicht door aandrijforganen zoals in fig. 10 voorgesteld is om de inslag vrij te geven, en wordt de inslagopneemverrichting door het inslagopneemstraalmondstuk 16 ingeleid. Tegelijkertijd wordt het verbindingsgat 132 van de fluidumafvoeruit-gang 131 in verbinding gebracht met de ruimte 118. Zodoende wordt 20 het iluidum, cht aan de toevoeringang 121 toegevoerd wordt, aan de toevoeringang 36 van de geleiding 11 toegevoerd via het verbindingsgat 122, de ruimte 118, het verbindingsgat 132, de afvoeruitgang 131 en de pijp 133 en wordt dit uit het mondstuk 32 gestraald. Zoals in fig. 10 en 11 voor gesteld is wordt het uit het mondstuk 32 ge-25 -straalde fluidum ingeblazen tussen het geopende stationaire grijp-onderdeel 105 en beweegbare grijponderdeel 109 om vliegafvalstoffen, die in het inslaggrijpgedeelte afgezet zijn, weg te blazen en te verwij deren. Bovendien wordt, daar het uit het mondstuik 32 gestraalde fluidum in de voortbewegingsrichting van de inslag Y 30 stroomt, de voortbeweging van de inslag bevorderd door het gestraalde fluidum, waardoor de loopweerstand op de insla g verminderd kan worden en de inslagopneemcapaciteit van het inslagopneemstraalmond-stuk 16 daarbij verhoogd kan worden. Zodoende wordt gedurende de inslagopneemverrichting, dat wil zeggen, terwijl de inslag vrijge-35 geven wordt uit het inslaggrijpgedeelte, het fluidum uit het mondstuk 32 gestraald, en wordt na voltooiing van de inslagopneem- 790 8 9 01 * o
. . 1U
verrichting het inslaggrijpgedeelte gesloten zoals in fig. 9 voor- ....... gesteld is en wordt tegelijkertijd de toevoer van het fluïdum aan het mondstuk 32 afgesloten.
het
Bij de voorgaande uitvoering wordt de toevoer van/fluidum 5 aan het mondstuk uit gevoerd door .de over schakelklep functie, die aan de grijper 12 verleend is. Volgens de uitvinding is'het echter ook mogelijk om een gewijzigde uitvoering toe te passen, waarbij een fluidumoverschakeltoevoermechanisme onafhankelijk aangebracht is.
Zoals uit de voorgaande toelichting duidelijk zal zijn, 10 is bij een uitvoering van de uitvinding, die in fig. 8 t/m 11 ‘voorgesteld is, een fluidumstraalmondstuk, dat ook als een inslagge-leiding dient, bovenstrooms van een grijper aangebracht voor het herhalen van het grijpen en vrijgeven van een inslag, die in gesynchroniseerd verband toegeleverd wordt vanuit een stationair 15 aangebrcht inslagfcoevoerzone en naar inslagopneemorganen geleid wordt in gesynchroniseerd verband met de inslagopneemverrichting, zodat de straalrichting van het fluidumstraalmondstuk in overeenstemming gebracht wordt met de voortbewegingsrichting van de inslag, waarbij het fluïdum alleen uit het fluidumstraalmondstuk gestraald 20 wordt terwijl de inslag vrijgegeven is door het inslaggrijpgedeelte van de grijper. Dankzij dit constructieve aspect kunnen volgens de uitvinding vliegafvalstoffen, die afgezet worden op het inslaggrijpgedeelte van de grijper, weggeblazen en verwijderd worden, en, daar het gestraalde fluidum op de inslag inwerkt in 25 de voortbewegingsrichting van de inslag, wordt de voortbeweging van de inslag door het gestraalde fluidum bevorderd, waardoor de loopweerstand op de inslag verminderd kan worden en de inslag-opneemcapaciteit daarbij verhoogd kan worden.
Fig. 12 t/m 15 tonen een uitvoering van de fLuidumtoevoer-30 inrichting volgens de uitvinding. Bij deze onderdelen zijn dezelfde onderdelen als bij de andere uitvoeringen, die in het voorgaande beschreven zijn, met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven, waarbij een gedetailleeerde toelichting aangaande deze onderdelen hier achterwege gelaten is. Het nieuwe aspect van deze uitvoering is 35 gelegen in het feit dat er twee afvoeruitgangen in een grijper zijn, waarvan één dezelfde functie heeft als die welke in fig. U en 5 voor- 790 8 9 01 15 gesteld is, en waarvan de andere dezelfde functie heeft als die welke in fig. 9 en· 10 voorgesteld zijn.
Bij deze uitvoeringen staat een fLuidumtoevoeringang 121 steeds in verbinding met de fluidumdoorvoerrruimte 118 via een ver-5 ’ bindingsgat 122, maar zijn de fluidumafvoeruitgangen 141 en 1^3 zo aangebracht dat de fluidumafvoeruit gang 1U1 alleen met de fluidum-doorvoerruimbe 118 in verbinding staat via een verbindingsgat 1 h-2 terwijl het beweegbare grijponderdeel 109 opgelicht is om de inslag vrij te geven, zoals in fig. 13 voorgesteld is, en de andere fluidum-10 afvoerdoorgang 1^3 alleen met de fluidumdoorvoerruimte in verbinding staat via een verb indings gat 1W+ terwijl het beweegbare grijponderdeel 109 omlaag gebracht is om de inslag te grijpen, zoals in fig. Ik voorgesteld is. Zodoende wordt de verrichting van het overschakelen van de toevoer van het fluidum uitgevoerd onder aanwending 15 van de contactmakings- en scheidingswerkingen van de grijper 12.
Een fluidumafvoeruitgang 1U1 van de grijper 12 is verbonden met een verdeler 1 k6 via een pijp 1^-5, en de verdeler 11+6 is verbonden met een mondstuk 32 dat in de geleiding 11 aangebracht is via een pijp 1^T om het fluidum toe te voeren voor het verwijderen 20 van vliegafvalstoffen van de grijper 12. Bovendien is de verdeler 1 k6 verbonden met een mondstuk 1^-9 via een pijp 1½ om het fluidum toe te voeren voor het verwijderen van vliegafvalstoffen van de 'spaninrichting 3 en ook verbonden met een mondstuk 152 via een pijp 151 om het fluidum toe te voeren voor het verwijderen van vliegaf-25 valstoffen van het snijorgaan 17- De andere fluidumafvoeruitgang 1^-3 is direct verbonden met een mondstuk 15¼ via een pijp 153 om het fluidum naar de inslag Y^ aan de uitneemzijde op de bergplaat 9 te stralen om vliegafvalstoffen te verwijderen van de bergplaat 9 of de zich aangrenzend daaraan bevindende gebieden. Daarenboven 30 kan verwikkeling of twijning van de inslag aan de toeleverings-zijde, die door de spanningsvrije toestand van de inslag Y^ aan de uitneemzijde veroorzaakt wordt, op doeltreffende wijze voorkomen worden door het fluidum, dat uit het mondstuk 15^ gestraald wordt.
Bij de in het voorgaande vermelde constructie wordt de 35 inslag Y, die toegeleverd wordt vanuit de stationaire inslagtoevoer-zone 1 gemeten door de lengtemeetrol 5 en toegeleverd in een bepaal- * 790 89 01 • ' ' o f 16 de lengte terwijl een bepaalde spanning daaraan verleend wordt door de spaninrichting 3, en wordt de inslag dan geborgen op de bergplaat 9· Vervolgens wordt de inslag Y naar het inslagopneemstraal-mondstuk 16 geleid via de geleiding 11 en grijper 12. Wanneer met 5 het weefgetouw gewerkt wordt, wordt .de inslag geborgen op de bergplaat 9 terwijl de inslag gegrepen writ door de grijper 12, en wanneer een bepaalde hoeveelheid van de inslag geborgen is, wordt de inslag vrijgegeven door de grijper 12, en tegelijkertijd wordt de inslagopneemverrichting uitgevoerd door het inslagopneemstraal-10 mondstuk 16. Ia voltooiing van de inslagopneemverrichting grijpt de grijper 12 de inslag weer en wordt de inslag geborgen op de bergplaat 9. Terwijl de inslag aldus gegrepen is door de grijper 12, wordt de stang 118 omlaag gebracht zoals in fig. 1U weergegeven is. Zodoende wordt de iluidumafvoeruitgang 1^3 in verbinding gebracht 15 met de fluidumdoorvoerruimte 3^· en wordt het fluïdum gestraald naarde te bergen inslag Y^ aan de uitneemzijde, uit het mondstuk.
15^ door de pijp’153, waarbij vliegafvalstoffen verwijderd worden en een bepaalde spanning verleend wordt aan de inslag Y^ aan de uitneemzijde. Wanneer een bepaalde hoeveelheid van de inslag geborgen 20 is, wordt de stang 26 van de grijper 12 opgelicht zoals in fig. 13 voorgesteld is en wordt de inslag vrijgegeven door de grijper 12, Zodoende wordt de fluidumafvoeruitgang 1U1 in verbinding gesteld met · de fluidumdoorvoerruimte 118, en wordt het fluïdum door de verdeler gevoerd en wordt het gestraald naar het inslaggrijpgedeelte van 25 de grijper 12 uit het mondstuk 32, en naar de spaninrichting 3 en het snij orgaan 17 uit de mondstukken 1 k9 resp. 152. Bijgevolg worden vliegafvalstoffen verwijderd van het inslaggrijpgedeelte van de grijper 12, de spaninrichting 3 en'het snijorgaan 17. Op de in het voorgaande vermelde wijze wordt het fluïdum intermitterend ge-30 straald naar de posities waar de straling van het fluïdum nodig is, met geschikte tijdafstellingen die synchroon ingesteld zijn met de weefbeweging gedurende de verrichting van het weefgetouw.
Geen bepaalde tijdafstelling is nodig voor de verrichting van het verwijderen van vliegafvalstoffen van de spaninrichting 3 35 en het snijorgaan 17. Zodoende kunnen de pijpen 1U8 en 151 verbonden worden met de andere fluidumafvoeruitgang 11+3 via de verdeler: 790 8 9 01 17
Maar, zoals gezien wordt uit het tij dafst elschema van fig. 15, is de tijd voor het vrijgegeven van de inslag door de grijper veel korter dan de tijd voor het grijpen van de inslag door de grijper. Zodoende verdient het uit een oogpunt van een doelmatig energiever-5 bruik de voorkeur dat het fluidum aan de spaninrichting 3 en het snijorgaan 17 toegevoerd wordt uit de fluidumafvoeruitgang 1U1 zoals bij de in het voorgaande vermelde uitvoering.
Zoals uit de voorgaande toelichting duidelijk zal zijn, zijn volgens de uitvinding, zoals in fig. 12 t/m 1U voorgesteld is, 10 een fluidumtoevoeringang en twee fluidumafvoeruit gangen gevormd op een grijper die aangebracht is in een inslagbewegingsbaan die naar inslagopneemorganen leidt, om de verrichtingen van het grijpen en vrijgeven van de inslag te herhalen, zodat het fluidum toegevoerd wordt aan een van de fluidumafvo eruit gangen in overeenstemming met 15 de eontaetmakings- of seheidingswerking van de grijper. Dankzij dit constructieve aspect kan volgens de uitvinding het fluidum toegevoerd worden aan de betreffende delen met verschillen in de vereiste tijdafstelling van de straling en kan de vliegafval-verwijderings-verrichting op doeltreffende wijze uitgevoerd worden bij de betreffen-20 de delen. Bovendien is de fluidumt'oevoerinrichting van de nieuwe inrichting geschikt uit een oogpunt van doelmatig energieverbruik, daar het fluidum intermitterend gestraald kan worden.
Kort samengévat is in het voorgaande een schietspoelloos weefgetouw beschreven, voorzien van een grijper, die het grijpen en 25 vrijgeven van een inslag in gesynchroniseerd verband met de inslag-opneemverrichting herhaalt, een fluidumtoevoerinrichting die uit een samengeperste fluidumhron bestaat, een klepmechanisme dat een fluidumingang en tenminste een fluidumafvoeruitgang heeft, een pijp-orgaan dat de samengeperste fluidumbron met de fluidumingang van het 30 klepmechanisme verbindt, tenminste een mondstuk dat in een gegeven positie bij het weefgetouw aangebracht is, en een verbindingsorgaan dat het mondstuk met de fluidumafvoeruitgang verbindt. Het klepmechanisme wordt in gesynchroniseerd verband met de grijp- en vrijgeef verrichting van de grijper bediend.
790 89 01

Claims (14)

1. Fluidumtoevoerinrichting Lij een schietspoelloos weefgetouw, voorzien van een grijper, die het grijpen en vrijgeven van een inslag in gesynchroniseerd verhand met de inslagopneemverrich- 5 ting herhaalt,· een samengeperst fluidumhron, een klepmechanisme met een fluidumingang en tenminste één fluidumafvoertuigang, een pijp-orgaan dat de samengeperst fluidumhron met de fluidumingang 'van het klepmechanisme verbindt, tenminste één mondstuk dat in een gegeven positie hij het weefgetouw aangebracht is, en een verbindings-10 orgaan dat het monstuk met de fluidumafvoeruitgang verbindt, welk klepmechanisme in gesynchroniseerd verband met de grijp- en vrij-geefverrichting van de grijper bediend wordt.
2. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de grijper een beweegbaar onderdeel heeft, waarbij 15 het klepmechanisme door dit beweegbare onderdeel bediend wordt.
3· Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordatjhet beweegbare onderdeel van de grijper deel uitmaakt van het klepmechanisme. U. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 2 of 3> 20 gekenmerkt doordat het beweegbare onderdeel van de grijper uit een stang bestaat, die een beweegbaar grijp aderde el van de grijper on- 0 dersteunt.
5· Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat eenrompbestanddeel van de grijper deel uitmaakt van 25 het klepmechanisme, waarbij dit rompbestanddeel voorzien is van de fluidumingang en de fluidumafvoeruitgang.
6. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat alleen wanneer de grijper een inslag grijpt, de fluidumafvoeruitgang in verbinding staat met de fluidumingang 30 van het klepmechanisme.
7· Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat alleen wanneer de grijper een inslag vrijgeeft, de fluidumafvoeruitgang in verbinding staat met de fluidumingang van het klepmechanisme.
8. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, geken merkt doordat het klepmechanisme twee fluidumafvoeruitgangen heeft, 790 89 01 waarvan de ene alleen in .verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag grijpt, en waarvan de andere alleen in verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag vrij geeft. 5 9* Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, geken merkt doordat het verbindingsorgaan uit een pijp bestaat.
10. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingsorgaan een verdeler en pijpen omvat.
11. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 6 of 8, 10 gekenmerkt doordat het mondstuk in een inslagbergzone aangebracht is en verbonden is met de fluidumafvoeruitgang, die alleen in verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag grijpt, zodat het mondstuk fluïdum naar een U-vormig geborgen inslag blaast..
12. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie J of 8, 15 gekenmerkt doordat een mondstuk aangebracht is in een geleiding, die bovenst rooms -van de grijper ingesteld is, naar de grijper gericht is, en verbonden is met de flui dumafvo eruitgang, die in verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag vrijgeeft.
13. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt doordat een mondstuk nabij een spaninrichting aangebracht is, op de spaninrichting gericht is, en verbonden is met de fluidum-afvoeruitgang, die alleen mverbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag vrijgeeft. 25 1¾. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 7 of 8, , gekenmerkt doordat een-mondstuk nabij een snijorgaan aangebracht is, op het snij orgaan gericht is, en verbonden is met de fluidumafvoer-uitgang, die alleen in "verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag vrijgeeft. 30 15* Eluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 7 of 8, gekenmerkt doordat de flui dumafvo eruit gang, die in verbinding staat met de fluidumingang wanneer de grijper een inslag vrijgeeft,' met de mondstukken verbonden is via een verdeler.
16. Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 5S geken- 35 merkt doordat de stang van de grijper een met kleine diameter uitgevoerd deel heeft, waarbij een ringvormige ruimte gevormd is tussen i 790 89 01 4 4 r het met kleine diameter uit gevoerde deel. en de “binnenwand van het rompbestanddeel van de. grijper, welke ruimte steeds in verbinding staat met de fluidumingang en inverbinding staat met een fluidum-5 afvoeruitgang wanneer de grijper een inslag grijpt.
17· Fluidumtoevoerinrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de stang van de grijper een met kleine diameter uitgevoerd deel heelt, waarbij een ringvormige ruimte gevormd is tussen het met kleine diameter uitgevoerde deel en de binnenwand 10 van het rompbestandeel van de grijper, welke ruimte steeds in verbinding staat met de fluidumingang en in verbinding staat met een fluidumafvoeruitgang wanneer de grijper een inslag vrijgeeft.
18. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 790 89 01
NL7908901A 1978-12-12 1979-12-11 Fluidumtoevoerinrichting bij schietspoelloos weefgetouw. NL7908901A (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP15451778 1978-12-12
JP15451878A JPS5580543A (en) 1978-12-12 1978-12-12 Floated cotton removing apparatus in shuttleless loom
JP15451878 1978-12-12
JP17168178U JPS5848385Y2 (ja) 1978-12-12 1978-12-12 無杼織機における流体供給装置
JP53154517A JPS5920781B2 (ja) 1978-12-12 1978-12-12 無杼織機における緯糸貯留装置
JP17168178 1978-12-12

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7908901A true NL7908901A (nl) 1980-06-16

Family

ID=27320675

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7908901A NL7908901A (nl) 1978-12-12 1979-12-11 Fluidumtoevoerinrichting bij schietspoelloos weefgetouw.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US4351369A (nl)
CH (1) CH644645A5 (nl)
NL (1) NL7908901A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0580267A1 (en) * 1992-07-24 1994-01-26 Te Strake B.V. A device for feeding a periodically operating yarn-consuming device

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1006981A3 (nl) * 1993-04-06 1995-02-07 Picanol Nv Insertiesysteem voor weefmachines.
DE59707877D1 (de) * 1997-11-28 2002-09-05 Sulzer Textil Ag Rueti Verfahren und Vorrichtung zum Eintragen eines Schussfadens in einer Reihenfachwebmaschine
EP1048766A3 (de) * 1999-04-21 2001-06-06 Sulzer Textil Ag Verfahren zum Eintragen eines Schussfadens in eine Reihenfachwebmaschine
JP2003113559A (ja) * 2001-10-03 2003-04-18 Tsudakoma Corp 緯糸端の収容方法及び装置
JP2003113558A (ja) * 2001-10-03 2003-04-18 Tsudakoma Corp 緯糸端回収装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6412785A (nl) * 1964-11-03 1966-05-04
NL6700828A (nl) * 1967-01-18 1968-07-19
NL147798B (nl) * 1967-09-04 1975-11-17 Strake Maschf Nv Weefgetouw met een pneumatisch bediende bufferinrichting voor de inslagdraad.
US4128114A (en) * 1976-05-01 1978-12-05 Nissan Motor Company, Limited Yarn waste removing means for air jet weaving loom

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0580267A1 (en) * 1992-07-24 1994-01-26 Te Strake B.V. A device for feeding a periodically operating yarn-consuming device
WO1994002672A1 (en) * 1992-07-24 1994-02-03 Te Strake B.V. A device for feeding a periodically operating yarn-consuming device

Also Published As

Publication number Publication date
US4351369A (en) 1982-09-28
CH644645A5 (de) 1984-08-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPH0259054B2 (nl)
US3965653A (en) Packaging apparatus
NL7908901A (nl) Fluidumtoevoerinrichting bij schietspoelloos weefgetouw.
EP0003991B1 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Wickeln und Kassettieren eines Filmbandes
WO2007101517B1 (de) Verfahren zur bildung von gebinden sowie vorrichtung zum durchführen des verfahrens
US9067404B2 (en) Insertion method for introducing stamping foils into a system that feeds them, and device for implementing such a method
SE432268B (sv) Sett och apparat for inforing av en streng i en roving, som er i en kontinuerlig rorelse
DE19581887C2 (de) Nähmaschine, die einen Nähvorgang unter Verwendung einer Mehrzahl von Fadenarten durchführt
US6495789B2 (en) Device and method for introducing a machining electrode into a EDM machine
SU1482535A3 (ru) Ткацкий станок
US5168695A (en) Tube transport apparatus with intermediate stationary magazines dispensable to service carriage
DE1270505B (de) Automatische Ladevorrichtung fuer Schussspulenauswechselvorrichtungen an Webmaschinen fuer Schussspulen mit einer Fadenreserve
JPS59132880A (ja) タバコ製造用の加工機械内に帯状材料をセツトするための装置
EP0852553A1 (de) Vorrichtung zum automatischen anhängen von säcken
GB1592574A (en) Brush making
JPH03504624A (ja) よこ糸を織機中に引き込む装置
JPS6327462B2 (nl)
ITMI961360A1 (it) Dispositivo per la preparazione di materiale di setola da matasse di setole rivestite
JP2587598B2 (ja) 給紙装置
US4649965A (en) Picking arrangement for a weaving machine
DE102015220406B4 (de) Auslage und Verfahren zum Ablegen von Bogen auf einem Bogenstapel
JPH01124653A (ja) 織機のためのチューブコップ交換装置
JPS5848385Y2 (ja) 無杼織機における流体供給装置
DE2308431C2 (de) Herstellungsverfahren von nichtgewebtem Samt sowie Maschine zur Durchführung des Verfahrens
JP2000256944A (ja) 糸把持方法及びその装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed