NL7908751A - Opblaasbare band. - Google Patents

Description

- %

Opblaasbare band.

De uitvinding heeft betrekking op een opblaasbare band, dat wil zeggen*een holle band van bijvoorbeeld met polymeer bekleed weefselmateriaal, welke band geschikt is om bijvoorbeeld te worden gebruikt als drijfband voor opblaasbare reddingsvlotten.

5 Opblaasbare reddingsvlotten worden gewoonlijk gemaakt met een of meer drijfbanden langs de omtrek "daarvan, welke band of banden het vlot in de drijvende toestand dragen. Gebruikelijke reddingsvlotten hebben een drijfband, uitgevoerd in een aantal afzonderlijke lengten afhankelijk van de totale lengte van de omtrek 10 van het vlot, welke afzonderlijke bandlengten afdichtend met elkaar moeten worden verbonden voor het vormen van een lekvrije, volledige drijfband. De volledige band is- gewoonlijk veelhoekig van gedaante, bijvoorbeeld 5-hoekig of 6-hoekig, of de band kan een groot aantal zijden hebben om nauwkeuriger een cirkelvorm te benaderen. Het is ^ duidelijk dat de vorming en het met elkaar verbinden van afzonderlijke bandlengten een tijdrovend en moeilijk werk is, en dat elke verbinding een mogelijke lekbron is. Derhalve heeft de mogelijkheid van toepassing van êén enkele lengte van een drijfband, die wordt gebogen of gevouwen op de betrokken plaatsen, overeenkomende met de verbin-2° ding van naburige zijden van de veelhoek, totdat de twee einden daarvan bij elkaar komen en met elkaar kunnen worden verbonden, duidelijke voordelen. Een dergelijke band wordt hierna gemakshalve een "band zonder einde" genoemd. Ondanks verschillende voorstellen echter, is tot nu toe geen praktisch middel voorgesteld voor het bereiken 25 hiervan. De uitvinding verschaft een dergelijk praktisch middel.

79 0 8 7 5 ΐ *V ' 2 t *

Een bepaald bekend voorstel, dat is gericht op het verminderen van het omslachtige snij- en verbindingswerk, is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 2.1*56.086. Dit octrooi-schrift leert een werkwijze voor het maken van een opblaasbare 5 band zonder einde van een enkele strook met rubber behandeld weefsel door een middel, dat de vorming omvat van "omslagen", dat wil zeggen vouwen, die op onderlinge afstanden liggen langs een zijde van de lengte van het weefsel, waardoor dit wordt ingekort, en het met elkaar verbinden van de lengteranden en de eindranden van de 10 strook, waarbij de omslagen zich aan de binnenzijde bevinden. Hoewel deze werkwijze het opheffen tot gevolg heeft van veel van de gebruikelijke snij- en verbindingswerkzaamieden, en derhalve een produkt met minder verbindingen, die een lekbron zouden kunnen zijn, brengt deze werkwijze een andere praktische moeilijkheid mee. Deze komt 15 voort uit het feit, dat een aantal omslagen of vouwen wordt gemaakt in een plat vel van het weefsel, waarna de lengteranden van het weefsel met elkaar moeten worden verbonden voor het omvormen van het vel tot een buisvormige gedaante. Het is duidelijk, dat het niet gemakkelijk is een lekvrije en nette lengteverbinding te maken uit een 20 ve'llengte, die een aantal vouwen daarin heeft van de in fig. 10 van het Amerikaanse octrooischrift 2.1*56.086 weergegeven soort. Verder is een mogelijk voordeel van het gebruiken van een enkel weefselstuk voor het vormen van een band zonder einde, de mogelijkheid, dat hierdoor het mechaniseren wordt ingevoerd van althans een gedeelte van 25 de werkwijze. De moeilijkheid echter van het maken van een lengteverbinding bij de werkwijze volgens dit Amerikaanse octrooischrift. maakt het mechaniseren van die stap moeilijk.

De.uitvinding beoogt een middel te verschaffen voor het maken van een band zonder einde zonder de voornoemde moeilijkheid 3° van het in lengterichting verbinden, en zodoende een werkwijze te verschaffen, die vatbaarder is voor mechanisatie.

Dienovereenkomstig verschaft de uitvinding een werkwijze voor het maken van een lengteopblaasbare band met een bocht daarin, welke werkwijze de stappen omvat van het overlappen en verbinden van 35 de lengteranden van een passend materiaalvel voor het vormen van een 7908751 3 afgeplatte band, verder het op een oppervlak van de afgeplatte band markeren van een vouwlijn, overeenkomende met de gewenste plaats van de bocht, het aan weerszijden van de vouwlijn markeren van twee gebieden van het weefsel, welke gebieden tegen elkaar moeten worden geperst 5 voor het vormen van een bocht, het zodanig vouwen van de afgeplatte band, dat de twee gebieden in aanraking met elkaar zijn, het met elkaar verbinden van deze twee gebieden en het afdichten van de einden van de band. De vouwlijn wordt gewoonlijk in hoofdzaak loodrecht gemaakt op de lengterichting van de afgeplatte band. Het wordt even-10 eens gewoonlijk voordelig geacht de afgeplatte band binnenstebuiten te keren voorafgaande aan het aanbrengen van de markeringen. De lengte-verbinding, die gewoonlijk wordt bedekt door een lengtelint, bevindt zich dan aan de binnenzijde.

De uitvinding verschaft ook een nieuw produkt in de vorm 15 van een opblaasbare band, voorzien van een bocht of hoek in de opgeblazen vorm, welke bocht wordt gevormd door de hiervoor beschreven werkwijze.

Het is niet noodzakelijk de twee gebieden, die rond de vouwlijn bij elkaar zijn gevouwen, over het gehele gebied daarvan met 20 elkaar de verbinden, waarbij in feite, zoals hierna wordt uiteengezet, het alleen verbinden van déze gebieden in het gebied van de omtrek, . voordelig kan zijn.

Het aantal vouwlijnen en derhalve het aantal bochten of hoeken, kan worden veranderd voor aanpassing aan de bepaalde behoefte. 25 Wanneer, zoals veelal het geval is, de einden van de band worden af gedicht door het met elkaar verbinden daarvan voor het vormen van een band zonder einde nadat de bochten zijn aangebracht, kunnen gebruikelijke werkwijze voor het verbinden worden gebruikt.

De uitvinding kan worden toegepast bij willekeurige vel-30 materialen, die worden gebruikt bij de vervaardiging van opblaasbare vaartuigen en andere buigzame, luchtvasthoudende produkten. Het gebruikte velmateriaal kan derhalve bijvoorbeeld een met polymeer bekleed weefsel zijn of een thermoplastisch materiaal. Dit laatste kan al of niet zijn versterkt in afhankelijk van de aard van het 35 gewenste produkt.

79 0 8 7 5 1 k

Wanneer thermoplastisch velmateriaal wordt gebruikt, kunnen de twee gebieden, grenzende aan de vouwlijn, met voordeel met elkaar worden verbonden door een laswerkwijze, hoewel een plakmiddel, indien gewenst, kan worden gebruikt» Het lassen kan met een wille-5 keurig passend middel worden uitgevoerd, zoals het met warmte, of het hoog frequent lassen. Het is tevens duidelijk,dat het bij gebruik van een laswerkwijze' nodig kan zijn een passend weringmateriaal aan te brengen tussen de lagen van het velmateriaal, dat wil zeggen in de afgeplatte band, om het met elkaar verbinden daarvan te voor-10 komen gedurende de lasstap. Een dergelijk weringmateriaal is algemeen bekend op dit gebied.

De lasinrichting heeft dan elektroden van de gewenste gedaante en afmeting om overeen te komen met de op het velmateriaal gemarkeerde gebieden. In feite kunnen deze twee maatregelen, te weten 15 het markeren en lassen, worden samengevoegd, zodat een afzonderlijke markeerfase onnodig is, omdat dit automatisch wordt uitgevoerd door het plaatsen van de lasinrichting met betrekking tot het vel, waarbij dit dan is samengevoegd met een vouwmechanisme.

Indien een met de laswerkwijze gemaakt, bepaald produkt, 20 aanvullende versterking behoeft bij de bocht of hoek, kan dit worden verschaft door toepassing van een versterkingslint, dat bijvoorbeeld op zijn plaats kan worden vastgeplakt.

De toepassing van een met polymeer bekleed·weefsel voor het maken van de band is in feite een voorkeursuitvoeringsvorm, 25 waarbij de uitvinding verder wordt beschreven zonder het in het bijzonder verwijzen naar deze uitvoeringsvorm. Het voorkeursmiddel voor het met elkaar verbinden van de twee aan de vouwlijn bij deze uitvoeringsvorm grenzende gebieden, is alsvolgt. Een arm van een gevouwen lint of scharnier wordt langs de omtrek van het gemarkeerde 30 gebied geplakt op een eerste zijde van de vouwlijn, waarbij de open zijde van het schamierlint weg ligt vanaf de vouwlijn. Een plakmiddel wordt aangebracht op het vrijliggende eindvlak van de niet vastgeplakte arm van het schamierlint, waarna het weefsel rond de vouwlijn wordt gebogen totdat de omtrek van het gemarkeerde gebied • 05 . . ... . .

y op de tweede zijde van de vouwlijn m aanraking is met en wordt 0 7908751 5 geplakt aan het met plakmiddel beklede oppervlak van het schamier-lint aan de eerste zijde.

Het'.'aan weerszijden van de vouwlijn gemarkeerde gebied wordt bij voorkeur gemarkeerd onder toepassing van een op passende wijze gevormde en bemeten malplaat, waarbij een voorkeurswerkwijze voor het vaststellen van de afmetingen van de malplaat hierna gedetailleerder wordt beschreven.

Het kan voordelig blijken het plakmiddel over een gedeelte aan te brengen van het gebied binnen het gebied, dat is gemarkeerd IQ door de malplaat naast het plakmiddel, aangebracht op het scharnier·^ lint. Een plakmiddelbekleding op beide zijden van de vouwlijn en zich uitstrekkende tot binnen de gemarkeerde omtrek over bijvoorbeeld 3-5 cm» bijvoorbeeld een groter gebied van gebonden weefsel in de vouw, en helpt bij het versterken van de binding, gemaakt door het 15 schamierlint. Het kan echter voordelig zijn een redelijk gebied van het gemarkeerde onbekleed met plakmiddel te laten om zodoende bovenmatig verstijven te voorkomen, dat het gevolg kan zijn van het met elkaar binden van te grote gebieden van het weefsel.

De schamierverbindingslinten bestaan bij voorkeur uit het-20 zelfde materiaal als gebruikt voor de band zelf, hoewel dit niet essentieel behoeft te zijn.

Zoals hiervoor aangegeven, heeft de onderhavige werkwijze voordelen boven die, geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 2.1;56.086, doordat de onderhavige werkwijze de moeilijkheid opheft 25 van het maken van de lengtenaad van de band met behoud van de voordelen van het verminderen van het snijden en verbinden in vergelijking met het gebruikelijk toegepaste werkwijze.Bovendien is er tevens een duidelijk zichtbaar verschil tussen de produkten van het Amerikaanse octrooischrift 2.1+56.086 en de aanvrage. Onder ver-30 wijzing naar fig. 7 van dit Amerikaanse octrooischrift is te zien, dat de krommen 32,33; 3*4,35; 36,37; 38,39 en 1+0,1+1 gebieden bepalen, grenzende aan de vouwlijnen 1+2, welke gebieden overeenkomen met de hoeveelheid velmateriaal, die "verloren" moet gaan in elke vouw of omslag teneinde de gewenste bochten of hoeken te vormen. Bij de 25 onderhavige werkwijze echter, zijn de aan de vouwlijnen grenzende 790875! * 6 gebieden in de praktijk alleen gemarkeerd op êên helft van het gebied van het velmateriaal, omdat het vel is gevouwen en in lengterichting verbonden tot een afgeplatte band, en de gemarkeerde gebieden worden gemaakt op één eindvlak van die afgeplatte band.

5 Derhalve verschaft de uitvinding niet automatisch een middel voor het "verliezen" van al het velmateriaal, dat blijkbaar verloren moet gaan in elke vouw. Desondanks en wellicht nogal verrassend is gebleken, dat de uitvinding een zeer bevredigend produkt verschaft, waarbij het velmateriaal, dat niet "verloren" kan gaan, als uit-1 q steeksels of "oren" verschijnt op het buitenoppervlak van de badd.

Gebleken is, dat deze oren geen nadelig uitwerking hebben op het produkt, en daaraan in feite een duidelijk onderscheidend uiterlijk geven.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 15 tekening, waarin: fig. 1-5 schematisch een voorkeursmiddel tonen voor het berekenen van de afmeting en gedaante van een passende malplaat, fig. 6 een ruimtelijk aanzicht is van een vel met polymeer bekleed weefsel, 2o fig· 7 een ruimtelijk aanzicht is van de uit het vel volgens fig. 6 gevormde, afgeplatte band, fig. 8 een ruimtelijk aanzicht is van de binnenstebuiten gekeerde band volgens fig. 7, fig. 9 een ruimtelijk aanzicht is van de band vo-lgens fig. 8 25 met daarop gemarkeerde vouwlijnen, fig. 10 een ruinbelijk aanzicht is van een gedeelte van de band volgens fig. 9, waarbij de spiegelbeeldgebieden zijn gemarkeerd aan weerszijden van een vouwlijn, fig. 11 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van 30 een lengtescharnierlint, fig. 12 het op de band volgens fig. 10 aangebrachte schar-nierlint toont, fig. 13 de band volgens fig. 12 toont, die is omgevouwen voor het aanelkaar plakken van het gewenste gebied, - 35 fig. 1U een gedeelte toont van de gerede opgeblazen band,en • - « 7908751 7 fig. 15 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van afgeplat buisvormig velmateriaal, waarbij een fase van een andere uitvoeringsvorm is weergegeven.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een zeszijdige opblaas-5 bare boot 100. De boot heeft derhalve zes bochten of hoeken 101, elk met een ingesloten hoek van 2« , gelijk aan ongeveer 120°. Voor dit voorbeeld is cc derhalve gelijk aan 60°.

Fig. 2 toont een cirkel 102 met een diameter df, hetgeen de diameter is van de gewenste drijfband. De cirkel is door 12 10 stralen verdeeld in 12 gelijke segmenten, waarvan er zes aan de rechterzijde van de cirkel overgebracht op een grafiek 103 zijn weergegeven. De grafiek 103 heeft een lijn 10^, die onder een hoek α , dat wil zeggen 6o° bij dit voorbeeld, is getrokken. De afstand vanaf de vertikale as van de grafiek tot lijn 10U is voor elke 15 segment van de cirkel aangegeven. Deze zes afstanden zijn weergegeven als a-f.

Fig. 3 toont de kromme 105> verkregen door het uitzetten van deze afstanden aan één zijde van een vertikale lijn 106 met een lengte ïld'. Een overeenkomstige kromme 107 kan eveneens worden ge-20 trokken voor het geven van twee spiegelbeeldgebieden 108 en 109, een aan elke zijde van de lijn 106, die overeenkomt met de vourlijn. De krommen 105 en 107 bepalen samen de gedaante van een malplaat, die kan worden gebruikt bij de werkwijze volgens het Amerikaanse octrooischrift 2.1(56.086, dat wil zeggen wanneer de gebieden op het 25 velmateriaal worden gemarkeerd voordat dit tot een buisvormige gedaante wordt gemaakt. Deze malplaatgedaante wordt dan gewijzigd door afknotting, zoals is weergegeven in fig. h3 voor het geven van een malplaatgedaante, die geschikt is om volgens de uitvinding te worden toegepast. De lijnen 11 IA en 111B knotten de gedaante af door 3° het afsnijden van de gebieden 112, 113 bij de toppen. De overblijvende spiegelbeeldgebieden 108A en 109A vertegenwoordigen de hoeveelheid materiaal, die verloren gaat in de vouw of hoek, waneer de bocht in de band wordt gemaakt. Deze spiegelbeeldgebieden vertegenwoordigen met andere woorden gedeelten, die zich bevinden in een 35 hoeksamenstel van een uiteindelijke drijfband. Een malplaat wordt 7908751 * * 8 dus gebruikt, waarvan de gedaante wordt bepaalde door de krommen 105A en 105B en de lijnen 111A en 111B.De overblijvende gebieden 112 en 113 bij de twee toppen van krommen, komen overeen met het velmateriaal, dat de "oren" vormt of de overmaatzakken in het pro-5 dukt.

Het schamierlint, zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven, wordt geplakt aan een in wording zijnde drijfband langs en op de buitenzijde van een lijn, overeenkomende met een van de krommen 108A en 109A.

10 De weergegeven berekening stoelt op een naad, overeenko mende met de uitwendige hartlijn, dat wil zeggen, zoals weergegeven bij 110 in fig. 5· De lijnen 111A en 111B komen dus ongeveer overeen met de bovenste en onderste hartlijnen van de uiteindelijke drijfband.

15 Het is duidelijk, dat het gebruik van 12 stralen zuiver . willekeurig is, waarbij er meer of minder, naar keuze, kunnen worden gebruikt. Het is duidelijk, hoe meer stralen worden gebruikt, hoe meer "uitzettingen" worden verkregen uit de grafiek, en hoe nauwkeuriger de kromme is. Aan het andere uiterste kan een dergelijke be-20 rekening worden weggelaten, ende gedaante van de malplaat proefondervindelijk worden verkregen op basis van ervaring.

In de praktijk kan het tevens de voorkeur blijken te verdienen een bepaalde mate van kromming te geven aan de lijnen 111A en 111B voor het verschaffen van een betere aanpassing aan het buigge-25 bied in opgeblazen toestand.

Fig. 6 toont een plat vel 230 van met rubber behandeld weefsel, dat geschikt is voor de drijfband van een opblaasbaar reddingsvlot. de langere zijden 231 daarvan hebben de gewenste totale lengte van de gerede drijfband plus een kleine hoeveelheid, die 80 voldoende is voor een overlappingsverbinding voor het met elkaar verbinden van de einden 232 voor het vormen van de ononderbroken band. De einden van de kortere zijden 232 hebben een lengte, die voldoende is voor het geven van de gewenste bandomtrek, weer plus een kleine hoeveelheid, die voldoende is voor een overlappings-35 verbinding.

7908751 9

Fig. 7 toont de volgende fase, waarin de einden 231 zijn overlapt en aan elkaar geplakt voor het vormen van een afgeplatte band 230A. De overlappingsverhinding is bedekt door een lint 233 van een soortgelijk met rubber behandeld weefsel.

5 Fig. 8 toont de afgeplatte band 230A volgens fig. 7 na het binnenstebuiten keren daarvan, zodat de met een lint bedekte verbinding aan de binnenzijde ligt.

Voor het maken van een zeszijdige opblaasbare boot (dat wil zeggen bij het in bovenaanzicht beschouwen van de gerede drijf-10 band), kan als een gebruikelijk voordeel een vel van iets meer dan 7,32 meter in lengte en met een breedte voor het verschaffen van een banddiameter van 15 cm, worden gebruikt. Deze vereist dan· zes • bochten (vouwen of hoeken) op onderlinge afstanden van 1,22 meter langs de band. De zes vouwlijnen 23¾, nodig voor het bereiken hier-15 van, zijn gemarkeerd weergegeven op de afgeplatte band 230A in fig.9· De eindvouwlijnen 23¾A en 23^B zijn op ongeveer 0,61 meter gemarkeerd vanaf de bijbehorende einden 232A en 232B van de afgeplatte band, waarbij de overige vouwlijnen, zoals weergegeven, op onderlinge afstanden van 1,22 meter liggen.

2q Fig. 10 toont de -volgende fase, waarin de lijnen 235 en 236 zijn gemarkeerd door een passende malplaat (niet weërgegeven), te weten een aan elke zijde van de vouwlijn 23¾. De kromme lijnen 235 en 236 bepalen samen met de bijbehorende bovenste en onderste gedeelten 235A, 235B en 23ÖA, 236b van de afgeplatte band (welke 25 gedeelten, indien gewenst, eveneens kunnen worden gemarkeerd) spiegelbeeldgebieden 237A en 237B aan weerszijden van de vouwlijn 23¾. De gebieden 237A en 237B zijn in feite de gebieden aan de afgeplatte band, welke gebieden "verloren" moeten gaan in de bocht of hoek wanneer de twee omtrekken van de geamrkeerde gebieden met 30 elkaar worden verbonden voor het vormen van de gewenste hoek. De gebieden 237A en 237B vertegenwoordigen met andere woorden niet gebonden gedeelten, die zich voortzetten in het hoeksamenstel van een uiteindelijke drijfband.

Fig. 11 toont een lengte van een gevouwen schamierlint 35 238, dat kan zijn gemaakt van een soortgelijk of hetzelfde met 79 0 0 7 5 t Λ * 10 polymeer beklede weefsel als de band zelf. Het in lengterichting gevouwen scharnier heeft twee lengtearmen 239 en 2k0, die elk bijvoorbeeld 6,35 mm breed kunnen zijn, waarbij de top van het schar-niefr zich bij 2^1 in lengterichting uitstrekt, cj Zoals is weergegeven in fig. 12, wordt vervolgens een passende lengte van het schamierlint door de buitenzijden van de arm 239 daarvan, dat wil zeggen het oppervlak aan de buitenzijde van de V van het scharnier, langs de omtrekslijn 236 geplakt, waarbij de schamiertop 2kl grenst aan het gebied 237B, en de armen 239 10 en 2k0 weglopen vanaf het gebied 237B. Soortgelijke lengten van het schamierlint worden op soortgelijke wijze geplakt langs de bovenste en onderste gedeelten 235A en 235B. Deze drie gedeelten van het schamierlint kunnen, indien gewenst, tot een enkel stuk met elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld door het in lengterichting doorsnijden 15 volgens de vouwlijn aan een einde van êên stuk, en het steken van êên einde van het aangrenzende stuk in deze insnijding en het aan elkaar plakken van de twee. Ook kan een stuk lint met afgeronde hoeken worden gebruikt.

Vervolgens wordt een plakmiddel aangebracht op het vrij-20 liggende oppervlak van de arm 2k0 van het scharnier, dat wil zeggen het oppervlak aan de buitenzijde van de» V van het scharnier, en op de bijbehorende gedeelten van de armen van de scharnieren langs de omtrekken 235A en 235BV Plakmiddel wordt eveneens aangebracht over het gebied 237C, dat in fig. 12 geschaduwd is weergegeven binnen 25 de omtrekken van de gebieden 237A en 237B.

De afgeplatte band 230A wordt dan gevouwen totdat het met plakmiddel beklede gedeelte van het gebied 237A in aanraking is met het gedeelte van het gebied 237B dat het scharnier bevat. Deze fase is weergegeven in fig. 13.

30 Fig. 1U toont een gedeelte van het produkt in opgeblazen vorm, dat wil zeggen dadat alle zes bochten zijn gevormd en de twee einden 232A en 232B van de band zijn overlapt en verbonden voor het vormen van een ononderbroken.band. De binnenoppervlakken 239 en 2^0, dat wil zeggen binnen de V van het schamierlint, zijn 35 zichtbaar omdat de opblaasdruk de neiging heeft het scharnier te 7908751 s τ 11 openen. Een "oor" 2k2k is gevormd aan de "bovenkant van de band, en een ander 2k2B aan de onderkant, beide op de vouwlijn. De twee oren worden gescheiden door een in naam vertikale buitenhoek 2h3. De overmaat niet gebonden weefsel, overeenkomende met 237A en 237B, 5 wordt opgenomen in het volume tussen de vertikale buitenhoek en de binnenhoek van het schamierlint, en strekt zich natuurlijk eni-geraate uit langs elke arm 2hh en 2U5 van de band. De algemene gedaante van de weefselovenmaat is enigszins zoals weergegeven met lipvormachtige ingangen 2hè en 2kj naar zakvormige structuren, aan-10 geduid door de onderbroken lijn 2U8. Het is duidelijk, dat de feitelijke gedaanten die de weefselovermaat aanneemt in de band, sterk veranderlijk kunnen zijn, waarbij fig. 1¾ een mogelijke structuur weergeeft.

De uitvinding is niet beperkt tot de produktie van enkel-15 voudige drijfbanden. Vele opblaasbare vlotten, boten en andere opblaasbare constructies omvatten twee of meer op elkaar gemonteerde banden. Dergelijke constructies kunnen worden gebouwd van de banden van de hiervoor beschreven soort. De uitvinding kan echter met voordeel worden toegepast voor het vereenvoudigen van de vervaardiging 20 van veelledige bandconstructies.

Fig. 15 toont een gedeeltelijk voltooide, dubbele drijf-baiïd 265. Deze omvat êên enkel vel van met rubber behandeld weefsel, gevouwen en verbonden langs de lengteranden daarvan op de hiervoor beschreven wijze. Een dubbel schamierlint 266 wordt door plakken, 25 zoals is weergegeven, bevestigd langs de hartlijn 267 van het gevouwen en verbonden materiaal.De voorafgaand enkelevoudige band wordt omgezet in twee aanliggende banden 268,269, slechts voorzien van êên lengteverbinding. Elk van het paar banden kan dan worden behandeld, zoals beschreven onder verwijzing naar de fig. 9-1¾ voor het 30 produceren van een dubbele opblaasbare bandconstructie. Deze zijn in fig. 15 weergegeven in de fase, waarin de vouwlijn 270 en de kromme lijnen 271 en 272 zijn gemarkeerd.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 35 79 0 875 1

Claims (11)

12 '

1. Werkwijze voor het maken van een lengte opblaasbare band met een bocht daarin, welke werkwijze de stappen omvat van het maken van de band uit een passend velmateriaal, verder uit het ij op het oppervlak van het velmateriaal markeren van een vouwlijn, die overeenkomt met de gewenste plaats van de bocht, het aan weersijzden van de vouwlijn markeren van twee gebieden, het rond de vouwlijn vouwen van het velmateriaal voor het bij elkaar brengen en verbinden van de twee gebieden, en het afdichten van de einden van de band, IQ met het kenmerk, dat de lengteranden (231) van het velmateriaal worden overlapt en met elkaar verbonden voor het vormen van een afgeplatte band (230A) voorafgaande aan het markeren van de vouwlijn (23*0 en de gebieden (237A,237B) welke vouwlijn en gebieden dan op slechts een oppervlak van de afgeplatte band worden gemarkeerd. 15 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vouwlijn in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van de afgeplatte band wordt gemarkeerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of "2, met het kenmerk, dat een aantal bochten wordt gevormd, waarbij de einden van deband 20 worden afgedicht door het met elkaar verbinden daarvan voor het vormen van een band zonder einde. U. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afgeplatte band binnenstebuiten wordt gekeerd voorafgaande aan het aanbrengen van de markeringen.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het velmateriaal een thermoplastisch materiaal is, waarbij de twee aan de vouwlijn grenzende' gebieden met elkaar worden verbonden door lassen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een 30 weringlaag wordt aangebracht tussen de lagen van het velmateriaal voorafgaande aan het lassen.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de markeerfase automatisch wordt uitgevoerd door het plaatsen van de lasinrichting met betrekking tot het velmateriaal.

8. Werkwijze volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de 79 0 8 7 5 i o markeer-vouw- en lasstappen deel uitmaken van een geautomatiseerde werkwijze.

9. Werkwijze volgens een der conclusies 1—U, met het kenmerk, dat het velmateriaal bestaat uit een met polymeer bekleed weefsel, waarbij de twee aan de vouwlijn grenzende gebieden met elkaar worden 5 verbonden door middel van een met plakmiddel bekleed scharnierlint.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een arm van het scharnierlint langs de omtrek van het gemarkeerde gebied wordt geplakt aan een eerste zijde van de vouwlijn, waarbij de open zijde van het scharnierlint weg ligt vanaf de vouwlijn, ^ plakmiddel wordt aangebracht op het vrij liggende eindvlak van de niet geplakte arm van het scharnierlint, en het weefsel rond de vouwlijn wordt gebogen totdat de omtrek van het gemarkeerde gebied aan de tweede zijde van de vouwlijn in aanraking komt en wordt geplakt aan het met plakmiddel beklede oppervlak van het sehamier- 15 lint aan de eerste zijde.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het velmateriaal wordt gevormd tot een aantal uit één stuk gevormde, in lengterichting zich uitstrekkende banden, waarbij elke band in afgeplatte voim wordt gemarkeerd, gevouwen, 20 verbonden en afgedicht voor het vormen van een opblaasbare veelledige band met een bocht daarin.

12. Werkwijze in hoófdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 7903751 t