NL7908169A - Inrichting voor het positioneren van roentgenfilmen en versterkingsfoelies. - Google Patents

Description

* /- - 1 -

Inrichting voor het positioneren van rontgenfilmen en versterkingsfoelies.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het positioneren van röntgenfilms tussen ten minste één paar versterkingsfoelies, met een eerste rollenin-richting, met een op afstand hiervan aangebrachte, aan de 5 as parallelle tweede rolleninrichting, waarvan ten minste ëën is aangedreven, met een flexibele bandinrichting, die ten minste gedeeltelijk een bovenste of onderste baan van een transportinrichting zonder einde vormt, die om de rolleninrichtingen heen geslagen is, met een aan de 10 as parallelle houderlijst, die met de transportinrichting zonder einde verbonden is en die het versterkingsfoeliepaar aan zijn ene lengtekant grijpt, alsook met een eerste positie van het versterkingsfoeliepaar, waarin de versterkingsfoelies voor het opnemen van de röntgenfilm 15 uiteen gespreid zijn, en met een tweede positie van het versterkingsfoeliepaar, waarin de röntgenfilm voor belichting gereed tussen de versterkingsfoelies ligt, alsmede met een aandrukinrichting voor het aandrukken van de röntgenfilm en de versterkingsfoelies.

20 Een dergelijke inrichting is bekend uit het Britse octrooischrift 1.490.267. Deze bekende inrichting vertoont de volgende nadelen: a) Er zijn twee transportinrichtingen zonder einde nodig, en dienovereenkomstig vier rolleninrichtingen.

25 b) De constructiehoogte van de inrichting is relatief groot. Evenwel heeft men onder een röntgentafel weinig plaats, aangezien daar ook andere apparaten moeten worden ondergebracht.

c] De röntgenfilmen nemen een schaduwbeeld van een 30 doorgelicht lichaam op. Al naar de afstand van het vlak van de röntgenfilm tot het door te lichten lichaam groter is, is de ongewenste vergroting op de röntgenfilm des te groter, alsook het probleem van kernschaduw en randschaduw.

Bij de bekende inrichting is de belichtingspositie aange-35 bracht in het gebied van de onderste baan van de bovenste 790 8 1 69 < - 2 - transportlnrichting zonder einde. Daarom wordt de afstand tot het lichaam ten minste met de afstand van de bovenste baan naar de onderste Baan vermeerderd.

dï De aandrukinrichting bestaat uit twee op elkaar 5 beweegbare platen. 'Dit vereist evenwel een relatief hoge zorg en besteding aan ondersteuning, bewegingsgeleiding, en bewegingsaandrij ving.

Het is nu het doel van de uitvinding een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die 10 alle hierboven genoemde nadelen vermijdt en bovendien goedkoper is.

Daartoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat al er slechts een enkel paar rolleninrichtingen aan-15 wezig is, en.

b) het versterkingsfoeliepaar door de bandin-richting verplaatsbaar is van het gebied van de onderste baan van de bandinrichting, in het gebied van de bovenste baan van de bandinrichting.

20 Op doelmatige wijze kan er verder in worden voorzien, dat de transportinrichting zonder einde twee verschillende soorten versterkingsfoelieparen voert. Hierdoor wordt bereikt, dat men, evenals bij met de hand op elkaar stapelen van versterkingsfoelie/röntgenfilm/versterkings-25 foelie, zich. kan aanpassen aan verschillende röntgenfilms en/of belichtingsresultaten. Met twee verschillende soorten komt met meestal uit. Wanneer echter de transportinrichting zonder einde voldoende lang wordt gemaakt, kunnen ook bijv. drie verschillende soorten versterkingsfoelieparen worden 30 ingezet.

De uitvoering kan verder zodanig zijn, dat de aan-drukinrichting twee helften omvat, waarvan de ene helft als onbeweegbaar vlak boven de bovenste baan op kleine afstand daarvan gelegen is, en de andere helft onder de 35 bovenste baan naar boven naar het onbeweegbare vlak beweegbaar is aangebracht. Hierdoor wordt de aandrukinrichting eenvoudiger, beïnvloedt nauwelijks de constructiehoogte, terwijl verder een gedefinieerd aandrukken mogelijk is, aangezien immers het onbeweegbare vlak steeds juist inge-40 steld is.

7908169 -3-- *

Volgens de uitvinding kan verder voorzien zijn in een geleidingsbaan voor de buitenste van de versterkingsfoelies, die deze in de uiteengespreide positie houdt, terwijl er een wisselinrichting aanwezig is voor het overvoeren in 5 de gespreide positie. Hierdoor bereikt men een gedefinieerde geleiding van het buitenste versterkingsfoelie, zonder dat men afhankelijk is van de zwaartekracht. Deze zwaartekracht zou slechts voor een gering deel ter beschikking staan, wanneer de inrichting niet horizontaal is opgesteld.

IQ Deze geleidingsbaan kan verder gebogen zijn, hetgeen het voordeel biedt dat bij het teruggaan in de spreidings-stand het buitenste versterkingsfoelie niet zal golven, aangezien een gebogen blad een relatief hoge eigen stijfheid bezit.

15 Bij een doelmatige uitvoering volgens de uitvinding is verder de inrichting ondergebracht in een kast, die langs geleidingsbanen van een toevoer- en afvoerpost naar een belichtingspost heen en weer kan worden bewogen. Hierdoor bereikt men op op zichzelf bekende wijze, dat de inrichting 2Q compact van de toevoerplaats naar de belichtingsplaats kan worden getransporteerd.

De uitvinding zal thans nader worden beschreven aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. In de tekening toont: 25 fig. 1 een aanzicht in perspectief, gedeeltelijk opengelegd, van een röntgentafel met papiermagazijn, aangebouwde ontwikkelaar en de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, 3Q fig. 3 een vereenvoudigd zijaanzicht van het gebied om een wissel, en fig. 4 een vereenvoudigd bovenaanzicht op fig. 3.

Zoals in fig. 1 te zien is, bevindt zich onder een röntgenapparaat 11 horizontaal opgesteld een onderzoekings-35 tafel 12, die op een onderbouw 13 rust. Zijdelings van deze onderbouw 13 staat een ontwikkelaar 14 opgesteld, die via een transportkanaal 15 met de onderbouw 13 Is verbonden.

Aan de rechtervoorkant In de onderbouw 13 bevindt zich een magazijnlnrlchting 17, die vier magazijnen 18, 19, 21 en 40 22 bevat, waarin röntgenfUrnen resp. 23, 24, 25 en 27 zijn 79081S9 Ή < - - 4 - opgeslagen. Vla transportinrichtingen kunnen deze films 23-27 afzonderlijk naar rechts en naar boven worden getransporteerd.

Eén van de films 23—27 kan in een inrichting 28 worden 5 getransporteerd, die door de uitvinding moet worden verbeterd. Boven de inrichting 28 is een ionisatiekamer 29 aangebracht, die met de inrichting 28 is verbonden. De inrichting 28 heeft aan haar vier hoeken rollen 31, die heen en weer rijdbaar zijn op rails 32, 33, die onder IQ de onderzoekingstafel 12 zijn aangebracht. De inrichting 28 kan worden gereden tot aan de positie 34, die zich bevindt onder het rontgenapparaat 11.

Na de belichting kan de inrichting 28 weer in de in fig. 1 opengebroken getekende positie worden getransporteerd, 15 en kan de belichte film via een transportinrichting 36 worden afgenomen en via het transportkanaal 16 naar de ontwikkelaar 14 worden toegevoerd. Voor zover deze funkties niet zijn geautomatiseerd, kunnen zij met een bedieningspaneel 37 worden bepaald.

2Q. Met uitzondering van de inrichting 28 zijn alle tot nog toe besproken zaken bekend.

Fig. 2 toont de inrichting 28, gezien in de richting van de pijl 38 uit fig. 1,

Volgens fig. 2 is de inrichting 28 aangebracht in een 25 vlakke rechthoekvormige kast 39. In de bovenwand 41 daarvan is een plaat 42 ingezet van materiaal, dat voor röntgenstraling doorlaatbaar is. Daarboven bevindt zich de niet weergegeven, vlakke ionisatiekamer, en boven deze weer de eveneens niet weergegeven onderzoekstafel 12.

30 In de kast 39 bevindt zich volgens fig. 2 links een dwarsas 43 en rechts een dwarsas 44 gelagerd. Op deze dwarsassen 43 en 44 zitten aan de einddelen en rotatievast daarmee verbonden rollen 46,47,48,49. De dwarsassen 43,44 worden door niet weergegeven middelen aangedreven, en 35 zijn synchroon in de ene of de andere richting van dubbel-pijl 51 aan te drijven.

Om de rollen 46, 47 is een bandje 52 zonder einde gelegd, dat een bovenste baan 53 en een onderste baan 54 heeft. Op dezelfde wijze is om de rollen 48, 49 (fig. 1) 40 een bandje 56 gelegd. De rollen 46—49 kunnen als pennen- 790 8 1 89 <· - 5 - è> rollen zijn uitgevoerd, in welk. geval de bandjes 52, 56 dienovereenkomstig gaten hebben.

De bandjes 52, 56 zijn met elkaar verbonden door een vlakke klemlijst 57, die zich. uitstrekt evenwijdig aan de 5 dwarsassen 43, 44, buiten op de bandjes 52, 56 met hun eindgebieden is bevestigd, en zo klein is, dat deze klemlijst de kromtestraal van de rollen 46-49 in hoofdzaak volgt. De klemlijst 57 klemt in de positie van fig. 2 de bovenste dwarsranden van twee versterkingsfoelies 58, 59 10 vast. De versterkingsfoelie 59 ligt binnen. De lengte- randen daarvan zijn enerzijds met het bandje 52 en anderzijds met het bandje 56 vast verbonden, zodat de versterkingsfoelie 59 nauwkeurig de stand van de bandjes 52, 56 volgt.

15 De versterkingsfoelie 58 heeft aan haar van de klemlijst 57 afgekeerde dwarsgebied een dwarsstaaf 61, die op de buitenzijde van de versterkingsfoelie 58 vast daarmee is verbonden, en waarvan het eindgebied 62 aan twee zijden over de langsranden 63 aan twee zijden van de versterkings- 20 foelies 58, 59 uitsteekt.

Precies tegenover de klemlijst 57 gelegen is aan het bandje 52, 56 een verdere klemlijst 64 aangebracht, die dezelfde vorm heeft en eveneens op dezelfde wijze twee versterkingsfoelies 66, 67 klemt. De versterkingsfoelie 25 67 is weer met haar langsranden aan de bandjes 52, 56 bevestigd en volgt deze. De versterkingsfoelies 59, 66, 67 zijn even breed en even lang. De lengte is zodanig gekozen, dat tussen het einde van het ene versterkingsfoeliepaar 58, 59 en het begin van het andere versterkingsfoeliepaar 30 66, 67 een afstand overblijft. Deze zelfde afstand bestaat ook tussen de andere begin- en eindpunten, zoals duidelijk te zien is in fig. 2. Een dergelijke in maat gelijke constructie is nodig, omdat aan de nog te bespreken houd-punten van de versterkingsfoelies steeds dezelfde liggingen 35 bestaan onafhankelijk met welk versterkingsfoeliepaar juist wordt gewerkt.

De versterkingsfoelies 66, 67 zijn zodanig gedimensioneerd dat zij het grootste filmformaat zowel in dwarsrich-ting alsook in lengterichting overdekken.

40 In de kast 39 bevindt zich onder de bovenste baan 53 790 8 1 69 * , ' - 6 - ’ ft een aandrukplaat 68, die onder andere op een excentriek 69 ligt, dat door niet weergegeven middelen om zijn dwarsas 71 draaibaar is. Indien dit excenter uit zijn in fig. 2 getekende stand over 180° wordt gedraaid, wordt de aandruk-5 plaat 68 naar boven gedrukt. Op grond van niet weergegeven vergrendelingsmechanismen kan dit slechts plaatsvinden, wanneer een versterkingsfoeliepaar juist boven de aandrukplaat 68 ligt. Dit paar wordt dan samen met een daartussen ingesloten röntgenfilm naar boven tegen de onderzijde van .ÏGL de plaat 42 gedrukt, waardoor een vlakke ligging wordt verkregen.

Links in de kast 39 bevindt zich in de benedenbodem 72 daarvan een uitvoerspleet 73. Hierboven is een dwarsrol 74 aangebracht, die bij afvoertransport van belichte röntgen- J.5 films meehelpt. Rechts onder de rollen 46, 49 en in de buurt daarvan bevindt zich in de benedenbodem 72 een zich dwars uitstrekkende invoerspleet 76. Deze is zodanig aangebracht, dat het bij terugtransport vooruitlopende einde van een versterkingsfoeliepaar zich juist daar 20 bevindt, wanneer de klemlijst 75 of 64 juist onder de dwarsas 44 in het gebied 'van de onderste baan 54 aangekomen is, aangezien dan het versterkingsfoeliepaar en zodoende ook de daarin ingesloten röntgenfilm een vlakke ligging zonder voorspanning hebben bereikt.

25 Volgens fig. 3 en 4 is aan de linkerrand van de invoer spleet 76 aan het voorste en achterste einde daarvan een vinger 78 met zijn volgens fig. 3 linkse eindgedeelte omklapbaar verbonden. In zijn horizontale, gestreep-stippeld getekende stand overbrugt deze vinger de invoerspleet 76 30 zodat de benedenbodem 72 wordt voortgezet. In de omhooggeklapte getrokken-getekende stand komt deze vinger in de weg te staan van de dwarsstaaf 61. Indien deze naar links beweegt, wordt deze naar beneden gedwongen en daarmee loopt ook de versterkingsfoelie 58 naar beneden uit de 35 invoerspleet 76 weg. Aangezien, zoals fig. 4 toont, de vingers 78 opzij van het foeliepaar staan, wordt slechts de versterkingsfoelie 58 naar onderen afgebogen, terwijl de versterkingsfoelie 59 en de röntgenfilm 79 ongestoord verder naar links kunnen lopen, en wel zolang, totdat de 40 röntgenfilm 79 op de dwarsrol 74 schuift, die hem naar 790 8 1 69 Μ - 7 - beneden op de juiste wijze afbuigt.

In fig. 2 is schematisch, een van de magazijnen weergegeven, dat bijv. het magazijn 18 kan zijn- Daarin bevindt zich. een stapel rontgenfilms 81. Met een wals 82 5 kan dan uit een uitvoerspleet 83 een röntgenfilm naar bulten worden getransporteerd, die door een paar walsen 84 verder wordt getransporteerd, op een transportinrichting zonder einde 86 aankomt, waarvan de rechte baan 87 zich volgens de pijl verplaatst, en wordt dan door een wals 88 IQ aangegrepen en In een bovenaansluitend kanaal 89 naar rechts boven in de Invoerspleet 16 ingevoerd. De in fig. 2 juist volgens pijl 91 getransporteerde film 92 heeft met zijn bovenste dwarskant 93 zijn eindstand nog niet bereikt.

Deze wordt pas bereikt, wanneer de dwarskant 93 tegen de 15 binnenzijde van de klemlijst 94 tot aanslag komt. Zodoende heeft men een nauwkeurige positioneringscontrole.

In het bovengebied van de magazijninrichting 17 is ook een kanaal 94 aangebracht, waarvan de kromming nooit nul wordt. Het naar boven open einde 96 is gericht op de 2Q invoerspleet 76. Het kanaal 94 voert steeds de buitenste versterkingsfoelie 66 in het geval dat het versterkings-foeliepaar 66, 77 wordt gebruikt, of het versterkingsfoelie 58 in het geval het versterkingsfoeliepaar 58, 59 wordt gebruikt. Indien de zwaartekracht niet voldoende is om 25 de dwarsstaaf 61 resp. 79 in het kanaal 94 terecht te doen komen, kan men aan het einde 96 een overeenkomstige wisselinrichtlng aanbrengen, zoals deze aan de hand van de fig. 3 en 4 werd beschreven.

Links boven van de transportinrichting zonder einde 3Q 86 bevindt zich een transportwalsinrichting 98, waarmee een belichte film 99 door het transportkanaal 16 kan worden getransporteerd naar de ontwikkelaar 14.

In tegenstelling met fig. 2 is in fig. 1 het kanaal 94 gedeeltelijk zonder kromming horizontaal getekend.

35 De inrichting werkt als volgt: eerst bevindt zich de kast 39 in de In fig. 1 getekende stand. Men kiest vervolgens aan het bedieningspaneel 37 het gewenste soort versterkingsfoelieparen. Bijv. kiest men de versterkings-foelies 66, 67. Deze bevinden zich dan in de in fig. 2 40 aangegeven positie. Vervolgens wordt een filmsoort uitge- 790 8 1 69 , --8- kozen en een corresponderende rδηtgenfilm 9.2 tussen de versterkingsfoelies 66 en 67 getransporteerd.. Indien de dwarskant 93 zijn gewenste positie Bereikt, Bewegen de rollen 46-49 volgens fig. 2 zich. tegen de draairichting van 5 de klok in, en wel synchroon met de snelheid van het walsen-paar 84 en de transportinrichting zonder einde 86. Dit geschiedt zolang, totdat de klemlijst 64 zich. ongeveer Boven de rollen 46, 49 Bevindt. Dan wordt het excentriek 69 gedraaid en de stapeling versterklngsfoelle/film/ IQ versterkingsfoelie in vlakke ligging geperst. DaarBij heeft het rondlopen van de rollen 47, 48 reeds bijgedragen om een zich tussen de sandwich nog Bevindend luchtkussen te verkleinen. Vervolgens wordt de kast 39 volgens fig. 1 naar links in de positie 34 vervoerd. Na de belichting keert 15 de kast weer over dezelfde weg terug. Weer aangekomen in de In fig. 2 getekende positie draaien de rollen 46, 49 in de draairichting van de klok, de versterkingsfoelie 66 komt weer in het kanaal 94 en de thans belichte - film 99 wordt uit de uitvoerspleet 73 naar bulten getransporteerd.

20 In fig. 2 zijn derhalve twee Bedrijfstoestanden tegelijk ingetekend.

Men kan ook de versterkingsfoelies 58, 59 kiezen, en men Behoeft dan slechts door de juiste stand van de vingers 78 er op te letten, dat niet de dwarsstaaf 97, maar 25 de dwarsstaaf 61 naar Beneden wordt afgebogen. Een programmering van deze soort kan gemakkelijk worden gerealiseerd met behulp van een microprocessor.

In plaats van de Bandjes 52, 56 kunnen ook banden met volle wand worden' gebruikt.

3.Q In plaats van de bandjes 52, 56 bandjes zonder einde te maken, kan men ook korte bandstukjes gebruiken, die de vrije ruimte tussen de versterkingsfoelieparen overbruggen, terwijl voor het overige aan de versterkingsfoelies 59, 67 in hun randgebieden bandfunkties worden toegekend..

- conclusies: - 790 8 1 69

Claims (6)

1. Inrichting voor het positioneren van röntgenfilms tussen ten minste êên paar versterkingsfoelies, met een eerste ro1leninrIchtIng, met een op afstand hiervan aangebrachte, aan de as parallelle tweede rolleninrlchting, 5 waarvan ten minste êên is aangedreven, met een flexibele bandlnrichting, die ten minste gedeeltelijk een bovenste of onderste baan van een transportinrichting zonder einde vormt, die om de rolleninrichtingen heen geslagen is, met een aan de as parallelle houderlijst, die met de 10 transportinrichtingen zonder einde verbonden is en die het versterkingsfoeliepaar aan zijn ene lengtekant grijpt, alsook met een eerste positie van het versterkingsfoeliepaar, waarin de versterkingsfoelies voor het opnemen van de röntgenfilm uiteen gespreid zijn, en met een tweede 15 positie van het versterkingsfoeliepaar, waarin de röntgenfilm voor belichting gereed tussen de versterkingsfoelies ligt, alsmede met een aandrukinrichting voor het aandrukken van de röntgenfilm en de versterkingsfoelies, met het k e n m e .r k, 20 a] dat er slechts een enkel paar rolleninrichtingen (46,47,48,49) aanwezig is, en b) dat het versterkingsfoeliepaar (58,59;66,67) door de bandinrichting (52,56) verplaatsbaar is van het gebied van de onderste baan (54) van de bandinrichting (52,56) , 25 in het gebied van de bovenste baan (53) van de bandinrichting (52,56).

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de transportinrichting zonder einde (52,56,58, 59,66,67) twee verschillende soorten versterkingsfoelieparen 30 (58,59;66,67) voert.

3. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de aandrukinrichting (42,68,69) twee helften omvat, waarvan de ene helft (42) als onbeweegbaar vlak boven de bovenste baan (53) op kleine afstand daarvan 35 gelegen is, en de andere helft (68,69) onder de bovenste baan (53) naar boven naar het onbeweegbare vlak (42) beweeg- 7908169 - 10 - i baar Is aangebrach-t.

4. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk., dat voor de buitenste van de versterklngsfoelles (58,66) voorzien Is In een geleldlngsbaan (94), die deze

4 - 9 - -'Conclusies-^

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het k e n-10 merk, dat de geleldlngsbaan (94) gebogen Is.

5 In de uiteengespréide positie houdt, en dat er een wissel-inrichtlng (61,78) Is voor het overvoeren In de ulteen-gesprelde positie.

6. Inrichting' volgens conclusie 1, m e t het. kenmerk, dat deze Is ondergebracht in een kast (39), die langs geleidingsbanen (31,32) van een toevoer- en afvoer-post naar een belichtingspost (34) en terug beweegbaar is. 7908169