NL7907918A - Voorwielaandrijving. - Google Patents

Description

*** *

Voorwielaandrijving.

De uitvinding heeft betrekking op een voorwielaandrijving bij een krachtvoertuig zoals een tractor.

Ten^einde de trekkracht en de hellingoprijkracht te vergroten is een aandrijving van het type, waarbij alle wielen worden 5 aangedreven, op de gebruikelijke wijze voorgesteld bij een tractor van het type met 2 assen en 4 wielen. In een dergelijk geval is de voorwielaandrijving in het algemeen zo gevormd dat een differentiaal-drijfwerk en een tandwieloverbrenging respectievelijk afgedekt zijn door een askast en een tandwielkast en deze kasten zijn onderling 10 gekoppeld door geflensde boutkoppelingen. Bij een dergelijke constructie zal, daar de voorwielen onder de wieluitrusting zijn aangebracht voor verbeterde besturing en manoeuvreerbaarheid, op de geflensde boutkoppelingen een aanzienlijke uitwendige kracht, in het bijzonder een uitwendige wringkracht, worden uitgeoefend, zodat ernstige moei-15 lijkheden zoals doorsnijding of loszitten van bouten kunnen worden veroorzaakt.

Kort omschreven is het met het oog op de in het voorgaande vermelde gebreken een oogmerk van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een voorwielaandrijving waarbij de vooraskast kan worden 20 afgehouden van enige breuk of vervorming, zelfs ofschoon een uitwendige wringkracht wordt opgewekt door de voorwielen die onder de wieluit-rusting moeten worden aangedreven, en waarbij het voorwielstelsel gemakkelijk gemonteerd of gedemonteerd kan worden.

Ten-'einde het in het voorgaande vermelde oogmerk te reali-25 seren omvat de voorwielaandrijving volgens de uitvinding een cilindrische vooraskast, voorassen die roteerbaar gelegerd zijn in de cilindrische vooraskast, overbrengingskasten die als êên geheel gevormd zijn met de cilindrische vooraskast en overbrengingen die ro- 790 7 9 18 * **· 2 teerbaar gelegerd zijn in de overbrengingskasten en er op berekend zijn om te worden aangedreven door de voorassen, welke overbrengingen er op berekend zijn om voorwielen aan te drijven.

Volgens de uitvinding zijn de vooraskast en de overbrengings-5 kasten als één geheel met elkaar gevormd zonder voegnaden. De onderhavige uitvinding is derhalve erg nuttig doordat grote duurzaamheid kan worden verschaft en een compacte opzet mogelijk kan zijn.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden daarvan.

10 Fig. 1 is een schematische afbeelding, die het uiterlijk voor komen weergeeft van een tractor,waarop een voorwielaandrijving volgens de uitvinding is toegepast; fig. 2 is een ontwikkelingsdoorsnede van hoofdgedeelten van een eerste uitvoering van de voorwielaandrijving volgens de uit-15 vinding; fig. 3 is een doorsnede van hoofdgedeelten van de voorwielaandrijving; fig. U is een schematische afbeelding, die het monteren en/of demonteren van de voorwielaandrijving weergeeft; en 20 fig. 5 is een doorsnede van een tweede uitvoering van de voor wielaandrijving volgens de uitvinding.

De in de tekeningen weergegeven uitvoeringen zijn voorkeursuitvoeringen van de uitvinding.

In fig. 1 is één voorbeeld van een krachtvoertuig weergegeven, 25 waarop de onderhavige uitvinding is toegepast, in het weergegeven geval een tractor 1, voorzien van een paar voorwielen 2, een paar achterwielen 3 en een motor U. Een overbrengingskast 5 vormt een voertuigrompconstructie en is gekoppeld aan de motor h. Opgenomen in deze overbrengingskast 5 is een geschikte overbrenging om de achter-30 wielen 3 ..en een vermogensaftakas aan te drijven.

Vermogensaftakorganen 6 omvatten (niet weergegeven) wisselhef-boomorganen, en overbrengingskracht van de achterwielen 3 is er op berekend om te worden overgebracht naar een voortstuwingsas 7 voor de voorwielen.

35 Fig. 2 en 3 tonen in detail steunorganen en aandrijforganen voor het voorwieistelsel.

790 7 9 18 V* * 3

Voorassteunen 8 en 9» die in langsrichting van elkaar gescheiden zijn, zijn aangebracht op een voorwielopneemgestel. Het voorwielstelsel is door deze steunen 8 en 9 ondersteund volgens de middenpenmethode.

5 Een centrale vooraskast 10 heeft een middenkastgedeelte 10A

en een paar askastgedeelten 10B die als één geheel gevormd zijn met het middenkastgedeelte 10A aan weerszijden daarvan. Het middenkastgedeelte 1QA heeft een opening 11 bij de positie tegenovergesteld aan het uitgezette gedeelte van het middenkastgedeelte 10A.

10 Bevestigd aan deze opening 11 door bouten 13 of dergelijke is een steunmontageonderdeel 12C van een differentiaaldrijfwerk 12,dat deze opening 11 afsluit. Dit steunmontageonderdeel 12C heeft een paar legerarmen 12A, waartussen het differentiaaldrijfwerk 12 ondersteund is door een leger 1U. Zodoende is het differentiaaldrijfwerk 15 12 opgenomen binnen het middenkastgedeelte 10A. Het bij deze uit voering weergegeven differentiaaldrijfwerk 12 omvat een differenti-aaldrijfwerkaandrijfas 15 en een kegelwieldrijfwerk met een differentiaaltandwiel 16, een differentiaalrondsel 17 en een diffe-rentiaalzijtandwiel 18.

20 De voortstuwingsas 7 is gekoppeld aan deze differentiaaldrijf- werkaandrijfas 15 met een koppeling 19·

Een paar differentiaaldrijfwerkuitgangsassen 20 dienen als voorassen en derhalve worden deze assen 20 hier in het volgende voorassen genoemd.

25 Elk van de binneneinden van deze voorassen 20 is in verschuif bare aangrijping met het differentiaaldrij fVerkzijtandwiel 18 door spieën of dergelijke, en de buiteneinden van de voorassen 20 zijn in aangrijping met kegelrondsels 21 door spieën.

Daar onderdelen in samenhang met de voorassen 20 op een 30 symmetrische wijze zijn aangebracht, zal de beschrijving hier in het volgende van slechts één zijde van de voorassen 20 worden gegeven.

De vooras 20 is omhuld met het cilindrische kastgedeelte 10B van de askast 10 en is roteerbaar opgenomen door een leger 22. Het 35 cilindrische kastgedeelte 10B, een artikel van gietmetaal, loopt taps toe en een overbrengingskast 23 is gegoten en als één geheel 790 7 9 18 » u gevormd met dit cilindrische kastgedeelte 10B. De overbrengingskast 23 is gevormd in het cilindrische model met openingen aan de boven- en ondereinden daarvan en strekt zich omlaag uit vanaf het cilindrische kastgedeelte 10B.

5 Een overbrengingskastdeksel 2k is met een insteekeinde ver bonden en bevestigd aan het boveneinde 23A van de transmissiekast 23 met een bout 25 en heeft een uitstekende as 26 als een geheel gevormd met het overbrengingskastdeksel 2b.

Een overbrenging 27 omvat een fuseepen 28 en een kegelrondsel 10 29 dat daaraan gespied is. Dit kegelrondsel 29 is in ingrijping, van boven bij deze uitvoering, met het kegelrondsel 21 aan het buiteneinde van de vooras 20. Uiteraard kan dit kegelrondsel 29 als alternatief in ingrijping zijn, van de onderzijde, met het kegelrondsel 21.

^5 De fuseepen 28 is draaibaar opgenomen ter plaatse van het bovengedeelte daarvan aan het overbrengingskastdeksel 2k door een leger 30 en ter plaatse van het tussengedeelte daarvan aan het onderste gedeelte van de overbrengingskast 23 door een leger 31, zodat deze fuseepen 28 omlaag gaat door de overbrengingskast 23.

20 Een reductiedrijfwerkkast 32 heeft een uitstekend kastgedeel te 33. Door een leger 35 is de fuseepen 28 draaibaar opgenomen ter plaatse van het onderste gedeelte daarvan aan een deksel 3^ dat aan het ondereinde van dit uitstekende kastgedeelte 33 is aangebracht. De fuseepen 28 is ondersteund ter plaatse van het tussengedeelte 25 daarvan door een leger 36 ter plaatse van de verdikking van het uitstekende kastgedeelte 33· Zodoende is de fuseepen 28 draaibaar gelegerd ter plaatse van de bovenste en onderste gedeelten daarvan en ter plaatse van twee tussengedeelten daarvan.

Een onderste kegelrondsel 37 is gespied aan het onderste 3° gedeelte van de fuseepen 28 en is in ingrijping met een kegelrondsel 39 dat gespied is aan een naafas 38 zodat het kegelrondsel 37 en het kegeltandwiel 39 een reductieoverbrenging kO vormen.

De naafas 38 bevindt zich onder de vooras 20 in evenwijdig verband daarmee. De reductiedrijfwerkkast 32 is roteerbaar onder-35 steund aan deze naafas 38 door een paar legers kl en b2. Een stuur- kast k3 is stevig bevestigd aan het bovenste gedeelte van de reductie- 790 7 9 18 5 » drijfwerkkast 32 door een bout 44. Deze stuurkast 43 is roteerbaar aangebracht aan de uitstekende as 26 coaxiaal met de fusee-pen 28 en heeft een stuurarm 35 als een geheel daarmee gevormd.

Een voorwiel 2 is aangebracht ter plaatse van de naafas 38 5 door tussenkomst van een schijf 46.

Bij de in fig. 2 en 3 weergegeven uitvoering is een verwijderbare blindkap 47» die van rubber of kunststof vervaardigd is, aangebracht aan de overbrengingskast 23 bij de positie daarvan tegenovergesteld aan het buiteneinde van de vooras 20. Een opening 10 voor het vastzetten of verwijderen van deze blindkap 47 is gevormd met een diameter groter dan die van de legers 22, daar de legers 22 er op berekend zijn om door deze opening ingebracht te worden. Maar uiteraard kan deze blindkap 47 ook niet worden aangebracht, zoals in fig. 5 weergegeven is.

Voorts is een tapgat 48 gevormd in de vooras 20 bij de middenpositie van het buiteneinde daarvan in fig. 2 en 3. Het door schroefdraad verbinden of losschroeven van een getrokken bout in of uit dit tapgat 48 maakt het monteren of demonteren van de vooras 20 door de vastzet/verwijderingsopening voor de blindkap 47 mogelijk, 20 zoals in fig. 4 weergegeven is.

Zoals in fig. 4 weergegeven is, is het kegelrondsel 21 er op berekend om geïnstalleerd te worden door de bovenopening 23A in de overbrengingskast 23 en is de fuseepen 28 er op berekend om ook door deze opening 23A ingebracht te worden.

Bij een tweede uitvoering, die in fig. 5 weergegeven is, is de vooras 20 er op berekend om geïnstalleerd te worden door het middenkastgedeelte 10A. Voor dit doeleinde is ter plaatse van het tapgat 48 een stopperorgaan 49 aangebracht om te verhinderen dat het kegelrondsel 21 naar buiten komt zoals in fig. 5 weergegeven is.

Dit stopperorgaan 49 omvat een radiaal beweegbaar penonderdeel 50 en een tapse pen 51 voor het ruimen van het penonderdeel 50.

Stuurkracht van een stuurwiel 52, dat in fig. 1 weergegeven is, is er op berekend om overgebracht te worden naar de stuurarm 45 door een sleepverbinding, bekrachtigd stuurorgaan of dergelijke, en 35 ... ...

de voorwielen 2 zijn aangebracht onder de wieluitrustmg van de rondingshoek, zwenkrolhoek en indraaiing.

790 7 9 18 * 6

Bij de eerste uitvoering van de uitvinding, die geconstrueerd is zoals in fig. 2 en 3 weergegeven is, wordt het montage-onderdeel 12C, dat het differentiaaldrijfwerk 12 omvat, gemonteerd door de opening 11*\«η het middenkastgedeelte 10A en bevestigd door 5 de bout 13, zoals in fig. ^ weergegeven is.

Wanneer de legers 22 aangebracht zijn aan de vooras 20, wordt de vooras 20 ingebracht door dejvastzet- en verwijderingsopening hJA van de blindkap b'J en gespied aan het differentiaal^zijtandwiel 18, zoals in fig. U weergegeven is. De overbrengingskast 23 wordt dan 10 afgedekt door de blindkap i-7 en het kegelrondsel wordt aan de vooras 20 gespied door de opening 23A van de overbrengingskast 23.

Daarna wordt de overbrenging 27, die de fuseepen 28 omvat, gemonteerd door de opening 23A en wordt de overbrengingskast . 23 afgedekt door het deksel 2U, dat in figJ*‘‘weergegeven is, en vervolgens 15 worden de reductiedrijfwerkkast 32 en de stuurkast h3 geïnstalleerd.

Bij de uitvoeringen volgens de uitvinding leidt de koppelover-brenging naar het differentiaaldrijfwerk 12 tot het aandrijven van de reductieoverbrenging HO door tussenkomst van de vooras 20, het kegelrondsel 21 en de overbrenging 27, die de fuseepen 28 en het 20 kegelrondsel 29 omvat, onder het zodoende roteerbaar aandrijven van het voorwiel 2, waarbij de trekkracht en hellingoprijkracht verbeterd zijn. De overbrenging van . stuurkracht naar de stuur-arm ^5 leidt tot het roteren van het voorwiel 2 rond de fuseepen 28, zodat het voorwiel 2 gestuurd wordt.

25 In het algemeen zal het, wanneer de voorwielen onder de wiel- uitrusting zijn aangebracht, onvermijdelijk zijn dat een uitwendige wringkracht op de buiteneinden van de vooraskast wordt uitgeoefend. Indien deze buiteneinden gekoppeld zijn door geflensde boutkoppe-lingen, is het nodig om deze met een aanzienlijk groot koppel te 30 bevestigen. Zelfs indien aldus aangebracht, kunnen er zich gevallen voordoen dat ongelukken door boutdoorsnijding plaats vinden, en het monteren/demonteren wordt niet gemakkelijk uitgevoerd.

Daarentegen zijn volgens de uitvinding de vooraskast 10 en de overbrengingskasten 23, die aan de buiteneinden daarvan zijn aange-35 bracht, bij de uitvoeringen als een geheel met elkaar gegoten. Bijgevolg vergemakkelijkt deze constructie de gehele montage en onder- 790 7 9 18 7 ar 4 vangt de mogelijkheid dat de vooraskast 10 “breekt of vervormd wordt, zelfs ofschoon een uitwendige vringkracht wordt uitgeoefend.

De veiligheid kan zodoende sterk verbeterd worden.

Bovendien wordt doordat geen bouten of moeren nodig zijn het 5 aantal onderdelen verminderd, hetgeen zodoende bijdraagt tot een verlaging van de fabricagekosten. Bovendien maakt de eenvoudige constructie op een stevige manier het mogelijk om het ontwerp op compacte wijze uit te voeren.

790 79 18

Claims (5)

1. Voorwielaandrijving, voorzien van een cilindrische vooraskast (10), voorassen (20) die roteerbaar gelegerd zijn in de cilindrische vooraskast (10), overbrengingskasten (23) die als een 5 geheel gevormd zijn met de cilindrische vooraskast (10), en overbrengingen (27) die roteerbaar gelegerd zijn in de overbrengingskasten (23) en er op berekend zijn om te worden aangedreven door de voorassen (20), welke overbrengingen (27) er op berekend zijn om de voorwielen (2) aan te drijven.

2. Voorwielaandrijving volgens conclusie 1, gekenmerkt door dat elk van de overbrengingen (27) een fuseepen (28) en kegel-rondsels (29, 37) die daaraan gespied zijn in de nabijheid van de beide einden daarvan omvat, waarbij een (28) van de kegelrondsels (29, 37) in ingrijping is met een kegelrondsel (21) dat gespied 15 is aan elk van de buiteneinden van de voorassen (20).

3. Voorwielaandrijving volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het andere (37) van de kegelrondsels (29, 37) in ingrijping is aan met een kegeltandwiel (39) dat gespied is/een naafas (38) van elk van de voorwielen (2). 20 k. Voorwielaandrijving volgens conclusie 3, gekenmerkt door dat voorts blindkappen (1*7) worden omvat, die elk aangebracht zijn in een opening, gevormd in elk van de overbrengingskasten (23) bij de positie daarvan tegenovergesteld aan het buiteneinde van elk van de voorassen (20), welke voorassen (20) en legers daarvoor er op 25 berekend zijn om ingebracht te worden door de openingen voor de blindkappen (Vf).

5. Voorwielaandrijving volgens conclusie U, gekenmerkt doordat hierdoor voorts worden omvat: reductiedrijfwerkkasten (32), die elk een uitstekend kastgedeelte (33) hebben, dat vastgezet is 3° aan een einde van elk van de overbrengingskasten (23), deksels (3*0, die vastgezet zijn aan de kastgedeelten (33), waarbij één einde van elk van de fuseepennen (28) draaibaar gelegerd is aan elk van de deksels (3^), stuurkasten (1*3), die vastgezet zijn aan de reductiedri jfwerkkasten (32) door bouten (Mt) en stuurarmen (^5) hebben, die als één geheel daarmee gevormd zijn, en overbrengingskastdeksels (2l*), die elk met een uitstekende as (26) roteerbaar aangebracht 790 7 9 18 zijn in elk van de stuurkasten (^3), welke overbrengingskast-deksels (2b) vastgezet zijn aan de overbrengingskasten (23) ter-wijl / andere einde van elk van de fuseepennen (28) draaibaar gelegerd is aan elk van de overbrengingskasten (23)·

6. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de be schrijving en/of tekeningen. 790 7 9 18