NL7907863A - Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil. Download PDF

Info

Publication number
NL7907863A
NL7907863A NL7907863A NL7907863A NL7907863A NL 7907863 A NL7907863 A NL 7907863A NL 7907863 A NL7907863 A NL 7907863A NL 7907863 A NL7907863 A NL 7907863A NL 7907863 A NL7907863 A NL 7907863A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guides
wires
triangulation
winding
reciprocating
Prior art date
Application number
NL7907863A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rhone Poulenc Textile
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from FR7831240A external-priority patent/FR2439740A1/fr
Application filed by Rhone Poulenc Textile filed Critical Rhone Poulenc Textile
Publication of NL7907863A publication Critical patent/NL7907863A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H54/00Winding, coiling, or depositing filamentary material
    • B65H54/02Winding and traversing material on to reels, bobbins, tubes, or like package cores or formers
    • B65H54/28Traversing devices; Package-shaping arrangements
    • B65H54/34Traversing devices; Package-shaping arrangements for laying subsidiary winding, e.g. transfer tails
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H57/00Guides for filamentary materials; Supports therefor
    • B65H57/003Arrangements for threading or unthreading the guide
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Winding Filamentary Materials (AREA)
  • Guides For Winding Or Rewinding, Or Guides For Filamentary Materials (AREA)
  • Forwarding And Storing Of Filamentary Material (AREA)
  • Manufacture Of Motors, Generators (AREA)
  • Spinning Or Twisting Of Yarns (AREA)

Description

N.O. 28.533 ' Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelf-de spil.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan op afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil met het eventueel vormen van een verbindingseind.
5 Onder "draad" wordt elk draadvormig element begrepen dat aanwezig is in de vorm van een continu garen, een uit vezels samengesteld garen, of een dergelijk produkt. De draden bedoeld in de uitvinding zijn echter bij voorkeur continue draden.
Men gebruikt in de textielindustrie een spoelinrichting om-10 vattende ten minste een spil voor het gelijktijdig opwikkelen van een aantal draden op genoemde spil onder vorming van een aantal gescheiden wikkelingen die naast elkaar zijn geplaatst. Elke wikkeling wordt gevormd door een enkele draad of door een samenstel van een aantal tot een geheel gevormde evenwijdige draden, welk samenstel 15 zich gedraagt als een eendelige draad uit het oogpunt van zijn baan bij de werkwijze bedoeld in de uitvinding. Dit is omdat ter vereenvoudiging in de tekst de uitdrukking "draad" eveneens betrekking heeft op een draad als eendelig element en als groep eendelige draden die evenwijdig zijn en die zich uit het oogpunt van de baan ge-20 dragen als een eendelig element.
Als men een aantal afzonderlijke wikkelingen vormt op eenzelfde spil worden deze omwikkelingen gevormd hetzij op een enkele draadondersteuning (buis) hetzij op een aantal ondersteuningen, die met de einde tegen elkaar op de spil zijn geplaatst, waarbij het 25 aantal ondersteuningen ten hoogste gelijk is aan het aantal draden.
De draden, die gaan door vaste triangulatie/?eidingen worden heen en weer gaand verdeeld langs hun betreffende opneemplaats door middel van een inrichting voorzien van heen en weer geleidingen. Er zijn evenveel triangulatie/5eidingen en heen en weer gaande gelei-30 dingen als te vormen wikkelingen, van welke wikkelingen het aantal gelijk is aan het aantal draden. Het roterend aandrijven van de wikkelingen kan worden verzekerd onder tussenkomst van de spil of door een stuurcilinder die in aanraking komt met het uitwendige van de wikkel of door een combinatie van deze twee middelen.
35 Het hierboven beschreven type opwikkelingen vereist het ge lijktijdig afgeven van alle draden op de spil. De franse octrooi- 790 7 ft 63 V ;« 2 ,. . aanvrage 77/02091 heeft betrekking op een inrichting die het moge lijk maakt dit afgeven uit te voeren. Het gaat om een kiesinrichting voor draden gevormd uit een geleidingsrand die zich voor de heen en weer gaande geleidingen uitstrekt, evenwijdig met de verplaatsing van 5 laatstgenoemde, welke rand is voorzien van rechte ontsnappingsspleten in een aantal van een spleet per draadplaatsingsinrichting. Bij het afgeven worden de draden gaande dóór de afzonderlijke triangulatie-geleidingen vervolgens weer gegroepeerd ter hoogte van een behandel-pistool en verankerd op het uiteinde van de spil met behulp van ge-10 noemd pistool. De draden glijden langs de rand want elk daarvan heeft onder invloed van de terugvoerkrachten de neiging zich te plaatsen volgens de loodlijn tussen de triangulatie-geleiding en de spil. Steunend op de rand zijn de draden buiten het bereik van de heen en weer gaande geleidingen. Als de draden opnieuw zijn gegroe-15 peerd op de spil op het ogenblik van het grijpen, maar afkomstig van de afzonderlijke triangulatie-geleidingen hebben zij ter hoogte van de rand verschillende hellingen. Omdat de oriëntatie van elke ont-snappingsspleet een functie is van de helling van de te kiezen draad ter hoogte van de plaats van zijn wikkel, ontsnappen de draden een 20 voor een van de rand door hun betreffende spleet en vallen zij in de slagzone door hun heen en weer gaande geleidingen, die ze grijpt.
Een inrichting voor het vormen van het verbindingseind, bijvoorbeeld door middel van een heen en weer gaande veer, kan op elke wikkel-plaats worden aangebracht.
25 De bovenbeschreven inrichting bevredigt geheel; toch is hij op bepaalde wijze ingewikkeld in uitvoering omdat hij een grote nauwkeurigheid vereist voor het vervaardigen ervan.
De uitvinding beoogt een eenvoudige werkwijze en inrichting te verschaffen voor het afgeven van een aantal wikkelingen op een-30 zelfde spil, met eventueel het vormen van een verbindingseind bij het begin van het wikkelen.
Het gaat hierbij om een inrichting voor het tegelijkertijd afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan op afzonderlijke wikkelingen op eenzelfde spil, waarbij de draden worden toege-35 voerd volgens verschillende banen, elk gaande door een triangul'atie-geleiding, vervolgens tijdens het wikkelen door een heen en weer gaande verdeelgeleiding, bij welke werkwijze na het ongeveer tegelijkertijd grijpen van de draden aan het uiteinde van de spil deze laatsten zich buiten het gebied van de heen en weer gaande geleidin-kO gen verplaatsen in een richting ongeveer evenwijdig met de spil, on- 790 7 8 63 r ιϊ 3 der invloed van terugbrengkrachten de neiging hebben zich op hun wikkelzone te plaatsen rechts van de triangulatie-geleidingen, met het kenmerk, dat gedurende hun verplaatsing evenwijdig met de spil de draden steunen op een continue inactieve stand zijnde geleidings-5 rand, waardoor deze buiten het gebied van de heen en weer gaande geleidingen worden geplaatst en zich gaan plaatsen rechts van de triangulatie-geleidingen, waarbij het terugtrekken van de rand dan het passeren van de draden naar de slagzone door de heen en weer gaande geleidingen en het grijpen van de draden door genoemde gelei-10 dingen veroorzaakt.
De bovenbeschreven werkwijze kan ook worden toegepast bij het tegelijkertijd afgeven van draden onder vorming van een verbin-dingseind bij het begin van het wikkelen, welk verbindingseind is geplaatst in een grijpzone buiten de hoofdwikkelzone. In dit geval 15 omvat het grijpen van de draden door de heen en weer gaande geleidingen bovendien de volgende fasen: verplaatsing van de triangulatie-geleidingen tot aan het niveau van de verbindings- en afvoerzone van de draden van de heen en weer gaande geleidingen door het leiden van de rand vanaf de terug-20 getrokken stand naar de actieve stand, het vormen van verbindingseinden rechts van de triangulatie-geleidingen, het terugtrekken van de rand en het terugbrengen van de triangulatie-geleidingen naar hun oorspronkelijke stand, terwijl de 25 verbindingseinden zijn geëindigd.
De verplaatsing van de triangulatie-geleidingen tot het niveau van de de grijpzone heeft plaats voor of na het afnemen van de draden van de heen en weer gaande geleidingen. Men voert eerst het afvoeren van de draden van de heen en weer gaande geleidingen uit, 30 waarbij door plotselinge spanningen als gevolg van het slaan van genoemde geleidingen het risico brengt van nadelige effecten op de werkwijze of op de draad, bijvoorbeeld het risico van breken en het neerhangen op de afgeefrollen geplaatst bovenstrooms van de spoel-inrienting.
35 De werkwijze volgens de uitvinding heeft bij voorkeur op vol ledig automatische wijze plaats door middel van een inrichting die eveneens een deel van de uitvinding vormt.
Het gaat om een inrichting voor het tegelijkertijd afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan op afzonderlijke wik-40 kels op dezelfde spil van een wikkelinrichting, welke spil op een 790 7 8 63 *. * k
V
van zijn uiteinden is voorzien van grijpmiddelen, waarbij de draden tijdens het opwikkelen worden voortbewogen langs bepaalde banen, en elk gaat in een triangulatie-geleiding en vervolgens tijdens het wikkelen in een heen en weer gaande verdeelgeleiding, met het kenmerk, 5 dat de inrichting een combinatie omvat: een geleidingsrand die zich uitstrekt langs de slagzone van de heen en weer gaande geleidingen, welke rand twee standen kan innemen: een actieve stand waarin de draden die daarop steunen op een stuk tussen de triangulatie-geleidingen en de spil buiten de invloed 10 zijn van de heen en weer gaande geleidingen, en een teruggetrokken stand waarin hij niet werkzaam is en de draden door de heen en weer gaande geleidingen worden gegrepen, een tijdelijke terughoudvinger voor de draden die samenwerken met de rand geplaatst ter hoogte van het uiteinde van de spil 15 waar het grijpen plaats heeft.
De vasthoudvinger heeft als rol de draden voor het grijpen te plaatsen en vast te houden. Dit laatste heeft plaats als de draden de vinger ontsnappen. Genoemde vinger kan teruggetrokken worden of vast zijn. In het eerste geval veroorzaakt het terugtrekken het 20 ontsnappen van de draden en het grijpen ervan op de spil. In het tweede geval gebruikt men de beweging van de rand gaande van uit de teruggetrokken stand naar de actieve stand om het ontsnappen van de draad te veroorzaken.
Als men een vasthoudeind wenst te vormen bij het begin van 25 het wikkelen omvat de inrichting onder andere: bevestigingsmiddelen voor de triangulatiegeleidingen die hun beweegbaarheid tussen een zone voor het wikkelen en een zone overeenkomstig met het verbindingseinde verzekert, besturingsmiddelen voor het regelen en synchroniseren van de 30 bewegingen en de geleidingsrand, de triangulatie-geleidingen en eventueel de tijdelijke vasthoudvinger.
Volgens een voorkeursuitvoeriag vormen de triangulatie-geleidingen een geheel met een stang die heen en weer kan bewegen in een richting in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn van de spil, welke 35 stang is opgesloten door een kruk-drijfstangmechanisme.Bij een eenvoudige uitvoering is de heen en weer gaande stang direkt verbonden met de kop van de kruk. Bij voorkeur voegt men een cilinder (of een equivalent orgaan) bij het kruk-drijfstangsysteem om beter de beweging van de geleidingen van de triangulatie in de grijpzone te rege-len. De beweging van de cilinder wordt toegevoegd aan die van het 790 7 8 63 V % 5 kruk-drijfstangmechanisme, men verhoogt de verplaatsingssnelheid van de triangulatiegeleidingen en men kan een verbindingseinde vormen met meer of minder samengedrukte windingen·
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is de inrichting uit-5 gevoerd voor ten minste één draad en bij voorkeur voor alle draden, waarbij een verwarringsmondstuk in hoofdzaak op de plaats van de overeenkomstige triangulatie-geleiding aanwezig is en wel op de mon-tage-organen van het samenstel van geleidingen.
In feite moet als men een verbindingseinde vormt de draad die 10 genoemd einde vormt een goede samenhang bezitten die zeer duidelijk is. Dit om het risico te vermijden van vermenging van de elementair-draden van de ene winding op de andere, wat het normale afwikkelen van het verbindingseinde belemmert.
Tijdens het wikkelen wordt de draad tijdens de vorming van 15 het verbindingseinde het sterkst belast en is het risico, van het openen van de elementair draden het grootst ondanks de samenhang die kan worden verschaft door middelen zoals apprete®i of dergelijke. Om dit nadeel te vermijden verwarmt men de draad ten minste in geringe mate voor het wikkelen door middel van een verwarringsmondstuk.
20 Het verwarringsmondstuk kan de functie aanvullen van de triangulatie-geleiding na eventuele regelingen in het bijzonder aan de uitgang ervan; in dit geval kan van de gebruikelijke triangulatie-geleiding worden afgezien· Men kan ook de gebruikelijke triangulatie-geleiding in wel of niet gemodificeerde vorm aanhouden waarbij het 25 mondstuk bovenstrooms van en nabij deze is geplaatst.
Alle mogelijke soorten verwarringsmondstukken van bekend type kunnen worden gebruikt en deze zijn in werking gedurende de gehele wikkelperiode of slechts bij voorkeur gedurende de fase van het vormen van het verbindingseinde.
50 Voorzien is in besturingsmiddelen voor het aanzetten en het stoppen van het verwarringsmondstuk. Deze middelen, alsmede de regel-middelen en de synchronisatiemiddelen voor de beweging van de rand, de triangulatie-geleidingen en de terugtrekbare vinger omvatten een programma dat bij voorkeur kan worden gebracht in een veel groter 35 programma voor het automatisch wikkelen en spoel wisselen.
Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.
Fig. 1 toont schematisch etn eindaanzicht, een spoelinrieh-ting voorzien van een inrichting volgens de uitvinding in een eerste 40 uitvoeringsvorm.
790 7 8 63 6 . Fig. 2 toont een aanzicht in de richting van de pijl F in fig. 1.
Fig. 3 tot 9 tonen schematisch de verschillende fasen van de werkwijze volgens de uitvinding.
5 Fig. 10 toont schematisch gedeeltelijk een inrichting· volgens de uitvinding.
Fig. 11 en 12 tonen schematisch in eindaanzicht een spoelin-richting voorzien van een inrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm.
10 Fig. 13 toont een gedeeltelijk aanzicht in de richting van de pijl X in fig* 11.
Fig. 14 toont de spoelinrichting volgens fig. 2 voorzien van verwarringsmondstukken.
Fig. 15 toont een montage-voorbeeld van een mondstuk en van 15 de overeenkomstige triangulatie-geleiding.
De spoelinrichting volgens de fig. 1 en 2 omvat' een spil waarop bijvoorbeeld drie buisvormige ondersteningen voor wikkelingen 21, 22, 23, 24 kunnen worden geplaatst, een stuurcilinder 3 (alleen weergegeven in fig. 1), een heen en weer gaande verdeelinrichting 4 20 voor draden en een triangulatie-geleiding voor elke wikkeling. De stuurcilinder 3 heeft in tangentiele aanraking met de buizen 21, 22, 23, 24, en vervolgens met de wikkelingen 61, 62, 63, 64 (met stippellijnen aangegeven) als functie het regelen van de omtrekssnelheid van de wikkelingen en verschaffen geheel of gedeeltelijk het noodzakelij-25 ke koppel voor hun aandrijving. De heen en weer gaande verdeelinrichting voor draden omvat vier draadgeleidingen 41, 42, 43, 44, respectievelijk voor de draden I 1, Y 2, Y 3, X 4 die de wikkelingen 61, 62, 63, 64 vormen. Voor elke wikkeling is er een triangulatie-geleiding 51, 52, 53, 54 die bovenstrooms van de heen en weer gaande 30 geleiding is geplaatst. Bij normaal lopen is de triangulatie-geleiding vast en geplaatst op de middellijn van het segment dat de baan van de heen en weer gaande geleiding weergeeft.
Volgens de uitvinding omvat de spoelinrichting een gelei-dingsrand 7 voor de af te geven draden die zich uitstrekken langs de 33 slagzone van de heen en weergaande geleiding, welke rand ten minste twee stappen kan innemen: een teruggetrokken stand (OFF) waarin hij niet werkt, en een actieve stand (ON). In de stand "0Nn komt de rand in aanraking me-t de draden van het deel gaande van de triangulatie-geleidingen naar de spil 1, en wijzigt de baan van de draden zodanig 40 dat zij buiten het gebied van hun heen en weer gaande respectieve- 790 7 8 63 7 lijke geleidingen zijn* De overgang van de "ON" stand en de "OFF" stand heeft tot doel de draden te onttrekken aan de invloed van de rand en ze te laten opnemen door hun betreffende heen en weer gaande geleidingen. De verplaatsing van de stand "OFF" naar de stand "ON" 5 heeft tot effect dat de draden hun betreffende heen en weer gaande geleidingen verlaten.
In de fig. 1 en 2 is de rand op eenvoudige wijze verkregen door een scharnierende rechte stang die aan het einde is gebogen om het op de plaats brengen van de draden te bevorderen. In genoemde 10 figuren is deze stang met getrokken lijnen in de stand "OFF" aangegeven en in fig. 1 in de stand "ON" met stippellijnen.
De rand 7 vormt een deel van de afgeefinrichting en omvat eveneens een tijdelijke terugbrengvinger 8 en een heen en weer gaande stang 16 die de triangulatie-geleidingen draagt. De vinger 8 is bij 15 deze uitvoering terugtrekbaar. Het heen en weer bewegen van de stang 16 wordt verkregen door een kruk-drijfstangmechanisme dat schematisch in fig. 10 is weergegeven en dat hierna wordt beschreven.
Het afgeven onder vorming van een verbindingseind omvat de volgende fasen weergegeven in fig. 3 tot 8: 20 De stuurcilinder, de spoel en de heen en weer gaande inrichting zijn in werk gesteld. : " --
Fase 1 - grijpen (fig. 3)
De stang 7 is in de "ON" stand, de triangulatie-geleidingen in de overeenkomstige stand in de hoofdwikkelzone. De vier draden 25 worden samen behandeld door het aandrijfmondstuk 9* Het mondstuk 9 is in de grijpstand geplaatst: in deze stand rusten de vier draden T 1 tot I 4 op het uiteinde van de stang 7 en op de vinger 8. De vinger wordt teruggetrokken, waardoor aldus de baan van de vier draden wordt gewijzigd die dan in aanraking komen met het uiteinde van de 30 buis 24 voorzien van een of meer grijpspleten. De vier draden worden in hoofdzaak gelijktijdig gegrepen aan het uiteinde van de buis 24.
De draden beginnen zich op te wikkelen.
Fase 2 - plaatsing van de draden on hun wikkelzone (fig. 4)
Onder de invloed van de aandrijfkrachten glijden de draden 35 langs de stang 7* Elke draad heeft de neiging de kortste baan te volgen tussen zijn triangulatie-geleiding en de spil en neemt dus een richting in loodrecht op de hartlijn van de spil; de draad rolt zich daar op de spil ter hoogte van zijn triangulatie-geleiding.
Fase 3 - normaal heen en weer gaand opwikkelen (fig. 5) ♦ 40 De stang 7 is in de "OFF" stand. De vier draden ontsnappen 790 7 8 63 δ aan zijn invloed en worden gegrepen door hun betreffende heen en weer gaande geleidingen. Zij vormen het begin van de wikkeling.
Fase ^ - verplaatsing van de triangulatie-geleidingen ter hoogte van de verbindingszone (pijl g. fig. 6) 5* De stang 7 blijft in de nOFFn stand of is in de "ON" stand geplaatst. Men gebruikt de "ON" stand om de draden te onttrekken aan de invloed van de heen en weer gaande geleidingen als de spannings-sprongen als gevolg van het slaan van genoemde geleidingen het risico met zich brengen dat nadelige effecten worden uitgeoefend op de draad 10 of op het afwikkelen van de werkwijzen (bijvoorbeeld: breken en neerhangen op de bovenstrooras geplaatste afgeefrollen).
Fase 5 - vormen van het verbindingseind (fig. 7)
De triangulatie-geleidingen 51 tot 5b zijn aangekomen ter hoogte van de verbindingszone, men brengt de staaf in de stand "ON”, 15 als dit niet reeds heeft plaatsgehad. Zij hebben de heen en weer gaande geleidingen verlaten en elk ervan wikkelt zich op op zijn buis, ter hoogte van de triangulatie-geleiding onder vorming van een verbindingseind (11, 12, enz.).
Fase 6 - vorming van de hoofdwikkeling (fig. 8) 20 De stang 7 is in de stand r,0FFM gebracht en vervolgens als het grijpen is beëindigd gaan de triangulatie-geleidingen terug naar de middenstand (pijl h). De vier draden ontmoeten de heen en weer gaande geleidingen die ze meeneemt. Het wikkelen begint (61, 62, 63, 6b).
25 De fase 2 van de werkwijze aan het einde waarvan de draad niet translerend beweegt moet zo kort mogelijk zijn, dit om de vorming van lussen zoals 15 (fig· b) te voorkomen, die hinderlijk zijn voor het daarna vormen van de wikkeling. Het interval tussen het grijpen van de draden en het terugtrekken van de stang 7 moet zoveel 30 mogelijk overeen-komen met de noodzakelijke tijdsduur voor de draden om van de fase 1 in het einde van de fase 2 te komen. Het terugtrekken van de vinger 8 (die het grijpen inleidt) en het terugtrekken van de stang 7 (die het grijpen van de draden door de heen en weer gaande geleidingen inleidt) zijn sterk gesynchroniseerd. Voor de 35 gebruikelijke wikkelsnelheden (3000 tot 6000 m/minuut) is het tijdsinterval tussen deze twee handelingen enkele tienden van een seconde. Als reeds aangegeven is de vasthoudvinger 8 bij een andere uitvoering vast en is de beweging van de rand 7 gaande van de stand "OFF” naar de stand 'ON", die het ontsnappen van de draden en het grijpen ifO ervan veroorzaakt. In dit geval heeft een synchronisatie plaats van 790 7 8 63 9 . de beweging van de rand van de stand "OFF" naar de stand "ON" (be ginfase 1) met de beweging van dezelfde rand van de stand "ON" naar de stand "OFF" (beginfase 3)· Sen dergelijke uitvoering met een vaste vinger is weergegeven in de fig. 11,12 en 13· 3 Deze uitvoering toont een wikkelinrichting overeenkomstig die van de fig· 1 en 2. De fig. 11 en 12 zijn eindaanzichten. Fig.
13 is een gedeeltelijk aanzicht volgens de pijl X, waarbij de stuur-cilinder is weergegeven. Dezelfde verwijzingscijfers zijn gebruikt voor dezelfde elementen als in de fig. 1 en 2. De geleidingsrand is 10 gevormd door een scharnierende plaat 7 die is voorzien van een geleidingsrand 75j scharnierend is bevestigd om een as 73 evenwijiig met de hartlijn van de spil 1. Hij is weergegeven in de "OFF" stand in fig. 11 en in de "ON" stand in fig· 12. De vinger 8 is vast, vormt één geheel met het gestel van de heen en weer gaande verdeel-15 inrichting b· De plaat 7 is voorzien van twee openingen 71 en 72.
Als de plaat in de "OFF" stand is (fig. 11) passeert de vinger 8 hen door de opening 71 en de heen en weer gaande geleidingen b1 tot passeren hen door de opening 72, die zich in hoofdzaak uitstrekt over de gehele lengte van de plaat 7· Voor het grijpen volgen de draden 20 de baan aangegeven met j (fig. 11 en 13), waarbij zij beurtelings steunen op de plaats en op dè vinger 8. Voor het uitvoeren van het grijpen laat men de plaat 7 scharnieren van de "OFF" stand (fig. 11) naar de "ON" stand (fig. 12). Deze scharnierbeweging duwt de draden naar het uiteinde van de vinger 8. De draden ontsnappen de vinger; 25 er heeft grijpen plaats op de buis 2b en het wikkelen begint (fase 1); de draden glijden dan op de geleidingsrand 75 en plaatsen zich rechts van hun betreffende triangulatie-geleiding (fase 2).
Verdere maatregelen en overeenkomstige middelen vormen een deel van de uitvinding en zijn aangebracht om een betrouwbaar ver-30 loop van de werkwijze te verzekeren. Zij grijpen in in de verschillende fasen.
Fase 1 - grijpen
De buizen 21 tot 2bt die gewoonlijk in de handel zijn verkrijgbaar, hebben grote fabricage-toleranties. De lengte van de vier 35 buizen die met de einden tegen elkaar zijn geplaatst (en dus in ernstiger mate die van een veel groter aantal) kan in veel grotere mate variëren in de orde van een halve centimeter en meer (lengte u, fig. 9). Als het grijpen van de draden wordt uitgevoerd door een automatische inrichting (bijvoorbeeld een grijpkop van een opneem-bO automaat) dan wordt de grijpplaats van de uitminding 9 bepaald als 790 7 8 63 ιυ functie van het uiteinde van de spil 1 en deze is vast* In tegenstelling hiermede kan de stand van het uiteinde van de buis Zk in grote mate variëren zodat het kan voorkomen dat laatstgenoemde draad T 4, die het minst is afgeleid, niet in aanraking kan komen met het 5 buisuiteinde 24 als de uitmonding 9 de grijpstand inneemt (fig. 9)· Hij wordt dar» niet gegrepen. Om dit nadeel te vermijden plaats men volgens de uitvinding voor het grijpen de triangulatie-geleidingen 51 tot 54 uitgaande van het middenpunt in tegengestelde richting met het grijppunt (pijl K, fig. 9). Men vergroot aldus de afwijking 10 van de banen van de draden op zodanige wijze dat rekening houdend met de geometrie van de spoelinrichting men met zekerheid het grij- , pen van alle draden verzekert (fig. 9j stippellijn). De verplaatsing als hierboven beschreven wordt met voorkeur uitgevoerd door kruk-drijfstangmechanisme weergegeven in fig. 10, die reeds de ver-15 plaatsing van de stang 16 en van de triangulatie-geleidingen naar de grijpzone verzekert.
790 7 8 63 11
Fase 5 - Yorming van het verbindingseind.
Het verbindingseind is het resultaat van de verplaatsing van de stang 16 en van de triangulatiegeleidingen veroorzaakt door een krukdrijfstangsysteem. Als het verbindingseind aan het einde van 5 de baan is gevormd is de verplaatsingssnelheid gering en bestaat het risico dat een verbinding wordt gevormd door een te sterke wikkeling die moeilijk bruikbaar is. Om dit nadeel te vermijden verhoogt men de verplaatsingssnelheid van de triangulatiegeleidingen in de verbindingszone door het toevoegen van een cilinder of over-Ί0 eenkomstige inrichting aan het krukdrijfstangsysteem, De cilinder treedt in werking aan het einde van de baan van de drijfstang waarbij de twee bewegingen van de drijfstang en van de cilinder werden samengevoegd waardoor de snelheid van de verplaatsing van de triangulatiegeleidingen wordt verhoogd en ook de spoedhoek van de verbin-15 dingswikkeling.
Het krukdrijfstangmechanisme voor het besturen van de stang 16 is weergegeven in fig. 10.
Uit deze figuur blijkt dat de heen en weer gaande stang 16 triangulatiegeleidingen draagt waarvan er twee zijn weergegeven 2Ö (51"» 52% De stang 16 is door .een drijfstang 17 verbonden met een cirkelvormig draaiend plateau 18. De drijfstang 17 wordt gedeeltelijk gevormd door een cilinder 20 die met medium kan worden gevoed uitgaande van een niet weergegeven bron. Als de cilinder niet beweegt gedraagt het systeem zich als een gebruikelijk krukdrijfstang-25 systeem. Als de cilinder wordt gevoed wordt de eigen beweging van de stang 25 van de cilinder toegevoegd aan de beweging resulterend uit de rotatie van het plateau 18 waardoor aldus de snelheid van de verplaatsing van de stang 16 en van de triangulatiegeleidingen wordt verhoogd. Het plateau 18 kan roterend worden aangedrevên bijvoor-50 beeld door middel van een motorreductor. De rotatie van het plateau 18 bestuurt eveneens het bewegen van de rand 7 van de ene naar de andere van zijn twee standen alsmede het terugtrekken van de vinger 8, en het voeden van de cilinder 20. Deze besturingen kunnen bijvoorbeeld worden verkregen onder tussenkomst van contactorganen die 35 worden vrij gegeven door de nokken geplaatst op de omtrek van het plateau 18 of op de omtrek van schijven die roterend één geheel vormen met het plateau 18. Het in rotatie brengen van het plateau 18 kan worden ingeleid door een signaal afgegeven door een elektronisch programma voor opslag en geheel automatische opwikkeling zoals be- 40 schreven in het Pranse octrooischrift 2.267.272 en in de aanvullings--I Λ Λ -7 Ö Ct 7 12 aanvrage 2.282.392. Het segment L, gedragen door de buis 21, geeft de opwikkelzone weer, het segment v de grijpzone. Als de voet van de drijfstang 19 in de stand 0 en 0', zijn de triangulatiegelei-dingen in hun middenstand op de middenlijn van het segment L.
5 Yoor het in werking stellen van de werkwijze met de terugfcrek- bare vinger en de rand in de »0FF"-stand, gedurende fase 4» geven de letters a, b, c, d, e de volgende standen weer : a : verdwijnpunt van de vinger 8, dat wil zeggen het grijpen, b i het uiteinde bereikt door de triangulatiegeleidingen tegen-10 over de verbindingszone, c : het brengen in de stand "OFF" van de rand 7, d : het punt van het in de stand "OF’ brengen van de rand .7, die zich kan plaatsen op de grens van het eindpunt van de baan van de triangulatiegeleidingen, 15 e : het in de "0FF"-stand brengen van de rand 7·
Het blijkt dat de uitvoering van het grijpen met het vormen van een verbindingseind nauwkeurig overeenkomt met één omwenteling van het plateau 18, waarbij het verbindingspunt zelf zich vormt tussen d en e.
20 He fig. 14 en 15 tonen een uitvoeringsvorm waarbij verwarrings- mondstukken zijn aangebracht op de plaats van de triangulatiegelei- _ dingen op de beweegbare bevestigingsmiddelen van genoemde geleidingen. Deze verwarringsmondstukken werken in het bijzonder gedurende de fase van het vormen van het verbindingseind..
25 Fig. 14 is een reproduktie van fig. 2 met als wijziging het vervangen van de triangulatiegeleidingen 51» 52, 53» 54 door ver-warringsmondstukken 71» 72, 73» 74» die op dezelfde plaatsen op de heen en weer gaande stang 16 zijn geplaatst.
Fig. 15 toont een mondstuksamenstel 71 en een triangulatie-30 geleiding 51> die één geheel vormen met de heen en weer gaande stang 16. De geleiding geplaatst aan de uitgang van de uitmonding 71 wordt op bekende wijze gevormd door twee paren evenwijdige vingers, waarvan het ene paar loodrecht is geplaatst op het andere. De uitmonding 71 is van bekend type. Als men een verwarring uitvoert gedu-35 rende het vormen van het verbindingseind bevat de fase 5 van de afgeefwerkwijze die boven is beschreven bovendien het in beweging brengen van de uitmondingen 71-tot 74 tot het stoppen van de uitmondingen als het verbinden geëindigd is.
Het zal duidelijk zijn dat wat betreft de inrichting de uit-40 vinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoering maar varianten 790 7 8 63 13 kan omvatten. Aldus kan het brengen van de rand 7 van de ene stand naar de andere behalve door scharnieren worden verkregen door transleren of door een combinatie van bewegingen. Op deselfde wijze kan de verplaatsing van de triangulatiegeleidingen worden uitgevoerd 5 door een systeem bestaande uit cilinders die werken in twee verplaats ingsrichtingen of door een systeem met aangedreven schro.ef en heen en weer bewegende moer of door een ander geschikt middel.
De uitvinding verschaft een grote soepelheid, kan gemakkelijk worden aangepast aan het aantal wikkelingen die men wenst uit te 10 voeren op dezelfde spil. Aldus is het om van twee lange wikkelingen over te gaan op vier korte wikkelingen, op dezelfde spil, voldoende enerzijds het grijppunt van de drijfstang 17 op het plateau 18 te verplaatsen op zodanige wijze dat de straal van de kruk R wordt gereduceerd en anderzijs triangulatiegeleidingen te verplaatsen op de 15 stang 16 en eventueel noodzakelijke verdere geleidingen toe te voegen.
Het kenmerk volgens welk men uitmondingen in hoofdzaak plaatst op de plaats van de triangulatiegeleidingen op beweegbare montage-middelen van genoemde geleidingen, verschaft voordelen.
20 In het geval van wikkelen na spinnen zijn de uitmondingen dus op de wikkeletage geplaatst s de onderste etage en niet op de spin-etage : bovenste etage. Het resultaat is : - een goede toegankelijkheid van de uitmondingen uitgaande van de wikkeletage; 25 - een vereenvoudiging van het afgeven van de draad op de spin-etage.
In feite heeft meestal en in het bijzonder als men gedeeltelijk gestrekte draad vervaardigt de behandeling van de draden op de spin-etage met de hand plaats zonder hulp van een pistool. Maar het brengen van een draad in een mondstuk vereist het toepassen van een 50 pistool. Als de uitmondingen op de wikkel-etage zijn gebruikt men het pistool dat reeds wordt gebruikt op deze etage voor het afgeven en men vermijdt aldus het gebruik van een tweede pistool op de spin-etage , een afstand die betrekkelijk groot is tussen de uitmonding en de 35 appret-inrichting die meestal op de spin-etage is geplaatst. Deze afstand heeft voordelen om de volgende redenen :
Als de draad in het mondstuk komt heeft het appret de tijd gehad in het inwendige van genoemde draad te migreren, wat resulteert in een meer constant gehalte aan appret, 40 de trillingen van de draad veroorzaakt door het verwarren zijn 790 7 8 63 14 niet voelbaar ter hoogte van de inrichting voor het aanbrengen van het appret. Zij beïnvloeden de regelmatigheid van de neerslag niet en anderzijds veroorzaken zij geen uitsteeksels die vervuilingen veroorzaken.
5 Als de uitmondingen op de beweegbare middelen voor het beves tigen van de triangulatiegeleidingen zijn geplaatst vermijdt men ongewenste opeenhopingen en dus het risico van het nadelig verhogen van de spanning. Deze risico’s zijn in het bijzonder hinderlijk als ' de trianguitiegeleidingen in de bevestigingsstand zijn, als de uit-10 mondingen vast zijn en niet een geheel vormen met genoemde geleidingen .
De uitvinding kan worden toegepast op het wikkelen vanfrextleidraden van elk type en van elke titer die continu kunnen worden afgegeven met grote snelheid (3000 tot 6000 meter per minuut en meer). 15 De uitvinding kan worden toegepast op werkwijzen voor het wikkelen van chemische draden, en wel geheel geautomatiseerd en met automatisch uitgevoerde spoelwisseling.
790 7 8 63

Claims (15)

1. Werkwijze voor het tegelijkertijd afgeven van een aantal draden voor het wikkelen van een aantal gescheiden wikkelingen op eenzelfde spil, waarbij de draden worden toegevoerd volgens be-5 paalde banen, elk gaande door een triangulatiegeleiding, vervolgens tijdens het opwikkelen door een heen en weer gaande verdeelgeleiding, bij welke werkwijze na het ongeveer tegelijkertijd vastgrijpen van de draden aan het uiteinde van de spil deze laatsten zich buiten de invloed van de heen en weer gaande geleidingen verplaatsen in 10 een richting in hoofdzaak evenwijdig met de spil onder de invloed van de trekkrachten waarbij zij de neiging hebben zich te plaatsen op hun wikkelzones rechts van de triangulatiegeleidingen, met het kenmerk, dat gedurende het verplaatsen evenwijdig met de spil de draden steunen op een continue geleidingsrand, die 15 in de actieve stand is, ze plaatst buiten de invloedssfeer van de heen en weer gaande geleidingen en ze plaatst tschoqgfce van de triangu-latiegeleidingen, waarbij het terugtrekken van de rand dan het doorvoeren van de draden veroorzaakt in de slagzone door de heen en weer gaande geleidingen en het grijpen van de draden door genoemde ge-20 leidingen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1 voor het wikkelen van wikkelingen omvattende een wikkeling en een verbindingseind geplaatst in een verbindingszone buiten de wikkelzone, met het kenmerk, dat de werkwijze bovendien de volgende fasen omvat : 25 het verplaatsen van de triangulatiegeleidingen tot aan het niveau van de verbindingszone en het wegtrekken van heen en weer gaande geleidingen van de draden door het brengen van de rand vanuit de teruggetrokken stand naar de actieve stand, het vormen van verbindingseinden ter hoogte. -sen de triangulatie-30 geleidingen, het terugtrekken van de rand en het terugvoeren van de triangulatiegeleidingen naar hun oorspronkelijke stand als de vorming van de verbindingseinden is beëindigd.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, 35 dat de verplaatsing van de triangulatiegeleidingen tot op de hoogte van de bevestigingszone plaats heeft voor het afvoeren van de draden van de heen en weer gaandeAleidingen.
4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verplaatsing van de triangulatiegeleidingen tot op de hoogte 40 van de verbindingszone plaats heeft na het afvoeren van de draden 790 78 63 . ' van de heen en weer gaande geleidingen.
5· Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de conclusies 1 tot 4 voor het tegelijkertijd afgeven van een aantal draden met het oog op het wikkelen ervan op afzonderlijke wikke-5 lingen op dezelfde spil van een wikkelinrichting voorzien van grijp-middelen aan één van zijn uiteinden, welke draden worden toegevoerd volgens bepaalde banen, en elk passeren door een triangulatiegelei-ding en vervolgens tijdens het wikkelen door een heen en weer gaande verdeelgeleiding, met het kenmerk, dat de inrichting 10 in combinatie omvat ; een geleidingsrand, die zich uitstrekt langs de slagzone van de heen en weer gaande geleidingen, welke rand twee standen in kan nemen, een actieve stand, waarin de draden die daarop steunen met het deel tussen de triangulatiegeleidingen en de spil liggen buiten 15 de invloedssfeer van de heen en weer gaande geleidingen en een teruggetrokken stand, waarin hij niet werkt, en de draden worden gegrepen door de heen eriyeer gaande geleidingen, een tijdelijke vasthoudvinger voor de draden die samenwerkt met de rand geplaatst ter hoogte van het uiteinde van de spil waar 20 het grijpenÜwordsi uitgevoerd.
6. Inrichting volgens conclusie 5. m e t_ hj t_ ken merk, dat de vasthoudvinger voor de draden kan worden teruggetrokken om laatstgenoemden los te laten.
7. Inrichting volgens conclusie 5> ni e t het ken- 25 merk, dat de vasthoudvinger voor de draden vast is en is geplaatst in de baan van de rand die gaat van zijn ene naar zijn andere stand, waarbij de beweging van de rand vanuit de teruggetrokken stand naar de actieve stand ontsnappen van de draden veroorzaakt.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 5 tot 7 voor het 30 wikkelen van wikkelingen omvattende een hoofdwikkeling en een ver- bindingseind geplaatst in een zone buiten de wikkelzone, met het kenmerk, dat de inrichting onder andere omvat : montagemiddelen voor de triangulatiegeleidingen die de trans-lerende beweegbaarheid ervan tussen een zone overeenkomend met het 35 wikkelen en een zone overeenkomend met het verbindingseinde verzekeren, be sturingsmiddelen voor het regelen en synchroniseren van de bewegingen van de geleidingsrand, de triangulatiegeleidingen en eventueel de tijdelijke vasthoudvinger voor de draden. 40
9· Inrichting volgens conclusie 8,met het ken- 790 7 8 63 merk, dat de triangulatiegeleidingen een geheel vormen met dezelfde stang die heen en weer kan "bewegen in een richting in hoofdzaak evenwijdig met de hartlijn van de spil, welke stang wordt verplaatst door een krukdrijfstangsysteem.
10. Inrichting volgens conclusie 9i n e t het ken merk, dat een cilinder of dergelijke inrichting is ondergehracht in de drijfstang van een krukdrijfstangsysteem.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 5 tot 10, m e t het kenmerk, dat de regelmiddelen en de synchronisatie- 10 middelen voor de "bewegingen van de rand van de triangulatiegelei-dingen en van de tijdelijke terughrengvinger een programma omvatten dat kan worden gebracht in een veel groter programma voor het geheel automatisch wikkelen en spoel, wisselen.
12. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot 11,m e t 15 het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van ten minste een draad, een verwarringsmondstuk geplaatst in hoofdzaak op de plaats van de overeenkomstige triangulatiegeleiding, op beweegbare middelen voor het monteren van genoemde geleidingen.
13. Inrichting volgens conclusie 12,met het ken- 20 merk, dat de uitmonding is geplaatst bovenstrooms van de triangu-latiegeleiding en nabij deze.
14. Inrichting volgens conclusie 12,met het kenmerk, dat de uitmonding is gevormd als een triangulatiegeleiding en laatstgenoemde vervangt. 25
15· Inrichting volgens één van de conclusies 12 tot 14, me t het kenmerk, dat deze is voorzien van een verwarringsmondstuk voor elke draad. 790 78 63
NL7907863A 1978-10-27 1979-10-25 Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil. NL7907863A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR7831240A FR2439740A1 (fr) 1978-10-27 1978-10-27 Procede et dispositif de lancement de fils en debut de renvidage
FR7831240 1978-10-27
FR7923383 1979-09-18
FR7923383A FR2465675A2 (fr) 1978-10-27 1979-09-18 Procede et dispositif de lancement de fil en debut de renvidage

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7907863A true NL7907863A (nl) 1980-04-29

Family

ID=26220834

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7907863A NL7907863A (nl) 1978-10-27 1979-10-25 Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4313576A (nl)
JP (1) JPS5598059A (nl)
BE (1) BE879680A (nl)
CH (1) CH631941A5 (nl)
DE (1) DE2943392A1 (nl)
ES (1) ES485419A1 (nl)
FR (1) FR2465675A2 (nl)
GB (1) GB2034778B (nl)
IT (1) IT1124678B (nl)
LU (1) LU81825A1 (nl)
NL (1) NL7907863A (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0034680B1 (en) * 1980-02-26 1984-11-07 Imperial Chemical Industries Plc Apparatus and method for individual yarn selection particularly in donning multi cop winders
JPH0217463B2 (nl) * 1980-10-31 1990-04-20 Rieter Ag Maschf
FR2573404B1 (fr) * 1984-11-20 1986-12-26 Rhone Poulenc Fibres Procede et dispositif de lancement simultane de plusieurs fils textiles delivres en continu
DE3619286A1 (de) * 1986-06-07 1987-12-10 Neumuenster Masch App Vorrichtung zum gleichzeitigen aufspulen mehrerer faeden
JPS6413377A (en) * 1987-07-01 1989-01-18 Toray Eng Co Ltd Yarn take-up on winder
US5107668A (en) * 1989-06-19 1992-04-28 Barmag Ag Method of doffing packages of a textile machine as well as a textile machine
DE4233638A1 (de) * 1992-10-06 1994-04-07 Zinser Textilmaschinen Gmbh Vorrichtung zum Aufspulen mindestens eines synthetischen Fadens
US6196490B1 (en) * 1997-12-12 2001-03-06 Dupont Toray Co. Ltd. Elastic yarn winder and method for using same
WO2006051080A1 (de) * 2004-11-10 2006-05-18 Benninger Ag Verfahren und vorrichtung zum wickeln eines aus einer mehrzahl von parallelen fäden bestehenden bandes auf eine um eine drehachse rotierende trommel
EP1657329A1 (de) * 2004-11-10 2006-05-17 Benninger AG Verfahren und Vorrichtung zum Wickeln eines aus einer Mehrzahl von parallelen Fäden bestehenden Bandes auf eine um eine Drehachse rotierende Trommel
WO2009025803A1 (en) 2007-08-20 2009-02-26 Kevin Kremeyer Energy-deposition systems, equipment and methods for modifying and controlling shock waves and supersonic flow
WO2016205816A1 (en) * 2015-06-18 2016-12-22 Kevin Kremeyer Directed energy deposition to facilitate high speed applications
US10669653B2 (en) * 2015-06-18 2020-06-02 Kevin Kremeyer Directed energy deposition to facilitate high speed applications
DE102017006689A1 (de) * 2017-07-14 2019-01-17 Oerlikon Textile Gmbh & Co. Kg Aufspulmaschine

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2998202A (en) * 1957-03-08 1961-08-29 Leesona Corp Initial thread end snagger
US3448570A (en) * 1968-01-02 1969-06-10 Phillips Petroleum Co Method and apparatus for taking-up yarn
US3782648A (en) * 1971-05-03 1974-01-01 Toray Industries Method for winding a plural number of yarns and an apparatus therefor
DE2302095C2 (de) * 1973-01-17 1975-09-25 Barmag Barmer Maschinenfabrik Ag, 5600 Wuppertal Spulmaschine
FR2247906A5 (en) * 1973-10-16 1975-05-09 Roannais Const Textiles Atel Yarn fed to bobbin by using suction nozzle - and using lever to deviate yarn to one end of bobbin
GB1536939A (en) * 1975-04-17 1978-12-29 Teijin Ltd Method and device for forming a bunch winding on a fresh bobbin at the time of a doffing and donning operation
US4085901A (en) * 1975-06-26 1978-04-25 Owens-Corning Fiberglas Corporation Apparatus for packaging linear material
DE2544538C2 (de) * 1975-10-04 1986-11-27 F.M.N. Schuster GmbH & Co KG, 5030 Hürth Vorrichtung zum Einführen von Fäden, Garnen u.dgl. in eine Spul- und Changiereinrichtung einer Spulmaschine
DE2627643C2 (de) * 1976-06-19 1983-03-10 F.M.N. Schuster GmbH & Co KG, 5030 Hürth Verfahren und Vorrichtung zum Einführen von Fäden, Garnen u.dgl. in eine Spuleinrichtung
FR2378708A1 (fr) * 1977-01-28 1978-08-25 Rhone Poulenc Textile Dispositif de selection de fils
IT1114634B (it) * 1977-07-13 1986-01-27 U T I T A Officine & Fonderie Procedimento e dispositivo di selezione ed infilaggio per avvolgitrici di filati a piu' bobine

Also Published As

Publication number Publication date
GB2034778A (en) 1980-06-11
IT7926834A0 (it) 1979-10-26
FR2465675A2 (fr) 1981-03-27
DE2943392A1 (de) 1980-05-08
JPS5598059A (en) 1980-07-25
LU81825A1 (fr) 1980-05-07
IT1124678B (it) 1986-05-14
FR2465675B2 (nl) 1984-04-13
ES485419A1 (es) 1980-05-16
GB2034778B (en) 1983-01-06
BE879680A (fr) 1980-04-28
US4313576A (en) 1982-02-02
CH631941A5 (fr) 1982-09-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7907863A (nl) Werkwijze en inrichting voor het gelijktijdig afgeven van een aantal draden voor het wikkelen ervan tot afzonderlijke wikkels op eenzelfde spil.
US4693429A (en) Device and process for simultaneously winding several separate fibers on a rotating support
US4340187A (en) Bobbin changing apparatus
BE1019592A3 (nl) Garenopslaginrichting voor een textielmachine.
GB1536939A (en) Method and device for forming a bunch winding on a fresh bobbin at the time of a doffing and donning operation
US3414956A (en) Method and apparatus for winding plural strands
US3136494A (en) Method and means for preparing spinning cops for rewinding
US3275252A (en) Transfer tail winding
JPH02106565A (ja) コツプの糸端部をニユーマチツク式に掴んでオーバヘツド式に引き出す方法並びに装置
JPH0570037A (ja) 糸条巻取装置
US3693897A (en) Pull skein winder
JPS61127574A (ja) 連続的に逆り出される複数の繊維糸条の同時的投与のための方法および装置
JPH03152224A (ja) フライヤ粗紡機において粗糸を切断する方法および装置
US1915200A (en) Cop, cone or package and method of winding same
FI89384B (fi) Automatisk vaexelanordning foer en vaeftspole
CS229931B2 (en) Overhuug revolving centring spindle
US3043529A (en) Apparatus for preparing coils of yarn for further fabrication
DE4118607A1 (de) Verfahren fuer den betriebsanlauf einer doppeldrahtzwirnmaschine nach dem spulenwechsel
US2692635A (en) Machine for paying out and delivering parallel lengths of thread
US1258986A (en) Method of winding yarn.
US1025988A (en) Winding-machine.
EP0985621A2 (en) Yarn threading methods for a take-up winder
TWI463049B (zh) 圖樣整經機
CS8902749A2 (en) Device for yarn stock placing
US4013237A (en) Winding apparatus with tailing device

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed